Jan Doede Niemeijer. Hij is lang, slank en 55 jaar. Zorgvuldig losjes gekleed in overwegend zwart ontvangt hij me in het gemeentehuis van de Friese gemeente Tytsjerksteradiel in Burgum (Bergum).

Niemeijer is betrokken bij zijn werk. Met gevoel voor realisme probeert hij zijn droom te verwerkelijken, namelijk een zorgvuldige herinrichting van de openbare ruimte in de gemeente Tytsjerksteradiel.
‘In de jaren zestig en zeventig werd op de meeste plaatsen in Nederland diepriool aangelegd. De auto begon haar sterke opmars en dorpen werden ontsloten. Straatjes werden tot straten omgetoverd opdat een groeiende stroom personenauto’s en vrachtverkeer toegang kreeg tot diep in het hart van dorpjes. Dorpsprofielen werden stadsprofielen.’
De gevolgen van deze grootschalige ingrepen zijn nog steeds zichtbaar. De straten zijn breed gebleven, brede parkeerstroken dragen ertoe bij dat het gemiddelde gezin de eigen auto vanaf de eigen bank kan bekijken, lantaarnpalen die – wat formaat betreft – op industrieterreinen thuis horen, werpen alles in een geeloranje gloed.

Technici bepalen te veel

‘Nog steeds worden overal dorpsvernieuwingsprojecten op het verkeer afgestemd. Nu, onder invloed van het beleid, mag je nog 30 kilometer in de woonwijk en verschijnen er verkeersdrempels, verkeersheuvels, parkeerplaatsen.’ Niemeijer is ongelukkig over het grote aantal gemiste kansen. Graag wil hij dan ook met zijn collega’s in discussie over de wijze waarop historische dorpen heringericht worden.
Zijn eigen stellingname is stevig en beslist. ‘Er wordt nog steeds te veel bepaald door civiele technici. Deze mensen weten technisch hoe het moet, maar zijn niet opgeleid voor vormgeving. Van een goede herinrichting van de dorpen komt vaak niets terecht.’ Als voorbeeld noemt Niemeijer de dorpen die opnieuw worden bestraat en waarbij rust wordt verjaagd met fel gekleurde betonklinkers in onbegrijpelijke cirkels of streeppatronen.

Maat en schaal moeten terug

In Tytjerksteradiel werkt Niemeijer met zijn collega’s aan het teruggeven van ‘het smoel’ aan oude dorpjes met klinkende namen als Aldtsjerk (Oudkerk), Tytsjerk (Tietjerk), Mûnein (Moleneind) en Sumar (Suameer). Rijdend in zijn auto legt hij uit: ‘Maat en schaal moeten in de dorpen worden teruggebracht. Dat kan met smallere profielen, met verlichting in schaal en streekeigen afscheidingen.’
De nieuwe dorpsgezichten van Tytjerksteradiel tonen de juistheid van zijn stelling. Kleinere lantaarnpalen maken een wereld van verschil. Het aanbrengen van een kleiner niveauverschil tussen wandelzone en rijweg en het tegelijkertijd verbannen van de klassieke betonnen stoeptegels ten gunste van klinkertjes brengen rust in het straatbeeld.

Scoren op enthousiasme

Ronduit verrassend is de eenheid die in een dorp ontstaat door de aanplant van vele meters particuliere heg langs de openbare weg. Niemeijer: ‘Je moet primair scoren op enthousiasme bij mensen. We hebben daarom veel voorlichting gegeven en veel met mensen gepraat. In de dorpen waar herinrichtingsprojecten zijn uitgevoerd, zijn door particulieren massaal hagen van liguster, beuk en meidoorn langs de openbare weg aangeplant. Wie meedeed kreeg van de gemeente het plantgoed gratis. Negentig procent van de mensen heeft aan de herinrichting meegewerkt, dat stemt tevreden. Die overige tien procent moet je maar voor lief nemen.’

Streekeigen karakter

De belangstelling van de gemeente Tytsjerksteradiel voor herinrichting van haar openbare ruimte – waarbij gezocht wordt naar het evenwicht tussen de historie van het gebied en huidig gebruik – komt niet uit de lucht vallen. Naast de persoonlijke interesse die Niemeijer ervoor heeft, heeft de gemeente sinds 22 maart 1978 te maken met een ‘pressiegroep’ die expliciet aandacht vraagt voor behoud van het streekeigen karakter binnen de gemeente.
‘Met het streven naar woningverbetering is in de jaren zeventig veel waardevols verloren gaan. Krotten werden rigoureus opgeruimd en vervangen door nieuwbouw die de karakteristieke historische sfeer van prachtige dorpen aantastte. Er werd rigoureus gesloopt, ook karakteristieke gebouwen’, legt Henk de Bruin uit. De Bruin is sinds twee jaar voorzitter van de Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel. Twintig jaar lang werkte hij in de directie van architectenbureau Bonnema in Hurdegaryp (Hardegarijp).

Rabo architectuur

Als voorbeeld van hoe onzorgvuldig soms met karakteristieke dorpjes en gebouwen wordt omgesprongen, toont hij Eastermar (Oostermeer). Aan het nog immer prachtige Wâltsje grenst een lieflijk dorpspleintje, waar de Rabobank een lelijke vreemde eend in het bijt is. Het grote ‘moderne’ met marmerachtige tegels beplakte gebouw doet jammerlijk afbreuk aan het sfeervolle dorp. Ook het nabijgelegen watersportcentrum vindt De Bruin slecht vormgegeven voor deze locatie.
Een ander voorbeeld is Feanwâldsterwâl (Veenwoudsterwal). In de jaren zeventig gebouwde bungalows – opgetrokken in een combinatie van chocoladebruine stenen (onder) en fletsgele stenen (boven) – tasten de besloten sfeer aan die het smalle geknikte weggetje van De Streek oproept.
Om verdere aanslagen te voorkomen, haalden ‘de betrokken amateurs’ van de Stichting deskundigen bijeen die in alle dorpen van de gemeente karakteristieke elementen beschreven en fotografeerden. Zo werden vijfhonderd panden zorgvuldig in kaart gebracht. Met het geven van voorlichting heeft de Stichting de waarde van deze gebouwen breed onder de aandacht gebracht.

Beschermde panden

Inmiddels staan de meeste van deze panden op de lijst van de Monumenten Inventarisatie Plan van de gemeente. De tweehonderd panden die de Stichting nog extra op de lijst heeft, kunnen rekenen op haar bescherming. De Bruin erkent dat de mogelijkheden die zijn stichting hiervoor heeft, uiterst beperkt zijn. In het verleden vroeg de Stichting Karakteristyk Tytsjerksteradiel verbouwplannen voor historische panden op en beoordeelde ze. Hiermee kwam zij regelmatig in conflict met de commissie Hûs en Hiem van de gemeente, die dit werk ook tot haar taken rekent. In overleg met de gemeente verlegt de Stichting daarom nu haar werkterrein van directe aandacht voor de panden naar meer aandacht voor haar bewoners. Door voorlichting hoopt ze hen gevoelig te maken voor behoud van het karakteristieke van hun huizen.

Jaarlijkse prijs

Enthousiast vertelt De Bruin: ‘We reiken ook jaarlijks een aanmoedigingsprijs uit, de Karakteristykprijs, die beschikbaar wordt gesteld door de kalkzandsteenfabriek Bergumermeer. Daarbij geven we een bedrag van duizend gulden aan een eigenaar van een karakteristiek pand. Om de prijs te winnen, moet deze het pand terugbrengen in de oorspronkelijke staat of bij verbouwing rekening houden met de karakteristieke elementen. We zouden aan de prijs nog wel meer bekendheid willen geven, zodat meer mensen meedingen. Toch zijn er al prachtige voorbeelden van panden die buitengewoon fraai zijn opgeknapt.’
Een ervan is de boerderij van de familie Bijlsma in Garyp (Garijp). Sober, ingetogen ligt het boerenerf erbij; een nieuw ingeplante beukenhaag, het grasveld, een dikke knotwilg, een oude fruitboom, wat narcissen, het stookhokje en de boerderij. Een juweel.
De Stichting streeft ernaar een eigen uitvoeringsbudget te krijgen. Met dit nieuwe fonds moeten eigenaren van karakteristieke panden in de toekomst in staat worden gesteld kleinschalige verbeteringen door te voeren bij karakteristieke panden. De Stichting denkt daarbij aan herstel van hekwerken of het terugbrengen van een oorspronkelijke deur. Het fonds moet gevoed worden door subsidies of bijdragen van derden.
Of het zover ooit zal komen, laat zich nog slechts raden. De Bruin toont zich een optimist, al weet hij: ‘We hebben veel bereikt, maar ook veel slagen verloren.’