Zwarte sterns in Fryslân: verleden, heden en kansen voor de toekomst

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zwarte sterns in Fryslân: verleden, heden en kansen voor de toekomst"

Transcriptie

1 Zwarte sterns in Fryslân: verleden, heden en kansen voor de toekomst Veldonderzoek naar broedsucces en habitatgebruik als basis voor toekomstig beheer en beleid J. van der Winden R. Kleefstra

2

3 Zwarte sterns in Fryslân: verleden, heden en kansen voor de toekomst Veldonderzoek naar broedsucces en habitatgebruik als basis voor toekomstig beheer en beleid J. van der Winden 1 R. Kleefstra 2 1. Bureau Waardenburg 2. SOVON Vogelonderzoek Nederland opdrachtgever: Bond van Friese Vogelbeschermingswachten 31 januari 2007 rapport nr

4 Status uitgave: eindrapport Rapport nr.: Datum uitgave: 31 januari 2007 Titel: Subtitel: Samenstellers: Zwarte sterns in Fryslân: verleden, heden en kansen voor de toekomst Veldonderzoek naar broedsucces en habitatgebruik als basis voor toekomstig beheer en beleid drs J. van der Winden R. Kleefstra (SOVON) Aantal pagina s inclusief bijlagen: 54 Project nr.: Projectleider: Foto voorpagina Naam en adres opdrachtgever: drs. J. van der Winden C. de Leeuw Bond van Friese Vogelbeschermingswachten (BFVW), Commissie Broedzorg P/a Mindertsfean 7, 9264 TX Earnewald Referentie opdrachtgever: Opdrachtverstrekking /16 januari 2006 Akkoord voor uitgave: Hoofd Sector Vogelecologie drs. S. Dirksen Paraaf: Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Bureau Waardenburg bv /SOVON/ Bond van Friese Vogelbeschermingswachten Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf-gaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:

5 Voorwoord De Commissie Broedzorg van de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten (BFVW) heeft in 1996 een beschermingsplan voor de zwarte stern in Fryslân opgesteld. Om de voortgang te waarborgen is er een projectgroep Blaustirns opgericht. Deze projectgroep initieerde een intensief beschermingsprogramma voor de zwarte stern dat tot op heden niet leidde tot een toename van de soort in Fryslân. In 2006 is op initiatief van de Werkgroep Blaustirns Fryslân en in financiële samenwerking met Vogelbescherming Nederland, de Provincie Fryslân, It Fryske Gea, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten een veldonderzoek gestart naar het wel en wee van de zwarte stern. Bureau Waardenburg heeft in samenwerking met SOVON Vogelonderzoek Nederland dit onderzoek uitgevoerd. De begeleidingsgroep bestond uit Jitse Krol (BFVW), Bernd de Bruijn (Vogelbescherming Nederland), Joop Hellinga (It Fryske Gea) en Marten Wesselius (Provincie Fryslân). Deze personen initieerden het project en ondersteunden het onderzoek zowel logistiek als inhoudelijk. De overige personen die zitting hebben in de projectgroep Blaustirns worden bedankt voor hun adviezen en ondersteuning voor het organiseren van het veldwerk: B. Hoegen en R. Vriezema (Staatsbosbeheer), J. Postma (SOVON), J. de Boer (Natuurmonumenten). Belangrijk in het onderzoek waren de vrijwilligers die vaak al jarenlang met de bescherming van zwarte sterns bezig zijn en in 2006 hielpen met het veldwerk en veelal belangrijke aanvullende informatie verzamelden. Achtereenvolgens worden de volgende personen en instanties bedankt: A. Fabriek, J. Klijnstra, T. Agricola (Tjonger), D. Langhout, J. Hellinga (Alde Feanen), J. Bekkema (Smalle Ee), J. Hylkema (De Leijen), S. Bakker, A. Rozema, T. de Vries, T. Mulder (Staatsbosbeheer De Deelen) H.-J. van der Veen en A. Worst (Staatsbosbeheer De Rottige Meente) en H. van Dijk (Brandemeer). Binnen Bureau Waardenburg assisteerden Suzanne Lubbe (veldwerk), Peter van Horssen en Maarten Japink (GIS-werk). Martin Poot las het rapport kritisch door.. 3

6 4

7 Inhoud Voorwoord...3 Samenvatting Inleiding Achtergrondinformatie zwarte stern Ecologie van de zwarte stern Problemen in Nederland De zwarte stern in Fryslân, Nederland en omringende landen Methode en werkwijze Aanpak van het onderzoek en coördinatie werkzaamheden Veldonderzoek Resultaten veldonderzoek Samenvatting aantallen en broedsucces De Deelen De Alde Feanen Smalle Ee Brandemeer Tjonger De Leijen Discussie Afname zwarte stern sinds de jaren veertig Aantalsontwikkeling zwarte stern in Fryslân en omringende gebieden Broedsucces van zwarte sterns in Fryslân Prognoses voor de populatie in Fryslân Oorzaken voor een slecht broedsucces in Fryslân Voedsel meestal geen beperkende factor in Fryslân De toekomst voor de zwarte stern Knelpunten in Fryslân samengevat De oplossingen voor de korte termijn Aanbevelingen voor vlotjes Aanbevelingen voor de huidige kolonies Aanbevelingen voor nieuwe kolonielocaties Aanbevelingen voor de lange termijn Literatuur

8 6

9 Samenvatting De zwarte stern is in Fryslân sinds de jaren veertig fors afgenomen. De afname van de zwarte stern heeft ertoe geleid dat in toenemende mate beschermingsprogramma s werden gestart, met de nadruk op het uitlegen van vlotjes als alternatieve nestondergrond. Op allerlei plekken in Fryslân ontstonden dergelijke initiatieven. In 1996 heeft de Commissie Broedzorg van de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten (BFVW) een beschermingsplan voor de zwarte stern in Fryslân opgesteld om de initiatieven meer te stroomlijnen. Dit beschermingsplan leidde er echter niet toe dat de zwarte stern weer toenam in de Provincie Fryslân. Om deze reden is in 2006 een nader onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van de afname en de mogelijkheden om het tij te keren. Dit project, op initiatief van de BFVW werd in samenwerking uitgevoerd met Vogelbescherming Nederland, de Provincie Fryslân, It Fryske Gea, Staatsbosbeheer Regio Noord, Natuurmonumenten en werd van inhoudelijke ondersteuning voorzien door Bureau Waardenburg en SOVON Vogelonderzoek Nederland. In april 2006 is overleg gevoerd over mogelijke verbeteringen ten aanzien van concrete beschermingsmaatregelen zoals het uitleggen van vlotjes. Ook zijn terreinen door het projectteam bezocht en zijn adviezen aan vrijwilligers gegeven. Dit was onder andere het geval in De Deelen, Smalle Ee, Alde Feanen en Brandemeer. In een aantal situaties leidde dit reeds in 2006 tot concrete verbeteringen zoals meer nestmateriaal op de vlotjes en het uitleggen van vlotjes op nieuwe locaties. Dit leidde tot een hogere vestigingskans. In totaal werden in 2006 in Fryslân 148 paar zwarte sterns vastgesteld in 6 gebieden (12 deelkolonies). Dit is iets minder dan de voorafgaande jaren. Hiervan begonnen 136 paar met de eileg. Er begonnen de nodige paren vrij laat (juni) met de eileg, vooral op de traditionele broedlocaties. Het broedsucces was in 2006, gemeten over alle Friese kolonies, goed met 1,0 jong per paar. In Brandemeer en de Alde Feanen was het broedsucces onvoldoende om de populatie in stand te houden. Zwarte sterns voerden hun jongen in de kolonies van de Tjonger, Brandemeer en Smalle Ee hoofdzakelijk visjes. Een eerste globale berekening van de aangevoerde biomassa liet zien dat bij de Tjonger en de Smalle Ee voldoende voedsel werd gevonden in de omgeving, maar dat het bij de Brandemeer aan de magere kant was. Bij de laatste kolonie vlogen de sterns (noodgedwongen) grote afstanden (> 1km) om prooien te zoeken. Bij de andere twee kolonies werd het meeste voedsel in de nabijheid van de kolonie gevonden. Alleen bij Smalle Ee bleek een deel van de volwassen vogels vis te vangen in de Boornbergumer Petten. Het veldonderzoek in 2006 was voldoende om de situatie in Fryslân te kunnen beoordelen. Het gemiddelde broedsucces was in 2006 voldoende al waren de successen in twee kolonies onder de maat. Dit werd ook in eerdere jaren vastgesteld. Omdat de kolonies relatief groot zijn, kan een slecht broedsucces in 1 of 2 kolonies het gemiddelde dusdanig drukken dat de totale Friese populatie onder de maat blijft presteren. De 7

10 belangrijkste reden voor het uitblijven van een toename is het magere broedsucces bij sommige kolonies in sommige jaren. Hiervoor is één hoofdoorzaak aan te wijzen: Er liggen te veel vlotjes op te weinig locaties. Dit betekent dat er onderlinge (voedsel) concurrentie kan ontstaan waarvoor een indicatie is verkregen in de Brandemeer. Maar veel belangrijker is het feit dat rampen (tegenvallers) zwaar doorwerken omdat er zo weinig kolonies zijn. Het belangrijkste probleem is op dit moment de nachtelijke aanwezigheid van grauwe ganzen op sommige locaties waar vlotjes liggen. De ganzen gaan in het donker van de graslanden naar naburige petgaten om te rusten. De grote aantallen s nachts rondzwemmende groepen kunnen sternkolonies dermate ernstig verstoren dat er veel legselverlies volgt en ook kleine jongen kunnen verloren gaan door rondzwemmende ganzen. Ook hier is het effect ernstiger bij grote kolonies omdat in een keer veel paren geen succes hebben. Dit speelt o..a bij de Alde Feanen, De Deelen en Brandemeer. Hoewel maar van één situatie bekend (Tjonger 2003) kan predatie door een zwemmende grondpredator een zelfde effect hebben (laag broedsucces). Omdat er zo weinig (en relatief grote) kolonies zijn is het resultaat direct negatief voor de gehele populatie van Fryslân. Her en der komt er nog bij dat de vlotjes niet allemaal ideaal aangekleed waren met natuurlijk materiaal en daardoor te hoge randen hadden (met name Brandemeer). Het verdwijnen van nestmateriaal wordt veroorzaakt of versterkt door slecht weer (regen, wind) of doordat ganzen de vlotjes als rustplaats gebruiken. De oplossingen voor de korte termijn dienen de nadruk te leggen op het vergroten van het aanbod aan vlotjes op nieuwe locaties en het tegelijkertijd verkleinen van het aanbod op bestaande locaties (of ter plekke meer spreiden). In De Deelen is deze strategie reeds gestart en ook in de Brandemeer is een begin gemaakt. Tussen de huidige kolonies ligt zeer veel ongebruikte ruimte voor nieuwe vestigingen. Locaties waar de komende jaren het aanbod vergroot kan worden: Alde Feanen; Ee tussen Alde Feanen en Smalle Ee; oost- of noordkant De Leijen; Boornbergumer Petten; Nannewiid; Easterskar; Brandemeer; Rottige Meente en Zwettegebied tussen De Deelen en Alde Feanen. Adviezen voor de beoordeling van de geschiktheid van terreinen worden in de aanbevelingen gegeven. In de aanbevelingen worden tevens gebiedspecifieke maatregelen genoemd en ook voorstellen voor het verbeteren van de vlotjes worden gegeven. 8

11 1 Inleiding De zwarte stern was in het recente verleden een talrijke en wijd verspreide broedvogel in het gehele veen- en zandgebied van Fryslân (Figuur 1, van der Ploeg et al. 1976). De populatie nam snel af van circa paar in de jaren veertig van de vorige eeuw tot ongeveer paar in de periode (figuur 2). Figuur 1. Verspreiding en aantallen broedende zwarte sterns in Fryslân in de periode (bron: basisbestanden van der Winden et al. 1996) maximum aantal paren minimum aantal paren Figuur 2. Aantalsontwikkeling van de broedpopulatie van de zwarte stern in Fryslân in de periode Bron: basisbestanden Van der Winden et al. (1996) en Kleefstra & Postma (2006). 9

12 De afname van de zwarte stern heeft ertoe geleid dat in toenemende mate beschermingsprogramma s werden gestart, met de nadruk op het uitleggen van vlotjes als alternatieve nestondergrond. Op allerlei plekken in Fryslân ontstonden dergelijke initiatieven. Maar in 1996 heeft de Commissie Broedzorg van de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten (BFVW) een beschermingsplan voor de zwarte stern in Fryslân opgesteld (Terpstra 1998). De nadruk lag op de coördinatie van activiteiten en het verstevigen ervan. In 1997 is men gestart met de uitvoering. De belangrijkste activiteit is tot op heden het uitleggen van nestvlotten om de nestgelegenheid van de zwarte sterns te verbeteren. De aantallen broedende zwarte sterns nemen sinds de start van de beschermingswerkzaamheden in Fryslân echter niet toe (figuur 3) en de huidige verspreiding is beperkt tot een paar kolonies en is in noord Nederland versnipperd (figuur 4). De vraag is hoe dit komt. De sterke afname van de zwarte stern in Nederland wordt verklaard uit een combinatie van factoren in het broedgebied: afname van geschikt broedgebied (o.a. verbossing en inrichting moerassen); afname van nestgelegenheid (jonge verlandingsstadia en droogvallende modderbanken); verstoring in de jongenfase (toename agrarische werkzaamheden in juni en toename dagrecreatie) en een verslechtering (lees uniformer) worden van de voedselbeschikbaarheid van de jongen (samenvatting in Van der Winden 2006). Vermoed werd, dat de meeste van deze factoren ook in Fryslân een rol zouden spelen, maar de mate waarin en de verhouding tussen deze factoren waren op voorhand onduidelijk. Om deze reden is geadviseerd per kolonie het broedsucces te bestuderen in relatie tot bovenstaande factoren (van der Winden 2000, Kleefstra 2003). aantal broedparen overig Tjonger Brandemeer De Deelen jaar Figuur 3. Aantalsontwikkeling van de broedpopulatie van de zwarte stern in Fryslân in de periode (Kleefstra & Postma 2006). Kennis over locaties met lage broedresultaten en de oorzaken hiervoor kan direct gebruikt worden voor aanbevelingen voor gewenste gebiedsinrichting of beheer. De Werkgroep Blaustirns heeft om deze reden Bureau Waardenburg en SOVON Vogelonderzoek Nederland verzocht om via een veldonderzoek in 2006 de knelpunten voor de zwarte stern in Fryslân in beeld te brengen en zowel per kolonie als voor nieuwe gebieden adviezen te geven voor toekomstig beheer en beleid. 10

13 Figuur 4. Aantallen en verspreiding van de zwarte stern in 2006 in noord Nederland. De verspreiding is verbrokkeld. De Friese populatie is van belang voor de gehele regio. Bron 11

14 12 Zwarte stern nest in overjarige krabbenscheervegetatie, Nieuwkoop Goed te zien is dat het nest gebouwd wordt op en van oud materiaal en dat zwarte sterns in natuurlijke situaties ook een nest bouwen van materiaal dat ze vlak bij het nest kunnen vinden. foto J. van der Winden.

15 2 Achtergrondinformatie zwarte stern 2.1 Ecologie van de zwarte stern De eerste zwarte sterns arriveren ongeveer vanaf 10 april in Nederland, maar de meeste komen vanaf 25 april aan. Ze starten vlot na aankomst met broeden. Als een legsel of kleine jongen verloren gaan, kunnen ze opnieuw met leggen beginnen. Jonge vogels komen later in de kolonies aan doen ten dele mee aan het broedproces, zodat er sterns in de kolonies aanwezig kunnen zijn vanaf begin mei tot en met eind augustus. De meeste ervaren paren zijn echter in juli klaar met broeden. Er worden drie eieren gelegd (legsels van jonge vogels en late legsels bestaan meestal uit twee eieren). De jongen zijn binnen dagen vliegvlug en blijven nog korte tijd daarna bij de ouders in de omgeving van de kolonie. Daarna vertrekken ze naar het IJsselmeer om op te vetten en te ruien. Vanaf hier vliegen de sterns naar Afrika en keren soms het jaar daarna terug naar de broedgebieden, al blijft een deel overzomeren in Afrika. Jonge vogels doen pas vanaf het derde kalenderjaar mee aan het broeden. Zwarte sterns eten in de broedtijd een gevarieerd menu. Ze vangen kleine insecten zoals zweefvliegen, waterjuffers, strontvliegen, vliegende mieren, waterwantsen en dansmuggen en relatief grote insecten zoals libellen, vlinders en keverlarven. Maar ook andere ongewervelden zoals spinnen, bloedzuigers en regenwormen worden gevangen en gegeten. Vis vormt een belangrijk onderdeel van het menu in de broedtijd, waarbij hoofdzakelijk visbroed gegeten wordt. Daarnaast worden in beperkte mate amfibieën en hun larven gegeten. De jongen worden met al deze prooien gevoerd en omdat de sterns prooi voor prooi aanvoeren ligt de nadruk op relatief grote prooien voor de jongen. Dagactieve nachtvlinders zoals deze gammauil worden door zwarte sterns geregeld aan de jongen gevoerd. Foto Jan Vink. 13

16 De sterns broeden van nature in ondiep stilstaand of langzaam stromend water met een overdadige groei van drijvende waterplanten. De nesten worden gebouwd op opgehoopte rommel tussen krabbenscheer Stratiotes aloides, op drijvende wortelstokken van gele plomp Nuphar lutea of lisdodde of op droogvallende modderbankjes of lage oevervegetaties. Daarnaast broeden de sterns op alle mogelijke voorwerpen die drijvend in het water te vinden zijn zoals takken, stronken en onnatuurlijke voorwerpen zoals plastic zakken of planken. Dit in de regel bij gebrek aan beter en het heeft als nadeel dat ze geen kolonies kunnen vormen. Ze broeden bij voorkeur in relatief kleine en enigszins verspreide kolonies. De wateren waar gebroed wordt variëren van klein (vennen, poelen, sloten) tot groot (petgaten, oevers van vaarten en meren). In Fryslân broedden de sterns van oudsher vooral op petgaten, brede sloten en vaarten (boezemwateren). De meeste kolonies zaten op krabbenscheer (Van der Ploeg et al. 1976). Na de broedtijd (juli-september) verzamelen zwarte sterns zich op het IJsselmeer- Markermeer om te ruien en op te vetten voor de trek naar Afrika. Op het IJsselmeer komen in deze tijd sterns uit grote delen van Europa zodat er enkele tienduizenden tegelijk aanwezig kunnen zijn. Na een kort verblijf van hooguit enkele weken trekken ze naar Afrika waar ze overwinteren van Mauritanië tot en met Namibië in net zuiden (Van der Winden 2002). 2.2 Problemen in Nederland De afname van de zwarte stern in de afgelopen decennia is met name veroorzaakt door een ongunstige situatie in de broedgebieden. Achtereenvolgens zijn de volgende knelpunten in Nederland geïdentificeerd: Verbossing moerassen Petgaten, veenputten en veel andere moerassen stammen uit een periode voor de tweede wereldoorlog en zijn in de periode daarna begroeid geraakt met bos. Grote oppervlaktes moeras zijn op deze wijze ongeschikt geworden omdat de sterns een open landschap prefereren. In Fryslân zijn hier voorbeelden te over: Kraanlannen, Alde Feanen, Easterskar en Rottige Meente. Verdwijnen nestondergrond In laag Nederland was krabbenscheer in het verleden de belangrijkste natuurlijke nestondergrond (o.a. Van der Ploeg et al. 1976). De enorme afname hiervan heeft broedgelegenheid sterk beperkt. Hoewel ook op andere substraten gebroed kan worden zijn ook deze afgenomen. Zo zijn modderbankjes afgenomen omat lage peilen in de zomer vrijwel nergens meer worden toegestaan en wortelstokken van plompen zijn minder geschikt als broedondergrond omdat ze snel verrotten en zinken (Van der Winden et al. 2006). Alleen bij sterke kwel of stuwing van drijvende velden (bijvoorbeeld Tjonger) is de ondergrond stabiel genoeg en kunnen de sterns ook kolonies vormen. 14

17 Verstoring in jongenfase In de jongenfase zijn sternkolonies erg gevoelig voor verstoring (Van der Winden 2000). In ongestoorde of licht verstoorde situaties blijven de jongen op het nest tot ze vliegvlug zijn. Ze worden hier gevoerd en in het begin opgewarmd. Bij herhaalde verstoring of ernstige verstoring verlaten de jongen het nest permanent en moeten een alternatieve rustplaats in de omgeving zoeken. Dit leidt in de regel tot onderkoeling en voedselgebrek en daarmee sterfte van de jongen. Intensieve agrarische werkzaamheden aan de rand van een kolonie, recreanten die een kolonie in gaan (met name kano s of vissers) of verstoring door grondpredatoren (vossen, hermelijnen) kan leiden tot maximale jongensterfte. De toegenomen agrarische activiteit (met name maaien in juni) en recreatie in moerassen heeft bijgedragen aan een verkleind oppervlak geschikt broedgebied. Kwaliteit voedsel voor de jongen In bepaalde kolonies is gebleken dat niet in alle omstandigheden gedurende het gehele seizoen het aanbod aan prooien voor jonge sterns voldoende is. In hoogveengebieden kan dit een cruciale beperkende factor zijn (Beintema et al. 1997), maar ook in sommige gebieden in laag Nederland kan dit spelen (Beintema 1997, Van der Winden 2001). In de regel zijn laagveenmoerassen en eutrofe moerastypen (dode armen, meren) geen habitats met een beperkende factor in het voedsel voor de jongen. Predatie Zwarte sterns zijn goed in staat dagactieve predatoren te weren uit kolonies. In de nacht kan (forse) predatie plaats vooral van de volgende soorten: hermelijn, vos, Amerikaanse nerts (buitenland) en uilen. Predatoren zijn er altijd geweest en zijn onlosmakelijk verbonden aan natuurlijke systemen en de sterns zijn hier in dergelijke gebieden goed op ingespeeld door kolonielocaties te wisselen naar andere terreinen zodra er predatie is geweest. Maar de toegankelijkheid van moerassen in Nederland is jaarrond fors toegenomen doordat waterpeilen niet meer mogen fluctueren en overstromingen niet meer voorkomen. Daarnaast neemt predatie toe door de fixatie van kolonies (op vlotjes) zodat de sterns niet meer kunnen uitwijken als er predatoren de kolonie ontdekt hebben. Predatie kan dus een knelpunt worden als het beleid gericht is op het vastleggen van natuurlijke systemen. Verstoring door ganzen Recent is uit onderzoek in het Groene Hart gebleken dat zomerconcentraties van grauwe ganzen problemen kunnen veroorzaken voor zwarte stern kolonies. Als kolonies op dezelfde locaties liggen als de slaapplaatsen van de grauwe ganzen kunnen de ganzen in de nacht in grote aantallen door de kolonies zwemmen en soms foeragerende op waterplanten de sterns ernstig verstoren. Dit kan leiden tot forse legselverliezen en jongensterfte omdat de jongen in het donker gaan rondzwemmen en onderkoelen. Grauwe ganzen zijn recent sterk toegenomen in Nederlandse moerassen door een ideaal aanbod aan intensief bemest grasland in de omgeving. Ontbreken dynamiek in het leefgebied Feitelijk zijn de meeste van bovengenoemde problemen een afgeleide van het ontbreken van dynamiek in Nederlandse moerassen. Vanwege het ontbreken van dynamiek stagneren verlandingsprocessen van open water 15

18 en ontbreken jonge verlandingsstadia. Er is een scherpe scheiding tussen droge en natte habitats. De droge habitats verbossen en de natte blijven open water. Predatoren kunnen jaarrond in het moeras leven en alle delen eenvoudig bereiken. Kunstmatige oplossingen zoals het uitleggen van vlotjes zijn een goede tijdelijke oplossing, maar ook daar is het ontbreken van dynamiek een knelpunt vanwege het ontbreken van voedsel voor de jongen in de omgeving of de toegankelijkheid van predatoren. Vlotjes Onverwacht en onbedoeld heeft het uitleggen van vlotjes in bepaalde gevallen geleid tot een lager broedsucces bij zwarte sterns. Vlotjes met te hoge opstaande randen bleken onneembare hindernissen voor jonge sterns (Van der Winden 2001). De uitval van jongen was soms dramatisch. Momenteel is dit probleem niet op ruime schaal actueel. Het jaarlijks op vaste locaties uitleggen van vlotjes bleek problemen met predatie te kunnen veroorzaken. Eenmaal ontdekte kolonies kunnen eenvoudigweg door predatoren jaarlijks bezocht worden en gepredeerd. 2.3 De zwarte stern in Fryslân, Nederland en omringende landen De afname van de zwarte stern in Fryslân staat niet op zichzelf. In alle omringende provincies in Nederland en aangrenzend Duitsland is de zwarte stern in dezelfde periode fors afgenomen (Hötker & van der Winden 2005). Meer oostelijk in Europa is de populatie min of meer stabiel gebleven (Tucker & Heath 1994). Dit en ook recent onderzoek naar het broedsucces heeft aangetoond dat de reden voor de afname vooral in West Europa gezocht moeten worden en voor Nederland en aangrenzend Duitsland vergelijkbaar zijn. Vanaf het einde van de jaren tachtig beging negentig van de vorige eeuw is de afname tot stand gekomen en is de populatie van Noordwest Europa min of meer stabiel. In de aanvang van de natuurbescherming was het beleid, waar de zwarte stern van profiteerde, vooral gericht op aankop en veiligstelling van broedgebieden. Reeds vanaf de jaren zestig is het soortspecifieke beschermingsbeleid op gang gekomen vooral gestuurd door lokale initiatieven om vlotjes uit te leggen. Dit was met name op locaties waar nestgelegenheid de belangrijkste beperkend factor was, zeer succesvol. Zo nam de populatie in het rivierengebied zowel in Nederland als aangrenzend Duitsland toe na de start van de vlotjescampagnes (o.a van der Winden et al. 1996, Niehues & Schwöppe 2001). Ook in andere gebieden werd de populatie na het uitleggen van vlotjes ten minste gestabiliseerd, zoals in Fryslân het geval was. Aanvullend aan het uitleggen van vlotjes werden met name in het Groene Hart succesvol programma s opgestart om verstoring (door maaiwerkzaamheden) van kolonies te verminderen (Van der Winden & van der Zijden 2002). Hiertoe werden aan weerszijden van kolonies in sloten in de jongenfase 2-3 m brede stroken ongemaaid grasland uitgespaard. Recent zijn in agrarische gebieden in het Groene Hart maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren (Wormer- en Jisperveld) of moerasoevers aan te leggen. Beide is bedoeld om de voedseldiversiteit voor de jonge sterns te vergroten (Voor 16

19 uitgebreide overzichten zie o.a. Van der Winden 2005, Van der Winden & van der Zijden 2002, Van der Winden 2001). In aangrenzende gebieden in Duitsland zijn net als in Nederland, als reactie op de afname, al enige tijd beschermingsprojecten opgestart, ook met wisselend succes (Hötker & van der Winden 2005). De nadruk ligt in Duitsland ook op het uitleggen van vlotjes, maar in Schleswig-Holstein zijn projecten opgestart voor de verbetering van het leefgebied (zie hiervoor Knief et al. 2005, Hötker et al. 2005). De essentie van de aanpak aldaar is identiek aan die in Nederland. Er worden maatregelen voorgesteld voor alternatief waterpeilbeheer, vergroten van het aanbod aan open water en beheer van oevers. Zweefvliegen, zoals deze blinde bij, op distels worden door de volwassen vogels veelvuldig gegeten, maar ze voeren er ook hun jongen mee. Foto Martin Bonte 17

20 18

21 3 Methode en werkwijze 3.1 Aanpak van het onderzoek en coördinatie werkzaamheden Door middel van analyse van bestaande gegevens en veldonderzoek in 2006 is getracht meer duidelijkheid over de specifieke beperkende factoren in Fryslân te krijgen. Een belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering van het project was de inzet van vrijwilligers en terreinbeheerders. Dit om de betrokkenheid en kennis van lokale belanghebbenden te vergroten. Dit betekent dat voor zoveel mogelijk onderdelen van het onderzoek deskundige vrijwilligers gezocht werden. Het projectteam voorzag in begeleiding van deze vrijwilligers door middel van ten minste 2 tot 3 gezamenlijke bezoeken met als doel de gegevensinzameling te sturen waar nodig en in geval van gebrekkige kennis extra informatie te verzamelen. De Werkgroep Blaustirns koos op voorhand vier gebieden als prioritair onderzoeksgebied: De Deelen, Brandemeer, De Leijen en de Tjonger. Omdat in 2006 weinig voormalige broedlocaties bezet waren, zijn ook de kolonies in De Alde Feanen en Smalle Ee onderzocht zodat een compleet overzicht van alle kolonies in Fryslân beschikbaar kwam (figuur 4). Op 5 april 2006 is tijdens een bijeenkomt het onderzoeksplan gepresenteerd en informatie verschaft over de aanpak. Op dat moment werd de deelname van de vrijwilligers en terreinbeheerders afgesproken en nader ingevuld. Aanvullend is een presentatie gegeven over krabbenscheer als levensgemeenschap voor flora en fauna. Tijdens deze bijeenkomst zijn richtlijnen en instructies voor vrijwilligers en een werkplan/bezoekschema opgesteld. Direct na afloop van het veldseizoen is op 23 augustus een presentatie gegeven van de eerste uitkomsten van het onderzoek aan alle deelnemers en belanghebbenden. 3.2 Veldonderzoek 2006 Broedsuccesonderzoek De belangrijkste component van het onderzoek is het vaststellen van het broedsucces van de zwarte stern in de verschillende kolonies in Fryslân. Kwantitatieve informatie over het broedsucces geeft een handvat voor het opstellen van goede beschermingsplannen. In samenwerking met de vrijwilligers is de relevante informatie verzameld. Dit was het geval bij de Brandemeer, Tjonger en Alde Feanen. In De Deelen en De Leijen werd voorzien in professionele invulling vanuit het projectteam. Elke kolonie is op deze wijze wekelijks bezocht en de lotgevallen van de nesten werden gevolgd volgens Van der Winden (2002). Aangezien de legselgrootte in laagveenmoerassen in de regel geen beperkende factor is, is hiervan geen opname gemaakt. De nadruk lag op het vaststellen van het aantal uitgevlogen jongen per 19

22 kolonie. Soms kon dit per nest gevolgd worden, maar meestal was er uiteindelijk een kolonietotaal beschikbaar. De kolonies werden met een telescoop bekeken zodat er geen betreding in of nabij de kolonie nodig was en de beste informatie over het aantal jongen ter beschikking kwam. Voedselstudies en habitatgebruik Aan het begin van de studie werd verwacht dat op de meeste Friese locaties geen knelpunten in de voedselbeschikbaarheid voor jonge sterns aanwezig zouden zijn (van der Winden 2000). Onderzoek naar de prooiaanvoer is om deze reden niet standaard bij alle kolonies uitgevoerd. Er is in de vroege jongenfase een inschatting gemaakt of er mogelijk een gebrek aan prooien kon zijn en op basis daarvan is extra onderzoek uitgevoerd. In de regel is vrij vlot te zien of een kolonie mogelijk lijdt onder een beperkt voedselaanbod. De voederfrequentie en de overleving van de jongen de eerste dagen zijn laag. Bij de Brandemeer waren aanwijzingen dat dit het geval was zodat hier frequent onderzoek naar de prooiaanvoer aan de jongen is uitgevoerd. Ter controle zijn van twee goede kolonies op dezelfde dag voedselopnamen gedaan (Smalle Ee en Tjonger). Het onderzoek is op basis van Van der Winden et al. (2005) uitgevoerd zodat kennis werd verkregen over prooitypen en geschatte prooigroottes zodat de aangevoerde biomassa per tijdseenheid berekend kon worden. Dit kon tevens vergeleken worden met studies uit de rest van Nederland. Daarnaast is tijdens het onderzoek naar broedsucces een globale indruk verkregen van prooien en prooiaanbod. Zwarte sterns foerageren hoofdzakelijk binnen een straal van 1 km rond de kolonie. Tijdens enkele bezoeken is een globaal beeld opgesteld van de gebieden en habitats die de foeragerende vogels bezochten in de jongenperiode. Tabel 1. Voedselstudies zwarte stern Fryslân in Op de meeste waarneemdata is het aantal prooien dat aan de kolonie (of een deel ervan) werd aangevoerd per minuut bijgehouden. Op drie data kon niet vastgesteld worden hoeveel jongen er precies gevoerd werden en is de tijd niet bijgehouden. Kolonie datum waarneemtijd (min) aantal prooien Tjonger 5 juni 25 5 Tjonger 15 juni Tjonger 24 juni Tjonger 7 juli Tjonger 12 juli Tjonger 20 juli 30 6 Smalle Ee 15 juni Smalle Ee 24 juni Smalle Ee 7 juli niet opgenomen 37 Smalle Ee 12 juli niet opgenomen 16 Brandemeer 15 juni Brandemeer 24 juni Brandemeer 7 juli niet opgenomen 10 Brandemeer 12 juli

23 Mogelijke nieuwe broedlocaties voor de zwarte stern Tijdens een excursie op 24 juni 2006 is een aantal locaties in Fryslân en naburig Groningen bezocht om te beoordelen of ze geschikt zijn als nieuwe broedlocatie voor de zwarte stern. Er is tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met terreinbeheerders en vrijwilligers te discussiëren over de kansen en beperkingen van de beschikbare terreinen. Op 23 augustus 2006 is een vergelijkbaar terreinbezoek aan de Alde Feanen en omgeving uitgevoerd. 21

24 22

25 4 Resultaten veldonderzoek Samenvatting aantallen en broedsucces 2006 In totaal werden in 2006 in Fryslân 148 paar zwarte sterns vastgesteld (tabel 2) in 6 gebieden (12 deelkolonies). Van deze populatie werd van 136 paar geconstateerd dat ze met de eileg begonnen. Er waren de nodige paren die vrij laat (juni) begonnen, vooral op de traditionele broedlocaties. Het broedsucces was in 2006, gemeten over alle Friese kolonies, goed met 1,0 jong per paar (tabel 2). Tabel 2.Broedprestaties van de Zwarte Stern in Fryslân in Het broedsucces betreft het (gemiddeld) aantal jongen dat vliegvlug werd in de betreffende kolonie. Kolonie Aantal paar broedparen aantal jongen vv broedsucces (j/pr) Tjonger ,4 Smalle Ee ,4 Alde Feanen Brandemeer ,5 De Deelen ,3 De Leijen ,8 Fryslân totaal ,0 4.2 De Deelen Vlotjesbeleid In de periode werden in De Deelen ruim 50 vlotten uitgelegd, grotendeels bestaande uit pvc-buisvlotten. Om de zwarte stern in De Deelen meer kansen te bieden is het aantal vlotten in de jaren erna uitgebreid (Kleefstra 2003). In 2004 en 2005 werden ca. 100 pvc-buisvlotten in het gebied uitgelegd, verdeeld over drie locaties. In 2006 bleek een deel van deze vlotten niet meer bruikbaar te zijn. Er werden in totaal 74 vlotten uitgelegd, waarvan 64 pvc-buisvlotten en tien houten vlotten, verdeeld over drie locaties. De vlotten werden uitgelegd op 27 en 28 april en 2 mei. Doordat de aangebrachte graszoden vrijwel alle van de vlotten afspoelden zijn vlotten tot en met 12 mei opnieuw bekleed. Dat zoden van de vlotten verdwenen lijkt samen te hangen met verschillende factoren. Aanvankelijk bleken de aangebrachte zoden te zwaar te zijn, waardoor vlotten grotendeels onder het wateroppervlak kwamen te liggen en bij het minst geringste kantelden. Ook werd op zeker één locatie vastgesteld dat de aanwezigheid van grauwe ganzen leidde tot verdwijnen van aangebracht nestmateriaal. Dit betrof de grootste vlotten-locatie (36 stuks), waar vlotten bij controle o.a. op de kop dreven, wortelstokken van gele plomp over de vlotten getrokken waren en waar grauwe ganzen sliepen (vastgesteld op basis van aanwezigheid van veel ruipennen in de oever). 23

26 Aantal broedparen Op 21 mei werden vanaf de rand van De Deelen op twee plekken in het westelijke deel van het gebied natuurlijke vestigingen waargenomen. Op 25 mei werden tijdens een integrale inventarisatieronde in totaal 30 nesten gevonden, waarvan 27 natuurlijke. Het uiteindelijke aantal broedparen zou uitkomen op 39, waarvan 29 een broedpoging ondernamen op natuurlijke nestgelegenheid. Het totale aantal paren is aan de lage kant wanneer het vergeleken wordt met het langjarige gemiddelde van 46 broedparen in de periode De door zwarte sterns gebruikte natuurlijke nestgelegenheid in De Deelen is velerlei. Dit varieert van wortelstokken van gele plomp tot afgestorven pluimzeggepollen die in de kant van petgaten in ondiepten blijven liggen. Door het dynamische waterpeilbeheer in De Deelen (hoog in de winter, flink uitgezakt in de zomer) ontstaan er slikkige randen en eilandjes in ondiepe petgaten, waarop deels de wortelstokken van gele plomp blijven liggen. Op deze slikkige stukken en op de stevig liggende wortelstokken bouwen de sterns hun nesten. Doordat in het broedseizoen het waterpeil fors kan zakken, ontstaan ideale mogelijkheden voor de zwarte stern om zich op natuurlijke broedplaatsen te vestigen. Broedsucces Op basis van 37 nesten werd een gemiddelde legselgrootte van 2,76 ei per nest berekend. De meeste nesten lagen tussen op vrijwel onbereikbare plekken op natuurlijke ondergrond tussen de oevervegetaties en daarom kon hier geen uitkomstpercentage van de eieren worden vastgesteld. Er kon wel een schatting gemaakt worden van de aantallen uitgevlogen jongen. Er werden in totaal 47 vliegvlugge jongen vastgesteld. Daarmee komt het aantal uitgevlogen jongen per paar op 1,3 hetgeen veel hoger is dan in de voorgaande jaren (tabel 3). Voedsel Tijdens het onderzoek zijn in De Deelen geen systematische observaties van de prooiaanvoer aan de jongen uitgevoerd. Op basis van veldwerk in de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de soort een breed aanbod van voedsel benut (o.a. Kleefstra 2005b), variërend van regenwormen en spinnen tot libellen, vis en (larven van) aquatische insecten. De regio van De Deelen staat bekend als belangrijk leefgebied van diverse libellensoorten, waaronder groene glazenmaker (de Boer 2006). Ook is de visstand in de Deelen sterk verbeterd ten gunste van kleine grootteklassen (o.a. brasem en baars) die als prooi interessant zijn voor zwarte sterns (Bonhof et al. 2006). Dit wordt ondersteund door een zichtbare toename van visetende soorten als aalscholver, blauwe reiger, grote zilverreiger, nonnetje en grote zaagbek (gegevens R. Kleefstra). 24

27 Zwarte stern nest op droogvallend modderbankje in gele plomp veld in De Deelen in Door natuurlijke waterpeilen ontstaan in De Deelen vanzelf geschikte broedlocaties, waar veel meer gebruik van gemaakt wordt dan van de uitgelegde vlotjes. Goed is ook te zien dat zwarte sterns wel degelijk een nest bouwen als er materiaal voorhanden is. Foto R. Kleefstra. Zwarte stern nest op droogvallende modderoevers tussen zeggenpollen in De Deelen in Foto R. Kleefstra. 25

28 4.3 De Alde Feanen In de Alde Feanen werden 20 pvc-buisvlotten uitgelegd. Van de vlotten verdween geregeld al het materiaal en enkele vlotten kantelden. Rond 10 mei vestigde zich 1 broedpaar op de vlotten, bij een controle op 7 juni was het legsel verdwenen. Rond 10 juni vestigden zich opnieuw sterns. Op 15 juni waren er 7 paar aanwezig, waarvan maximaal 5 tegelijk een legsel hadden op 24 juni. Alle legsels verdwenen echter en 29 juni was alles verdwenen. In totaal waren er 7 broedpogingen. Op basis van het patroon van verdwijnen, namelijk niet alles in één of twee nachten, maar heel geleidelijk waarbij bovendien vlotten kantelden was het al snel aannemelijk dat grauwe ganzen in de nacht verantwoordelijk waren. Grote aantallen grauwe ganzen met hun jongen zijn nabij het petgat aanwezig en op basis van de ruiveren en paadjes naar het water is het waarschijnlijk dat deze s nachts op het water slapen en rondzwemmen en daarbij de nesten omzwemmen. Vanwege het ontbreken van jonge sterns zijn geen voedselstudies uitgevoerd. 4.4 Smalle Ee In de Smalle Ee werden 30 pvc-buisvlotten uitgelegd. De vlotten werden gevuld met een graszode waardoor de meeste stabiel bleven liggen. Er kantelden in het begin van het seizoen nauwelijks vlotten. In juli kantelden er enkele vlotten. De vlotten lagen op een goede onderlinge afstand in rijkelijk met plomp begroeide delen van de inham. Aantal broedparen en broedsucces Rond 10 mei vestigden zich de eerste paren, waarna rond 5 juni 16 paar aanwezig waren. Rond juni kwamen er, evenals bij de Alde Feanen, enkele nieuwe paren bij. De legsels van de vroege paren kwamen gemiddeld goed uit en eenmaal uitgekomen groeiden de jongen gestaag en goed op. De late paren deden het matig. Het legselverlies was hoog, slechts één van de zes late paren wist jongen groot te brengen. De oorzaak was niet geheel duidelijk, maar het kantelen van vlotjes in deze tijd in combinatie met het verlaten van jongen van de nesten doet vermoeden dat ook hier laat in het seizoen ganzen aanwezig waren. Dit is niet door nachtelijke waarnemingen bevestigd. Voedsel Op 4 dagen werden observaties uitgevoerd van de prooisamenstelling en de prooiaanvoer. De prooisamenstelling bij de Smalle Ee werd sterk gedomineerd door visbroed (figuur 5). De vis werd gevangen op de Ee, maar een ander belangrijk visgebied waren de Boornbergumer Petten. Daarnaast vlogen de sterns naar de graslanden in de omgeving en de ruige oevers van de Ee om insecten en regenwormen te vangen. Met name het graslandgebied ten zuiden van de kolonie is van belang omdat het ruige oevers van sloten en kleine heldere sloten heeft waar vrijwel alle ongewervelden, zoals insecten, gevangen werden. In totaal werd 7 tot 20% van de prooien uit deze graslanden gehaald. Er werden in totaal 0,9 tot 1,3 prooien per minuut per jong aangevoerd. Op 15 juni werd tijdens een regenachtige dag vastgesteld dat 16% 26

29 van de prooien bestond uit regenwormen en de prooiaanvoer was hoog (1,23 prooien per minuut per jong). De aangevoerde biomassa was gemiddeld 414 mg/uur/pul hetgeen 13% lager ligt dan gemiddeld nodig om aan de voedselbehoefte van een jong te voldoen. Hoewel dit gemiddeld iets te laag was, kan dit niet als een structureel probleem gezien worden vanwege de foutenmarge in de schattingen van de prooigroottes. Het hoge broedsucces ondersteunt dit. Figuur 5. Samenstelling van prooien die zwarte sterns in de kolonie van de Smalle Ee in 2006 aan hun jongen voerden. 27

30 Watersnuffel Enallagma cyathigerum. Een waterjuffersoort die als prooi kan dienen voor zwarte stern. Foto Jeroen Brandjes. 4.5 Brandemeer Bij de Brandemeer werden op twee traditionele locaties (petgaten) die aan elkaar grenzen vlotjes uitgelegd en op een petgat in de omgeving waar enige jaren geleden een natuurlijke vestiging was geweest. Op de traditionele locaties werd op het noordelijke petgat (A1) 40 pvc-buisvlotten en op het zuidelijke petgat (A2) 14 pvc-buisvlotten uitgelegd. Op de nieuwe locatie (B) werden 10 houten vlotten uitgelegd. Op locatie A1 kantelden geregeld vlotten. Op locatie A2 kantelden enkele vlotten. Op locatie B was relatief snel al het materiaal van de vlotten verdwenen zodat er kale vlotten lagen. Desondanks vestigden zich in mei 15 paren op A1 en A2. Evenals op de andere locaties was er een influx van paren half juni, waarna er op 24 juni 28 paren aanwezig waren op A1 en A2, waarvan 22 paar met een legsel of jongen. Op Locatie A1 verdwenen alle legsels voortdurend. Er waren 18 broedpogingen bij A1 die allen in de eifase mislukten. Op het naastgelegen petgat waren 11 broedpogingen, waarvan er 7 succesvol jongen opbrachten. Omdat beide petgaten aan elkaar grensden kon een (nachtelijke) predator zo goed als zeker uitgesloten worden. Ook het patroon van verdwijnen van legsels wees niet op een predator omdat het tempo van verdwijnen dan meestal hoger is. De talrijke sporen van ganzen rondom het noordelijke petgat, de gekantelde vlotjes en het onregelmatige legselverlies deed sterk vermoeden dat de legsels met name verdwenen door nachtelijk rondzwemmende grauwe ganzen. Voedsel en habitatgebruik Op 4 dagen werden observaties uitgevoerd van de prooisamenstelling en de prooiaanvoer. De prooisamenstelling bij de Brandemeer was relatief divers (figuur 6). Vissen domineerden in het menu. De vis werd gevangen op de Tjonger en het Brandemeer. Opvallend waren de grote afstanden (> 1km) die geregeld gevlogen moesten worden door de sterns om prooien te vinden. Daarnaast vlogen de sterns naar de graslanden in de omgeving om insecten en regenwormen te vangen. Er werden relatief weinig prooien per tijdseenheid aangevoerd: van 0,33 tot 0,63 prooien per 28

31 minuut per jong. Op 15 juni werd tijdens een regenachtige dag vastgesteld dat 16% van de prooien bestond uit regenwormen en de prooiaanvoer was laag (0,63 prooien per minuut per jong). De aangevoerde biomassa was gemiddeld 304 mg/uur/pul hetgeen 37% lager ligt dan gemiddeld nodig om aan de voedselbehoefte van een jong te voldoen. Dit duidt op een te lage gemiddelde prooiaanvoer. Figuur 6. Samenstelling van prooien die zwarte sterns in de kolonie van de Brandemeer in 2006 aan hun jongen voerden. De viervlek Libellula quadrimaculata een soort korenbout die evenals de verwante oeverlibel Orthetrum cancellatum veel gegeten wordt door zwarte sterns. Foto Martin Bonte. 29

32 4.6 Tjonger In enkele luwe zones aan de oever van de Tjonger (Langelille) werden pvc-buisvlotten uitgelegd. Op drie locaties werden vlotten uitgelegd: Langelille west (A) 11 vlotten, Langelille midden (B) 15 vlotten en het Wijd (C) 12 vlotten. Er worden al jaren met succes vlotjes uitgelegd op deze locaties. De vlotten werden gevuld met een graszode waardoor de meeste stabiel bleven liggen. Er kantelden in het begin van het seizoen nauwelijks vlotten. In juli kantelden er enkele vlotten. De vlotten lagen op een goede onderlinge afstand in rijkelijk met plomp begroeide delen van inhammen van de Tjonger. Larve van geelgerande watertor Aantal broedparen en broedsucces Rond 10 mei vestigden zich de eerste paren. Op 30 mei hadden 26 paar legsels. Slechts 4 legsels verdwenen en rond half juni begonnen er enkele paren opnieuw met broeden of kwamen er paren van elders bij. In deze fase vestigden zich ook enkele paren op wortelstokken van gele plomp, die met name locatie B en C massaal omhoog kwamen drijven in dikke pakketten. De jonge sterns konden hier ook goed tussen schuilen. De zwarte sterns wisten op deze locatie veel (36) jongen groot te brengen. Verstoring bleek minimaal, de meeste jongen bleven op de nesten of verplaatsten zich op korte afstand naar de wortelpakketten. Het voortdurende passerende bootverkeer heeft nauwelijks invloed op de aanwezige paren. Er werd niet, of hooguit zeer kort, gealarmeerd. Voedsel en habitatgebruik Op 6 dagen werden observaties uitgevoerd van de prooisamenstelling en de prooiaanvoer. De prooisamenstelling bij de Tjonger was behoorlijk divers (figuur 7). Het merendeel van de prooien bestond uit visbroed dat gevangen werd in de lelie/plompevelden in de Tjonger en vooral in het Wijd. Daarnaast vlogen de sterns naar de graslanden in de omgeving en de ruige oevers van de Tjonger om insecten en regenwormen te vangen. Er werden 0,4 tot 2,8 prooien per minuut per jong aangevoerd. Op 15 juni werd tijdens een regenachtige dag vastgesteld dat 16% van de prooien bestond uit regenwormen en de prooiaanvoer was hoog (1,22 tot 2,8 prooien per minuut per jong). De aangevoerde biomassa was gemiddeld 574 mg/uur/pul hetgeen 20% hoger ligt dan gemiddeld nodig om aan de voedselbehoefte van een jong te duidde erop dat het voedselaanbod gemiddeld goed was. 30

33 Figuur 7. Samenstelling van prooien die zwarte sterns in de kolonie van de Tjonger in 2006 aan hun jongen voerden. Jonge visjes vormen de hoofdprooien van zwarte stern in Fryslân. Het betreft een breed spectrum aan visbroed waarbij vrijwel alle soorten die aan het oppervlak gevangen kunnen worden in het menu voorkomen zoals baars, snoek, stekelbaars, maar vooral karperachtigen zoals brasem, blankvoorn en rietvoorn zijn goede prooien. Foto R. van Eekelen. 4.7 De Leijen Verdeeld over twee poelen langs de zuidwestoever van De Leijen werden ca. 30 nestvlotten uitgelegd, grotendeels pvc-buisvlotten en enkele Revido-vlotten. De eerste eileg vond plaats rond 17/18 mei en tot eind juni werden nog nieuwe legsels vastgesteld. Het totale aantal broedparen dat tot eileg overging liep daarmee op tot 26 stuks. Op 8 juni werden de eerste pulli waargenomen. Ruim tien dagen later werden 28 jongen in de kolonie geteld, terwijl toen drie nesten mislukt bleken te zijn en nog vijf bebroed werden. Eind juni telde de kolonie reeds 15 vliegvlugge jongen en nog 14 niet- 31

34 vliegvlugge pulli. Op drie nesten werden toen nog broedende vogels vastgesteld. In de week erna lijkt iets mis te zijn gegaan in de kolonie. Op 6 juli waren namelijk nog maar zes paartjes aanwezig en werden vier jongen gezien die tegen het vliegvlugge stadium zaten, terwijl op basis van de waarnemingen een week eerder toen nog 20 paren aanwezig waren ca. 15 vliegvlugge jongen verwacht mochten worden. Wel waren er nog twee broedende paren aanwezig, maar op 13 juli was de kolonie geheel verlaten. Wat er in de eindfase gebeurd is, is onduidelijk. Beide poelen liggen fraai beschut op de overgang van open water met een rijke waterplantenvegetatie (gele plomp) en begraasde, matig kruidenrijke graslanden. Zwarte sterns werden veelvuldig foeragerend waargenomen boven de zuidwesthoek van De Leijen (oevers De Tike-Opeinde) waar zich uitgestrekte velden van gele plomp bevinden. Ook maakte de soort veel gebruik van de poldertjes ten zuiden van het meer, waarin ook enkele krabbenscheervegetaties te vinden zijn. Voedselstudies werden echter niet uitgevoerd. Aanwijzingen voor predatie of bijvoorbeeld overlast van ganzen werden niet verkregen. Tot in hoeverre verontrusting van de kolonie parten heeft gespeeld is niet duidelijk, maar gelet op paden door het rietland dat de poelen omzoomt, werd de kolonie met regelmaat bezocht door derden. De beide poelen waarin de vlotten worden uitgelegd raken steeds meer begroeid met rietvegetaties. Dit kan ertoe leiden dat ze op termijn ongeschikt raken als broedlocatie. Kolonie Brandemeer juli foto J. van der Winden. Een ogenschijnlijk ideale situatie met veel drijvende waterplanten en beschutting, maar waar grauwe ganzen in de nacht komen slapen (en rusten op de vlotjes) en de vlotjes omkieperen. 32

35 5 Discussie 5.1 Afname zwarte stern sinds de jaren veertig Sinds de jaren veertig is de zwarte stern in Fryslân van ongeveer paar afgenomen tot de schamele 150 paar tegenwoordig (figuur 2). De broedparen zaten destijds zeer wijd verbreid op grote en kleine wateren en in kleine en grote kolonies (van der Ploeg et al. 1976). Bij de meeste locaties die in 1946 onderzocht werden, wordt krabbenscheer als nestondergrond genoemd. De afname kan deels daardoor verklaard worden omdat er op veel van de toenmalige locaties geen drijvende waterplanten meer staan of in dermate verslechterde toestand aanwezig zijn dat ze geen nestondergrond kunne vormen voor zwarte sterns. Krabbenscheer is een interessante nestondergrond als de vegetaties enige jaren oud zijn en er rommel tussen de planten ophoopt waar de nesten op gebouwd kunnen worden. Een andere reden voor de afname is de sterke verbossing van de laagveenmoerassen in Fryslân. Veel petgatencomplexen zijn rondom begroeid met (elzen)broekbos en daarmee ongeschikt geworden als broedhabitat voor de zwarte stern. Voorbeelden zijn Easterskar, Rottige Meente en de Kraanlannen. Op deze locaties kan ook niet door middel van het uitleggen van vlotjes het tekort aan nestgelegenheid verholpen worden omdat het totale landschap ongeschikt is geworden. 5.2 Aantalsontwikkeling zwarte stern in Fryslân en omringende gebieden Sinds 1992 worden zwarte sterns in Fryslân jaarlijks in kaart gebracht in het kader van het Landelijk Soortonderzoek Broedvogels (LSB) onder coördinatie van SOVON Vogelonderzoek Nederland. In eerste instantie werden in het kader hiervan de kolonievogeltellingen in Fryslân opgestart door SOVON en de Fryske Feriening foar Fjildbiology met het provinciale project KolF (Kolonievogels Fryslân). Sinds 1996 levert de Werkgroep Blaustirns een belangrijke bijdrage aan de tellingen van zwarte sterns. Gegevens van vóór 1992 zijn onvolledig en daarom niet opgenomen in figuur 3. In de periode werden jaarlijks gemiddeld 162 broedparen van de zwarte stern in Fryslân geteld met als minimumaantal 140 paren in 2005 en een maximum van 198 in Het aantal broedparen fluctueert sterk, maar is door de bank genomen relatief stabiel. In figuur 2 worden Tjonger, Brandemeer en De Deelen als grootste kolonies apart weergegeven. Dat geeft ook weer dat de kolonie-omvang per gebied sterk kan wisselen van jaar op jaar. De aantallen zwarte sterns zijn sinds de start van het project rond 1995 niet wezenlijk toegenomen in Fryslân. Sterker nog, in 1997 kort na de start van het project namen de aantallen zelfs nog verder af. Gespeculeerd werd over de mogelijke uitwisseling met Overijssel, waar de kolonies het relatief goed deden in deze periode. Echter wanneer de aantalsontwikkelingen in Overijssel en Fryslân vergeleken worden (figuur 8) valt hier 33

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag

Nadere informatie

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014 Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014 Foto:%Mark%Collier% Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag van monitoring

Nadere informatie

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017 Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017 Mark Hoekstein Delta ProjectManagement (DPM) Postbus 315 4100AH

Nadere informatie

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg NOTITIE Bosch & Van Rijn A. Schipper Groenmarkstraat 56 3521 AV Utrecht DATUM: 8 mei 2017 ONS KENMERK: 17.02976/RogVe UW KENMERK: gunning per email dd 6 februari 2017 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE:

Nadere informatie

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 1. Status De kokmeeuw was reeds beschreven in het fbp. Omdat de tekst op een aantal punten herziening behoefde, is deze integraal herschreven. De kokmeeuw is een

Nadere informatie

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch Ecologie & landschap NOTITIE Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch DATUM: 21-04-2015 ONS KENMERK: UW KENMERK: - AUTEUR: PROJECTLEIDER: 15-143/15.02500/DirKr D.B.

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Mark Hoekstein & Sander Lilipaly Delta ProjectManagement (DPM)

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG 75-77 TE VOORHOUT Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG 75-77 TE VOORHOUT rapportnr. 2017.2529

Nadere informatie

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe. 2018 Walter Van Kerkhoven In het kader van de volledige broedvogelinventarisatie werd tijdens het broedseizoen

Nadere informatie

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem NOTITIE Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer B.V. dhr. E. van den Heuvel Lekdijk 44 2967 GL Langerak (ZH) DATUM: 1 mei 2012 ONS KENMERK: AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: versie 1 CONTROLE: 12-244/12.02267/DimEm

Nadere informatie

Kunstmatige nesthulp voor de zwarte stern in Nederland

Kunstmatige nesthulp voor de zwarte stern in Nederland Kunstmatige nesthulp voor de zwarte stern in Nederland Tabel 1. Aantallen (afgerond) vlotjes per provincie in Nederland. In Groningen en Noord-Brabant liggen kleine aantallen vlotjes, waarvan de gegevens

Nadere informatie

Gemeente s Hertogenbosch Dhr. J. Winter Postbus GZ s-hertogenbosch

Gemeente s Hertogenbosch Dhr. J. Winter Postbus GZ s-hertogenbosch Ecologie & landschap NOTITIE Gemeente s Hertogenbosch Dhr. J. Winter Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch DATUM: 18 april 2018 ONS KENMERK: UW KENMERK: - AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE: 18-0049/18.03871/MarBo

Nadere informatie

Nader onderzoek vleermuizen schoolgebouw Anne Franklaan, Montfoort

Nader onderzoek vleermuizen schoolgebouw Anne Franklaan, Montfoort NOTITIE Cultuurland Advies Dhr. T. Melenhorst Postbus 20 8180 AA Heerde DATUM: 20 september 2011 ONS KENMERK: 11-386/11.13133/JanBu UW KENMERK: telefonische gunning 16 juni 2011 AUTEUR: PROJECTLEIDER:

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke

Nadere informatie

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen Ecologie & landschap NOTITIE Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 29 januari 2016 ONS KENMERK: UW KENMERK: -- AUTEUR: PROJECTLEIDER: 15-879/16.00623/RalSm R.R. Smits G. Hoefsloot

Nadere informatie

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 André van Kleunen en Gert Ottens Een paar jaar geleden hebben we in de Provinciale Nieuwsbrief van SOVON en in de Kruisbek aangekondigd

Nadere informatie

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep NOTITIE Mevr. T. Martens Gemeente Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 08-04-2016 ONS KENMERK: 16-188/16.02404/DirKr UW KENMERK: VPL nr. 236970 AUTEUR: PROJECTLEIDER: D.B. Kruijt D.B. Kruijt STATUS:

Nadere informatie

Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool Nijmegen

Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool Nijmegen Ecologie & landschap NOTITIE Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 7 november 2014 ONS KENMERK: 14-577/1405584/LieAn UW KENMERK: VPL 213937 PROJECTLEIDER: INVENTARISATIE: G.

Nadere informatie

Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek

Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek Loes van den Bremer, SOVON Vogelonderzoek Nederland m.m.v. Ronald van Harxen & Pascal Stroeken, STONE Steenuiloverleg Nederland Opbouw

Nadere informatie

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep NOTITIE Mevr. T. Martens Gemeente Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 15-04-2016 ONS KENMERK: 16-109/16.01207/DirKr UW KENMERK: VPL 235792 AUTEUR: PROJECTLEIDER: D.B. Kruijt D.B. Kruijt STATUS:

Nadere informatie

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Terug naar Nederland Nederland, moerassenland Tegenwoordig ongeveer 45.000 hectare moeras aanwezig, waarvan de helft verlandingstypen waar typische

Nadere informatie

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha)

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha) Lichte groei weidevogelstand Giethoorn-Wanneperveen in 2010 Obe Brandsma De belangrijkste resultaten samengevat: Het onderzoeksgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) is één van de weinige gebieden in Nederland

Nadere informatie

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE KERKUILEN WERKGROEP TWENTE Broedseizoen kerkuil De start van het broedseizoen kerkuilen was zeer verrassend. Rond half maart werd er op een locatie in Oud-Ootmarsum een nestkast aangetroffen met daarin

Nadere informatie

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw!

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw! 2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw! 1 - Om te beginnen lichten we toe waarom de Huiszwaluw als jaar van soort is gekozen. - Ook de

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Grote zilverreiger (Egretta alba) 9 A027 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De grote

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

De Kraanvogel. Kansen voor kraanvogels in Limburg en Brabant

De Kraanvogel. Kansen voor kraanvogels in Limburg en Brabant De Kraanvogel Kansen voor kraanvogels in Limburg en Brabant De kraanvogel komt er aan! Binnen een paar jaar zouden ze zo maar in Brabant en Limburg kunnen broeden. Stel je voor, staand aan de rand van

Nadere informatie

NOTITIE. Ecologie & landschap. Conclusie. Toelichting

NOTITIE. Ecologie & landschap. Conclusie. Toelichting Ecologie & landschap NOTITIE Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer B.V. ter attentie van R. de Groot Lekdijk 4 2967GB Langerak DATUM: 11-02-2016 ONS KENMERK: 16-013/16.00823/IngHR UW KENMERK: opdrachtverlening

Nadere informatie

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Sovon-rapport 2013/74 Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie

P.W. Pastoor Blauwverversteeg 1 3841 DX Harderwijk. Notitie veldbezoek perceel Blauwverversteeg 3 te Harderwijk

P.W. Pastoor Blauwverversteeg 1 3841 DX Harderwijk. Notitie veldbezoek perceel Blauwverversteeg 3 te Harderwijk NOTITIE P.W. Pastoor Blauwverversteeg 1 3841 DX Harderwijk DATUM: 10 januari 2013 ONS KENMERK: 10-719/12.06097/IngHR UW KENMERK: uw mail dd. 18 december 2012 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: versie 1.0 CONTROLE:

Nadere informatie

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter) Gouwebos midmaandwintertellingen van vogels trends 1994-2014 samengesteld door Cok Scheewe Foto (Huig Bouter) Inleiding Al meer dan 20 jaar worden in de winterperiode in het Gouwebos door de vogelwerkgroep

Nadere informatie

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Vincent de Boer, Albert de Jong & Berend Voslamber Sovon-rapport 2016/19 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Colofon SOVON

Nadere informatie

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht NOTITIE R. Stout Middelweg 12 2841 LA Moordrecht DATUM: 16 april 2012 ONS KENMERK: 12-200/12.01680/DirSt UW KENMERK: Gunning 22-03-2012 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: ing. K.D. van Straalen drs. I. Hille

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid Statenfractie Partij voor de Dieren M.C. van der Wel Postbus 90151 5200 MC S-HERTOGENBOSCH Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl

Nadere informatie

12.1 Ekster (Pica pica)

12.1 Ekster (Pica pica) 12.1 Ekster (Pica pica) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is over een langere periode zowel bij broedvogels als bij niet-broedvogels het aantal significant afgenomen, terwijl over de laatste

Nadere informatie

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen. Handleiding tellingen Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen. Als er onduidelijkheden zijn over

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. In het westelijke deel van het Nieuwediep kwamen in vier vakken Krabbenscheer V, voor in fraaie velden, die een leef-

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2012 tijdvak 2 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. GT-0191-a-12-2-b Lepelaars - informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 38 tot en

Nadere informatie

Jaarverslag 2007 It Eibertshiem.!

Jaarverslag 2007 It Eibertshiem.! Jaarverslag 2007 It Eibertshiem.! Voorwoord. In het jaarverslag van Vogelbescherming begint het voorwoord met het prominente nieuws van enkele rosse grutto s welke non-stop van Alaska naar Nieuw-Zeeland

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

2013 wordt het jaar van de Patrijs. 2013 wordt het jaar van de Patrijs. 1 Waarom? De soort kwam vroeger in grote aantallen voor in NL; er werd zelfs op gejaagd (en in sommige landen nog steeds) Bijna iedereen heeft de vogel wel eens gezien

Nadere informatie

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper FLORA- EN FAUNADOSSIER KAVEL 2 EN 3 Opdrachtgever: O.G.A periode : 2011-2014 versie: : 16 mei 2014 Auteur : M. Kuiper Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen Telefoon: 06-29523020 E-mail: info@natuurbeleven.nl

Nadere informatie

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Overwinterende Grote Zilverreigers in de Kempen en Peel Roel van den Heuvel en Robert Kastelijn Echt veel informatie is er nog niet te vinden over Grote Zilverreigers

Nadere informatie

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren De Zwarte Sterns hebben alweer jongen. Het is dan nu ook weer de juiste tijd om de nesten van deze stern te tellen. Maar hoe is het eigenlijk gesteld met de Zwarte Stern als broedvogel in het Sovon Grote

Nadere informatie

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Beheerevaluatie 2018 weidevogels Beheerevaluatie 2018 weidevogels Auteur Opdrachtgever Status Stichting Landschapsbeheer Gelderland VALA Definitieve versie Datum 06-11-2018 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 3 Beltrumse

Nadere informatie

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015 Roofvogelonderzoek Mahlerlaan Amsterdam Opdrachtgever: O.G.A Tussentijdsverslag : 2 september 2015 Onderzoek : drs. Lex van Groningen, dr. M. Kuiper Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen Telefoon: 06-29523020

Nadere informatie

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Biologie Rapport 67 Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan

Nadere informatie

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn 2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn De Flamingo's komen al zo'n 20 jaar in het Zwillbröcker Venn voor. De eerste jaren kwamen er maar enkele. De grootste aantallen komen er in de maanden april

Nadere informatie

Jaarverslag Bijeneters 2017

Jaarverslag Bijeneters 2017 Jaarverslag Bijeneters 2017 Dit voorjaar werd er weer hoopvol in Nederland uitgekeken naar de bijeneters. Het aantal meldingen van waarnemingen bleef in vergelijking met de voorgaande jaren wat achter.

Nadere informatie

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN GANZEN IN NEDERLAND Nederland is met zijn laaggelegen graslanden, veel water en zachte winters een ideaal gebied voor vele ganzensoorten. Veel ganzen die Nederland aandoen zijn afkomstig uit het hoge noorden;

Nadere informatie

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden. SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden. INDIENING Steller vragen: Joke Ruitenberg-Alphenaar, PvdA Datum:16-01-12012 Onderwerp:

Nadere informatie

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling AANTAL. Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling Sinds 1973 worden elke veertien dagen de vogels in de westelijke Eempolders geteld. Dat is nu dus al ruim 38 jaar. Wat rekenwerk levert op dat op

Nadere informatie

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis Leiden aan zee meeuwen in Nederland (1998 2000) zilvermeeuw kleine mantelmeeuw meeuwen in het Wassenaarse duin meeuwen in het Wassenaarse duin

Nadere informatie

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe. 2017 Walter Van Kerkhoven Tijdens het broedseizoen van 2017 werd onderzoek gedaan naar het voorkomen, broedgedrag

Nadere informatie

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen De halsbandparkiet (Psittacula krameri) komt van oorsprong voor in Afrika, in een gordel ten zuiden van de Sahara en op het Indisch

Nadere informatie

informatie over het broedsucces verzameld. Dit onderzoek en de resultaten daarvan zijn in vele opzichten ongeëvenaard,

informatie over het broedsucces verzameld. Dit onderzoek en de resultaten daarvan zijn in vele opzichten ongeëvenaard, De populatie afgenomen. van de Zwarte Stern in Nederland is sinds de van jaren vijftig de eeuw vorige catastrofaal Foto: W. Smeets. Aantallen en broedsucces van de Zwarte Stern in Nederland in 2006 Jan

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017 Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017 Wat onderzochten we precies? Verbetert het broedbiotoop van kieviten door kleinschalige maatregelen? Waarom willen we dat weten? Territoria van kievit

Nadere informatie

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen

Nadere informatie

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen 2011-2015 Frank Majoor & Berend Voslamber Sinds 2011 worden op verschillende plekken in Nederland in opdracht van het Faunafonds Nijlganzen

Nadere informatie

Nader onderzoek huismussen. Herontwikkeling Gasthuisstraat 77 te Kaatsheuvel

Nader onderzoek huismussen. Herontwikkeling Gasthuisstraat 77 te Kaatsheuvel Nader onderzoek huismussen Herontwikkeling Gasthuisstraat 77 te Kaatsheuvel te Kaatsheuvel blad 1 INHOUD blz. 1 INLEIDING 2 1.1 Aanleiding en doelstelling 2 1.2 Leeswijzer 2 2 SITUATIE EN PLANVORMING

Nadere informatie

Waterbodemsanering Biesbosch

Waterbodemsanering Biesbosch Waterbodemsanering Biesbosch Ligging van beverburchten en beverholen winter 2008/2009 Ir. V. Dijkstra Datum: 17 maart 2009 Rapport: 2009.06 van Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van: Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk 2 e jaargang Editie steenuil Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk Inhoud: Broedresultaten Steenuil 2012 Foto: André Eijkenaar Contact en informatie: Gebiedscoördinator: Anita van Dooren jmvandooren@home.nl

Nadere informatie

Op Europees niveau is de soort in de periode 1980-2011 met 52% afgenomen, en ten opzichte van 1990 met 6%.

Op Europees niveau is de soort in de periode 1980-2011 met 52% afgenomen, en ten opzichte van 1990 met 6%. 1 De spreeuwenstand gaat vanaf eind jaren zeventig achteruit. Over de periode 1984-2012 is de broedpopulatie in Nederland zelfs met gemiddeld 4% per jaar afgenomen. Daardoor resteert momenteel minder dan

Nadere informatie

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht Notitie aan J. de Waard (Trivire Wonen) van A. de Baerdemaeker betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht project 0619 datum 2 augustus 2011 Postbus 23452 3001 KL Rotterdam telefoon: 010-436

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk 3 e jaargang Editie steenuil Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk Inhoud: Broedresultaten Steenuil 2013 Assistent-ringers Braakballen! LOVO Opvallende zaken Veilige drinkbak voor de steenuil in het

Nadere informatie

Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren

Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren Unieke samenwerking resulteert in een reddingsplan 1. Een noodplan voor realisatie van grote karekieten hotspots Dankzij een unieke samenwerking tussen

Nadere informatie

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord De meeste kolonies zijn inmiddels ingevoerd, tijd dus voor een overzicht van het afgelopen jaar in ons district. De gegevens die op 24 januari 2018 zijn ingevoerd,

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk 4 e jaargang 2014 Editie steenuil Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk Inhoud: * Verslag broedseizoen 2014 * Broedresultaten steenuil 2014 * Terugmeldingen geringde vogels * Oorkonde vijf jaar broeden

Nadere informatie

De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007

De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007 De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007 Lieuwe Dijksen & Frank Willems SOVON-inventarisatierapport 2007/49 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Het Groninger Landschap Colofon SOVON Vogelonderzoek

Nadere informatie

Harderbos en Harderbroek verbonden

Harderbos en Harderbroek verbonden Harderbos en Harderbroek verbonden De Ganzenweg is een verbinding voor mensen, maar een barrière voor dieren. Er ligt al een faunapassage onderdoor. De route daar naar toe is voor dieren nog niet ideaal.

Nadere informatie

Zwarte Stern terug in de Utrechtse Venen

Zwarte Stern terug in de Utrechtse Venen uit de praktijk Zwarte Stern terug in de Utrechtse Venen De zwarte stern kwam voorheen algemeen voor maar is zowel in Europa als in de Noord-Amerika in de periode tot 1980 zeer sterk achteruitgegaan. Na

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Grote zilverreiger (Egretta

Nadere informatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie 19 juni 2017 Theo Verstrael Sovon Vogelonderzoek Nederland Inhoud Vrijwilligers & natuurmonitoring Achtergronden & motivaties Wat

Nadere informatie

Blauwe Reiger. Purperreiger

Blauwe Reiger. Purperreiger Resultaten kolonievogels in Zuid-holland noord Hoe is het met de kolonievogels in Zuid-holland gegaan? Nemen de soorten toe of af? Hoe is dat het afgelopen seizoen vergaan? En hoe ontwikkelen de aantallen

Nadere informatie

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem VOGELNIEUWS 29 // 31 Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem en Hans Matheve [ Universiteit Gent, Vakgroep Biologie ] - ging van belangrijke delen van hun broedhabitat en (ii) verstoring door de

Nadere informatie

Beschrijving, functies & belang van habitat elementen van de HUISMUS

Beschrijving, functies & belang van habitat elementen van de HUISMUS Beschrijving, functies & belang van habitat elementen van de HUISMUS Het habitat van een populatie huismussen is, voor zover nu bekend, opgebouwd uit in ieder geval 10 elementen. Brits zender-onderzoek

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

NOTITIE Gemeente 's-hertogenbosch T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch

NOTITIE Gemeente 's-hertogenbosch T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch Ecologie & landschap NOTITIE Gemeente 's-hertogenbosch T. van Tol Postbus 12345 5200 GZ s-hertogenbosch DATUM: 15 april 2015 ONS KENMERK: UW KENMERK: PROJECTLEIDER: VELDBEZOEK: STATUS: 15-096/15.02410/PauBo

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

Documentnummer AMMD ( )

Documentnummer AMMD ( ) Bijlagenboek 8.4 MEMO Kopie aan x Van x Onderwerp Telgegevens niet-broedvogels Documentnummer AMMD-002853 (17.117038) Datum 6-7-2017 Methoden voor het bepalen van de aantallen watervogels langs de dijk

Nadere informatie

Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht

Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht Op zaterdag 28 mei 2011 is er vanuit RAVON Utrecht een excursie georganiseerd naar het Kombos te Maarsbergen. Het doel van de excursie was om deelnemers

Nadere informatie

Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen.

Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen. Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen. Beste mensen, Het MAS+ toegelicht en een oproep tot deelname! De Lente begint - al knipperend - te ontwaken. Het

Nadere informatie

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden. te weten gekomen? De Grutto in 2008 in Zuid-Kennemerland Fitls 44 (3) 2008 Wat zijn we dit jaar van de Grutto Dirk Tanger Elders in dit nummer van de fitis leest u over de Grutto als broedvogel in Spaarnwoude.

Nadere informatie

Verslag telling aalscholvers en blauwe reigers in het Kippenest in De Wieden op 9 mei 2009

Verslag telling aalscholvers en blauwe reigers in het Kippenest in De Wieden op 9 mei 2009 Verslag telling aalscholvers en blauwe reigers in het Kippenest in De Wieden op 9 mei 2009 Ronnie Veldkamp Om 9.00 uur had ik afgesproken met mijn vriend Pieter van den Hooven om weer de jaarlijkse telling

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO Inleiding: Ook dit broedseizoen werden op verschillende locaties weer talrijke en op hun inhoud gecontroleerd. Binnen ons werkgebied hangen zeer

Nadere informatie

Verslag steekproefonderzoek naar de visstand in de Westbroekse Zodden

Verslag steekproefonderzoek naar de visstand in de Westbroekse Zodden KNNV Moeraswerkgroep, Verslag steekproefonderzoek visstand in de Zodden, april 2005 KNNV Moeraswerkgroep Verslag steekproefonderzoek naar de visstand in de Westbroekse Zodden 23 april 2005 KNNV Moeraswerkgroep,

Nadere informatie

Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht

Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht i o o o o o ii A&W-rapport 1448 o o o Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht iii Weidevogels

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Zwarte stern (Chlidonias niger) A197 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De zwarte stern

Nadere informatie

Hierboven: inspectie van het fort. Hiernaast: munitiebos met rood omcirkeld de onderzochte plofhuisjes

Hierboven: inspectie van het fort. Hiernaast: munitiebos met rood omcirkeld de onderzochte plofhuisjes 1 2 Aanleiding In verband met mogelijke ontwikkelingen in Fort Benoorden Spaarndam en het aangrenzende Munitiebos heeft het Recreatieschap Spaarnwoude op 18 juni 2007 aan het Ecologisch Adviesbureau B.Kruijsen

Nadere informatie