Sven Stremke, landschapsarchitect: jongere generatie kijkt met andere ogen naar zonne- en windparken

17 december 2020

Landschappen kunnen aantrekkelijk zijn én energie produceren. Dat weet Sven Stremke universitair hoofddocent landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit en lector aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Hij ziet het in Kinderdijk, maar ook bij de moderne turbines ten noorden van Lelystad, langs de A6, waar bruiloftsfoto’s worden gemaakt. Met tien collega-onderzoekers richt Stremke zich op energielandschappen in dichtbevolkte gebieden. Participatie van omwonenden is cruciaal bij zonne- en windparken. “Maar blijf niet forever praten. En de subsidies moeten zo ingericht worden dat je de wensen van omwonenden kan vervullen. De mantra dat we moeten kiezen voor de allergoedkoopste manier van CO2-reductie moeten we achter ons laten.” Ideeën van bedrijven voor het onderzoeken van de relatie tussen landschap en energieopwekking zijn welkom bij Stremke.

Stel je fietst over 10 jaar door Nederland, wat zie je dan?
“Over tien jaar fiets je door landschappen die aantrekkelijk zijn én duurzame energie produceren. Er zullen ongeveer twee keer zoveel windmolens zijn, over het hele land verspreid. Er komen zonnelandschappen, die meer functies hebben dan alleen het opwekken van energie. Er komt ook recreatie, landbouw en natuur om en onder de panelen. Ik heb twee zoons van 6 en 8 jaar. Ik hoop dat ze meefietsen over tien jaar en ik verwacht dat ze het leuk vinden waar ze zijn. En dat ze het snappen, waarom er her en der turbines of zonnepanelen staan.”

Wat zijn High Density Energy Landscapes?
“Dat zijn landschappen waar energie wordt opgewekt in een gebied met een hoge bevolkingsdichtheid. In Nederland, maar ook in andere delta’s waar veel mensen wonen. Nederlanders recreëren relatief veel buiten. Het landschap is een bron van ontspanning. Daarmee stellen we andere eisen aan een energielandschap. De eerste reactie is: laten we energieopwekkers verstoppen. Door een aardwal en een heg om een zonnepark heen te zetten bijvoorbeeld. Dat hoeft op heel veel plekken niet. Het bewustzijn gaat groeien, ook bij de generatie die nu nog op de basisschool zit, dat dit erbij hoort. Voor oudere mensen is het een grote verandering, mensen van middelbare leeftijd zijn al relaxter en de jeugd vindt het geen probleem. Zij lopen mee met klimaatmarsen. Wat men leuk vindt, verandert voortdurend. Dat is de kern van ons onderzoek. Kinderdijk is in feite een high density energy landscape. Dat is nu Unesco werelderfgoed. Er komen twee miljoen bezoekers per jaar. En er zijn ook moderne energielandschappen die veel mensen prachtig vinden. De rij met twintig windturbines in het water net buiten de dijk bij Lelystad bijvoorbeeld. Die staan er al twintig jaar. Daar worden bruiloftsfoto’s gemaakt.”

Hoe doet Nederland het in vergelijking met andere landen, op het gebied van ruimte en energietransitie?
“Als we alleen kijken naar de opwek van duurzame energie en naar CO2-reductie zit Nederland zeker niet vooraan in de klas. Maar andere landen nemen juist een voorbeeld aan ons op het gebied van samenwerking tussen verschillende partijen, zoals bij het Nationale Klimaatakkoord. Ik zat er als expert aan tafel. Natuur, landschap en beleving beginnen nu onderdeel te woorden van die gesprekken over de energietransitie in Nederland. Een mooi voorbeeld, uit het recente verleden, is de verbreding van de Rijn bij Nijmegen. Er moest meer water langs kunnen vanwege de klimaatadaptatie. Vanaf dag één is gekeken hoe je het tegelijk mooier kan maken. Het is prachtig geworden. We gaan elk jaar met studenten kijken. En bovendien is het niet duurder geworden. Mooier hoeft niet duurder te zijn! Het is wel een complex proces om zo’n combinatie van functies te creëren. Daar moeten we niet bang voor zijn.”

Is Nederland te vol voor al die zonne- en windenergie?
“Dit speelt overal. Ik ken geen land in Europa waar ruimte over is. Het dichtstbijzijnde, in de westerse wereld, is de staat Arizona in de VS. We moeten ook geen ontwikkelingslanden ‘koloniseren’, om onze energieproblemen op te lossen. Maar we hebben een groot stuk Noordzee. De hoge bevolkingsdichtheid biedt ook voordelen, bijvoorbeeld voor een efficiënt OV-systeem.”

Hadden we een deel van de weerstand tegen wind- en nu ook zonne-energie kunnen voorkomen door betere landschapsplanning?
“Ja. Vaak wordt simpelweg voor de verkeerde plek gekozen. De gemeente heeft bijvoorbeeld geïnvesteerd in een stuk grond, maar het geplande bedrijventerrein gaat niet door. Dan zijn ze gedwongen om op die plek iets anders te doen. Daardoor komen er vaak zonneparken op zichtlocaties. Hoe dan ook, negen van de tien zonnepanelen liggen op daken, volgens het CBS. En maar één op de tien op stortplaatsen of landbouwgrond. Dat zie je niet terug in de discussie hierover. Je krijgt trouwens ook sneller een vergunning voor een monofunctie dan voor een combinatie. In Duitsland wordt de subsidieregeling regelmatig aangepast op onderdelen die essentieel zijn voor het draagvlak. Je krijgt er bijvoorbeeld minder subsidie voor panelen op hoogwaardige landbouwgrond en juist meer voor die op stortplaatsen en infrastructuur. Ook in Nederland zou het Rijk hierop moeten sturen, zodat we voorkomen dat projectontwikkelaars shoppen naar de goedkoopste plek.”

Hoe kijk je tegen participatie aan?
“Dat is belangrijk! Wij helpen actief mee aan participatie van omwonenden, in het project energietuinen met de Natuur- en Milieufederaties. Het is moeilijk om de goede partijen aan boord te krijgen. We experimenteren met manieren om iedereen genoeg aandacht te geven. Op een gegeven moment moeten er keuzes gemaakt worden, ook als die niet honderd procent gedragen worden. Je moet niet forever blijven praten. Mensen die fel tegen zijn, hoeven niet dol te worden op het project, als ze het maar wel begrijpen. De rest lost zich op door de tijd en door de wisseling van generaties. Maar het is cruciaal dat de overheidsinstrumenten, zoals subsidies, ingericht worden zodat we kunnen reageren op wensen van omwonenden. Ik hoor bijvoorbeeld regelmatig dat omwonenden zouden willen dat een zonnepark toegankelijk is, bijvoorbeeld voor leerlingen tijdens lessen over de energietransitie. De kosten van het park worden dan hoger door de benodigde veiligheidsmaatregelen. Hier zou rekening mee moeten worden gehouden in de subsidiering.”

Hoe kan de NVDE nog beter bijdragen aan het leggen van de link tussen ruimtelijke ordening en energietransitie?
“Ik ben blij dat de NVDE er is. Het is een hele goede ontwikkeling dat producenten van duurzame energie, ook de grote, zich verbinden. De manier van ontwikkelen van een zonne- of windpark en het participatieproces kunnen meer of minder duurzaam zijn. Wij als onderzoekers en de NVDE hebben elkaar goed gevonden, ook aan de tafels van het Klimaatakkoord. De NVDE kan bijdragen aan het leggen van de link tussen ruimtelijke ordening en de energietransitie door haar leden erbij te betrekken. Onder andere door dit interview. Er zijn regelmatig calls van NWO en RVO, die kansen bieden. Als NVDE-leden ideeën hebben voor onderzoek of onderwijs over de ruimtelijke aspecten van de energietransitie, dan staan we daarvoor open. Contacteer ons vooral! We komen ook naar de NVDE toe als we op zoek zijn naar partners. In een NVDE-werkgroep kan het dan geagendeerd worden. Dan zien we of het leeft bij leden.”

Je was als wetenschapper betrokken bij de onderhandelingen over het Klimaatakkoord. Hoe beoordeel je nu de uitvoering ervan?
“Het opstellen van Regionale Energie Strategieën is een super relevante stap. Ik ben als één van de eersten in 2010 gepromoveerd op regionale energievisies. Het is geweldig dat er nationale gesprekken over zijn begonnen en dat het concreet werd vormgegeven. Juist tussen de provincie en gemeente in liggen veel kansen, bleek uit onderzoek. Die worden maar in  weinig landen gepakt. In de meeste Europese landen worden er op nationale schaal tabelletjes gemaakt, en nauwelijks kaartbeelden, laat staan dat er gekeken wordt naar landschap. Het Rijk is soms niet specifiek genoeg in de eisen aan de regio’s. Het ligt gevoelig, want het gaat over grond.  Zodra je een kaart openbaar maakt, gaan de grondprijzen omhoog. Dat is een ingebakken uitdaging. Ik ben blij met de conceptversies van de RESsen en kijk uit naar het vervolg. We blijven plannen bijstellen tot we klaar zijn en we zijn goed onderweg. Natuur, landschap, subsidies, kostprijs, aansluiting en opslag zijn belangrijke issues binnen de RES. Die laatste twee boeien de samenleving niet. Dat zijn technische vraagstukken die volgens mij niet horen bij de co-creatie van ons toekomstig energielandschap.”

Wat vind je van de roep om meer Rijksregie?
“Het is en-en. Er is Rijksregie nodig over grootschalige infrastructuur en duurzaamheidskaders voor energielandschappen. Tegelijk is decentralisatie nodig. RES, provincie en gemeente kunnen beslissen waar een cluster van windturbines of een zonnepark komen. Het ontbreekt aan de instrumenten voor die gelaagdheid. Daar zit een mismatch. Wensen vanuit de samenleving, bijvoorbeeld over natuur of landschap, doen iets met de kostprijs van het energieproject, maar dat wordt nog niet meegenomen in het subsidiestelsel. Als we boeren vragen om zonnepanelen wat verder uit elkaar te leggen op hun land, vanwege de natuur, maar niemand is bereid om daarvoor te betalen, dan zullen ze de panelen toch weer dicht bij elkaar schuiven. Als er bijvoorbeeld in een participatief proces in een regio besloten wordt tot minder wind- en meer zonne-energie, dan worden de opwekking en de infrastructuur iets duurder. Maar die consequentie is geen onderdeel van de financieringsinstrumenten. Dat zouden we moeten organiseren, ongeacht de kostprijs. Je moet er transparant in zijn. Maar zo’n klein deel van de energieprijs bestaat uit de kosten van de opwekking. Dat kunnen we aan. Die feedback is nodig, anders raken we het draagvlak kwijt. Biologisch vlees is ook duurder, maar niemand staat bij Albert Heijn aan de kassa te treuren daarover. Veel landen hebben goede instrumenten ontwikkeld voor mensen die moeite hebben met een iets hogere energierekening. De mantra dat we moeten kiezen voor de allergoedkoopste manier van CO2-reductie moeten we wat losser laten.”

Door corona zijn veel mensen hun directe omgeving gaan herwaarderen. Biedt dat kansen?
“Mensen zijn zich meer bewust van hun footprint, van hun manier van leven en hoe zich dat uit in het landschap. Als je een plofkipboerderij of enorm grote varkensboerderij ziet en ruikt, dan realiseer je je dat het bijna een machine lijkt. Het is belangrijk dat mensen zien wat hun manier van leven doet met hun omgeving. De grotere waardering door al het buiten wandelen door corona is een belevingskans. Mensen willen buiten relaxen. Ze kunnen de functionaliteit van het landschap, ook voor de energieproductie, beter zien. Er wonen 800.000 mensen in Amsterdam. Voor alleen het particuliere elektriciteitsverbruik, zonder de industrie, zijn al 12 miljoen panelen nodig. Dat zijn 15 panelen per huishouden. Op sommige daken past dat, maar ik ben niet de enige die zijn dak deelt met de onderburen.”

Heb je voorbeelden van combinaties van natuur of landbouw met energieopwekking?
“In Duitsland staan windmolens in productiebossen. Dat levert meer bosranden en open plekken op die de biodiversiteit een boost geven. In Frankrijk, Duitsland en Japan zijn agrovoltaïsche projecten met zonnepanelen die op bijna vijf meter hoogte staan. De boer kan er met zijn trekker gewoon onderdoor. Bepaalde gewassen doen het dan zelfs beter, want ze hebben minder last van harde regen of grote hitte. Die panelen op vijf meter hoog zijn natuurlijk wel zichtbaarder. Er is nog veel goed onderbouwd ruimtelijk onderzoek, economische innovatie en Nederlands design thinking nodig om dat hier van de grond te krijgen.”

Ideeën voor onderzoek naar de relatie tussen landschap en energieopwekking zijn welkom via Sven.Stremke@WUR.nl.


Misschien ook interessant