Verzilting

De toename van het zoutgehalte in de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater wordt verzilting genoemd. Deze pagina geeft u informatie over de oorzaken van verzilting, gevolgen/kansen en verschillende interpretaties van verzilting.

Oorzaken van verzilting

Verzilting kan op verschillende manieren optreden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten verzilting, namelijk:

  • Actieve verzilting is het gevolg van ingrepen in het watersysteem, bijvoorbeeld het herstel van de zoet-zoutgradiënt in de Zuidwestelijke Delta.
  • Passieve verzilting wordt veroorzaakt door indringend zeewater en brak grondwater. De manier waarop dit voorkomt wordt ook wel interne - of externe verzilting genoemd. Het onderscheidt hiertussen wordt hieronder uitgebreid toegelicht.

Interne verzilting (brak grondwater)

In de laag gelegen delen van Nederland komt veelal brak grondwater aan het oppervlak, deze opwaartse stroming van brak grondwater wordt ook wel brakke kwel genoemd. De kwel komt door de bodem in het grond- / oppervlaktewater terecht. Dit zorgt voor verzilting van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater. Dit fenomeen wordt interne verzilting genoemd.

De voorspellingen rondom klimaatveranderingen wijzen uit dat de zeespiegel flink gaat toenemen. In combinatie met het verder inklinken van de bodem zal er meer druk vanaf de zee op het grondwater komen waardoor het proces zich in de kuststreken gaat versnellen.

Verder landinwaarts komt interne verzilting vooral voor in de diepe polders en droogmakerijen. Als gevolg van eeuwen lange bodemdaling komt het zoute grondwater uit diepere lagen nu als kwel aan het oppervlakte water. Dit zorgt voor voornamelijk verzilting van het regionale watersysteem.

Dwarsdoorsnede West-Nederland ()TNO, 2007). Te zien is hoe zeewater en diep grondwater in de diepe polders in het oppervlaktewater terechtkomen.

Externe verzilting (Oppervlaktewater)

Zoutwater dat via het oppervlaktewater het systeem binnendringt wordt externe verzilting genoemd. Externe verzilting komt dagelijks voor in bijvoorbeeld de Nieuwe Waterweg. Dit gebeurd in de vorm van een zouttong. Omdat het zoute water een grotere dichtheid heeft dan het zoete water dringt het als een 'tong' de rivier binnen (zie afbeelding "externe verzilting" ter illustratie).

De mate waarin een zouttong voorkomt is afhankelijk van de rivierafvoer en de zeewaterstand. Bij lage rivier afvoeren komt het zoute water verder landinwaarts.

Illustratie van een zouttong.

Een tweede vorm van externe verzilting is zout indringing via schutsluizen op een zoet-zout overgang. Door het dichtheidsverschil tussen het zoute en het zoetwater zal bij iedere schutting een hoeveelheid zout op het zoete systeem geloosd worden.

Wie heeft er last van

Verzilting wordt alleen als probleem gezien als er iemand last van ondervindt. Er bestaan namelijk naast de problemen die het veroorzaakt ook een tal van kansen die erdoor gegrepen kunnen worden. Voor de agrariërs, industrie en drinkwaterbedrijven kan verzilting een probleem zijn.

Agrariërs

Agrariërs zullen het met name merken doordat het chloridegehalte in het beregeningswater of in de wortelzone verhoogd, hierdoor zal schade optreden. In extreme situaties kunnen bepaalde gewassen niet meer geteeld worden in een verzilt gebied. Denk hierbij aan bloembollen, deze zijn al gevoelig voor een kleine verhoging van het chloridegehalte.

Naast de nadelige gevolgen van verzilting voor de agrariërs zijn er ook bedrijven die de voordelen van verzilting proberen te plukken. Deze zilt proefbedrijven testen bestaande, gangbare gewassen op hun "uithoudingsvermogen" tegen de verhoogde chloridegehaltes in het water.

Natuur

Natuurgebieden kunnen net zoals de landbouw problemen krijgen en kansen grijpen. Voor zoetwater afhankelijke gebieden kan verzilting cruciaal zijn, met het verdwijnen van verschillende flora en fauna als gevolg.

Maar voor gebieden die in de loop der tijd zijn afgesloten van het zoute water, zoals de Haringvliet, kunnen kansen ontstaan door zoet-zoutovergangen te creëren. Hierdoor is er de kans dat verdwenen flora en fauna weer terugkomen naar het gebied.

Drinkwaterbedrijven

Voor de productie van kraanwater is water met een laag chloridegehalte nodig. Theoretisch gezien is dit mogelijk vanuit het oppervlakte water. Toch kan het voorkomen dat in droge periodes, wanneer de rivierafvoer laag is en de zeewaterstand ongunstig, dat de zouttong voor een verhoging van het chloridegehalte zorgt bij inlaatpunten.

Als er bij bedrijven sprake is van dit risico, spreiden zij vaak het risico door ook gebruik te maken van grondwater als bron. Een andere optie is om het water te ontzilten door middel van membraan technologieën.

Handleiding Chloridenormering Drinkwater(bronnen)

De droogte van 2018 heeft een aantal vragen opgeroepen rondom de chloridenormering voor drinkwater(bronnen). De beleidstafel droogte heeft opdracht gegeven om hier een duidelijke handleiding voor op te stellen. De vraag die met deze handleiding wordt beantwoord, is hoe om te gaan met de situatie dat op een of meer dagen een concentratie van meer dan 150 mg/l chloride wordt aangetroffen in het in te nemen oppervlaktewater of in het geleverde drinkwater. Aangezien de wettelijke norm een jaargemiddelde is, betekent die concentratie niet altijd dat de wettelijke norm gemiddeld op jaarbasis wordt overschreden. Toch is extra alertheid wenselijk. In de handleiding (pdf, 159 kB) wordt geconcretiseerd onder welke omstandigheden extra alertheid wenselijk is en welke praktische werkwijze de drinkwaterbedrijven, waterbeheerder en ILT in dat geval hanteren.