Een vergeten wandmeubeltje vol grondmonsters, verzameld door landbouwbevorderaar Jacob Elema, krijgt binnenkort een plaats in het Drents Museum. Gerrie Koopman dook in het werk en leven van deze invloedrijke bodemkundige.

Hij dankt zijn bekendheid vooral aan de lezingen die hij in vrijwel elk Drents dorp heeft gegeven: 744 in totaal. Jacob Elema, in 1872 geboren als zoon van een Groninger boer en boerin in Toornwerd, kreeg op 23-jarige leeftijd een aanstelling als Rijkslandbouwconsulent in de provincie Drenthe. Vanuit zijn woonplaats Hoogeveen, en later vanuit Assen, fietste hij de gehele provincie door om de kleine Drentse boer te adviseren bij ontginningen, bemesting en bestrijding van ziekten. Daarbij publiceerde hij in vak- en dagbladen. Hij schreef talloze bijdragen in de Drentse en Asser Courant over landbouwkundige onderwerpen, om zo de boeren vertrouwd te maken met de vele nieuwigheden die op hen afkwamen. Ook verzorgde hij ‘landbouwwinteravondcursussen’. Tal van jonge hoofden en onderwijzers aan lagere scholen op het platteland behaalden zo de akte Landbouwkunde LO, waarna ze zelfstandig cursussen voor jonge boeren in hun dorp opzetten.
In 1918 volgde de benoeming van Elema tot buitengewoon hoogleraar grondverbetering aan de toenmalige Landbouwhogeschool te Wageningen, naast zijn werk in Drenthe. In de bodemkunde was hij een pionier en een specialist tegelijk.

Hooghalense ziekte

Aan het eind van de negentiende eeuw bestond een groot deel van Drenthe uit heidevelden. Met de zojuist uitgevonden kunstmest ontgonnen boeren rond 1900 grote oppervlakten van deze ‘woeste gronden’. Maar hun landbouwkundige kennis stond nog op een laag pitje. Op de schrale Drentse zandgronden hadden ze veel te maken met de zogenoemde gebreksziekten, zoals de ontginningsziekte die in de jonge ontginningen al gauw de kop opstak. Kopergebrek bleek uiteindelijk hiervan de oorzaak. Een door magnesiumgebrek veroorzaakte kwaal, noemde Jacob Elema de ‘Hooghalense ziekte’. Hij ontdekte dat kunstmest enorm veel nieuwe mogelijkheden bood voor de landbouw en leerde de boeren de Hooghalense ziekte te bestrijden door de grond te bemesten met chilisalpeter, ‘chili’ in de volksmond. Gestimuleerd door Elema gingen de Drentse boeren deze kunstmeststof op grote schaal gebruiken. Hierdoor verdween niet alleen de Hooghalense ziekte, door mangaangebrek trad na verloop van tijd ook weer een nieuwe ziekte op: de ‘Veenkoloniale haverziekte’.
Het kostte latere landbouwvoorlichters veel moeite de boeren te overtuigen dat ze beter een andere kunstmeststof (zwavelzure ammoniak) konden gebruiken, omdat Elema hun dat destijds had afgeraden. Het verhaal gaat dat Elema op zijn oude dag nog meemoest naar de boeren om hen ervan te overtuigen dat de voorlichters het wel degelijk bij het rechte eind hadden.

Voelen, ruiken, proeven

Elema was een man van de praktijk. Hij legde proefveldjes aan om bestaande theorieën te toetsen en nieuwe te ontwikkelen. Hij wist als geen ander dat de bodem pas gaat spreken als je die in de vingers kunt nemen, kunt voelen, ruiken of desnoods proeven. Elema organiseerde daarvoor veldexcursies en legde als illustratie bij zijn lezingen en voorlichtingsbijeenkomsten een verzameling aan van grondmonsters en andere bodemfenomenen. Tastbare voorbeelden van grondsoorten, bodemlagen en gesteenten/fossielen. Hij bracht als het ware de bodem van Drenthe bij elkaar in een collectie die hij onderbracht in een eenvoudig kastje met 72 laatjes. Systematisch gevuld en voorzien van een duidelijk etiket om de inhoud weer te geven. Dit ladekastje, niet groter dan ongeveer 110 bij 110 centimeter, moet bij Jacob Elema tot zijn dood in 1950 thuis aan de wand hebben gehangen.
Na zijn overlijden bleef het grondmonsterkastje nog jarenlang bij zijn familie staan. Bij de uiteindelijke opruiming van de erfenis werd het kastje, waarschijnlijk met een onderwijskundig doel, geschonken aan een school in Assen. Het is niet bekend hoe het er terecht is gekomen, maar feit is dat het ongeschonden monsterkabinet in 1983 op de Gereformeerde Mavo in Assen stond. Henk Wiegers was destijds bestuurslid van deze school. In het dagelijkse leven werkte hij als geoloog bij Provinciale Waterstaat Drenthe. Door zijn beroepsmatige interesse viel het kastje hem direct op. In 1983 maakte hij een omvangrijke beschrijving van de inhoud. Wiegers noemde het kastje met inhoud het ‘grond- en curiositeitenkabinet van de Drentse Rijkslandbouwleraar ir. J. Elema’. Wiegers poging om een artikel aan het kabinet te wijden, is om onduidelijke redenen gestrand. Het kabinet raakte weer in de vergetelheid.

Bonkaarde en huttekul

In 2008 was het Albert Booij, oud karteerder van de Stichting voor Bodemkartering, die het kabinet van Elema weer ter sprake bracht. Hij herinnerde zich een brief met conceptartikel van Wiegers die hij in 1983 voor commentaar had ontvangen. Booij nam contact op met het Drents Museum. Peter Schonewille, conservator bij het Drents Museum, ging kijken bij het Gomarus College, de scholengemeenschap waarin de Gereformeerde Mavo was opgegaan. Hier trof hij het meubeltje in redelijke staat aan. Enkele laatjes waren gesneuveld, maar zo goed als de gehele inhoud was nog aanwezig. Schonewille heeft ervoor gezorgd dat het Drents Museum het kabinet van Elema opnam in het depot. Na herstel zal het als aardkundig monumentje in het museum tentoongesteld worden.
Het doet wellicht wat gewichtig aan om een eenvoudig ladekastje een kabinet te noemen. Het meubeltje is namelijk samengesteld uit sigarenkistjes. Opvallend veel van deze waaibomenhouten laatjes dragen op de zijkant de stempels ‘Claro’ of ‘Amarillo’. Bijzonder is dat bijna alle laatjes nog gevuld zijn met de originele inhoud, inclusief losse briefjes waarmee Elema zijn monsters documenteerde. Zo treffen we in het kastje verschillende kwaliteiten ‘bonkaarde’ aan; dat is de na de hoogveenafgraving voor de landbouw teruggestorte laag veen. Slechte kwaliteit bonkaarde, leert Elema ons, bevat veel heidetakken en ‘veenlokken’: de taaie overgebleven resten van wollegras. De slecht waterdoorlatende inspoelingslaag van een podzolgrond noemde Elema de ‘cichoreilaag’ en het onderste laagje van een veenpakket beschreef hij als ‘huttekul’.
Het is niet zozeer een hoge wetenschappelijke waarde die het kastje met inhoud heeft. Vooral de historische waarde is groot. Het is een tastbaar stukje geschiedenis van Drenthe. Samengesteld door de in Drenthe op handen gedragen Jacob Elema, wiens portret generaties lang in veel boerenhuizen prominent aan de wand hing.