Trips in uien vraagt om andere aanpak

Trips is een grote plaag voor de uiensector. De veranderende (strengere) regelgeving rond het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en drift maakt de bestrijding ervan alleen maar lastiger. Het is daarom tijd voor een andere aanpak, waarin chemie en natuurlijke vijanden hand in hand gaan. Met als belangrijkste wapen: monitoring.

Hoe frustrerend kan het zijn: voor het derde jaar op rij hebben telers te kampen met trips in hun uien. En dat terwijl de omstandigheden in de drie jaren totaal verschillend waren. Zo was de winter van 2017/2018 koud en vochtig. De gedachte was dat de trips deze kou niet zou overleven. Desondanks waren de beestjes in het groeiseizoen van 2018 volop aanwezig. Het voorjaar van 2019 was droog. En ook nu is er veel trips.

De tripsen zitten zowel op goed groeiende gewassen als op percelen waar de uien er minder mooi op staan. En ze zijn te vinden op grove en fijne uien. Daar valt geen peil op te trekken, vindt Luc Remijn van Delphy en UIKC: „Iedere keer denken we er een vinger op te kunnen leggen, maar telkens weer worden we ingehaald door de actualiteit.”

Uit de hand gelopen

Vorig jaar waren de omstandigheden voor trips uitermate gunstig, waardoor de opbouw veel sneller ging. Tegelijkertijd waren de omstandigheden om trips te bestrijden niet heel goed. „Door die combinatie is het uit de hand gelopen”, meent Gerrit van Vugt van FMC, producent van Benevia. Door de zachte winter is lang niet alle trips gedood. Veel tripsen hebben overwinterd in winterwaardplanten. „Met als gevolg dat de druk dit voorjaar al vroeg heel hoog was”, zegt Remijn. Hij denkt dat de vroege overlast van dit jaar ook een gevolg kan zijn van de warme periode eind februari. „Mogelijk heeft de trips zich toen al flink vermeerderd in een winterwaard.” Maar het blijft gissen, erkent hij.

Ook lijkt het erop dat bepaalde gebieden meer problemen kennen met trips dan andere. Trips was in 2017 en 2018 een ware plaag in de uien in het zuidwesten. Hier worden meer uien geteeld en zijn de weersomstandigheden voor de trips gunstiger: het is er relatief wat droger dan in andere delen van het land. Ook hebben telers minder mogelijkheden om te beregenen.

In Flevoland is doorgaans veel trips, maar is de druk over het geheel wat minder hoog dan in het zuidwesten, meent Wobbe van der Veen van Corteva (producent van onder meer Vydate en Tracer). Wat ook scheelt, is dat het gros van de telers in deze regio kan beregenen. Ook de grondsoort speelt volgens hem een rol: de grond in Flevoland is wat maagdelijker dan in het zuidwesten van het land.

Hoe het ook zij, tripsen zijn lastige beestjes om er onder te krijgen. Want zelfs al spuit je volgens het boekje met de beste middelen op het juiste moment, dan nog bestaat de kans dat de insecten er in zitten, klinkt het uit de mond van verschillende deskundigen. „Ik heb een perceel gezien waarop keurig op tijd volgens planning was gespoten met de juiste spuittechniek, maar waar een week later toch volop trips in zat. Hoe kan dat?”, vraagt Remijn zich af. „Ik had meer van de middelen verwacht, juist omdat op de goede tijdstippen was gespoten.”

Beeld: ©Agrio
Al spuit je volgens het boekje met de beste middelen op het juiste moment, dan nog bestaat de kans dat er trips in uien zit

Pyrethroïden

De inzichten voor de aanpak van trips zijn veranderd, ziet Van Vugt. „Vroeger greep iedereen veel makkelijker naar pyrethroïden. Maar het grote nadeel van deze middelen is dat ze ook de natuurlijke vijanden doden.” Het inzicht dat het belangrijk is om de natuurlijke vijanden, zoals roofmijten, roofwantsen en gaasvliegen te sparen, begint steeds groter te worden, constateert hij. „De kracht van het inzetten van natuurlijke vijanden was nog een onontgonnen terrein in de akkerbouw. Maar je merkt nu meer en meer dat telers anders gaan denken over het gebruik van pyrethroïden.”

FMC heeft een veldproef gedaan waarin de rol van natuurlijke vijanden in de tripsbestrijding werd onderzocht. Op het deel waar was gespoten met pyrethroïden was de tripsdruk aanvankelijk lager, maar na korte tijd sloeg dat beeld om en liep het veld volledig onder de trips. „Op die velden moesten de gewasbeschermingsmiddelen het alleen doen, dus zonder natuurlijke vijanden.”

Op het veld waar geen pyrethroïden lagen, bleven de natuurlijke vijanden in leven en konden deze in combinatie met de gebruikte middelen de tripsdruk de baas blijven. Daar ligt volgens Van Vugt de belangrijkste les van deze veldproef: „Houd met je middelenkeuze rekening met de natuurlijke vijanden.” Middelen die de natuurlijke vijanden sparen, zoals Movento, Benevia en Batavia, bewezen vooral de afgelopen twee jaar hun waarde.

Vydate heeft een nawerking op trips, is de ervaring: acht tot tien weken na het zaaien is het uitgewerkt. Het geeft de uien een snellere start, waardoor ze minder vatbaar zijn voor trips. Dat beeld werd bevestigd op proefvelden, zegt Van der Veen. De uien waarbij Vydate tijdens de zaai was toegepast, zagen langer groen. Vydate bij het zaaien toepassen alleen voor de nevenwerking tegen trips is te duur. „Maar als je met vrijlevende aaltjes te maken hebt, is het een optie.” Benevia heeft een goede werking op larven en volwassen trips. De toelating is echter beperkt: het mag alleen worden gespoten met doppen met 97,5 procent driftreductie. „Dat maakt dat het niet voor iedere boer mogelijk is om dit middel zelf toe te passen.”

Toelatingsbeleid

Het toelatingsbeleid is een probleem, zegt Van der Veen. „Middelen vallen weg. De herregistratie beperkt de resterende middelen sterk in hun toepassingen. Denk hierbij aan het aantal keren dat je een middel mag spuiten. Ook toelatingstechnisch wordt het steeds lastiger.” Corteva werkt aan een nieuw tripsmiddel, maar de introductie ervan op de markt zal nog lang op zich laten wachten, is zijn inschatting. „De toelatingsprocedure wordt steeds moelijker. We moeten nu ook rekening houden met driftbeperkende maatregelen.”

Met de huidige middelen is het mogelijk om trips de baas te blijven, mits is gespoten op het juiste moment en onder de juiste omstandigheden, zegt Van der Veen. Het weer is een sterk bepalende factor. Als de omstandigheden waaronder wordt gespoten niet optimaal zijn, zakt de werking volgens hem terug naar circa 70 procent. En dat is nog het gunstigste scenario, zegt hij. „Dit percentage komt uit een proef. In de praktijk kan het nog wel eens veel erger zijn. Dan zijn er momenten waarop we het gewoon niet gaan redden.”

Je hebt het juiste spuitmoment niet altijd in de hand. „Vorig jaar waren de omstandigheden doorgaans heel slecht. Probeer dan de minst slechte momenten te pakken om te spuiten”, zegt Van Vugt. Bij warm weer heeft trips een kortere levenscyclus, waardoor hij lastiger te bestrijden is. Bovendien is het gewas dan meer afgehard, waardoor de middelen minder goed worden opgenomen.

Beregenen

Tripsen houden van warme omstandigheden. Aan vocht hebben ze een hekel. Vandaar dat de overlast op beregende percelen doorgaans kleiner is dan in niet beregende gewassen. En, zeker niet onbelangrijk: begin op tijd met spuiten. Dat is volgens Van Vugt zodra je trips in het gewas waarneemt. „Alleen zo voorkom je dat de trips zich kan vermeerderen en er grote druk ontstaat in het perceel.”

Monitoring is dus erg belangrijk, benadrukt hij. „Weet wanneer ze er zijn.” Om de twee of drie dagen moet je het gewas in om te zien of er trips in zit, meent Remijn. „Die cyclus gaat enorm hard als het warm is: het aantal eieren neemt tijdens warmte af, maar het aantal keren dat trips legt neemt toe. Zo krijg je heel snel heel veel trips.” En, zegt Van der Veen, misschien moet de teler leren accepteren dat trips in het begin nodig is. „Als er in het vroege gewas een lage tripsdruk is, zal dat natuurlijke vijanden aantrekken. Maken we met pyrethroïden in het begin al alles dood, dan wordt het probleem later in het groeiseizoen alleen maar groter, juist omdat er geen natuurlijke vijanden meer zijn.”

Met alleen chemie gaat de akkerbouwer het niet meer redden. Het moet met een combinatie van chemie en natuurlijke vijanden, waarbij de teler wel moet durven corrigeren als het nodig is. „Als de plaag te groot wordt, kunnen de natuurlijke vijanden het niet aan. Dan moet je met chemie ingrijpen.”

Beeld: ©Agrio

Schade kan oplopen tot 40 procent opbrengstverlies

Trips (Thrips tabaci) is één van de grootste uitdagingen in de uienteelt. Tripsen zijn insecten met een lengte van slechts één tot twee millimeter lang, die vooral tussen de bladeren in het hart van de plant zitten. Ook zitten ze graag op geknikt blad. Trips is lastig te bestrijden omdat hij kan overwinteren op onkruiden, op bladresten en in de grond. Zowel de larven als de volwassen tripsen zuigen de celinhoud leeg van de buitenste cellagen van het blad. Deze cellen vullen zich met lucht, waardoor er grijs-zilverachtige vlekjes ontstaan, meestal in de lengterichting van de plant. De schade kan oplopen tot wel 30 tot 40 procent opbrengstverlies. Dergelijke percelen zien letterlijk grijs van de zuigschade. Het loof wil vaak niet meer strijken en afrijpen, met als gevolg dat de ontwikkeling van deze uien volledig stil wordt gelegd. Tripsen kunnen zich snel vermeerderen: de cyclus van eitje tot volwassen larve duurt soms minder dan twee weken. Hierdoor kan de druk in het gewas in korte tijd sterk toenemen. De eerste vlucht kan al plaatsvinden in de maand juni. Tripsen verstoppen zich bij licht weer diep in het gewas en zijn daardoor niet meer te zien. Bovendien wordt hierdoor de bestrijding van de insecten lastig. Spuiten tegen trips moet daarom bij voorkeur in het donker en bovendien met veel water in een groeiend gewas.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.