De landbouwsector is volop in beweging. Wie boer wil blijven moet vernieuwen. Ook in Noord-Nederland.

Die ‘nieuwe’ boeren zullen het op eigen kracht moeten doen; ze zullen als creatieve ondernemers moeten durven investeren in nieuwe mogelijkheden, waarbij schaalvergroting niet voor iedereen de beste oplossing is. Wat een goede keus is in de ene regio, blijkt ergens anders niet te werken. Boeren in de Veenkoloniën of het Oldambt is wezenlijk anders dan in Friesland of in kleinschalige gebieden met veel natuurgronden op het Drentse zand. Iedere boer die dat wil blijven of die kansen wil creëren voor een opvolger, zal een toekomststrategie moeten kiezen die past bij de eigen specifieke situatie.

Regisseur van de crematie

Even buiten het Friese Easterwierrum tegenover een tussen de weilanden liggende begraafplaats met in het midden een fraaie kerktoren woont Sijmen Schoustra. Naast het werk op de boerderij is hij actief als freelance-uitvaartverzorger. ‘Ik doe dat vooral omdat er geen twee volwaardige inkomens uit onze boerderij te halen zijn en onze zoon toch graag boer wilde worden. Door zelf ander werk te gaan doen heb ik de mogelijkheid gecreëerd dat hij nu volledig op de boerderij zijn brood kan verdienen en die op termijn van mij kan overnemen.’ Schoustra vertelt dat deze situatie in een aantal jaren zo is gegroeid. ‘We hebben een bedrijf van 55 hectare met 80 melkkoeien, 60 stuks jongvee en bijna 100 schapen. Ik deed het werk samen met mijn broer, maar toen die er in 2001 uit is gestapt is onze zoon Arjen op het bedrijf gaan werken. Sinds twee jaar vormen we nu een maatschap. Uiteindelijk wil hij alleen een melkveebedrijf, maar dan zullen we wel moeten doorgroeien naar 100 of 120 dieren. Dan zal er dus geïnvesteerd moeten worden, want er moeten hectares bij komen.’
Sijmen Schoustra is bij toeval in het uitvaartwerk gekomen. ‘In 1981 werd ik gevraagd drager te worden bij de plaatselijke begrafenisvereniging. Ik vind het belangrijk dat dit soort werk in het dorp gedaan wordt, dus ik kon geen nee zeggen. Later kwam van het één het ander, want toen kreeg ik de vraag om in Easterwierrum uitvaartleider te worden. Omdat er niemand anders in het dorp beschikbaar was, ben ik dat toen maar gaan doen. Ik ontdekte al snel dat dit werk bij me past. Ik hou van organiseren en regelen en dat is toch een belangrijk onderdeel van de bezigheden. En je moet natuurlijk goed met mensen om kunnen gaan. Ik ben als het ware de regisseur van een begrafenis of crematie. Met invalwerk in andere dorpen is de bal gaan rollen en tegenwoordig verdien ik zo’n 90 procent van mijn inkomen in de uitvaartbranche.
’s Ochtends melk ik altijd. Daarna doe ik mijn nette pak aan en ga ik op pad. Waar het allemaal bij toeval is begonnen en ik het dus niet gepland heb, past het nu perfect in het financieel-economische plaatje van ons bedrijf. Ik doe naast de boerderij werk dat me ligt, en mijn zoon heeft een toekomst op het veebedrijf. Hij houdt op het bedrijf de vaart erin en weet dat ik op de achtergrond altijd aanwezig ben. Deze combinatie is ideaal voor de toekomst van het bedrijf.

Maatschappelijk verantwoord boeren

‘Als ik m’n hart laat spreken gaan mijn koeien naar buiten, maar als ik naar m’n portemonnee kijk blijven ze altijd binnen.’ Jan van Weperen is samen met zijn broer Klaas melkveehouder op een bedrijf even buiten Oosterwolde en enkele jaren geleden heeft hij er al voor gekozen dat zijn koeien niet meer buiten komen. ‘Dat is een bedrijfseconomische overweging geweest, maar het heeft geen enkel negatief effect gehad voor het welzijn van de dieren. Dat welzijn van de dieren staat bij ons juist voorop.’
Jan van Weperen weet waarover hij het heeft, want binnen de Natuur- en Milieucoöperatie Gagelfinne is hij nauw betrokken bij het project Milqtwo ‘Dat is een project waarbinnen we proberen te komen tot vrijwillige kwaliteitsborging voor melkveebedrijven, waarbij de continuïteit van de bedrijfsvoering het uitgangspunt is. We leven in een land met veel mensen, veel dieren en weinig ruimte. Als we onze bedrijven in harmonie met de omgeving willen ontwikkelen en die bedrijven ook voor iedereen acceptabel willen houden, dan zullen we samen met maatschappelijke organisaties daarvoor de juiste wegen moeten zoeken. Maatschappelijk verantwoord boeren, daar gaat het om.’
Van Weperen legt uit dat binnen Milqtwo meerdere organisaties met elkaar rond de tafel zitten om te zoeken naar de ideale mix van bedrijfseconomische zekerheid en een transparante bedrijfsvoering gericht op duurzaamheid. Hij noemt de Dierenbescherming, natuur- en milieuorganisaties, landschapsorganisaties, banken, het Ministerie van VROM en de Provincie Friesland als voorbeelden van deelnemende partijen. ‘Al die organisaties weten veel van één bepaalde zaak, maar ze kennen onvoldoende de dwarsverbanden. Op het boerenbedrijf komen al die dwarsverbanden juist bij elkaar. De deelnemende partijen zullen misschien een stukje van hun eigen ambities in moeten leveren om met elkaar draagvlak voor maatregelen te krijgen. Ziet de Dierenbescherming bijvoorbeeld ook dat het voor een rendabele bedrijfsvoering nodig is dat de koeien op stal blijven en dat ze het daar net zo goed hebben als buiten, of wil men vast blijven houden aan het weiden van de koeien? In het laatste geval zullen onze wegen misschien scheiden, maar dat willen we zien te voorkomen door binnen dit project in gesprek te blijven.’
Jan van Weperen geeft aan dat de deelnemende boeren binnen de organisatie Gagelfinne bovenwettelijk bezig willen zijn. Ze willen meer doen dan strikt genomen noodzakelijk is. ‘Soms komen we dan voor lastige dilemma’s te staan. Zo is een goed geventileerde stal beter voor de koeien, maar tegelijkertijd geeft het een grotere ammoniakemissie, terwijl we die juist naar beneden willen brengen. Dat zijn moeilijke bedrijfsbeoordeling op papier te krijgen waarbij op basis van zo’n driehonderd criteria aangetoond kan worden naar welke normen men streeft en welke normen wel of (nog) niet gehaald worden. Die normen betreffen niet alleen bedrijfseconomische aspecten, maar gaan ook over natuur- en milieudoelstellingen en technische aangelegenheden.
Zo willen we een kwaliteitsborgingsysteem ontwikkelen dat Europa-proof is en dat bruikbaar is voor boeren onder heel verschillende omstandigheden.’

Teff, een verrijking van de markt

Otto Willem Eleveld heeft een akkerbouwbedrijf van zo’n 125 hectare in Hooghalen. Deze omvang maakt het mogelijk om het bedrijf in z’n eentje te bewerken en dat wil hij graag zo houden. Naast aardappelen, suikerbieten, maïs, graszaad, koolzaad, spinaziezaad en gerst verbouwt hij de laatste jaren ook teff. ‘We zijn daar in 2002 met twaalf telers mee begonnen,’ zegt Eleveld. ‘Het ging toen om slechts één hectare per boer. Als zaadteler sta ik open voor nieuwe ontwikkelingen en ik was wel nieuwsgierig naar dit product. In 2003 hebben we een grote sprong gemaakt. We hebben toen 620 hectare teff verbouwd met negentig telers. Ook het jaar daarop breidden we nog weer uit, maar vorig jaar bleef het aantal hectares beperkt en ook dit jaar maken we een pas op de plaats. Dat is nodig om eerst de opgebouwde voorraad weg te kunnen werken. Het gaat om een nieuw product en dan heb je toch wel zo’n drie tot vijf jaar nodig om de markt te kunnen veroveren.’
Otto Willem Eleveld is enthousiast over de eigenschappen van teff, dat in de winkels ligt onder de naam Eragrain. ‘Het wordt in Ethiopië al meer dan 5000 jaar gegeten, maar is nooit elders geteeld. Wetenschappers leggen verbanden tussen de dagelijkse consumptie van teff en het nagenoeg ontbreken van bloedarmoede, botontkalking en diabetes in Ethiopië. Vooral consumenten die heel bewust met hun voeding bezig zijn, zoals sporters, glutenintolerante consumenten, natuurvoedselliefhebbers, mensen met een gewichtsprobleem en diabetici, waarderen de bijzondere eigenschappen van teff. Het is een verrijking voor de markt van gezonde producten. En omdat teff glutenvrij is, zijn vooral consumenten die geen gluten verdragen blij met teff.’
De teff-telers in Noord-Nederland hebben zich verenigd in NV-Teff. Eleveld is lid van de directie. Het Asser bedrijf Soil and Crop Improvement controleert het verbouwen, verwerken en vermarkten van teff in Europa. Via een contract met de Ethiopische autoriteiten wordt een deel van de winst op de verkoop van Eragrain-producten in Ethiopië besteed aan het verbeteren van de landbouw en de voedingsindustrie. Zo zorgt de westerse consument via Eragrain voor een bescheiden bijdrage in het verminderen van de hongersnood en het verbeteren van de inkomenspositie in Ethiopië.
En hoe zit het met de inkomenspositie van de boeren die hier teff verbouwen? Otto Willem Eleveld is daarover positief. ‘Uiteindelijk moet teff de boeren meer opleveren dan de gangbare granen. Teff heeft weinig meststoffen nodig en kent ook weinig ziektes. We zijn nog bezig met een veredelingsprogramma om het product beter af te stemmen op de Nederlandse omstandigheden. Uiteindelijk zal het een lucratieve teelt voor de Nederlandse akkerbouwer blijken te zijn. Maar we hebben nog wat tijd nodig. We investeren op basis van goede verwachtingen van de markt. Als we het areaal teff gaan uitbreiden komen in eerste instantie alleen de reeds aangesloten telers daarvoor in aanmerking, want die hebben ook de moed gehad om in het product te investeren.’

Een eerlijk product

Moed is ook nodig om een geheel nieuw bedrijf op te bouwen. Dat deden Kees en Ria Goense in Marwijksoord, ten zuiden van Rolde. Sinds 1983 bewerkten ze een akkerbouwbedrijf in Noordbroek op de zwaarste klei van Nederland, maar toenemende kosten voor grondbewerking en een sterk gedaalde graanprijs deed hen besluiten andere wegen te zoeken.
In het Groningerland waren ze in 1991 al begonnen met de teelt van zwarte bessen, voornamelijk bedoeld voor industriële verwerking. Ze besloten ook zelf bessen tot sap te verwerken en in de markt te zetten. Dat Oldambstersap verkocht zo goed dat de Goenses besloten het in de streekproductenbranche te zoeken. Het bedrijf in Noordbroek werd verkocht en op een perceel van vier hectare werd in 1999 in Marwijksoord een nieuw bedrijfspand neergezet. Zo ontstond fruitbedrijf Goense. Hier groeien nu vijf soorten bessen, bramen en frambozen die in de zomer te koop zijn in de boerderijwinkel, en voor de rest verwerkt worden tot sap, wijn en jam. Deze producten zijn te koop onder de naam Drents Goed.
Kees Goense: ‘Het was natuurlijk spannend of het zou lukken. Er moest nog een markt opgebouwd worden. Daarom heb ik ook meegewerkt aan de totstandkoming van de Drents Goed-organisatie voor streekproducten. Zo’n 30 producenten van streekproducten leveren onder de Drents Goed-vlag meer dan 100 producten die verkocht worden in 120 winkels in heel Drenthe. In onze eigen Landwinkel verkopen we ook producten van collega’s. Als je streekproducten wilt verkopen moet je dat doen met een professionele uitstraling. Het Drents Goed-logo is meer dan een etiket. Het is een garantie voor kwaliteit. We laten onze producten ook bewust verwerken door kleine, ambachtelijke bedrijfjes. Door deze werkwijze onderscheiden onze streekproducten zich kwalitatief van wat in de schappen van de supermarkten ligt. Wij kunnen onze producten best goedkoper leveren door ze in de grotere industrieën te laten verwerken, maar dat is precies wat we niet willen. Het steekt nauw. Er hoeft maar één producent met z’n producten te gaan “rommelen” of de hele streekproductensector wordt naar beneden gehaald. Daarom hebben we ook een controlesysteem met keurmerken. Het blijkt een groeimarkt te zijn. We zijn ons bedrijf precies op het juiste moment gestart.’
Kees Goense leidt me rond op het bedrijf waar hij met z’n vrouw dagelijks in de weer is. Naast vier hectare fruitteelt en de winkel is er inmiddels ook een grote ontvangstruimte gebouwd waar groepen ontvangen worden die een rondleiding krijgen op het bedrijf. Een bedrijfsfilm en een proeverij maken deel uit van de rondleiding. Ook verzorgen Ria en Kees Goense in toenemende mate kerstpakketten en relatiegeschenken van streekproducten. De vruchten die op hun bedrijf groeien, worden ecologisch geteeld. ‘We maken met veel plezier een eerlijk product waar we trots op zijn,’ besluit Kees Goense zijn verhaal.

Een weiland met een dak erboven

Duurzaamheid staat ook hoog in het vaandel van het veebedrijf Koepon bij Garnwerd. In de stallen staan 220 melkkoeien. Koepon is een sterk expanderend bedrijf met, naast Garnwerd, veebedrijven in Canada, Schotland en Duitsland. Andere onderdelen van de Koepon-holding zijn wereldwijd actief. Het bedrijf zet de beste stieren in voor geavanceerde fokprogramma’s.
Jan Vos is bedrijfsleider in Garnwerd en vertelt dat het doel van de bedrijven van Koepon is om optimale omstandigheden te creëren voor medewerkers en dieren. Vos: ‘Vroeger ging het om maximalisatie, maar tegenwoordig zijn we bezig met optimalisatie. Niet alles is meer gericht op die laatste liter melk of die laatste kilo gras. Het meeste voordeel kunnen we behalen door optimale omstandigheden te realiseren. Veevervanging kost veel geld. Daarom willen we onze dieren zo lang mogelijk gezond houden. Dat betekent dat we de stikstofgift op het land gehalveerd hebben, dat we meer wisselbouw op het eigen bedrijf toepassen en dat mest geen dumpproduct meer is maar verantwoord hergebruikt wordt. Vroeger zeiden de mensen van de voorlichtingsdienst dat je productie liet liggen als je minder dan 350 kilo stikstof strooide. We gebruiken nu ongeveer de helft, maar het levert voor onze koeien gezonder gras op.’
Hij loopt met me naar een terrein naast de boerderij waar binnenkort begonnen wordt met de bouw van twee vergisters. Mest en bietenpunten, een afvalproduct van de suikerfabriek in Groningen, gaan straks in een vergistingsinstallatie waarmee methaangas geproduceerd wordt. Via een gasmotor en een generator wordt vervolgens stroom opgewekt. Jan Vos: ‘We voorzien straks in onze eigen elektriciteitsbehoefte en de rest gaat het net op. Dat is genoeg voor zo’n vijfhonderd huishoudens.’
Ook bij Koepon in Garnwerd blijven de koeien binnen. ‘Daarmee creëren we voor de dieren permanent dezelfde optimale omstandigheden, en dat is ook financieel gezien gunstiger dan wanneer de beesten naar buiten zouden gaan,’ aldus Jan Vos. ‘De burger die door het landschap fietst, wil koeien in de wei, maar diezelfde burger is ook consument en als consument wil hij een betaalbaar product. Dat kan alleen nog maar als we het op onze manier doen. En het comfort voor onze koeien is in de stallen optimaal. Het is net een weiland, maar dan met een dak erboven.’

Trefwoorden