Grote stad: snelle inkomensstijging en snel vertrek

De vier grote steden kennen veel nieuwkomers en vertrekkers. Bij degenen die na een aantal jaren weer vertrekken, was het inkomen in die jaren meer gestegen dan bij degenen die blijven. Niet-westerse allochtonen hebben gemiddeld een lager inkomen dan autochtonen, maar als zij uit de grote stad vertrekken, hebben ze een vergelijkbare inkomensstijging doorgemaakt als autochtonen.

Veel nieuwkomers en stadsverlaters

Tussen september 1999 en september 2003 zijn in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht 393 duizend nieuwkomers komen wonen en 384 duizend personen vertrokken. Dit resulteerde in een gering vestigingsoverschot op in totaal ruim 2 miljoen inwoners. Onder autochtonen lag het aantal stadsverlaters 35 duizend hoger dan het aantal nieuwkomers. Onder allochtonen waren de toestromers in de meerderheid.

Vestiging en vertrek in de vier grote steden, september 1999-september 2003

Minder inkomensstijging bij achterblijvers

Vooral twintigers komen naar de stad. Ze gaan er studeren, vinden hun eerste baan of komen als migrant direct vanuit het buitenland. Wie is afgestudeerd of meer is gaan verdienen, vertrekt vaak weer. De grote steden proberen het vertrek van vooral autochtone dertigers met hogere inkomens te keren door stedelijke vernieuwing. Toch hadden nieuwkomers uit 1999 die na een aantal jaren weer uit de vier grote steden vertrokken per hoofd een grotere inkomensstijging dan degenen die blijven. Met andere woorden: een grotere inkomensstijging hangt samen met een grotere verhuiskans.

Niet-westerse nieuwkomers kennen lager inkomen

Niet-westerlingen hebben al bij aankomst een lager inkomen per hoofd dan andere nieuwkomers. Terwijl autochtone en westerse nieuwkomers in de grote steden hoofdelijk een inkomen van 18 respectievelijk 20 duizend euro hadden, was dat onder niet-westerse allochtonen slechts 8 duizend euro. Het verschil komt niet alleen door hoeveel inkomenstrekkers verdienen, maar ook door de mate van arbeidsdeelname en de leeftijdsverdeling van de nieuwkomers. Zo hebben niet-westerse gezinsvormers bij aankomst vaak niet gelijk een eigen inkomen.

Na drie jaar was het gemiddeld inkomen bij zowel vertrekkers als blijvers gestegen, maar het verschil naar herkomst bleef groot.

Jaarinkomen van nieuwkomers, doorstromers en blijvers in de vier grote steden

Inkomensstijging niet-westerse allochtonen

Niet-westerse allochtonen kenden wel eenzelfde procentuele inkomensstijging per hoofd als autochtonen. In Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht nam het inkomen van na drie jaar vertrekkende autochtonen maar liefst 44 procent toe. Weer vertrekkende niet-westerse allochtonen deden daar met 42 procent stijging niet veel voor onder. De stad als opwerkfabriek, waar mensen welvarender en slimmer vertrekken, is blijkbaar vooral een relatief verhaal.

Stijging jaarinkomen van nieuwkomers in de vier grote steden, 1999-2002

Jan Latten en Bas Hamers