Ten zuidoosten van Leeuwarden heeft een reeks aan meren gelegen die alle in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw zijn drooggemalen. Daar bestond een waterland: het dorp Wergea (Warga) lag zelfs tussen drie meren in.

De registratie van de octrooien van de Staten van Friesland is niet altijd even accuraat geweest. Het octrooi voor de droogmakerij van het Groote Wargaastermeer zou van 12 oktober 1633 zijn, maar uit andere stukken blijkt dat de initiatiefnemer al voor 2 augustus 1632 het octrooi op zak had. Plannen waren er al eerder, want in de vroege lente van 1631 gingen grondeigenaren en boeren van Wirdum al akkoord met de plannen. De kerkvoogden moesten in verband met de aanliggende dorpslanden met de bedijkers maar een contract sluiten. De Amsterdamse koopman Paulus Jansz. Kley was initiatiefnemer en liep ook het grootste financiële risico. De meeste deelnemers kregen financiële problemen, die Kley zo veel als hem mogelijk was heeft proberen op te lossen. Daardoor werd het eigenlijk zijn polder.

De beste vis van Friesland

Waarschijnlijk is het werk van de ringdijkaanleg al in de zomer van 1632 begonnen. Niet iedereen was het eens met de activiteiten. Tien jaar eerder had Winsemius in zijn beschrijving van Idaarderadeel gemeld dat tussen Wergea en Aegum het Wargaaster Nieuwemeer lag, waar de beste vis van Friesland gevangen werd. Het verhaal is overgeleverd dat vissers van Wirdum de al aangelegde dijk eens doorstaken. In de zomer van 1633 was het droogmalen met drie molens nog in volle gang en midden in de herfst van dat jaar stond het gebied in elk geval droog. Maar toen begon het eigenlijke werk pas. Er moesten vaarten en sloten gegraven en schuren gebouwd worden.
De kwaliteit van de grond bleek ver beneden verwachting. Maar dat was wel een constatering die van de participanten kwam. Ze hadden bij hun forse investeringen vrijdom van bepaalde belastingen gevraagd en gekregen en trachtten door geklaag die kwijtschelding te bestendigen of zelfs uit te breiden. Er was door de participanten vee gekocht, dus er zal wel van meet af aan veeteelt zijn bedreven. Er werden ook veldvruchten verbouwd; akkerbouw behoorde tot de activiteiten: koolzaad, rogge, zomerkoren. Uiteindelijk kwamen er vier boerderijen, alle gelegen aan de buitenkant, bij de ringvaart. Midden in de polder was weliswaar een weg aangelegd, de Middelweg, maar het vervoer van agrarische producten vond vooral plaats over water. Het is ondanks het ? vooral financieel ? moeizame begin toch nog goed gekomen met de Wargaastermeerpolder. Tot 1883 is hij een particuliere polder gebleven en toen is hij bestuurlijk ingericht tot waterschap.

Hempensermeer

Wensten de droogmakers van het Groote Wargaastermeer hun activiteiten niet voort te zetten met het Hempensermeer, anderhalve eeuw later dienden zich enkele ondernemers aan die het wel aan wilden vatten. Een eerste verzoek tot het droogmalen werd in 1773 gedaan. De volgende octrooiaanvraag volgde in 1779. Aanvragers Pieter Soveele en consorten kregen het octrooi met vrijstelling van enkele belastingen. In 1783 werd de termijn met nog een jaar verlengd en in 1784 waren ze inderdaad met het werk aan de gang. ‘Ze’ dat waren mogelijk Pieter Soveele en zijn mannen, maar het werk gebeurde in opdracht en voor risico van vier Makkumer ondernemers: Eibert Dirks, de broers Jan en Marten Kingma en Yme Tichelaar. Ook hier kwam een dijk en een ringvaart om de hele droogmakerij en aan de noordzijde werd een molen geplaatst die de negentig hectare land droog moest malen.

Eén gele pronk

In het voorjaar van 1785 was dit werk geklaard en kon het land met greppels en sloten in regelmatige stukken van zes pondematen (ongeveer 2,2 ha) worden verdeeld, een indeling die nog steeds bestaat. De slappe bodem was aanvankelijk niet voor vee geschikt en in 1785 zaaide men er dan ook koolzaad. Het moet er één gele pronk geweest zijn, waar velen naar kwamen kijken. Er werd ook zomergerst en haver gezaaid. Eind augustus vernielde een zuidwester storm het gewas dat nog op het veld stond. Er werden twee boerderijen gebouwd, in het noorden en aan de oostelijke rand.

Beschermd vogelgebied

De droogmakerij werd enkele malen verkocht. In het midden van de negentiende eeuw was het een soort familiebedrijf. De polder werd in die tijd uitsluitend voor de veeteelt gebruikt en daar is geen verandering meer in gekomen. Veranderd is wel de noordelijke strook van de polder. Die is bij de aanleg van de Wâldwei van Leeuwarden naar Drachten van de polder afgesnoept. Van de drie boerderijen resteert nog maar één en die is de tijd niet ongeschonden doorgekomen. De noordelijke boerderij, de Marpleats, is in de nacht van 12 november 1931 in vlammen opgegaan en er is een moderne stelp voor in de plaats gekomen. Het verlies is vooral spijtig omdat de betegeling van de schouw, met het beeldverhaal van de droogmakerij, toen ook door de vlammen vernield is. Maar de molen bleef: niet meer de molen die het Hempensermeer in 1784 droog heeft gemalen maar de monniksmolen die er in 1863 voor in de plaats gebouwd is en die dankzij verschillende restauraties behoed is voor de ondergang. De polder wordt sinds 1955 machinaal bemalen, eerst met een dieselmotor, thans elektrisch. Het is een beschermd vogelbroedgebied.

Echt waterdorp

Wergea was in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw een echt waterdorp, meer dan Grou en Woudsend. Ten zuiden van het dorp lag het Groote Wargaastermeer, 220 hectare groot, ten noorden het Hempensermeer van 90 hectare en ten oosten ook nog het kleine Jornahuistermeer van nog geen 25 hectare. Het Jornahuistermeer is net als het Groote Wargaastermeer aan het begin van de zeventiende eeuw drooggemalen. En dan lag een stukje noordelijker en aan de andere kant van het Langdeel ook nog het Lousmeer, 34 hectare, dat er aan het einde van de achttiende eeuw ook aan moest geloven. De winning van landbouwgrond was de enige reden, maar voordelig zijn de droogmakerijen niet echt geweest.

Inundatie uit historisch respect

Het wordt tijd om de droogmakerijen aan het water terug te schenken. Het Lousmeer is een mooi gebied om als eerlijk, niet kunstmatig gecreëerd wetland aan de natuur over te laten. Met het Jornahuistermeer kan hetzelfde gebeuren als de weg Wergea? Warten kan worden omgelegd. Dat betekent een extra hindernis voor het sluipverkeer dat deze weg al te gemakkelijk kiest. De Hempensermeer en Groote Wargaastermeer kunnen dan grotendeels aan de waterrecreatie worden geschonken. Het zou een prachtige schakel kunnen worden in de water-as vanaf het Lauwersmeergebied langs Leeuwarden naar Grou en het merengebied van het Lage Midden. De capaciteit wordt sterk uitgebreid; een gebied met zo’n 180.000 inwoners krijgt een recreatieve waterontsluiting. Bovendien wordt zo de recreatiedruk op kwetsbare gebieden, zoals de Alde Feanen bij Earnewâld, verminderd. Wergea en de rest van Boarnsterhim krijgen geweldige impulsen. De plannen moeten met grote zorg worden ontworpen, zodat we er geen ordinaire en landschapsvervuilende recreatievoorzieningen krijgen. Het dorp Wergea heeft een kwalitatieve historische basis om op eigentijdse wijze op voort te bouwen.

Idioot omleidingskanaal

Het is eigenlijk merkwaardig dat de inundatie van de vier meren, om de geschiedenis recht te doen en ze op een eigentijdse wijze te laten functioneren, nog niet heeft plaatsgevonden. Er zijn ook geografen en historici die de droogmakerijen juist als landschapsmonumenten waarderen. Ik vind het jammer dat Wergea de historische kansen niet grijpt. Onthutsend is het dat het dorp een kostbare maatregel is gaan toejuichen die het dorp een marginale positie geeft in het watergebeuren: een idioot omleidingskanaal. Wergea heeft namelijk ingestemd met een miljoenen verslindend omleidingkanaal langs de oostzijde van het dorp, om achterkanten van de dorpsuitbreiding met een enigszins schimmelig karakter heen. Bepaald geen reclame voor het mooie waterdorp.

Watersnelweg

De prachtige Wargaastervaart, die zich tussen schilderachtige waterbuurtjes in de kom van het dorp vernauwt, wordt als een probleem ervaren. De brug staat vaak open en de schepen kunnen elkaar nauwelijks passeren. Als de meren als waterplassen terugkeren, zal het er veel drukker worden. Voor de steeds groter wordende motorjachten is dat vreselijk hinderlijk. Maar het dorp heeft niks aan deze arrogante drijvende poeners (met bankcredieten) en wil ze toch ongehinderde doorgang verschaffen. De ‘staande-mastroute’ moet hoe dan ook een watersnelweg worden, zo lijkt het. De waterrecreant krijgt zo de indruk dat hij in een halve dag de waterdiagonaal van Lemmer naar Dokkumer Nieuwe Zijlen moet nemen.

Digitale brug

De oplossing is zo simpel. Eerst zal de oude vaart opgeknapt moeten worden zonder het schilderachtige karakter te vernielen. Voorts moeten plezierige verkeersmaatregelen worden genomen; plezierig voor de recreant en aantrekkelijk voor de Wergeaster ondernemers. Met digitale middelen en mooie display’s kunnen vóór de vernauwing van de dorpsvaart de wachttijden voor de brug kenbaar worden gemaakt. In tien minuten kan net een ijsje worden gehaald, in twintig minuten kan men even naar de bakker of supermarkt. Mogelijkheden om het voorzieningenniveau op te krikken liggen er bijvoorbeeld bij terreinen en gebouwen van de voormalige Frico-fabriek. Een mooi pad of een vlonder langs de vaart kan naar de kern van het dorp worden gelegd. De patatstrook moet dan van de herberg af en die krijgt in ruil een juweel van een terras op de brede kade aan het begin van de Grutte Buorren.
Wergea behoort de kans te grijpen om zich te vermarkten op een passende wijze, niet alleen met candybars en eerste levensbehoeften, maar ook met aspecten uit de boeiende cultuurgeschiedenis. Aan de wachtkaden of -steigers krijgen de recreanten een folder (gefinancierd met een geringe verhoging van het bruggeld) met de heerlijkheden aan recreatie en cultuur die Wergea en het merengebied eromheen te bieden heeft. De watertoerist hoort geen haast te hebben en hem en haar moet de onthaasting van een fascinerend waterdorp ook worden gegund. Zo kan het noord-zuid- en het zuid-noordverkeer na zich lichamelijk en geestelijk geravitailleerd te hebben om beurten door de brug en de prachtige dorpsvaart. Zo’n voorziening kost met de toch noodzakelijke opknapbeurt van de vaart een fractie van een omleidingkanaal.

Het is niet zo moeilijk om in Wergea de vaart er weer in te krijgen. Het een volgt uit het andere. De Groote Wargaastermeer en de andere meren moeten weer onder water en het onzalige omleidingkanaal moet tegen elke prijs tegengehouden worden. Dan komt de rest vanzelf.