2017-2
Uitgave
2017-2
Archeologica Naerdincklant
1
Archeologisch Archeologica
tijdschriftNaerdincklant
voor het Gooi en omstreken
Verdwenen buitenplaatsen en kastelen
Van de redactie
Verdwenen buitenplaatsen langs de Vecht,
de Angstel en het Gein
Verdwenen buitenplaatsen in
‘s -Graveland en Ankeveen
Verdwenen kastelen in Gooi en Vechtstreek
Relicten van verdwenen buitenplaatsen
01
02
11
17
23
De Hoorneboeg: het verdwenen Grote
Huis
Vier eeuwen buitenplaatsen
De vuurstenen bijl van De Drie Eiken te
Baarn
Mededelingen
Colofon
Van de redactie
Door Sander Koopman
In het voorjaar van 2017 verzorgde de Werkgroep Gooiologie een
leergang over buitenplaatsen en villaparken. Bij de lezingen door
Juliëtte Jonker, Johan van Galen Last en Annet Koenders werd
duidelijk dat onze regio nog altijd een indrukwekkend erfgoed van
17e – 19e-eeuwse buitenplaatsen kent. Nog veel meer buitenplaatsen zijn echter in de loop der tijd verdwenen. De redenen hiervoor
zijn divers. Brandschattingen in de Franse tijd hebben geleid tot het
verdwijnen van heel wat buitens. Maar ook verval door onduidelijke
verervingen of slecht onderhoud hebben hun tol geëist. Het archeologische aspect van (verdwenen) buitenplaatsen is reeds behandeld in een eerder nummer van dit tijdschrift (*). In het nu voor u
liggende nummer leggen we de nadruk op het regionale totaalbeeld
en het cultuurhistorische aspect, met daarnaast aandacht voor
enkele speciieke locaties. Zo geeft E. Munnig Schmidt ons, mede
aan de hand van De Zegepraalende Vecht (D. Stopendaal, 1719),
een overzicht van alle verdwenen buitenplaatsen in het gebied van
de Vecht, Angstel en het Gein. Berdine van der Linden behandelt
de verdwenen buitenplaatsen van ’s-Graveland en Ankeveen. De
Hoorneboeg is een voorbeeld van een buitenplaats waarvan het huis
nog maar kort geleden, in 1986, is verdwenen. Hierover schrijft
Geert Groote in zijn bijdrage ‘De Hoorneboeg: het verdwenen Grote
Huis’. Behalve buitenplaatsen hebben er in onze omgeving ook de
nodige kastelen en versterkte huizen gelegen, waarvan er meerdere
zijn verdwenen. Hier gaat Anton Cruysheer dieper op in. Voor wie
goed kijkt zijn er in het landschap nog heel wat restanten van verdwenen buitens (of kastelen) te ontdekken. Kees Beelaerts van
Blokland gaat met u op reis langs plekken waar objecten of terreinvormen van voormalige buitenplaatsen de tand des tijds hebben
doorstaan, als laatste getuigen van glorieuze tijden.
Op het moment van het verschijnen van dit tijdschrift zijn de
voorbereidingen voor de tentoonstelling “Gevonden voorwerpen”
in Geologisch Museum Holand in volle gang. Deze tentoonstelling
zal voor het eerst sinds de transformatie van het Goois Museum
weer een totaaloverzicht laten zien van de archeologie van het Gooi.
De opening staat gepland op vrijdag 15 september 2017. Naast de
tentoonstelling wordt er in samenwerking met diverse organisaties een ondersteunend activiteitenprogramma opgezet. Het eerste
deel hiervan is reeds bekend, zie het mededelingenblok achterin dit
tijdschrift. Al deze ontwikkelingen worden vergemakkelijkt door
de recente uitbreiding van het bestuur van AWN Naerdincklant.
Wij zijn erin geslaagd om maar liefst twee nieuwe bestuursleden en
een kandidaat bestuurslid te vinden, waarmee een lang gekoesterde
wens van het bestuur in vervulling is gegaan. Met deze vernieuwde
ploeg gaan wij de komende jaren weer volop aan de slag met de
missie van AWN Naerdincklant: het bevorderen en uitdragen van de
regionale archeologie!
*Naerdincklant Special 2013-1: Tuinarcheologie van historische
buitenplaatsen. AWN Naerdincklant.
27
31
33
34
35
2
Archeologica Naerdincklant
2017-2
Verdwenen buitenplaatsen langs de Vecht,
de Angstel en het Gein
Door E. Munnig Schmidt
Het stroomgebied van de Utrechtse Vecht, Angstel en Gein
transformeerde in de 17e en 18e eeuw tot een ware lustwarande. Langs de rivieren lagen vele tientallen buitenplaatsen, de uiting van kapitaalophoping in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Veel buitenplaatsen zijn in de
afgelopen eeuwen verdwenen. Dit artikel geeft een overzicht
van de verdwenen buitenplaatsen in het gebied van Vecht,
Angstel en Gein.
Het voor- en naspel
In de 17e eeuw werd na het succesvolle debuut van de trekvaart
tussen Amsterdam en Haarlem al snel de trekvaart van Amsterdam naar de Rijn aangelegd. Deze voerde vanaf Amsterdam
langs de Amstel naar Ouderkerk om daar via de Holendrecht
naar Abcoude af te buigen. Van Abcoude werd de Angstel naar
Nieuwersluis bevaren om vervolgens de Vecht tot de buitensingel rond Utrecht te volgen. Vanaf Abcoude of Weesp was
ook het Gein goed te bereiken. Welgestelde Amsterdammers
zagen spoedig in dat het goed te doen was om ´s zomers buiten
de stad langs de trekroute te wonen. Zo kon men de drukke
stad ontvluchten om gezonde lucht op te snuiven, goed schoon
water te drinken en de vruchten van het land onder handbereik
te hebben. Binnen enige uren werd men comfortabel ter plekke
gebracht. Reeds in 1608 had Jacob Bal (later Huydecoper) de
boerderij De Gouden Hoef aan de Vecht te Maarsseveen
gekocht als geldbelegging. Tien jaar later werd aan de boerderij
een stenen herenhuis gebouwd toen bleek dat het daar zo heerlijk verblijven was in de zomer. Zijn voorbeeld lokte navolging
uit en er werden steeds meer boerderijen gekocht langs de
rivier en andere wateren in de wijde omtrek van Amsterdam.
Een bijkomende reden daarvoor was het fenomeen vetweiden
waarbij runderen werden gekocht, soms van verre zoals uit
Denemarken, om te worden vetgemest voor de slacht. Het ingezouten vlees ging mee aan boord van de vele schepen die alle
zeeën bevoeren.
Al gauw werden er herenkamers in of aan de boerderijen
gebouwd voor een kort verblijf van de eigenaren en hun gezinnen. Gedurende de anderhalve eeuw die volgde werden de
herenkamers uitgebreid tot complete huizen. Daarbij kwam de
mode om grotere siertuinen met boomgaarden aan te leggen
zodat men het boerenbedrijf eerder als storend ging ervaren.
De boerenwoningen werden vaak afgebroken en verplaatst en
er kwamen steeds luxere optrekjes voor in de plaats, al bleven
die wel Hollands bescheiden van afmetingen. Met de
moestuinen en boomgaarden werd tevens het nuttige
met het aangename verenigd. De plaatsen waarop
vanouds boerderijen werden gebouwd waren de wat
hoger gelegen terreinen langs natuurlijke waterlopen
Afbeelding 1: kaart van de buitens aan de Vecht uit De Zegepraalende Vecht uit 1719. Coll. auteur.
waar zich zand en klei hadden afgezet op het veen (de oeverwallen, red.). Daar hield men het langst de voeten droog en
konden later van steen gebouwde huizen op staal (ongeheid)
neergezet worden. De buitenhuizen die daar gebouwd werden
staan er vaak nog. Toen naderhand de buitenrage een grote
vlucht nam waren de beste plekken om te bouwen al bezet en
werden dus de mindere gebruikt met als gevolg een kortere
levensduur door verzakkingen van de daar tot stand gekomen
buitens. Zij werden natuurlijk minder waard en troffen daardoor
het lot om als eerste afgebroken te worden. Lang waren de
2017-2
Archeologica Naerdincklant
lonen van handwerkslieden zo laag dat het afbreken van een
gebouw een lucratieve zaak was. Vooral in tijden dat boerenland gewild was en meer opbracht dan land voor vermaak, wat
door de grote groei van de steden in de 19e eeuw het geval
was. Het verdwijnen van grote vermogens door de tiërcering
(vermindering tot 1/3; red.) tijdens het Franse regime sloeg
bovendien voor velen de bodem uit de mogelijkheid zich nog
een buiten te kunnen veroorloven. Die invloeden bepaalden het
voortbestaan of demise van het fenomeen buitenplaats. Uit dit
overzicht blijkt dat er circa 140 buitens van enige omvang zijn
verdwenen in het beschreven gebied.
Verdwenen buitens in het stroomgebied van de Vecht
Hét boek over de buitens aan de Vecht blijft De Zegepraalende
Vecht, verschenen in 1719, waarin de buitens door Daniel
Stoopendaal op onnavolgbare wijze zijn geëtst en gegraveerd.
Afbeelding 2: gezicht in het park van Zijdebaalen aan de Vecht
te Utrecht door Jan de Beijer, 18e eeuw.
3
Afbeelding 3: gezicht op de oostelijke Vechtoever ten zuiden
van Maarssen met buitens van Aux Brebis en Be(l)mont(e)
en de steenfabriek van Van der Graef. Coll. Bodel Nijenhuis UB
Leiden.
Zijn kaartje (afbeelding 1) voorin dat voorbeeldige werk dient
als eerste leidraad. Een wat vroegere goede bron is de kaart van
Visscher uit 1702 die ook de Angstel toont tot aan Abcoude.
Sijbale-Zijdebalen (afbeelding 2) ten noordwesten van de
oude binnenstad van Utrecht opent de rij en is meteen een van
de mooiste zo niet het mooiste buiten dat in Nederland bestaan
heeft. Stichter was de doopsgezinde David van Mollem, die
naast zijn woonhuis een door waterkracht aangedreven installatie in een fabrieksgebouw had opgesteld om zijdegarens
gereed te maken voor de zijdeweverij. Voor het woonhuis had
hij Jacob de Wit een aantal schilderijen laten maken en Gerard
Hoedt beschilderde de wanden en het plafond van de grote
zaal. In het zeer gecompliceerde park met grotten, vijvers,
paviljoens en orangerie heeft hij Jacques Cressant en Jan Mast
een keur van marmeren en zandstenen beelden en siervazen
laten houwen. Jan de Beijer vereeuwigde voor Van Mollem het
park in een groot aantal tekeningen (2).
Van Roosendael, aan de oostoever, zijn alleen het imposante
toegangshek en een gerestaureerde theekoepel bewaard gebleven. Het hek werd in opdracht gegeven door de toenmalige
eigenaars, de sefardisch joodse familie D´Arredondo in 1705.
In 1767 kwam het buiten in handen van de zoon van de Kaapse
gouverneur Swellengrebel (3). Naast dit buiten lag toentertijd
het buitentje Ravensberg. Verder noordwaarts en tegenover
het buiten Zuylenburg te Oud Zuilen ligt nog het park van
Groenhoven (4). Het toegangshek is alweer
vele jaren geleden door de familie Van Tuyll van
Serooskerken overgedragen aan de dr. R.van Luttervelt Restauratie Stichting, die het weer op de
oude plaats liet oprichten. Het huis werd in 1901
afgebroken. In de 18e eeuw heette het Geitestein
4
Archeologica Naerdincklant
2017-2
en in De Zegepraalende Vecht het huis van `Juffr. duPon´.
Het volgende verdwenen buiten gaf zijn naam aan de geheel
stedelijke wijk aan de zuidkant van Maarssen: Opbuuren (5).
Dat buiten werd hardhandig van zijn park gescheiden door
de aanleg van de spoorweg en daarna het Merwede- nu Amsterdam Rijnkanaal. Het lag ingeklemd tussen de Vecht en de
Straatweg en was de bakermat van de Amsterdamse Chinine
Fabriek waarvoor later een groot fabriekspand meer naar het
zuiden is gebouwd.
Aan de oostzijde van de rivier lagen in de 17e en 18e eeuw tussen het buiten Vechtesteyn en Huis ten Bosch in Maarsseveen
een viertal buitens. Bij het eerste, dat van Van der Graaf, lag
een steenoven, het tweede was van de heer Bemonte-Belmonte,
het derde was van de familie Aux Brébis en het vierde heette
De Propheet David. Zo staan zij afgebeeld op een mogelijk
als kaartrandversiering bedoelde gravure die als schutblad is
gebruikt in het boek Plaatsen aan de Vecht en de Angstel (6)
(afbeelding 3). Het huis van Aux Brébis is later vervangen door
Luxenburg waarvan nog een deel bestaat.
Daar tegenover lag aan de westoever het enorme huis Ter Meer
in een groots park waar tot 1672 het middeleeuwse kasteel
Maersen stond. Dit kasteel is door de Fransen verwoest. Een
vogelvluchtzicht op huis en park uit 1739 toont een zeer complete en modieuze aanleg van het gehele bezit. Het huis werd
gebouwd door V.M.van Lockhorst (7), die ook het park liet
aanleggen. In 1902 is het afgebroken en is het park verkaveld.
Aan de noordkant van het dorp Maarssen, waar nu het park
van Doornburgh ligt, lagen aan de zuidkant Somerbergen
en Vechtleven en aan de noordzijde Elsenburg. Een zeer
fraai smeedijzeren toegangshek in Lodewijk XIV stijl dat bij
Elsenburg gehoord moet hebben staat nog aan het jaagpad. Het
werd hersteld met steun van de dr. R. van Luttervelt Restauratie
Stichting (8). Het terrein van Doornburgh grenst aan dat van
Goudestein, waarmee het spel van de buitenplaatsen in deze
omgeving begon. Daar waar nu het helaas wat detonerende
gemeentekantoor van Stichtse Vecht staat en het parkeerterrein
ligt stonden de twee 17e-eeuwse buitentjes Cruydenburch en
Endelhoven (9). Het huis van een van de twee is al in de 19e
eeuw afgebroken en het andere hield het uit tot 1976 toen het
door gebrek aan onderhoud instortte.
Joan Huydecoper, burgemeester van Amsterdam, was een
projectontwikkelaar van buitenplaatsjes in de omgeving van
zijn Goudestein. Oostelijk van zijn buiten verkocht hij stukken
van ca.1 ha van zijn grond, waarop buitens konden worden
gebouwd waarvoor hij tekeningen liet maken. Vooral vrienden
en kennissen werden zo verlokt de zomers bij hem in de buurt
door te brengen. Daar is een kaartje (10) van dat als
verkoopgidsje diende (afbeelding 4). Daarop staan
naast de nog bestaande buitens de volgende namen
waarvan niet zeker is of die alle zijn gerealiseerd:
Daelwijck, Blyenburg, Petershagen, Int Gras,
Daelhouck, Boshoven, Suyderhoef, Swanenhof,
Afbeelding 4: kaartje van Maarsseveen met buitens, waarschijnlijk door Joan Huydecoper uitgegeven als reclame voor
zijn buitenplaatsenontwikkeling.
Noorderhof, Schoonderbuurt, Peerlenburgh, Vierhoven,
Middelcoop, Swanenbergh, Huys op Diependaal, Otterenburg, Uyterbuurt, Blyendael en Koninxvelt. Ongeveer op
dezelfde hoogte heeft aan de westzijde van de Vecht, wat meer
het land in, een oud versterkt huis gestaan: Snaefburg (11), dat
later als buiten dienst deed. Naast Leeuw en Vecht moet Soetendael gestaan hebben volgens het kaartje uit 1719. Eveneens
aan de westoever heeft tegenover Vechtoever een buitentje
gestaan dat daarvóór een scheepswerf huisvestte: Bagatelle. In
1871 is het nog door Lutgers vastgelegd (12).
Joan Huydecoper verwierf in 1649 de boerderij met het weiland
van de familie Geesbergen, waarop hij aan het jaagpad het
rechthuis van Maarsseveen liet neerzetten. De grond verder
oostwaarts verkavelde hij om weer plaats te geven voor de
aanleg van meerdere buitentjes. De boerderij maakte plaats
voor een te verhuren buiten: Geesberge en daarachter kwam
Spruitenburg (nu Leeuwenburg) met daar weer achter Neerbeek en Sluysoort, die beide allang weer zijn verdwenen (13).
Naast Leeuwenburg stonden aan de Vecht vervolgens Hooge-
Afbeelding 5: het hek van de verdwenen buitenplaats Otterspoor te Maarssen. Fotograaf onbekend.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
vecht en Otterspoor, waarvan nog het eenvoudige smeedijzeren toegangshek tussen twee fraaie zandstenen hekpilaren rest.
Het is ontworpen door Ignatius van Logteren die ook de beide
borstbeelden op de pilaren vervaardigde (14) (afbeelding 5).
Naast het 18eeeuwse toegangshek van Nijenrode staat aan de
Vecht de koepel van het afgebroken buitentje Rhijn en Vecht
en wat meer naar het zuiden het toegangshek daarvan (15).
Ten noorden van Breukelen komt men aan de westoever weer
een verloren gegane buitenplaats tegen in de vorm van het waterhek van Vechtstroom (16). Het huis daarvan stond tussen de
Straatweg en de Vecht met het overpark aan de westzijde van
de weg. Het koetshuis ervan is naderhand verbouwd tot kleine
buitenplaats. Men vindt het een viertal huizen verder noordwaarts terug, rug aan rug met het buitentje Nieuw Hoogerlust.
Enige honderden meters verder langs de Straatweg voorbij
het koetshuis van Vegtvliet lag Hoffwerk (17). Het is vroeg
in de 18e eeuw gebouwd en in 1890 door grondspeculanten in
brand gestoken, waarbij de loden goten smolten en het lood als
water van het dak stroomde, zoals de krant meldde. Tegenover
dit buiten stond aan de oostoever Boomoord (18) met wat
zuidelijker Voortwijk. Van Boomoord rest de bijbehorende
boerderij met neogotische overhoekse raampartijen en een hek
in Amsterdamse-School-stijl (afbeelding 6).
Afbeelding 6: boerderij Boomoord voorheen behorend tot het
buiten Boomoord te Breukelen aan de oostoever van de Vecht.
Fotograaf onbekend.
Aan de oostoever blijvend vond men in de 18e eeuw ten
noorden van Weerestein achtereenvolgens Oversticht, Lixboa,
Gelderrust, en het grote Hunthum (19) (eerder Sluisnae geheten). Van Lixboa is de oude boerderij gebleven met de naam
op de gevel. Gelderrust werd in de 19e eeuw opgenomen in
Hunthum waarvan het ca 5 ha grote verwaarloosde park nog
bestaat. Er zijn plannen om dit buiten een nieuw leven te geven.
Tegen de oostelijke fortiicatie van de vesting Nieuwersluis lag
aan de zuidzijde al in de 17e eeuw de buitenplaats Schanszicht
(20).
Ook aan de westkant van Nieuwersluis lag tegen de fortgracht en de straatweg een buitentje: Jongerhoek met daar-
5
tegenover het tussen de Rijksstraatweg en de Vecht gelegen
Ouderhoek (21). Dat laatste was al vanaf 1619 in bezit van
de doopsgezinde Anthony van Hoek, wiens vrouw het geërfd
had. Gedurende de 17e eeuw werd het geleidelijk steeds meer
uitgebreid totdat het begin 18e eeuw mooi genoeg was om tsaar
Peter te ontvangen (afbeelding 7). In 1840 werd het ontmanteld. Bij de boerderij ertegenover staat een verplaatst hek met
de naam Ouderhoek erop. Familieleden van Van Hoek legden
vele buitens aan in de omgeving met als gevolg dat het gebied
tussen Loenen en Breukelen bekend stond als de Mennistenhemel. Naast Jongerhoek lag tot 1819 het rijk ingerichte buiten
Beereveld (22). Aan de noordkant van Vreeden Hoff ligt het
grote buiten Middenhoek, dat het naastliggende Hoogerwerf
in de 19e eeuw annexeerde en waarvan de oude huizen zijn
afgebroken. Nu is er een nieuw huis in verrezen dat vanaf de
weg niet zichtbaar is. Tussen de weg en het jaagpad staat een
in de jaren ‘70 (20e eeuw) gebouwd huis. Naast Hoogerwerf
lag aan de noordkant Ruygenhoff (23) dat in de 19e eeuw bij
het nog aanwezige Nieuwerhoek is getrokken. Later werd het
overpark van Nieuwerhoek apart verkocht en is daar weer een
nieuwe buitenplaats ingericht die de naam Ruygenhoff nieuw
leven inblies.
Afbeelding 7: gezicht in het park van Ouderhoek te Nieuwersluis met het gevolg van Peter de Grote. Plaat nr.49 uit De
Zegepraalende Vecht 1719. Coll. auteur.
Op het weiland tussen de Bloklaan en het dorp Loenen ligt het
archeologisch monument Croonenburch (24). Daar liggen de
fundamenten van het middeleeuwse kasteel van die naam (afbeelding 8). In de 18e eeuw werd het een buitenplaats met een
groot bezit aan boerderijen in de polder ten westen van Loenen.
In 1836 werd het huis afgebroken. Het buiten had een naaste
buur, Driehoven (25), dat zo genoemd werd omdat het uit drie
door openbare wegen gescheiden delen bestond. In het dorp
Loenen zelf lag Roserust (26) met een koepel aan de weg en
een mooi inrijhek. Alleen het huis bestaat nog; het
park is deels parkeerterrein en deels verkaveld. Aan
de rechterkant van de Rijksstraatweg lag in Loenen
tot in de jaren ’30 (20e eeuw) het buiten Rijzicht
(27) tegenover de Jumbo. Op dit terrein werd de
nieuwe wijk van het dorp gebouwd. De Molendijk
6
Archeologica Naerdincklant
2017-2
op de fundamenten, zoals een akte beschrijft.
Ten noorden van Vreeland aan de westoever lagen Breeëvecht
(33) en Welgelegen (34), dat qua grondgebied het grootste
buiten ooit langs de Vecht is geweest. Op beide buitens kon
men over eigen grond naar de Angstel komen, waar de trekschuit naar Amsterdam of Utrecht aanlegde. Welgelegen
had eveneens een in Engelse landschapstijl aangelegd park
in de Dorssewaardse polder aan de oostzijde van de Vecht.
Daarvan rest nog het toegangshek aan de Bergseweg, die van
Vreeland naar Nederhorst den Berg voert (afbeelding 11). Van
Breeëvecht is de boerderij over, waarin nog delen van het oude
Afbeelding 8: Croonenburgh te Loenen voor de afbraak in
1836, vanaf de Rijksstraatweg. Tekening door Cornelis Hardenbergh, 1818. Coll. auteur.
in Loenen, met een rij oude lindes er langs, leidde naar het
buiten Huis te Loenen (28) aan de Vecht ten noorden van het
dorp. Daarnaast lag het luxueuze Wallestein (29), waarvan de
nog uit de 17e eeuw daterende zware bakstenen pilaren met
de beide wapenstenen en sierknoppen resteren (afbeelding 9).
De dr. R. van Luttervelt Restauratie Stichting heeft de beide
hekvleugels weer teruggebracht. Tegen Wallestein aan lag het
kleine Kickestein dat waarschijnlijk als verhuurobject werd
gebruikt.
Afbeelding 10: theekoepel van het verdwenen buiten Geestevecht aan het Oud Over te Loenen. Foto J. Jonker.
buiten aanwezig zijn; evenals vier hardstenen hekpalen met de
naam erop.
Het buiten De Nes (35) is aangelegd op een dankzij een doorgraving ontstaan eiland in de Vecht, vlakbij de sluis naar het
Hilversums kanaal. In de 17e eeuw heeft de heer van Nederhorst de vaart over de Vecht ingekort door deze doorgraving
Afbeelding 9: Wallestein te Loenen, plaat 70 uit De Zegepraalende Vecht 1719. Coll. auteur.
Terug naar de oostoever, waar vanaf de weg naar Loosdrecht
(de Bloklaan) een tweetal buitens stond, die in de 19e eeuw
ontmanteld werden om de vergroting van het park van Vegtlust
mogelijk te maken. Dat waren achtereenvolgens Langgewenst
(30) en Geestevecht, waarvan de koepel met het botenhuis
eronder is blijven staan (afbeelding 10). Hetzelfde lot trof wat
verder naar het noorden Beek en Vecht (31), dat bij Oud Over
werd getrokken. Een kilometer verder langs het
Oud Over stond Oostervecht (32), dat de bakermat
werd voor de glasfabriek van Van der Mersch. Deze
fabriek produceerde in de 19e eeuw lessen voor
onder meer de Weesper jeneverdestilleerderijen. Het
naastgelegen Russenrust is eerder al afgebroken tot
Afbeelding 11: toegangshek tot het aan de oostzijde van de
Vecht gelegen park van Welgelegen waarvan het huis aan de
westoever lag. Foto J. Jonker.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
en het graven van de (later weer gedempte) Reevaart door het
dorp Nederhorst. Het eiland van De Nes bestond grotendeels
uit zand dat in de vorige eeuw opgezogen is, en gebruikt is
voor de aanleg van de snelweg A2. Nu rest alleen de buitenring van het eiland. Tussen Vreeland en Nederhorst lagen
Overmeer, Wittestein (aan de westoever), Schulpenburg,
Stilhorn en Berglust. Aan de oostoever tegenover Nigtevecht
lag eens het kostbare Petersburg (36) met een aanleg door
Simon Schijnvoet (afbeelding 12), die als tekenaar-ontwerper
in 1717 tevens een boek het licht liet zien van de tuinsieraden.
Christoffel van Brands, “Rijksedelman, Hofraad, en Resident
van zijn Czaarsche Majesteit” (Peter de Grote), was bouwer
van het huis en verfraaier van het park. Alleen de buitenomtrek
van dat park is nog zichtbaar in de vorm van een sloot in de
weilanden. Aan de zuidzijde van Nigtevecht lag Oost en Vegt
(37) (60), daar waar in de 19e eeuw de sluis kwam tussen het
Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht. Ten noorden van het dorp
Nigtevecht was ooit een rij buitens te bewonderen te beginnen met Roosendaal, dan Swaanties en Overdam (38) met
Zwaanwijck als enig overgeblevene. Aan de Reevaart was
het Voortdijk (39) dat Nederhorst dorp allure gaf en aan de
oostoever het kleine Damvecht (40). Ook Vecht en Bergzicht
(41), alias Klemansplaats, lag eens aan de Hinderdam. Wat
verderop waren het Damzigt en Overnes met aan de overzijde
Schaapendoorn (42) die de aandacht trokken. Nog aan het
einde van de 18e eeuw kwam Koningslust met Hinderrust
(43) aan de westoever naast fort Hinderdam tot stand. Onder
Weesp lag Vegtzicht aan de oostzijde, waar ook Vechtwijk (44)
heeft gelegen. Ten noorden van Weesp aan de westoever ligt
7
voor een groot gedeelte nog in de 17e eeuw. De namen Angstel
en Gein zijn lang door elkaar voor hetzelfde water gebruikt
zodat hier in verschillende namen voor buitens het woord
Gein-Gijn-Geijn voorkomt. Het watertje dat van Abcoude naar
de Gaasp leidt heet alleen het Gein. De heren Slebos en Timmer uit Abcoude hebben de geschiedenis van de buitens in dit
stroomgebied jarenlang uitgeplozen en op schrift gesteld, zie de
noten. Hier worden de buitens genoemd van zuid naar noord.
Tegenover het 17e eeuwse Valk en Heining, gelegen net over
de grens tussen Loenersloot en Baambrugge, liggen de boerderij Slootwijk en het 19e eeuwse huis Donkervliet (46), in
eerdere eeuwen allebei buitenplaatsen. Ook Ruyteveldt, wat
noordelijker aan de westoever, is nu een boerderij. Voor de
bocht van het jaagpad, sinds de tijd van Napoleon de
Rijksstraatweg, lag naast het terrein van Valk en Heining de
buitenplaats De Haring (afbeelding 13) (47) met de aan het
huis vastgebouwde boerderij. Na de bocht is het koetshuis van
Veldhoen (47) nog aanwezig in het weiland. Het oude buiten
Kerkkroon (47) is reeds lang een boerderij maar de oude
lindes aan de weg en het toegangshek verraden een wat deftiger
verleden. In 1730 stond hier een huis met zeven traveeën
Afbeelding 13: De Haring te Baambrugge, plaat nr. 91 Hollands Arcadia, 1730. Coll. auteur.
Afbeelding 12: kaart van het buiten Petersburg aan de oostzijde
van de Vecht tegenover Nigtevegt door Simon Schijnvoet. Coll.
Bibliotheek Acad. v. Wetenschappen Sint Petersburg, inv. nr.
F.266/5
de boomrijke begraafplaats die in de plaats is gekomen van het
kasteelachtige 17e- eeuwse Landskroon (45).
Verdwenen buitens langs de Angstel, het Gein en de Holendrecht
De langs deze wateren te vinden buitens hebben hun oorsprong
waarvan twee smallere naast de voordeur. Geinwensch en
Schoonzigt (48) waren de noordelijke buren. Het aan de Vecht
gelegen Welgelegen had hier een uitgang naast Schoonzigt.
Er lag een hele rij aaneengesloten buitens vanaf het nog
bestaande Middelvaart tot het dorp Baambrugge. Het buiten
Middelvaart kreeg zijn naam omdat het even ver
van Amsterdam als Utrecht was gelegen, mede
daarom was hier de stal voor de verversing van
de jaagpaarden gevestigd. Ook de eerstvolgende
buitenplaats, Geynwijck, bestaat nog steeds, maar
Paddenburg (49) heeft plaats gemaakt voor een
8
Archeologica Naerdincklant
2017-2
begraafplaats. Voor de aanleg van deze begraafplaats werd
ook grond van Meebael en Rusthoff aangekocht (49). Van
het vroege Bassenhof (49), dat al in 1665 is gesticht door
Lodewijk de Bas, en Paciënzij (49) zijn alleen de gravures in
Hollands Arcadië over. Het vijf traveeën brede en twee verdiepingen hoge Poelenstijn (50) heeft de moderne tijd niet
gehaald evenmin als het zelfs zeven traveeën brede Zorgvrij
(50). Het kleine Overdorp (50) is rond 1800 vervangen door
een wat groter huis aan de straat bij de brug van Baambrugge
en bleef zo bestaan. De weg, een Napoleontische coupure, de
hoek om vervolgend kwam Bergvliet (51) in zicht met Vrederijk daarnaast, het eerste werd door het tweede geannexeerd
dat deels bleef bestaan en tot boerderij werd verbouwd. Verder
gaand kwam men langs het 17e eeuwse Schaapsgift (52) en
Langverzwegen-Elsbosch (52) waar nu Lindenhof ligt. De
rij buitens eindigt hier met het nu niet meer bestaande Meerleveld (52) met daar tegenover het met een pontje bereikbare
Ypenburg (52), dat weer een boerderij werd. Tegen Abcoude
aan lagen De Koppel-Koppelrust en Blo(e)mswaard (53).
Aan de noordwestzijde van Abcoude lag aan de oude Rijksweg
Holendrecht (54). Dit werd in de vroege 19e eeuw het Nieuwe
logement, en huisvest nu al weer lange tijd een kantoor. Het
park is opgegaan in de bebouwing.
Het jaagpad liep vanaf Abcoude aan de oostzijde van het water,
de Holendrecht, naar de Voetangel en leidde langs Westrust
van Hubert van Meel (55) en zijn erfgenamen. Voorbij het
Abcouder meer lagen het imposante Kievitsheuvel (afbeelding
14) (56) en het kleinere Oldenhof (57). Het plaatwerk Hollands Arcadië dat in 1730 verscheen en dat de vele verdwenen
Afbeelding 14: Kievitsheuvel aan de Holendrecht ten noordwesten van Abcoude, plaat nr. 67 Hollands Arcadia 1730. Coll.
auteur.
buitens langs de wateren van Amstel en Angstel-Gein aan de
vergetelheid ontrukt, toont die alle wat indrukwekkender dan
zij feitelijk waren, zeker in hun hoogte (46).
Verdwenen buitens langs het Gein vanaf Abcoude
naar de Gaasp
Aan het Gein lag een aantal buitens die nu alle weer
boerderijen zijn geworden of geheel verdwenen zijn.
Afbeelding 15: kaart van het Gein ten noorden van Abcoude
met aangegeven de plaats van de verdwenen buitens. Het Gein
Levensloop van een rivier, redactie Marijke Carasso-Kok, p. 93
Op bijgaand kaartje (afbeelding 15) (58) staan hun namen. In
het volgende overzicht is gepoogd de buitens van de boerderijen te scheiden (59). Aan de oostoever lagen Middelwijk later
Zuidwijk, Het rode Paard, Twistrust-Landlust-Vriesland,
Hogerlust, Geinvreugd, Oostvlie-Landlust, Zwaanegeijn,
2017-2
Archeologica Naerdincklant
Het Ossevelt, Groene Geijn, Buitenrust en Schoonoord. Aan
de westzijde lagen Geinrust, Geingenoegen, Vredelust, Beek
en Hoff, Westergeijn en Vredenhof.
De Zegepraalende Vecht heeft ook acht afbeeldingen besteed
aan de buitenplaats Driemond (60) die ten oosten van Weesp
aan de westkant van de uitmonding van het Gein in de Gaasp
lag. Op afbeeldingen 94 en 95 in De Zegepraalende Vecht staat
de fontein (afbeelding 16) die Ignatius van Logteren in 1714
voor dat buiten leverde en die nu te bewonderen is voor het
nog altijd bestaande buiten Frankendael aan de Middenweg te
Amsterdam.
Afbeelding 16:de fontein van Ignatius van Logteren, 1714,
afkomstig van het buiten Driemond aan de Gaasp te Weesp, nu
voor het buiten Frankendael te Amsterdam. Foto Rijksdienst
Monumentenzorg.
In de literatuur die in de noten is aangegeven zijn details over
de vele verdwenen buitens te vinden. Bij doornemen daarvan
zal blijken dat er nogal wat verschil was tussen de buitens. Er
zijn er van een halve hectare en van vele tientallen hectares
en alles daartussen in. De grote hadden er een of meerdere
boerderijen bij. De huizen werden vaak aan de mode of aan de
beursinhoud van de (nieuwe)eigenaar aangepast. Hetzelfde was
het geval met de parken. Ook de namen van de buitens werden
nogal eens gewijzigd als een nieuwe eigenaar zich manifesteerde. Het verhuren van buitens kwam veel voor vooral van
de kleinere al verhuurde Joan Huydecoper zijn Goudestein vrij
regelmatig, waarbij hij zelf op Silverstein, dat naast het grote
huis meer naar de Vecht staat, ging bivakkeren. De huizen op
de buitens zijn in vergelijking met die in het buitenland niet
paleiselijk, maar aan de parken werden hier en daar, zoals
bij Driemond, Petersburg en Zijdebalen enorme bedragen
besteed, het honderdvoudige van die aan het huis. Doorgaans
echter werd veel werk gemaakt van moestuinen, boomgaarden,
visvijvers en bessenstruiken. Het aangename werd met het nuttige verenigd.
Auteursinformatie
E. Munnig Schmidt is geoloog en bewoont sinds 1975 de
9
buitenplaats Nieuwerhoek te Loenen. Hij was werkzaam bij
AKZONobel en schreef mee aan het boek Plaatsen aan de
Vecht en de Angstel dat in 1982 de eerste druk zag, gevolgd
door drie verbeterde edities. Ook schreef hij de tekst van de
Vechtgids die als jaarboek 2011 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake uitkwam. Sinds 1978 is hij redacteur van
dat jaarboek.
Noten
(1) Stoopendaal, D., en C.Bruin, 1719, De Zegepraalende
Vecht, uitg. Wed. Nicolaus Visscher, Amsterdam.
(2) Munnig Schmidt, E., 2004, Oostervecht en de glasfabriek
van Van der Mersch, Jb. Niftarlake, p.135 en E.de Jong, Zijdebalen aan de Vecht Lusthof aan de Vecht, cat. Centraal Museum
Utrecht.
(3) Munnig Schmidt, E., en A.J.A.M. Lisman, 1997, Plaatsen
aan de Vecht en de Angstel, p.28 en 248.
(4) Barneveld, T.,2014, De zeer vermakelijke buitenplaats
Groenhoven in Zuilen, Jb. Niftarlake, p.69.
(5) Lutgers, P.J.,1836, Gezigten aan de Rivier de Vecht, platen
82 en 83, tekst XVII.
(6) Zie noot 3, de schutbladen en p.24.
(7) Rientjes, A.E., 1938, Het Huis ter Meer te Maarssen, Jb.
Niftarlake, p.1 en noot 3, p.15.
(8) Doeve, P., 2010, Tuingeschiedenis van de buitenplaatsen
Doornburgh, Elsenburgh, Somerbergen en Vechtleven te Maarssen, Jb.Niftarlake p.30.
(9) Zie noot 6 en Niftarlake Literatuur, 1976, Jb. Niftarlake,
p.49.
(10) Broos, B.P.J., 1984, Antoni Waterlo f(ecit) in Maarssen, Jb.
Niftarlake, p.18, kaartje p.20, Een klein gedeelte van de Heerlijkheid Maersseveen.
(11) Olde Meierink B., D. Koen, et al, 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Snaafburg, p.414.
(12) Lisman, A.J.A.M., E. Munnig Schmidt en H.W.M. van der
Wijck, 2001, Gezigten aan de Rivier de Vecht, p. 213.
(13) Zie noot 10 en J.W. Gunning, 2004, Leeuwenburg en de
omliggende buitenplaatsen, Jb.Niftarlake, p. 21.
(14) Munnig Schmidt, E., 2005, Ignatius en Jan van Logteren
beeldhouwers in de Vechtstreek, Jb. Niftarlake, p.74 en P.M.
Fischer, 2005, Ignatius en Jan van Logteren, Alphen aan de
Rijn, p.153.
(15) Zie noot 5, plaat 63, tekst XIII.
(16) Es, H.J. van, 1997, De buitenplaats Vechtstroom te
Breukelen, Tijdschrift Hist. Kr. Breukelen 12 nr.2, p.83, noot 5
tekst X, platen 49 en 50 en noot 12, p.125.
(17) Munnig Schmidt, E., 1997, Hoffwerk, Een verdwenen
buitenplaats, Jb. Niftarlake, p.38 en noot 12, p.115 en116.
(18) Zie noot 12, p 119.
(19) Munnig Schmidt, E., 2015, Hunt(h)um - Sluisnae, Jb. Niftarlake, p.22.
(20) Munnig Schmidt, E., 2005, Jacob Storck
(1641-’93) kunstschilder en de Vecht, Jb. Niftarlake, p. 23.
(21) Pijzel-Dommisse, H.H., 1978, 18e eeuwse
10
Archeologica Naerdincklant
inventaris van een verdwenen buitenplaats Ouderhoek, Jb.
Niftarlake, p.23.
(22) Munnig Schmidt, E., 2012, De buitenplaats Beereveld en
Serrurier, Jb. Niftarlake, p. 32.
(23) Jonker-Duynstee, J. en E. Munnig Schmidt, 2015, Ruygenhof en de geschiedenis van de fruitschuur, Jb. Niftarlake, p. 57.
(24) Munnig Schmidt, E., 1993, Een onbekend schilderij van
kasteel Croonenburgh te Loenen, Jb. Niftarlake, p.60 en Munnig Schmidt, E., 1995, Kasteel Croonenburgh een poging tot
visualisering, Jb. Niftarlake, p.21.
(25) Munnig Schmidt, E., Een buiten te Loenen aan de vergetelheid ontrukt. Het groeyen en bloeyen van Driehoven, Jb.
Niftarlake, p. 66.
(26) Munnig Schmidt, E., 2007, De buitenplaats Roserust te
Loenen, Jb. Niftarlake, p.43.
(27) Mooy, W. en W. van Schaik, 2012, Rijzicht: van buitenplaats tot volkshuisvesting, Vechtkroniek 37, p. 20.
(28) Schoonderwoerd, N., 2016, Jacob de Wit en Huys te
Loenen, Jb. Niftarlake, p. 67.
(29) Zie noot 3, p.158.
(30) Zie noot 3, p.138 en E. Munnig Schmidt, 2004, De
schilder Jan Adam Kruseman (1804-’61) en Nieuwerhoek te
Loenen, Jb. Niftarlake, p.39 en speciaal p.42.
(31) Zie noot 3, p.152.
(32) Zie noot 2, p.135.
(33) Munnig Schmidt, E., en J.Boerstra, 1990, De Heerenhofste de Breeëvecht te Vreeland, Jb. Niftarlake, p. 55.
(34) Boerstra, J. en E. Munnig Schmidt, 1990, Welgelegen, een
vermakelijke buitenplaats te Vreeland, Jb. Niftarlake, p. 24.
(35) Boerstra, J. en E. Munnig Schmidt, 1989, Verdwenen
buitenplaatsen in Vreeland, Jb. Niftarlake, p.23.
(36) Grobbe, F.H., 1996, Petersburg een verdwenen buitenplaats, Werinon, Nederhorst den Berg en R. Kistemaker et al,
1996, Peter de Grote en Holland, Thoth Bussum, p.234, 235 en
noot 1, platen 77 t/m 88.
(37) Munnig Schmidt, E., 2017, De hofstede Oost en Vegt, Jb.
Niftarlake, p… en F.W. Scholten, Een kaart van de Hollandse
Waterlinie van Pieter Adriaansz Ketelaar, Holland 11, p.123128, voorts Arcadis verkenning: Oude Hollandse Waterlinie,
provincie Utrecht opdrachtgever, januari 2015, www.arcadis.nl,
Arcadis, POB 4205, 3006AE Rotterdam.
(38) Zie noot 1, platen 89, 90 en 92.
(39) Damme, E.N.G. van, 2000, Voortdijk, een buitenplaatsje
in Nederhorst den Berg uit de late gouden eeuw, Jb. Niftarlake,
p.40.
(40) Damme, E.N.G. van, 1992, Het buitenplaatsje Damvecht
aan de Hinderdam en zijn bewoners, Jb. Niftarlake, p. 22.
(41) Damme, E.N.G. van, 1996, De buitenplaats Vecht en
Bergzigt alias Klemansplaats, Jb. Niftarlake, p.21.
(42) Donkersloot-de Vrij, M., 1985, De Vechtstreek, Heureka
Weesp, p.98-99.
(43) Zie noot 42 p. 118-119 en noot 47 p.78.
(44) Zie noot 42 p. 100-101.
(45) Zie noot 1, kaartje en noot 3 p.14.
(46) Rademaker, A.,1730, Hollands Arcadia,
L. Schenk Amsterdam, plaat 92 en E. Munnig
2017-2
Schmidt, 1997, Lindenhoff en Donkervliet opnieuw bezocht,
Jb. Niftarlake, p. 22 en E. Munnig Schmidt, 2007, Ruyteveldt,
Donkervliet en Slootwijk, Jb. Niftarlake, p. 72.
(47) Slebos, D.L.H., 2006, Kerkkroon, ’t Veldhoen, Wiessenburg en Den Haring, Jb. Niftarlake, p. 59.
(48) Slebos, D.L.H., 2005, De Amsterdamse tak van het
geslacht Valckenier en hun sporen in Baambrugge, Jb. Niftarlake, p. 51.
(49) Slebos, D.L.H., 2003, Meer Baambrugse buitenplaatsen,
Jb.Niftarlake, p.66.
(50) Slebos, D.L.H., 2001, Dortmont-Zorgvrij, RustenburgOverdorp, Poelesteyn-Oud Rustenburg, Jb. Niftarlake, p. 53.
(51) Slebos, D.L.H., 2008, Bergvliet en Oldenhof, verdwenen
buitens te Abcoude Baambrugge, Jb. Niftarlake, p.39.
(52) Slebos, D.L.H., 1998, Drie verdwenen buitenplaatsen aan
de Angstel te Baambrugge, Jb. Niftarlake, p.49.
(53) Slebos, D.L.H., 2002, Een Amsterdams geslacht en vijf
Abcouse buitenplaatsen, Jb. Niftarlake, p. 85, speciaal p.101
e.v.
(54) Slebos, D.L.H., 2004, Hoolendrecht, Jb. Niftarlake, p. 84.
(55) Zie noot 54, Westrust, p. 115.
(56) Zie noot 46, plaat 67.
(57) Zie noot 46, plaat 66 en noot 50, p.70.
(58) Carasso-Kok, M. redactie, 1998, Het Gein, uitgave Eureka
Weesp, p.86 en 101.
(59) De Clercq, D. Meest nog niet gepubliceerde gegevens door
hem verzameld voor zijn bijdragen aan Het Gein Levensloop
van een rivier. Zie noot 58.
(60) Zie noot 1, platen 94 en 95 en P.M. Fischer, bezorgd door
E. Munnig Schmidt, 2005, Ignatius en Jan van Logteren, p.
123, plaat 113.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
Verdwenen buitenplaatsen in
‘s -Graveland en Ankeveen
Door Berdine van der Linden
In de 16e eeuw werd Amsterdam het middelpunt van de
scheepsvaart, als goederenmarkt en als kapitale markt.
Amsterdam was gunstig gelegen voor de goede verbindingen via rivieren met andere steden en streken van Duitsland
en Frankrijk. Ook door de invoering van een nieuw en
succesvol schip, de luit, kregen de Hollanders, Zeeuwen en
Friezen een groot deel van de Europese handel in handen.
Frankrijk en Spanje werden onveilig voor Hollandse handelaren waardoor andere aanlegplaatsen werden gezocht.
Door de goedlopende handel werd de kans op inlatie
door de opeenhoping van kapitaal steeds groter. Om dit te
voorkomen, werd geld behalve in schepen en industrieën,
ook in vergroting en verfraaiing van de stad besteed, en
in ontginningsprojecten zoals in ’s-Graveland. Hierdoor
ontstonden vruchtbare gronden, maar ook kwam zand
beschikbaar voor het verbeteren van de slechte bodem in
Amsterdam om zo de groei van de stad mogelijk te maken.
11
Deze kavels werden verloot onder zes Hoofd Ingelanden, die
de gemeenschap zou opmaken en bepalen. Uit de verdeling
zouden op den duur vijf grote buitenplaatsen ontstaan. Van
noord naar zuid: Schaep en Burgh, Boekestein, Spanderswoud,
Hilverbeek en Gooilust. De andere buitenplaatsen liggen op
kleinere stukken, soms gedeelten van oudere landgoederen
zoals Swanenburgh of zelfs op nieuw ontgonnen gebied zoals
Jagtlust. ´s-Graveland groeide uit tot zomerverblijf voor veel
Amsterdammers (1).
De stichting van ‘s -Graveland
Bij octrooi der Staten van Holland d.d. 15 maart 1625 (en herzien op 8 oktober 1626) kregen mr. Jan Ingel c.s. de noodzakelijke toestemming om het gebied tussen Kortenhoef, Ankeveen
en Hilversum te ontginnen. De Gooiers en Hilversummers die
zich deze grond toegeëigend hadden, verzetten zich tegen de
nieuwkomers en de rente die ze moesten gaan betalen. In 1634
kwam de rente te vervallen en het gedeelte ten zuiden van ‘s
-Graveland ging terug naar het Gooi. In datzelfde jaar begon
de verkaveling van de nu ontstane polder. Iedere kavel, op
een paar na, was 20 morgen groot (één Gooise morgen is 0,98
hectare) met in totaal 27 kavels (zie tabel 1 en afbeelding 1).
Kavels 1634
Eigenaar 1634
Latere buitenplaatsen
1, 2, en de helft van 3
C. Davelaer
Swaenenburgh en ’sGravenhoek
4, 5, en de helft van 3
A.M. Burgh
Schaep en Burgh
6, 7 en de helft van 8
B. Schaeck
Boekesteyn tot en met
Sperwershof
9, 10 en de helft van 8
A. Bicker
Spanderswoud
11, 12 en de helft van 13
R. Pauw
Wolfsbergen
14, 15, 16, 17, en de helft van
13
A. Oetgens van Waveren
Hilverbeek, Spiegelrust, Land
en Bosch, Jagtlust
18 en 19
A.M. Burgh
Schoonoord en Groenlust
20 en 21
A. Bicker
Trompenburg en deels Gooilust
22 en 23
P.C. Hooft en G. v. Reede
Gooilust en deels Bousigt
24 en 25
C. Davelaar
Bousigt en Beeresteyn
26 en 27
R. Pauw
Nieuwerhoek, Veld en Akker
Tabel 1: een overzicht van de oorspronkelijke kavels, de
uitgelote eigenaren en latere buitenplaatsen (Tromp & Six
1975:22)
Afbeelding 1: ’s-Graveland in 1636, door C. Danckersen de Rij
(Tromp & Six 1975:20).
Hieronder een beschrijving van de buitenplaatsen in ‘s-Graveland en Ankeveen die in de loop der eeuwen zijn verdwenen.
‘s -Graveland
’s-Gravenhoek en Swaenenburch
De kleine buitenplaatsen ’s-Gravenhoek en Swaenenburch werden gebouwd op de oorspronkelijke kavels 1, 2 en de helft van
3, uitgeloot aan C. Davelaar. Na zijn dood in 1641
werd de grond, met daarop een schuur gebouwd,
verkocht aan de Amsterdamse lakenkoper Maerten
Codde (1580-1650). Binnen een jaar moest een huis
worden gebouwd. Dit huis werd gebouwd op het
meest oostelijke deel van de grond. In 1678, als het
huis in eigendom is van de vier kleinkinderen van
Codde, wordt een melding gemaakt van landerijen,
12
Archeologica Naerdincklant
2017-2
Benedictus Schaeck het huis Sperwen- of Sperwershof, dat
vernoemd werd naar zijn zwager Adriaen Dirksz Sperwer. In
de 18e eeuw werd het huis gebruikt als zomerverblijf van Jan
Bernd Bicker (1733-1774) en Catharina Boreel. In 1880 wordt
het geheel afgebroken en een nieuw huis gebouwd. In 1947
werd dit huis vervolgens weer afgebroken en zijn twee nieuwe
huizen gebouwd van een aangepaste architectuur (3).
Afbeelding 3: Sperwershof voor 1880 (Tromp & Six 1975: 85).
Afbeelding 2: ’s-Graveland in 1750 uit de Teegewoordige Staat
(Tromp & Six 1975: 47).
met huis, boomgaard en plantage.
In 1775 wordt het geheel als Codde’s plaets vermeld en pas in
1790 wordt de naam ’s-Gravenhoek voor het eerst gebruikt, met
Gerard van Blijenburgh als eigenaar. In 1818, als het geheel
eigendom is van Izaak Hodshon (1772-1855), wordt het goed
geveild in twee percelen: het eerste met Schaep en Burgh (tegenwoordig hoofdkantoor Natuurmonumenten) en het tweede
bevatte ‘s -Gravenhoek en Swaenenburch. Het huis ’s-Gravenhoek zal niet lang daarna afgebroken zijn. Ten westen van
’s-Gravenhoek ligt het laat 19e -eeuwse huis Swaenenburch,
dat al voor 1711 als de plaats van Swaen wordt genoemd, vermoedelijk na Jan de Zwaen (1610-1678) die hier als ingeland
en schepen in 1677 en 1678 genoemd wordt. De plaats wordt
beschreven als “met deszelfs Heerehuysingen, boerenwoningen, stallingen, koetshuis, bepootingen en beplantingen” . Na
aankoop door Hodshon in 1805 wordt ook dit huis met toebehoren afgebroken, net zoals ’s-Gravenhoek. In 1877 komt het
echtpaar Jonkvrouw Agnes Henriette van Loon en L.M. Beels.
Het echtpaar liet kort daarna door Dr. P.J.H. Cuypers
een nieuw huis bouwen, dat er nu nog staat (2).
Sperwershof
Ten zuiden van de buitenplaats Boekesteyn lag
op dezelfde oorspronkelijke kavels van ingeland
Afbeelding 4: Sperwershof na 1880 tot de afbraak (Tromp &
Six 1975: 86).
Spanderswoud, Noord en Zuid Wolfsbergen, Villa Nova-Westerveld Het landgoed Spanderswoud heeft een groot, sierlijk
gesmeed toegangshek. Het nog bestaande landhuis en bijgebouwen liggen dieper in het bos aan het einde van de ook nog
bestaande oprijlaan. Het terrein werd in 1634 oorspronkelijk
uitgeloot aan Heer Andries Bicker. In 1843 werd het terrein bij
een veiling onder andere uitgebreid met gedeelten van Noord
en Zuid Wolfsbergen, het oostelijker gelegen Naarderveldt en
de achterbossen, nu bekend als het Spanderswoud. De twee
buitenplaatsen Noord Wolfsbergen en Zuid Wolfsbergen bestaan allang niet meer. Het enige wat nu nog rest van het geheel
is het huis Westerveld dat tot 2002 als gemeentehuis heeft gediend. De kavels werden uitgeloot aan ingeland de heer R.
Pauw. In eerste instantie werden geen buitenplaatsen gebouwd
2017-2
Archeologica Naerdincklant
13
maar wel twee boerderijen die later als buitenplaats zouden
uitgroeien. De huizen lagen halverwege de kavels. Noord
Wolfsbergen is later uitgebreid met woonverblijven, bijgebouwen, een moestuin en een boomgaard, gerealiseerd door onder
andere de families Fabricius en Alewijn. Zuid Wolfsbergen
kende ook meerdere eigenaren: het echtpaar van Thye-Lestevenon, de heer en
mevrouw Sautijn-Reael en Willem Straalman. In 1818 werden
de twee Wolfsbergen-buitens opgekocht door Dirk Hoogbruin.
Hij maakte er een logement van en een woning voor zijn
familie. Verder liet hij aan de dorpskant ‘Villa Nova’ bouwen,
dat veel later ‘Westerveld’ zou worden genoemd. In 1843 werd
het geheel geveild, aan Hendrick Backer van Spanderswoud
en Hendrick Six van Hilverbeek. Het jaar daarop werd Zuid
Wolfsbergen gesloopt (4).
Spiegelrust, Heilust, Land en Bosch, Stadwijk
Aan de zuidkant van de Leeuwenlaan, schuin tegenover Hilverbeek, stond aan het begin van de vorige eeuw de buitenplaats
Spiegelrust. Het huis werd gebouwd door Anthony Oetgens van
Waveren. De naam van het huis is ontleend aan de naam van
zijn vrouw, Annetje Jansdochter Spiegel. Na veel wisselingen
van eigenaar, bestond de buitenplaats in 1806 uit een dubbel
herenhuis van twee etages met een aangrenzende boerenwoning. In 1808 liet de toenmalige eigenaar, Hendrik Muijlman,
het huis afbreken, waarmee de grond vervolgens overging naar
Afbeelding 5: een schets van Spiegelrust, rond 1800, door L.J.
van Winter (Tromp & Six 1975: 102)
diverse andere eigenaren en uiteindelijk in 1862 naar de familie
Six. Het terrein behoorde vanaf die tijd tot Hilverbeek.
Op het gebied direct ten zuiden van de Leeuwenlaan ontstonden
nog andere buitenplaatsen. Heilust, naast Jagtlust, werd in
1771 beschreven als een hofstede met stallingen, koetshuis,
tuinmanswoning en schuytenhuis. Vanaf 1820 hoort dit buiten
bij Jagtlust. In dat jaar is door Teunis Helmich Bakker op een
perceel weiland van Heilust de nog bestaande theekoepel van
Jagtlust gebouwd.
Naast Heilust ligt Land en Boschzicht, waarvan de oude vor-
Afbeelding 6: Heilust (Tromp & Six 1975: 110).
men niet meer terug te vinden zijn. De naam duidt op de overgang van de woeste grond (bos) naar het ontgonnen gedeelte
(land) en wordt voor het eerst in 1782 gebruikt. Lodewijk Hovy
is op dat moment de eigenaar en liet waarschijnlijk het huis,
een zogenoemde hofstede, bouwen. Verder had de buitenplaats
een koepel, moestuinen, rijke boomgaarden, bossen, vijvers,
wei- en hooilanden en een boerderij. Rond 1900 liet de volgende eigenaar, heer Boot, het grootste gedeelte afbreken,
waarna het huis de huidige, grote vorm kreeg. Het huis is nu
Afbeelding 7: Land en Bosch, 1900. Het karakteristieke type
van de kleinere ’s-Gravelandse buitens uit de 19e eeuw (Tromp
& Six 1975: 103).
eigendom van Natuurmonumenten.
Stadwijk stond pal op de hoek bij de Smidsbrug en leek op het
huis van Hilverbeek. Het gebouw dat op dezelfde plaats staat
heeft dezelfde naam maar is van een latere datum.
In 1672 had Jac. de Petersen een hofstede op deze
plek. Begin 19e eeuw was het gebouw gebruikt als
jongenskostschool, daarna als bakkerij en in 1899
werd het afgebroken (5).
14
Archeologica Naerdincklant
2017-2
kavel 18 (west) verhoogd met een verdieping en werden enkele
bijgebouwen afgebroken (7).
Afbeelding 8: Stadwijk rond 1880 (Tromp & Six 1975: 106).
Groenlust en Schoonoord
Deze twee buitenplaatsen lagen op de oorspronkelijke kavels 18
(Schoonoord) en 19 (Groenlust), die werden uitgeloot aan ingeland A.M. Burgh. In 1657 stond op kavel 19 al een hofstede,
met als eigenaar Daniël van Hogendorp, heer van Moerkapelle
en de Wilde Venen. In 1755 werd het huis door de toenmalige eigenaar Jan du Bois verfraaid tot een herenhuis, en werd
‘Rondom Welgevallen’ genoemd. Tot 1767 vormde kavel 19
een eenheid met kavel 18. In 1767 werden de kavels gescheiden
en kavel 19 werd verkocht aan François Noël. Tussen 1768 en
1786 werd de naam ‘Groenlust’ in gebruik genomen, voor het
herenhuis. Tijdens de Pruisische inval in 1787 werd het huis
geplunderd en rond 1887 was het huis al verwaarloosd en niet
meer in gebruik. Groenlust staat alleen op de kaart van 1811
vermeld. Een oost-west lopende laan zichtbaar op de kaart van
1709, waarschijnlijk behorend tot de hofstede uit 1657, komt
overeen met de bomenlaan aangegeven op de kaart uit 1830.
Deze bomenlaan is nog intact (6). Toen in 1761 de Amsterdamse makelaar Jan Schoonhoven kavel 18 en 19 kocht, stond
er op kavel 18 geen woonhuis. Deze kavel werd pas in de 19e
eeuw bebouwd met een (heren)huis, waarschijnlijk omdat het
lange tijd een eenheid vormde met kavel 19. Deze makelaar had
ook een perceel tegenover kavel 18, tussen de ’s-Gravelandse
vaart en Voorweg (nu Zuidereinde) met een herenhuis erop.
Dit huis werd in 1773 verkocht aan de Amsterdamse koopman
Joan Hodshon, die een nieuwe, grotere tuinmanswoning aan het
herenhuis liet aanbouwen. Bij de verkoop werd voor het eerst
de naam ‘Schoonoord’ genoemd. In 1785 kocht Joan Hodshon ook kavel 18 (oost) met bosland erop. Op kavel 18 (west)
stonden bijgebouwen. In 1846 werd de buitenplaats in drie
delen verkocht. De toenmalige eigenaar van kavel 18 (west), de
‘s-Gravelandse bakker Anthony van de Koppel, liet rond 1850
aan de noordzijde van het bestaande tuinmanshuis
een nieuw huis aanbouwen. Dit huis werd in 1878
genoemd als hofstede Schoonoord. In 1870 koopt
Van de Koppel ook huis ‘Schoonoord’ ten westen
van het Zuidereinde. Kavel 18 (oost) blijft tot op
heden wandelbos. In 1916 en 1917 werd het huis op
Afbeelding 9: ingang
Schoonoord, 2006 (http://
www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-schoonoord.html,
foto Albert Speelman).
Bousigt en Beeresteyn
Bij de loting van de kavels in 1634 kregen Pieter Cornelisz.
Hooft en Godert van Reede samen de kavels 22 en 23
toegewezen. P.C. Hooft verkocht zijn aandeel in kavel 23 al
voor 1636 door aan Godert van Reede. In 1657 stond op kavel
23 een boerderij, die door de eigenaar Andries Hellerius verhuurd werd. Het herenhuis dateert van eind 17e / begin 18e
eeuw. In 1701 erfde Aletta van Dorssen, de vrouw van de
Amsterdamse wijnhandelaar Jan Hagen, de hofstede van haar
vader. Rond 1750 werd de hofstede ‘Bousigt’ genoemd. In 1786
kocht de eigenaar van Gooilust, mr. Gerrit Corver Hooft, de
Afbeelding 10: Bousigt voor de afbraak (http://hki.collectiebank.nl/beeldbank).
hofstede en zo behoorde vanaf die tijd Bousigt tot het landgoed
Gooilust. Eind 19e eeuw werd het herenhuis gesloopt. Op de
fundamen-ten van de hofstede werd een boerderij ‘Bousigt’
gebouwd, veel later bewoond door de familie Pelsma (8).
Van de buitenplaats Beeresteyn op de oorspronkelijke kavels
2017-2
Archeologica Naerdincklant
15
24 en 25, uitgeloot aan ingeland C. Davelaer, is weinig bekend.
Op kavel 24 had Claes Claesz. Listingh in 1692 een “speelhuijs
annex een bouhuijs” staan. Deze hofstede met aangebouwde
boerderij, aan de voorkant versierd door pilasters en een mooie
ingangspartij, werd naderhand ‘Berestein’ genoemd. Ook stond
in 1682 op dit terrein waarschijnlijk al een zeshoekig tuinhuisje, te zien op de kaart van 1709. In 1846 en 1847 lieten de
timmerlieden Wouter van Dompselaar en Nicolaas de Wilde de
gebouwen slopen. Het terrein is nu in beheer van Natuurmonumenten (9).
Nieuwerhoek en Veld en Akker
De kavels waarop deze twee buitenplaatsen gesticht werden,
kavels 26 en 27, werden oorspronkelijk uitgeloot aan ingeland
R. Pauw, die er een huis op liet bouwen. Op de kaart van 1709
is de buitenplaats Veld en Akker zichtbaar op kavel 26, direct
ten noorden van de Beresteinseweg. Rond 1720 wordt het
geheel verkocht aan juffrouw Hooft en in de jaren dertig van
de 18e eeuw wordt Jacob Roeters als eigenaar genoemd. Op de
kaart van 1750 zijn de buitens nog zichtbaar maar op kaarten
van latere datum dan 1850 komen ze al niet meer voor. Op een
strook van kavel 26 werd ook de Gooise- of Hilversumsevaart
en de latere Beresteinseweg aangelegd. Kavel 27 werd niet
bebouwd en werd waarschijnlijk alleen voor agrarische doeleinden gebruikt (10).
Ankeveen
Huis Ankeveen
Het huis stond op de plek waar in 1927 de rooms katholieke
St Martinus kerk van Ankeveen werd gebouwd (Stichts End
23). Het is niet precies bekend wanneer de buitenplaats – in
eerste instantie als zomerverblijfplaats – is aangelegd. Joan de
Wale (1620-1691) kan als vermoedelijke opdrachtgever voor
de bouw van het ‘zomerhuis’ worden gezien. Joan trouwde in
juli 1647 met Geertruyda Schaeck, de dochter van Benedictus
Schaeck, Heer van Ankeveen en Elizabeth Dircksdr. Sperwer.
Het gezin, met zes kinderen, woonde in Amsterdam en in de
zomers in het ‘Huis te Ankeveen’. Het Huis te Ankeveen is
vermoedelijk tussen 1661 en 1665 gebouwd, na het overlijden
van Benedictus Schaeck. Joan de Wale kreeg in 1661 de rol
van Heer van Ankeveen. Pas bij het overlijden van zijn schoonmoeder in 1669, kreeg hij oficieel de titel Heer van Ankeveen.
In 1714 wordt dochter Maria Elisabeth de Wale eigenaar van
’Het Huys te Ankeveen’ en krijgt de titel Vrouw van Ankeveen.
Haar tuin veranderde ze in een lusthof met onder andere tientallen beelden, honderden sinaasappelboompjes in bakken en
potten, olijf-, granaat- en laurierbomen. In de tuin stonden ook
een groot aantal broeikassen, enkele vijverpartijen, zitbanken,
zonnewijzers, een oranjerie en een menagerie.
Op 17 oktober 1755 vraagt toenmalige eigenaar Godefridus
Cromhout toestemming aan de Gedeputeerde Staten van
Utrecht om ‘Het Huys te Anckeveen’ te mogen afbreken. Het
geheel wordt ter veiling aangeboden, waarna de koper het huis
snel laat slopen. Over de barokke aanleg van de tuin is helaas
Afbeelding 11: Het Huis te Ankeveen, 1740, tekening door Jan
de Beijer, 1749 (Rijksstudio 2013).
nog weinig bekend. Er bestaat geen plattegrond en de ontwerper is onbekend. Uit diverse beschrijvingen blijkt dat het om
een indrukwekkende buitenplaats gaat. Een citaat uit een advertentie van 25 juni 1755 in de Leydse Courant voor verkoop van de buitenplaats luidt: ”moderne Heeren Huyzinge en
superbe Vleugels, de eene tot Stallinge voor 17 Paarden, ruim
Koetshuys en spatieus Orangehuys, en Knegts Kamer, en de
andere tot een Boekekamer, en verder schoone Kamers, een
Tuinmans Wooning”. Tijdens diverse (archeologische) onderzoeken, op en rondom het terrein van het huis, zijn twee gespjes, de resten van het toegangshek van ‘Het Huys’, resten van
zinken goten, een musket kogel, een stuk van een tinnen lepel,
stukjes aardewerk, een pijpenkop, enkele pijpensteeltjes en veel
gehalveerde glaskralen aangetroffen. De glaskralen werden
hoofdzakelijk ten behoeve van de ruilhandel in opdracht van de
Afbeelding 12: brokken gebroken glaskralen en samengestelde
diverse steensoorten vermengd met witte en blauwe gebroken
glaskralen, collectie R. de Haan, Hilversum
(https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_het_
Huis_te_Ankeveen).
Indische compagnieën vervaardigd door de Amsterdamse Glasfabriek. Ze werden ook gebruikt als
tuinversiering (11).
16
Archeologica Naerdincklant
Auteursinformatie
Ir. Berdine van der Linden MSc (1977) is archeoloog, redacteur van Archeologica Naerdincklant en onder meer actief als
vrijwilliger jeugdeducatie bij AWN Naerdincklant.
Noten
(1) Tromp, H. & J. Six, 1975: 11-23.
(2) Tromp & Six, 1975: 78-81.
(3) Tromp & Six, 1975: 85.
(4) Tromp & Six, 1975: 87-94.
(5) Tromp & Six, 1975: 101-110; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland.
(6) Bureau voor stedenbouw, 1976: 26; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-groenlust.html.
(7) http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-schoonoord.html.
(8) http://hki.collectiebank.nl/beeldbank/start/archieven9?view
=preview&fuid=%27s-GRAVELAND/BUITENPLAATSEN/
NL-KhfHK16463.jpg, http://www.buitenplaatseninnederland.
nl/graveland-bouwzicht.html.
(9) http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-berestein.html.
(10) Bureau voor stedenbouw, 1976: 27; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-veldenakker.html; http://www.
buitenplaatseninnederland.nl/graveland-nieuwerhoek.html.
(11) https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_
het_Huis_te_Ankeveen.
Literatuur
Bureau voor stedenbouw (1976); “Gemeente s’-Graveland. De
buitenplaatsen van ’s-Graveland, studie over de cultuur-historische waarden.” Amersfoort.
Mehrtens, U.M., (1985); “ ’S-Graveland en zijn buitenplaatsen”, Rijksdienst voor Monumentenzorg, Zeist.
Wielinga, J.M.M., (1986); “Huize Westerveld in ’s-Graveland.
Van landhuis tot gemeentehuis”. Nederlandse Kastelen Stichting, Zutphen.
Tromp, H. & J. Six (1975); “De buitenplaatsen van ’s-Graveland. Een verkenning.” Zeist.
http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland
https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_het_
Huis_te_Ankeveen
2017-2
2017-2
Archeologica Naerdincklant
Verdwenen kastelen in Gooi en
Vechtstreek
Door Anton Cruysheer
In het werkgebied van AWN Naerdincklant (tussen Eem
en Vechtstreek) hebben de nodige middeleeuwse kastelen
gestaan. In dit artikel wordt eerst geschetst wat we onder
een kasteel verstaan en vervolgens kort stilgestaan bij
de nog bestaande kastelen en vervolgens de verdwenen
kastelen.
Wat is een kasteel?
Bij de woorden ‘kasteel’, ‘slot’ of ‘burcht’ kan iedereen zich
wel een beeld maken. Maar wat wordt er precies onder verstaan? In de publicatie ‘1000 jaar kastelen in Nederland’
beschrijft H.L. Janssen het als volgt: “Het kasteel is meestal
de versterkte residentie van een heer, vaak iemand van adel;
het verschijnsel is onverbrekelijk verbonden met de feodale
maatschappijvorm, zoals die in de middeleeuwen in Europa
voorkwam. Als versterking is het een private defensieve structuur, die door een heer en zijn familie met enige dienaren en
vazallen wordt bewoond en kan worden verdedigd”. Interessant
is dat ook hier het de uitzondering is die de regel bevestigt. In
het interessante grensgebied tussen het bisdom Utrecht en het
graafschap Holland zien we namelijk enkele versterkingen in
de Vechtstreek opduiken met een duidelijke militaire verdedigings- en controlefunctie – op de Vecht en daarmee op de
handel te Utrecht. Interessant is ook dat we tegelijkertijd enkele
kastelen in regio Gooi en Vechtstreek kennen die duidelijk als
een onderkomen voor de (lagere) adel fungeerde. Kortom, de
(verdwenen) kastelen in deze regio zijn onze aandacht meer dan
waard en hopelijk is hierover nog lang niet het laatste woord
geschreven.
van Diederik Johan baron van Stepraedt en in 1766 van Hendrik Willem van Hoorn. Deze wilde het geheel afbreken, maar
hij ging vier jaar later failliet en verkocht het kasteel aan Andries Strick van Linschoten. In de 19e eeuw werd de 13e-eeuwse woontoren geheel ommetseld en van kantelen voorzien. De
andere delen van het kasteel dateren uit de 14e/15e eeuw (de
vleugels) en de 18e eeuw, toen de bestaande gebouwen werden
samengevoegd tot een buitenplaats. Sinds 1791 is het kasteel in
het bezit van de familie Martini Buys; de laatste bewoonster is
Jkvr. Magdalena Ferdinanda Maria Martini Buys (1909-1997),
door huwelijk barones Van Nagell. Zij droeg het kasteel op
aandringen van baron Taets van Amerongen in 1985 over aan
de Stichting Kasteel Loenersloot. De Commissaris van de Koning van de provincie Utrecht heeft zitting in het stichtingsbestuur. Sinds 2011 beheert de Stichting Utrechts Landschap het
kasteelcomplex namens de Stichting Kasteel Loenersloot. In
2012/13 zijn het kasteel en het kasteelpark ingrijpend gerestaureerd en gedeeltelijk voor publiek opengesteld (2). Een opmerkelijke bewoner van het kasteel was de roofridder Splinter van
Loenersloot, die het (na diverse plunderingen en gijzelingen)
in 1373 zo bont maakte dat de bisschop van Utrecht besloot het
kasteel te belegeren. Het kasteel heeft de belegering overleefd
en Splinter moest zich overgeven (3). De naam van het kasteel
staat in relatie tot zowel de veenrivier die hier lag tussen Vecht
en Angstel, als de gelijknamige plaatsnaam. Er zijn aanwijzingen dat in de vroege middeleeuwen te Loenersloot een hof
(curtis, bestuurlijk centrum) heeft gestaan (4). En waarschijnlijk
heeft hier in de vroege middeleeuwen ook een versterkte hoeve
gestaan, als verzamelplaats voor goederen en werd deze plaats
gebruikt voor zaken als belastinginning, handel en rechtspraak.
Loenersloot lijkt zelfs terug te voeren op de Romeinse tijd,
gelet op de vondst van een Romeinse grafsteen van ca. 125
n.Chr., die onder meer staat afgebeeld op de ‘Nieuwe Kaert van
Loenen’ van C.C. van Bloemswaerdt uit 1726 en voor het eerst
wordt beschreven door Arnoldus Buchelius (1565-1641) (5).
Nog bestaande kastelen
Laten we eerst een blik werpen op de nog bestaande kastelen
(in alfabetische volgorde). Hieronder enkele korte beschrijvingen afkomstig van onder meer de website van de Nederlandse
Kastelen Stichting (NKS), waar nodig aangevuld met enkele
wetenswaardigheden (1). Niet opgenomen zijn niet-middeleeuwse kastelen zoals Kasteel Groeneveld uit Baarn (ca. 1710)
en Drakensteyn / Warners Hofstede uit Lage Vuursche (huidige
huis niet ouder dan 1640, onduidelijk of er voorgangers waren).
Loenersloot (gemeente Stichtse Vecht)
Kasteel Loenersloot is een kasteel en voormalige ridderhofstad
in Loenersloot, gelegen aan de westelijke oever van de Angstel.
Het kasteel wordt in 1258 voor het eerst genoemd. Het bestond
toen waarschijnlijk slechts uit een verdedigingstoren (donjon).
Het bleef tot 1435 in de familie Van Loenersloot, toen het werd
verkocht aan de familie Van Swieten en in 1516 aan de familie
Van Amstel van Mijnden. In 1707 kwam het kasteel in bezit
17
Afbeelding 1: Kasteel Sypesteyn. Gravure van Jan
de Beyer uit 1749 (bron: Kasteelmuseum Sypesteyn,
nr. 1717, www.sypesteyn.nl).
18
Archeologica Naerdincklant
Sypesteyn (Loosdrecht, gemeente Wijdemeren)
Het huidige huis Sypesteyn is in de negentiende eeuw gebouwd
in opdracht van jonkheer C.H.C.A. van Sypestein op het terrein
waar in de middeleeuwen het kasteel Sypesteyn (afbeelding 1)
zou hebben gestaan. Het huis is omgeven door een eveneens
gereconstrueerde tuin. Op de plek waar nu het Kasteel-Museum Sypesteyn staat, heeft een ouder stenen huis gestaan. De
fundamenten van dit huis zijn bewaard gebleven en deze zijn
in 1969 onder leiding van prof. J. Renaud opgegegraven. Naar
zijn mening dateerden deze fundamenten van na 1500. Dit huis
bleek in 1664 slechts een ruïne te zijn. De toenmalige eigenaar,
Cornelis Ascanius van Sypesteyn, liet het toen restaureren,
maar al in 1673 is het opnieuw verwoest. Eind negentiende
eeuw heeft jonkheer Henri van Sypesteyn het kasteelterrein
met omliggende terreinen opgekocht. Hij wilde het kasteel en
de omringende tuin weer herstellen naar de situatie rond 1600.
De toren werd herbouwd, vervolgens de zuidvleugel en daarna
het bouwblok aan de westkant. Dit complex werd ingericht als
museum voor de grote verzameling zeventiende- en achttiendeeeuws antiek van Van Sypesteyn. De tuin was toen ook
grotendeels klaar. Van Sypestein toont zich ook hier een echte
verzamelaar: hij plantte er bijzondere bomen en planten, en
zette er verschillende historische tuinelementen en smeedijzeren hekwerken in. Door geldproblemen gedwongen, liet
Van Sypesteyn in 1924 de bouw van het hoofdgebouw echter
stilleggen. Er is later nog wel iets aangebouwd, maar bij zijn
dood in 1937 waren de plannen voor kasteel en tuin nog niet
volledig gerealiseerd. Ook later is dit niet meer gebeurd. Het
huis is ingericht als museum (6).
2017-2
ontvoerd en naar Muiden gebracht. Na een paar dagen gevangenschap besloten zijn ontvoerders dat het niet langer veilig was
en namen Floris mee. Toen woedende boeren hem probeerden
te bevrijden, werd Floris vermoord. Kort daarna wordt het
kasteel na een beleg tot op het maaiveld afgebroken. Rond
1370 verrees op deze plek een nieuwe burcht, die ook al te
maken kreeg met oorlog. Door hertog Karel van Gelre werd de
burchtheer van Muiden met een smoesje naar buiten gelokt en
toen gevangen genomen, zodat deze Gelderse legeraanvoerder
Muiden zonder slag of stoot kon innemen. Bekend is Muiden
geworden in de zeventiende eeuw, toen de beroemde schrijver
P.C. Hooft als kastelein werd aangesteld. Hij verzamelde kunstenaars en geleerden om zich heen en organiseerde culturele
bijeenkomsten (de Muiderkring, red.). Na zijn dood verviel het
slot en aan het begin van de negentiende eeuw gingen stemmen op om de zaak maar te slopen. Door ingrijpen van koning
Willem I werd dat voorkomen, maar het duurde nog decennia
voordat een restauratie het kasteel weer functioneel maakte. Het
Muiderslot werd ingericht als museum en fungeert regelmatig
in ilmopnamen. Tegenwoordig wordt getracht een internationaal publiek te trekken door het kasteel als ‘Amsterdam Castle’
te aficheren (7). Op bovenstaande omschrijving kan worden
aangevuld dat het Muiderslot uiteraard ook de handel op vooral
de stad Utrecht controleerde en daarmee ook de Utrechtse
bisschop.
Afbeelding 3: Kasteel Nederhorst. Abraham de Haen (II), 1731.
Bron: Rijksstudio.
Afbeelding 2: 19e-eeuwse gravure van het Muiderslot van W.J.
Hofdijk.
Muiderslot (Muiden, gemeente Gooise Meren)
Het Muiderslot (afbeelding 2) is een van de best
bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland.
Het werd omstreeks 1285 gebouwd door graaf Floris
V, als een van de burchten om Noord-Holland onder
de duim te houden. Tien jaar later werd de graaf
Nederhorst (gemeente Wijdemeren)
Kasteel Nederhorst (afbeelding 3) is een kasteel in Nederhorst
den Berg. Tot de grenswijziging van 1819 lag Nederhorst in het
Utrechtse Nedersticht en behoorde vanaf 1536 tot de erkende
ridderhofsteden. De oudst bekende vermelding van een kasteel
stamt uit de 13e eeuw, maar waarschijnlijk is het kasteel ouder.
Aanvankelijk heette het kasteel Horst. De naam ‘Nederhorst’
wordt op verschillende wijzen verklaard. Een eerste verklaring
is dat omdat bij Rhenen een kasteel heeft gestaan dat Hogerhorst heette, het kasteel Horst voortaan met Nederhorst werd
aangeduid. Een andere verklaring luidt echter dat met de naam
‘Nederhorst’ de iets lager gelegen heuvel wordt aangeduid ten
2017-2
Archeologica Naerdincklant
opzichte van ‘De Berg’, waarop de kerk is gebouwd en waaraan
de nederzetting is ontstaan. Beide plekken - van kasteel en
kerk - liggen op een langgerekt stuifduin , ontstaan gedurende
het Weichselien (Cruysheer & Koopman, 2011). Het kasteel lag
op een strategische positie, op de grens tussen Holland en Het
Sticht. In 1672 werd het door Franse troepen in brand gestoken,
en een jaar later werd het verkocht. Het werd vervolgens herbouwd als een vierkant kasteel met op elke hoek een zeskante
toren en kreeg in het begin van de 18e eeuw zijn huidige
uiterlijk. Rond 1730 werd er een gietijzeren hek omheen gezet.
Begin 1960 werd Kasteel Nederhorst gekocht door Jan Jonker.
Het werd geheel gerestaureerd en bood onderdak aan de unieke
uurwerkenverzameling van Jonker. In 1966 werd ruim de helft
van het kasteel verhuurd aan Toonder Studio’s. Op 10 januari
1971 brandde het kasteel geheel uit. De uurwerkenverzameling
van Jonker ging hierbij verloren. Mede door de inspanningen
van Toonder Studio’s kon de klokkenverzameling in oude glorie worden hersteld. Jonker droeg het uitgebrande kasteel over
aan de naar zijn echtgenote genoemde Harmine Woltersstichting. Na restauratie kon het kasteel in 1973 weer worden
opengesteld. Toonder Studio’s, dat het werk in enkele noodgebouwen had voortgezet, betrok nu ook de bovenverdiepingen
van het kasteel, en realiseerde vervolgens een grote studiohal
achter de bijgebouwen. Tot in 2002 bleef het bedrijf, inmiddels
toonaangevend in de publicitaire wereld, in kasteel Nederhorst
actief (8). Het kasteel is vanwege de huidige bedrijvigheid van
enkele ondernemingen niet publiekelijk toegankelijk, maar de
tuin is wel opengesteld voor wandelaars. Vermeldenswaardig is
de vondst van een vermoedelijk vroegmiddeleeuws zwaard uit
de slotgracht van het kasteel en de vondst van (vrij grote) keien
die zijn gebruikt voor de fundering en die zijn gevonden tijdens
restauratiewerkzaamheden.
Verdwenen kastelen
Voor de verdwenen kastelen is deels gebruik gemaakt van de
website www.kasteleninnederland.nl en www.kasteleninutrecht.
eu. Hieronder het overzicht, waar van toepassing aangevuld
met wetenswaardigheden.
Huis Ter Eem (gemeente Baarn)
Het voormalige kasteel Huis Ter Eem ligt aan de noordzijde
van de Eem, ten westen van de weg Baarn-Bunschoten in de
gemeente Baarn. Het kasteel is vrijwel zeker gesticht in het
najaar van 1347 of het begin van 1348 op de rechteroever
van de rivier de Eem. Waarschijnlijk had het hoofdgebouw
een lengte en breedte van 20 respectievelijk 22 m. Rondom
de hoofdburcht lag een enorme aarden wal met daarin twee
gemetselde geschutstorens. Nadat kasteel Ter Eem in 1543 zijn
militaire functie verloren had voor Karel V, werden in opdracht
van hem de aangebrachte wallen verwijderd. Na 1650 raakte
het kasteel steeds verder in verval, nieuwe versterkingen,
verbouwingen of herstelwerkzaamheden bleven uit, zodat het
kasteel in 1706 gesloopt werd. Het kasteel Ter Eem vervulde
de functie van belangrijkste bisschoppelijke militaire versterking in het noorden van het Nedersticht. Tussen 1383 en 1393
19
werd de ambtszetel van de maarschalk van Eemland van het
kasteel Stoutenburg verplaatst naar Ter Eem, waardoor de
bestuurlijke en juridische functie van Ter Eem nog groter werd.
Vanaf toen was de kastelein van het kasteel tevens maarschalk
van Eemland. De bisschop maakte veelvuldig gebruik van het
kasteel, als hij zich per schip of over land naar zijn residentie
Vollenhove in het Oversticht begaf. In de tijd van Bisschop Jan
van Arkel was Zweder Uterlo (kanunnik van het domkapittel)
zijn plaatsvervanger, als de bisschop voor zaken buiten het Bisdom verbleef. Jan van Arkel was vaak in oorlog met de Graaf
van Holland over het strategisch zeer belangrijke gebied rond
de monding van de Eem. De graaf wilde dit gebied graag in
handen hebben, terwijl dit gebied voor de bisschop van belang
was voor de beveiliging van de noordgrens van zijn bisdom.
Tijdens een tijdelijke wapenstilstand met de graaf is Zweder
weer de plaatsvervanger van de bisschop en hij geeft dan
opdracht het kasteel Ter Eem te bouwen. Hij doet dit namens de
bisschop en schiet de bouwkosten van 3.000 gouden schilden
voor. Toen de bisschop weer terugkwam, bleek hij niet bij
machte om deze bouwkosten te kunnen terugbetalen en op 2
september 1348 krijgt Zweder daarom als waarborg voor de
terugbetaling het kasteel in pand. In 1352 is de bisschop weer
kapitaalkrachtig genoeg om zijn schuld af te lossen, maar
Zweder Uterlo weigert dan het kasteel te verlaten. Als Zweder
en zijn manschappen dan het omliggende platteland terroriseren, schiet de stad Utrecht de bisschop te hulp. Na een beleg
weten ze Zweder Uterlo te dwingen tot overgave. In mei 1354
worden er een aantal verdragen gesloten, waarbij de bisschop
alle gemaakte kosten zal terugbetalen aan de stad Utrecht. Het
kasteel Ter Eem mag nooit verkocht worden en altijd zal een
burger uit de stad Utrecht benoemd worden tot kastelein. Het
kasteel Ter Eem is vanaf 1354 altijd een bisschoppelijk kasteel
gebleven (9). Nog aardig te vermelden hierbij is de vondst van
het gehalveerde zegelstempel van Zweder Uterlo te Hollandsche Rading (10).
Kerkbrink (gemeente Hilversum)
Midden in het centrum van Hilversum staat aan de Kerkbrink
de Grote Kerk. Vanwege een brand in 1971 vonden hier opgravingen en restauratiewerkzaamheden plaats, waarna de kerk
in 1977 weer in gebruik is genomen. Tijdens deze opgravingen
(door de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis en AWN
Naerdincklant) werd naast munten, grafzerken en skeletresten
een stuk fundament gevonden bestaande uit 13e eeuwse
kloostermoppen. Het fundament is op beeld vastgelegd door de
fotodienst van de gemeentelijke dienst voor kunstzaken. Naar
verluid heeft op deze centrale locatie een kapel of woontoren
gestaan, wat door het fundament lijkt te worden bevestigd.
Hopelijk leidt toekomstig bronnenonderzoek tot aanvullende
inzichten over dit vermoedelijke kasteeltje (11).
Huis Ten Bosch (Weesp)
De fundamenten van het kasteel Huis Ten Bosch
liggen in een weiland naast het fort Uitermeer
nabij Weesp. Ook te Maarssen draagt een huis deze
naam en het lijkt er sterk op dat beide versterkingen
20
Archeologica Naerdincklant
oorspronkelijk tot één bezit behoorden, en van oorsprong door
de ministerialenfamilie Van Amstel in leen was verkregen van
de bisschop van Utrecht. De locatiekeuze van het kasteel, op de
grens van de rivier de Vecht en het destijds dichterbij gelegen
Naardermeer, had een strategisch-economische grondslag,
vooral ten aanzien van de visvangst en vogeljacht. Vermoedelijke stichter is Egbert van Amstel, maar mogelijk was hier
al eerder bewoning. Huis Ten Bosch kent een bewogen geschiedenis met meermaals belegering, verwoesting en wederopbouw (in 1408, 1426, 1514 en 1672). Veel is nog onbekend
(bijvoorbeeld qua omliggende bebouwing), zodat een toekomstig verkennend onderzoek door middel van bijvoorbeeld
grondradar of weerstandmethode gewenst is. Het kasteel staat
in direct verband met de stichting van fort Uitermeer, waarvan
de geschiedenis terugvoert tot 1673. De Franse opmars naar
Amsterdam werd bij het kasteel Huis Ten Bosch in 1672
gestuit door inundatie (onder water zetten) van het land. De
woedende Fransen braken hierop het kasteel af evenals veel
andere kastelen en huizen in de Vechtsteek (met uitzondering
van kasteel Loenersloot). Het jaar erop werd niet nogmaals het
kasteel herbouwd, maar werd op een steenworp afstand het fort
Uitermeer gebouwd volgens de laatste militaire inzichten, als
onderdeel van een verdedigingslinie. Vandaag de dag herinnert
niets meer aan het kasteel, maar hopelijk wordt dit nog eens
beter geduid – bijvoorbeeld met behulp van een virtuele 3-D
reconstructie en/of gewoon een informatiebord (12).
2017-2
Arnold was een lid van de familie Van Amstel, de eigenaren
van het kasteel. Na de moord werd het gerecht Kronenburg
door de grafelijkheid van Holland geconisqueerd. Het kasteel
werd belegerd, ingenomen en met de grond gelijk gemaakt. De
meeste edellieden werden onthoofd. Midden 14e eeuw werd
Kronenburg herbouwd en in 1354 beleende graaf Willem V
van Holland zijn neef Dirk Claeszoon van den Gheyne met 373
morgen land, gelegen tussen Kronenburg en kasteel Vredelant,
en stelde hem aan als rentmeester van Kronenburg. In 1374
veroverden de Utrechtenaren het kasteel alsnog en daarna wisselde het meermaals van eigenaar. In het Rampjaar 1672 werd
Kronenburg in opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen
versterkt en door 200 soldaten bezet. Door de grote overmacht en gebrek aan munitie moesten zij zich overgeven aan
het Franse leger van 1500 man onder aanvoering van de hertog
van Luxemburg. Hierna bezetten de Fransen het kasteel en
werd het deels ontmanteld. In 1710 werd de ruïne verkocht aan
de Leidse patriciër Adriaen Wittert van der Aa, die het kasteel
liet verbouwen tot een fraai buitenhuis. Via verkoop kwam het
in handen van de familie Moens, de bankier IJsbrand Balde mr.
Jacobus Henricus van Reenen, Gerard van den Burgh en tenslotte de heer Dubois. De heer Dubois wilde graag burgemeester van Loenen worden maar de bewoners waren hiertegen. Dubois was zo boos dat hij verhuisde en in 1837
Kronenburg liet slopen. Sindsdien is het weiland waaronder de
fundamenten schuil gaan onbebouwd gebleven. Soms, bij langdurige droogte in de zomerperiode, tekenen de fundamenten
van het kasteel zich nog af als verdrogingen in het gras (13).
Afbeelding 4: Kasteel Kronenburg. Abraham Willaerts, 1639.
Bron: Rijksstudio.
Kronenburg (Loenen, gemeente Stichtse Vecht)
Kasteel Kronenburg (afbeelding 4) stond op de linkeroever
van de Vecht, ingesloten door de Rijksstraatweg, Bloklaan,
Cronenburgherlaan en de rivier de Vecht. Kronenburg was een
Hollands leen als enclave binnen het Sticht Utrecht. Het is vermoedelijk gesticht in de 13de eeuw. Op afbeeldingen uit de 17e
eeuw is te zien dat het kasteel een vierkant grondplan had en
een door grachten omringd binnenplein. Het binnenplein was aan drie zijden afgesloten door muren met
kantelen en aan de westzijde door een woonvleugel.
Na de moord op Floris V in 1296 zochten enkele
moordenaars, waaronder Gerard van Velsen en Arnold van Benschop, hun toevlucht op Kronenburg.
Afbeelding 5: gravure van kasteelruine Mijnden in 1728, door
L.P. Serrurier (bron: https://kasteleninnederland.nl).
Mijnden (Loenen, gemeente Stichtse Vecht)
Het Huis te Mijnden (afbeelding 5) is een voormalig kasteel
en ridderhofstad bij Loenen aan de Vecht. Egidius van Amstel lijkt kasteel Mijnden rond 1227 te hebben gesticht. Hij en
zijn nakomelingen noemden zich “Van Amstel van Mijnden”.
Na de moord op Floris V in 1296 was het verstandiger om de
naam Van Amstel (tijdelijk) te laten vallen en noemden ze zich
voortaan Van Mijnden. Mogelijk door de vele geschillen tussen
de Van Amstels en graaf Floris V werd het kasteel Mijnden een
leen van de graaf. Het kasteel Mijnden is daarna altijd een leen
2017-2
Archeologica Naerdincklant
van Holland gebleven, wat regelmatig moeilijkheden voor de
bisschop van Utrecht opleverde (14). Er is een melding bekend
dat Mijnden rond 1525 (grotendeels) zou zijn afgebroken. Dit
lijkt samen te vallen met de afbraakdatum van kasteel Vredelant. Mogelijk dat daarom de stenen van Mijnden (evenals die
van Vredelant) gebruikt zijn voor de bouw van de dwangburcht
Vredenburg. Rond 1860 schijnen de laatste bovengrondse resten van Mijnden te zijn opgeruimd. Van november 1963 tot het
voorjaar van 1964 vonden te Mijnden verkennende opgravingen plaats, waarbij resten van het kasteel zijn terug gevonden
en ingemeten. Het kasteel heeft een grondplan gehad van 25,5
x 16,5 m. Het kasteel had buitenmuren met een dikte van 1,2 m
en binnenmuren met een dikte van 0,6 tot 0,8 m. Daarnaast was
er nog een doorgaande binnenmuur met een dikte van ongeveer
1,1 m, die over de gehele lengte van het kasteel doorliep. De
grootste ruimte had een afmeting van 11,5 x 7 m. Waarschijnlijk is dit de grote (ridder)zaal geweest, waarin de eigenaar
zijn gasten ontving (15). Nog aardig te vermelden is de vondst
van een ogenschijnlijk Romeins hoofd, dat is afgebeeld op de
‘Nieuwe Kaert van Loenen’ van C.C. van Bloemswaerdt uit
1726. Hierbij staat dat dit hoofd is gevonden in Mijnden. Uit
onderzoek blijkt dat het echter gaat om een haardsteen uit de
periode 1550-1575 (16).
Muiderslot (Muiden, gemeente Gooise Meren)
Het Muiderslot werd gebouwd op een stabiele klei- zandbodem
in de monding van de rivier de Vecht. Het kasteel werd om
strategische redenen gebouwd op een landtong (‘nes’) tussen de
oostelijk en westelijk lopende rivierarmen. De exacte datering van de oudste bouwfase van het Muiderslot is niet precies
bekend, maar waarschijnlijk is deze bouwfase onder graaf
Floris V (1256-1296) tot stand gekomen. De tweede bouwfase
van het (huidige) Muiderslot dateert uit de periode tussen circa
1370 en 1386. In 2005 vond er in het Muiderslot een archeologische begeleiding plaats, bij de aanleg van een leiding op
een diepte van circa 2,5 à 3 meter onder het maaiveld en bij het
uitgraven en verwijderen van een stookolietank op de binnenplaats van het kasteel. Hierdoor werd het mogelijk om onder
meer het bodemproiel te bestuderen, dat de tweevoudige bouwfases van het Muiderslot onderbouwt. Het lijkt erop dat pal na
de moord op graaf FlorisV in 1296, het Muiderslot op aangeven
van de Utrechtse bisschop Berthout is aangevallen en tot op de
fundamenten is afgebroken. De stenen zijn waarschijnlijk
gebruikt voor de uitbreiding van kasteel Vredelant. Het heeft
daarna enige tijd geduurd voordat, door geldnood van het
Sticht, het kasteel Vredelant via verpanding (opnieuw) in
handen kwam van het graafschap Holland. Pas rond 1370 werd
het nodig gevonden om het Muiderslot weer op te bouwen (17).
Ruysdael (Blaricum)
De naam van het te Blaricum gelegen kasteeltje Ruysdael
(afbeelding 6; ook wel Graft genaamd) is afgeleid van de eerste
eigenaar, de Amsterdamse burgemeester Dirck Heymansz
Ruysch. Het einde van het kasteeltje ligt voor 1769. De meest
beroemde bewoner was Jacob van Ruysdael, geboren in ca.
1625. Deze landschapsschilder schilderde regelmatig in ‘t Gooi
21
Afbeelding 6: Slot Ruysdael. Schilderij (winterlandschap) van
Jacob van Ruisdael uit circa 1665. Bron: Rijksstudio.
en omgeving. Mogelijk logeerde hij (als inwoner van Haarlem
en later Amsterdam) dan bij familie in Naarden. Men meent dat
hij ook zijn (veronderstelde) stamslot heeft geschilderd. Twee
van zijn schilderijen zouden ‘t Slot Ruysdael kunnen voorstellen (18). In 1986 zijn door vrijwilligers van AWN Naerdincklant opgravingen uitgevoerd naar de fundamenten van
het verdwenen kasteel. Hierbij kon het bestaan van het kasteel
worden bevestigd en dit heeft geleid tot een uitvoerig opgravingsverslag (18a).
Sypesteyn (Loosdrecht, gemeente Wijdemeren)
Zoals hierboven beschreven heeft het huidige museumkasteel
een voorganger gekend. De oudste registers waarin de lenen
van Mijnden zijn ingeschreven, zijn verloren gegaan waardoor
we qua geschreven bronnen niet verder kunnen terugkijken dan
1572. In dat jaar wordt gesproken over het goed met boerderij,
erf en tuin, terwijl in 1591 wordt gesproken over twee delen
die worden gesplitst: een huijsinge en een hofstede (19). Vermeldenswaardig is dat bij de opgravingen van de fundamenten
een schatvondst werd gedaan bestaande uit 23 zilveren munten
waarvan de oudste dateert uit 1474 en de jongste uit 1521.
Uitgaande van alleen deze vondst kunnen we wel stellen dat bewoning in ieder geval terugvoert tot het eerste kwart van de 16e
eeuw en vermoedelijk eerder (20). Wat ook niet veel mensen
weten, is de bijzondere geschiedenis van de stenen waarmee
het huidige kasteeltje is opgebouwd. Deze zijn veelal afkomstig
van de afgebroken Utrechtse dwangburcht Vredenburg, die op
zijn beurt stenen gebruikte van het in 1529 afgebroken kasteel
Vredelant (21).
Vredelant (Vreeland, gemeente Stichtse Vecht)
De fundamenten van kasteel Vredelant (afbeelding 7) te Vreeland liggen onder het gras van een
voormalig voetbalveld ter hoogte van de stoplichten
vlakbij de brug van de provinciale weg N201. Het
kasteel is als militaire vesting gesticht door de
22
Archeologica Naerdincklant
Afbeelding 7: Kasteel Vredelant. Gravure (fantasietekening) uit
1895 van J.J.A. Hilverdink.
Utrechtse bisschop Hendrik van Vianden (1249-1267), onder
meer als verdediging tegen de opstandige leenheren Van Amstel
en de Hollandse graaf. De eerste fase van het kasteel is een
kasteeltoren, die gebouwd is tussen 1252-1260. Rond 1260 was
het kasteel met haar dubbele omgrachting gereed. De bisschop
noemde het kasteel ‘Vredelant’, ter bewaking van de vrede.
Met de bouw van het kasteel op deze strategische plek in een
grensgebied, halverwege de Vechtstreek aan een bocht in de
Vecht, kon hij voorkomen dat er tol werd geheven op deze belangrijke handelsrivier. Ook hield hij hiermee grip op eventueel
opstandige Utrechtse handelslieden. In 1265 krijgt de naastgelegen en inmiddels gegroeide nederzetting stadsrechten. Tussen
1296-1299, in de onrustige periode na de moord op graaf Floris
V, wordt waarschijnlijk onder bisschop Willem Berthout van
Mechelen het kasteel uitgebouwd tot een slot met een vierkant
grondplan gelijk aan, en gebouwd met de stenen van, het door
bisschop Willem afgebroken Muiderslot. Het meet ongeveer 43
bij 29 meter. Op de hoeken heeft het kasteel nu ronde torens en
de oude kasteeltoren wordt in het nieuwe kasteel opgenomen.
Tussen 1344 en1347 wordt onder graaf Willem van Holland
waarschijnlijk de voorburcht met bijgebouwen neergezet en
wordt het kasteel zelf opgeknapt/versterkt. In 1528-1529
tenslotte wordt onder Karel V het dubbel omgrachte kasteel
met voorburcht gesloopt en de stenen worden hergebruikt voor
de bouw van de dwangburcht Vredenburg te Utrecht. Tussen
1540-1546 wordt het kasteelterrein geëgaliseerd en de grachten
worden dichtgegooid. Het kasteel is meermaals belegerd geweest. Beroemd zijn de gebeurtenissen rond 1280. Gijsbrecht van
Amstel heeft dan het kasteel in onderpand van de bisschop en
heft vanuit het kasteel illegaal tol op de Vecht. De bisschop kan
niet tegen Gijsbrecht op en klopt voor hulp aan bij graaf Floris
de Vijfde. Na twee weken van belegering van het kasteel geven
de Van Amstels zich over en eindigt hun overheersing in de
regio. Wetenswaardig is verder dat kasteel Vredelant waarschijnlijk het oudste gebruik van buskruit in Nederland
kent. Het kasteel werd in de 14e eeuw uitgerust met
vuurgeschut, zoals (hand)kanonnen. In 1995 werd
een weerstandsmetingsonderzoek uitgevoerd dat
eind 2016 werd herhaald. Goed zichtbaar zijn onder
meer de ronde vormen van de hoektorens (22).
2017-2
Groenevelt (Vreeland, gemeente Stichtse Vecht)
Tot slot het kasteeltje Groenevelt, dat bestemd was voor de
lage(re) adel. Een directe verwijzing naar dit te Vreeland onder
een industrieterrein aan de Bergseweg gelegen kasteel gaat
terug tot de 14e eeuw. Er was toen een heerschap met de naam
Bertholomeus van den Camp. Hij had twee dochters en zij
ontvingen op 9 februari 1394 een leen van circa 8,5 hectare
land bij Vreeland aan de westzijde van de Vecht en circa 17
hectare land. Deze dames werden grootgrondbezitters en zullen
daarbij meerdere boerderijen bezeten hebben. Dochter Aleyde
erfde vermoedelijk de versterkte, stenen woontoren. Zij was
getrouwd met Johan van der Haer, die de naam van Gronenvelt
krijgt na de dood van zijn moeder. Ook wordt hij na haar dood
in 1408 beleend met de tweede helft (4,25 hectare) grond aan
de westzijde van de Vecht. Johan was (ook) van zijn moeders zijde van goede komaf, want hij was de neef van Philps,
heer van Wassenaer, burggraaf van Leiden. In 1409 wordt het
leen van zijn ouders aan hem herbevestigd door de heer van
Wassenaer. Dit betrof ruim 75 hectare grond plus de hofstede
Groenenvelde dat bij ‘t Woudt heeft gelegen in het baljuwschap Delland (Zuid-Holland). Johan kwam dus via zijn
moeder aan de naam Groenevelt, dat weer overging op de
kasteeltoren in Vreeland. Wanneer precies het kasteeltje Groenevelt werd afgebroken is niet bekend. Misschien werd het in het
rampjaar 1672-1673 geplunderd en in brand gestoken, net zoals
Huis Ten Bosch? Vijftig jaar later, in 1722, kocht Pieter Lucas
van Beek op deze locatie van de erfgenaam Joost Claassen
Grevelingh een huis met hooiberg, schuur en een stuk grond
van ongeveer 3,5 hectare. Het ‘huis’ noemde hij ‘Beekzicht’ en
dat zal toen een boerderij zijn geweest, niet meer een kasteeltoren. Interessant is dat bij de omschrijving van het huis werd
genoemd dat hierbij ‘een opkamer en een kelder van de hofstede met tooggewelven’ zat. Zit deze ‘geheime kelder’ van het
kasteeltje nu nog intact in de grond? Volgens oud-werknemers
zit de grachtvulling nog intact in de grond, er valt dus nog veel
te onderzoeken en te ontdekken.
Auteursinformatie
Drs. Anton Cruysheer (1975) is lid van AWN Naerdincklant en
redacteur van Archeologica Naerdincklant. Hij doet onderzoek
naar, en publiceert regelmatig over de regionale archeologie en
cultuurhistorie.
Noten
(1) https://www.kastelen.nl.
(2) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=438.
(3) https://www.utrechtslandschap.nl/geschiedenis-en-bewoners.
(4) Buitelaar, De Stichtse ministerialiteit, 131.
(5) Kok, 2007, 56. Cruysheer 2007, 41-42.
(6) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=721.
(7) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=510.
(8) https://nl.wikipedia.org/wiki/Kasteel_Nederhorst.
(9) http://www.kasteleninutrecht.eu/Eem.htm.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
(10) Cruysheer 2006, 17-20.
(11) Fokkema-Siccama 1973, 206-209. Cruysheer 2012, 22-23.
(12) Cruysheer 2009, 5-8.
(13) http://www.kasteleninutrecht.eu/Kronenburg.htm. http://
www.kasteleninnederland.nl/kasteeldetails.php?id=1156.
(14) http://kasteleninutrecht.eu/Mijnden.htm.
(15) http://kasteleninutrecht.eu/Mijnden.htm.
(16) Cruysheer 2007, 41-42.
(17) Cruysheer 2006, 46-55.
(18) http://gooiland.50plusser.nl/?page=article&warticle_
id=19113#.WUMBcBPyg60.
(18a) https://www.academia.edu/30889444/Verslag_opgraving_Huis_Ruysdael_Blaricum_1986.
(19) http://www.sypesteyn.nl/verdiep/omgeving-en-geschiedenis/een-stenen-huis-aan-de-sype.
(20) Cruysheer 2006, 43-45.
(21) http://www.kasteleninnederland.nl/kasteeldetails.
php?id=1202.
(22) Jonker & Cruysheer 2015, 33-44.
Literatuur
Cruysheer, A., (2006); Schatvondsten (1): Sypesteyn 1903,
Jaarboek 2005 van de Archeologische afdeling Naerdincklant,
Weesp.
23
Cruysheer, A., (2006); Het Muiderslot; een archeologische
begeleiding en een historische interpretatie, Jaarboek 2005 van
de Archeologische afdeling Naerdincklant,Weesp.
Cruysheer, A. (2006); Middeleeuwse zegelstempel uit Hollandsche Rading. Jaarboek 2005 van de Archeologische afdeling
Naerdincklant,Weesp.
Cruysheer, A., (2007); Het Hoofd in Mijnen, Jaarboek 2006 van
de Archeologische afdeling Naerdincklant, Weesp.
Cruysheer, A., (2009); Kasteel ‘Huis Ten Bosch’ te Weesp (deel
2), Historische Kijk op Weesp, Jrg. 24, nr. 2.
Cruysheer, A., & S. Koopman (2011); De berg is een stuifduin.
Werinon 2011-78, Historische Kring Nederhorst den Berg.
Cruysheer, A., (2012); Muntvondsten uit de Nederlandse Hervormde Kerk te Hilversum, 1973 – schatvondsten alevering 9,
Naerdincklant Special, nr. 1.
Fokkema-Siccama, A.C., (1973); Opgraving Grote kerk Hilversum, Westerheem.
Jonker-Duijnstee, J. en A. Cruysheer (2015); Vreeland, 750 jaar
geschiedenis in vogelvlucht.
Kok, R.S. (2007); Wat de bodem vertelt over de vroegste
bewoningsgeschiedenis van de Vechtstreek en de rol die de
amateur-archeoloog daarbij kan spelen. Tijdschrift Historische
Kring Breukelen 22-2.
Relicten van verdwenen buitenplaatsen
Door Kees Beelaerts van Blokland
Buitenplaatsen zijn als levende organismen. Ze kennen
tijden van voorspoed en groei, maar ook tijden van verval,
krimp en zelfs het compleet verdwijnen. Eind 18e eeuw tot
in de jaren ‘70 van de 20e eeuw zijn er in de Vechtstreek
veel buitenplaatsen gesloopt, wel tot 70 % van het totale
aantal. We hebben aan de bekendste sloper, de van oorsprong boekhandelaar Frederik Kaal zelfs een mooi woord
overgehouden : Kaalslag. Hetgeen aangeeft wat er gebeurde, en wat er overbleef.
We kunnen deze ontwikkelingen niet los van elkaar zien. Met
de slechter wordende economie en onrustige politieke situatie
gingen veel fortuinen verloren die voor de instandhouding van
de buitenplaatsen nodig waren. Tegelijkertijd waren door verbeterde logistieke en hygiënische mogelijkheden de melkveeboerderijen enorm in opkomst. Deze ontwikkelingen werden
na de uitvinding van de kunstmest nog verder versterkt. Er was
dus veel belangstelling voor grond en het loonde om de bomen
voor hout en de takken voor takkenbossen (bakkersovens) te
vellen. Dat was de eerste winst, vervolgens werden de huizen
zorgvuldig uit elkaar gehaald en de bouwmaterialen van balken,
vloerdelen, kozijnen enz. samen met de stenen verkocht: de
tweede winst. Als laatste werden de gronden aan veehouders
verkocht die daar hun boerderijen op stichtten. Al dan niet op
de fundamenten van de buitenplaats zoals Breevecht in Vree-
Afbeelding 1: een hardstenen afdekplaat in de berm bij
Breevecht, Nigtevechtseweg te Vreeland, ligt hier sinds 1910.
land in 1910 (afbeelding 1). Waren deze buitenplaatsen dan
helemaal van de aardbodem verdwenen? Nee, zoals bijna alles
laten menselijke sporen iets achter voor degene die weet waar
hij moet zoeken en een beetje geluk heeft. Als voorbeeld wil ik
hier graag de buitenplaats Welgelegen in Vreeland gebruiken.
Gelegen in de gemeenten Baambrugge, Vreeland en een klein
stukje in Kortenhoef. Als kind hoorde ik al het verhaal “hier
was het allemaal bos”. Later hoorde ik dat er in de
Dorsserwaardse polder zo’n bijzonder slotenpatroon
was “de kronkelige afvoerbeken van het veengebied
wat nu de Wijdeblik en Loosdrecht is, waren er nog
steeds”. Er stond ook nog een hek op de Bergseweg
en dat hoorde vroeger bij een buitenplaats. Een
24
Archeologica Naerdincklant
dergelijk hek stond er ook op de Kleizuwe en mijn vader heeft
diverse malen tevergeefs geprobeerd om het te kopen. Uiteindelijk is het gesloopt en volgens zeggen in de gedempte sloten
gegooid. Toen ik mij eenmaal met historische tuinen bezighield
kwam ik tot de ontdekking dat hier een grootse buitenplaats
gelegen had. Welke sporen heb ik er nu van gevonden? Allereerst natuurlijk de verkaveling (afbeelding 2). Oorspronkelijk
een onregelmatige verkaveling met rechte sloten zoals een kaart
van Ketelaar rond 1760 aangeeft, eind 18e eeuw vergraven in
een vroege landschapstijl tot kronkelige “beken”, helemaal
geen oorspronkelijke afvoerbeken dus!
Afbeelding 2: luchtfoto uit 1938 van de Dorsserwaard, 80 jaar
nadat de buitenplaats Welgelegen werd gesloopt. De terreinvormen en waterlopen zijn nog duidelijk terug te vinden in de
verkaveling. Anno 2017 is hiervan circa de helft verdwenen
door schaalvergroting van de landbouwpercelen. Gelukkig zijn
de belangrijkste waterlopen hoofdwatergangen en mogen van
het waterschap dus niet gedempt worden.
Afbeelding 3: marmeren borstbeeld van vermoedelijk Flora, zonder hoofd gevonden achter de varkensstal bij de boerderij die bij Welgelegen hoorde aan
de Nigtevechtseweg te Vreeland.
2017-2
Achter het varkenshok
Contact met Dhr. Jan Boerstra, die onderzoek deed naar deze
buitenplaats, deed mij realiseren wat een voor de Vechtstreek
grootse buitenplaats dit geweest is. Dan ga je op zoek naar
restanten. Achter het varkenshok van de hofstede, zelf al een
19e -eeuwse opvolger van de oude boerderij die bij Welgelegen
hoorde, lag een marmeren, onthoofd borstbeeld van vermoedelijk Flora (afbeelding 3). Op deze boerderij slingerden ook
nog andere bouwfragmenten rond, vermoedelijk van de oude
hofstede die toch ook alweer 150 jaar geleden was afgebroken.
Door mijn werk kon ik op de plaats waar het hoofdhuis geweest
was ook naar hartenlust rondgraven, veel leverde dit echter niet
op behalve enkele kloostermoppen, porseleinen stukjes
Afbeelding 4: opgegraven en verzamelde resten op de plaats
waar het hoofdhuis van Welgelegen heeft gestaan geven aan
dat hier een buitenplaats gelegen was. Chinees porselein naast
gewoon aardewerk.
aardewerk en pijpenkopjes (afbeelding 4). Geen spectaculaire
vondsten, maar het werd wel duidelijk dat dit niet zomaar een
boerderij was. Te verklaren valt dit ontbreken van vondsten
wel, omdat er na de afbraak van het hoofdhuis in 1859 er een
Noord-Hollandse stolpboerderij gebouwd was. Deze brandde
af en werd vervangen door een 20e -eeuwse boerderij. Deze
breidde uit met loopstallen en mestkelders en daarmee was door
alle graafwerkzaamheden wel zo ongeveer alles verwijderd.
Het eerder vermelde hek op de Bergseweg was evenals de
bijbehorende dam in ruïneuze staat en moest worden vervangen. De eigenaar had echter zoveel gevoel voor historie dat hij
mij opdracht gaf om eerst een inventarisatie te doen. Het bleek
dat bij de aanleg van dit hek en de dam in circa 1790 er al een
hergebruik van onderdelen was. Zowel het natuursteenwerk als
het ijzerwerk hadden een eerder leven gekend op een andere
plaats, ze hoorden ook niet eens bij elkaar. Natuursteen was als
kozijnonderdorpel en als zuilkolom gebruikt, de hekdelen zijn
groter geweest. De zware hardstenen kolommen hebben ook
een andere invulling gehad en alleen de vaasvormige bekroning
hiervan is altijd zo bedoeld geweest (afbeelding 5). Fundering
op elzenhouten palen en hierop vuren planken waarop de stenen
anderhalfsteens gemetseld zijn. Deze zijn vermoedelijk wel
nieuw geweest, er zijn geen sporen van hergebruik gevonden.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
25
jaren ‘60 nog Buxus uitgegraven. Een ander voorbeeld van een
relict van een verdwenen buitenplaats is de dam van Wittestein (afbeelding 6,7), ook in Vreeland in de buurt van huis De
Nes. Een kleine, zeer bijzondere plek waar nog heel veel te
ontdekken valt. Een grachtenpatroon zichtbaar in de grond en
Afbeelding 5: het gerestaureerde hek van Welgelegen.
Een ander hek van deze buitenplaats is gedemonteerd en op de
Slootdijk in Loenersloot terecht gekomen. Ook hier passen de
delen niet goed aan elkaar en is dus van tweemaal hergebruik
sprake. De palen liggen misschien nog in een dam aan de Kleizuwe. Interessant zou zijn om te weten waar deze onderdelen
vandaan kwamen voor ze in de 18e eeuw in Vreeland gebruikt
werden.
De Nes en Wittestein
Een volgend voorbeeld is de naast Welgelegen gelegen buitenplaats De Nes, na een heel leven uiteindelijk verdwenen in de
zandzuigers van de irma Ballast. Helemaal? Nee, ook hier zijn
van het eiland nog kleine eilandjes overgebleven en op een
daarvan kan men nu nog de resten van bebouwing terugvinden.
Zowel in het terrein in de vorm van puin als via het AHN
(Actueel Hoogtebestand van Nederland, red.) waarop duidelijk
contouren zichtbaar zijn. Ontsnapte planten als de knikkende
vogelmelk vind je in het ernaast gelegen weiland nog terug.
Een inventarisatie van de beplanting op deze eilandjes zou
mogelijk nog meer resten kunnen opleveren. Ik heb er in de
Afbeelding 6: dam van Wittestein, Nigtevechtseweg te Vreeland.
Mooi metselwerk en een hardstenen afdekplaat, duidelijk een
buitenplaatsingang.
Afbeelding 7: het blok hardsteen in het midden van de dam
van Wittestein, waaruit duidelijk blijkt dat hier een belangrijk
gebouw was. Te zien is dat er kolommen op gestaan hebben die
met lood vastgezet zijn geweest.
op AHN-beelden geven al veel aan, maar de beste indicatie dat
er meer dan nu aanwezig moet zijn is de gemetselde dam met
natuursteenafdekking, waarin duidelijk de sporen van kolommen aanwezig zijn . In tegenstelling tot hekken waar enorm
mee gesleept is, zoals het hek van Hunthum dat nu op kasteel
Drakestein staat, of het hek en de kolommen van Ouderhoek,
die naar de boerderij aan de overkant van de weg verhuisd
zijn. De dammen zijn vaak op de plaats gebleven en soms als
boereninrit verder gegaan. Zo was er aan de Vreelandseweg
in Nigtevecht tot voor kort nog een gemetselde dam van een
buitenplaats zichtbaar. Vermoedelijk is deze bedekt door een
laag grond toen de sloot gedempt werd. Helaas heb
ik nagelaten er een foto van te maken. Hekpalen
van natuursteen kregen vaak een tweede leven als
afzetpalen en deze zijn dan ook in de Vechtstreek
op een aantal plaatsen terug te vinden, soms zonder
idee waar ze vandaan komen. Zijn de palen op de
26
2017-2
Archeologica Naerdincklant
Eilandseweg in Nederhorst den Berg van de buitenplaats Stilhorn die er vlakbij gelegen heeft?
Afbeelding 8: een van de
hardstenen palen aan de
Eilandseweg in Nederhorst den Berg. Mogelijk
een overblijfsel van de
buitenplaats Stilhorn.
De palen zijn te mooi en
verijnd gemaakt om bij
een boerderij te hebben
gestaan.
Verdwaalde sokkels
Soms komen er uit een sloot of bij graafwerkzaamheden nog
resten van een buitenplaats omhoog. Zo werden bij de aanleg van het Merwedekanaal ter hoogte van de buitenplaats
Herteveld in Maarssen twee marmeren borstbeelden gevonden
die nu in het Vechtstreek Museum te zien zijn. Bij slootwerkzaamheden in de jaren ‘90 van de vorige eeuw vond Henry
Karsemeijer in de buurt van kasteel Nederhorst een complete
en gave sokkel (afbeelding 9 en 10). Deze was zelfs gesigneerd
door de Amsterdamse beeldhouwer Daniel de Beer, die in 1723
tot het beeldhouwersgilde toetrad. Vermoedelijk dus van het
kasteel Nederhorst afkomstig. Nu op Vreedenhorst. Een sokkel
die op het terrein van Ouderhoek naar boven kwam bij het
planten van een boom is na jaren in een tuin in Breukelen ook
op Vreedenhorst terecht gekomen (afbeelding 11). Een ander
voorbeeld van een verdwenen buitenplaats is natuurlijk
Afbeelding 10: het meesterteken van Daniel de Beer.
de beroemde buitenplaats Petersburg. Van deze verdwenen
buitenplaats is het mogelijk om de complete plattegrond te
reconstrueren aan de hand van de RAF opnamen uit 1944 /1945
en de AHN opnamen. Het ligt er allemaal nog te wachten op
een tuinarcheologisch onderzoek.
Afbeelding 11: een sokkel
afkomstig van Ouderhoek.
Auteursinformatie
Afbeelding 9: uit de sloot
naast de Blijklaan in
Nederhorst den Berg gekomen sokkel of hermen,
vermoedelijk afkomstig
van kasteel Nederhorst.
De auteur Jhr. Kees Beelaerts van Blokland is in 1958 geboren
op en nog steeds woonachtig op de buitenplaats Vreedenhorst
in Vreeland. Hij is van beroep erfgoedhovenier: Beelaerts
Historisch Groen en heeft een grote belangstelling voor geschiedenis en archeologie. Met name de verbinding tuinarcheologie en historische tuinen.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
27
De Hoorneboeg: het verdwenen Grote
Huis
Door Geert P. Groote
Ten zuiden van Hilversum ligt de Hoorneboegse heide. Als
je er vanaf Hilversum overheen wandelt zie je in zuidelijke
richting een lage beboste heuvel opdoemen (afbeelding 1).
Een groot bos lijkt het wel. Niets is minder waar. Er wordt
gewerkt, gewoond en gesproken. Het is een plek waar velen
door de eeuwen heen rust, ontspanning en inspiratie zochten en hebben gevonden. Maar het Grote Huis, dat op die
heuvel stond, is wel verdwenen.
Afbeelding 2: het jachtslot rond 1800 (bron: archief Stichting
De Hoorneboeg).
Afbeelding 1: de mysterieuze heuvel op de Hoorneboegse heide
(bron: archief Stichting De Hoorneboeg).
Het Jachtslot
Reeds in 1795 vroegen soldaten van de Franse ruiterij zich af
wat voor een mysterieuze heuvel dat was, zo gaat het verhaal
(1). Zij ontdekten er een slot, dat er wel heel erg krijgshaftig
uitzag. Stormenderhand wilden zij het eigenlijk veroveren maar
toch stuurden ze eerst een trompetter op verkenning uit. Deze
ontdekte dat de bezetting bestond uit een hoogbejaarde huisbewaarster! Uit ergernis hebben de Fransen het slot toen maar
de bijnaam ‘Hors de Boue’ (buiten de modder) gegeven. Thans
verbasterd tot `Hoorneboeg’? Pieter van Loon, oud schepen
van Amsterdam, heeft het houten jachtslot rond 1792 laten
plaatsen. Eerst had hij een link stuk van de woeste grond daar
omheen laten ontginnen en beplanten met bomen. Van Loon
zou het slot ‘Hilverroode’ hebben genoemd. Door de jaren heen
heeft het oord verschillende namen gekregen. Zo is schijnbaar
ook ‘Hoornenboek’ gebruikt. De een denkt daarbij aan een in
de vorm van een hoorn gekromde berg, de ander wijst op de
“hoekbeuk”, een schuilplaats voor de herders die hun
schapenkudden hoedden. Maar er circuleren ook andere namen, zoals Hilderoord, Hilveroord, Hoogenberg, Hoornbok,
Hoornseboeg en Hoornboeg. Het jachtslot moet een imposant
bouwsel geweest zijn, dat enigszins deed denken aan het
Amsterdamse Waaggebouw op de Nieuwmarkt. Het was
een typische buitenplaats, een monumentaal gebouw dat een
harmonieus geheel vormde met het omliggende parkbos. Daar
vertoefden tijdens de zomer de welgestelde stedelingen om de
stinkende stad te mijden en om te recreëren met jacht, muziek,
poëzie, kunst, planten en bloemen. Een schilderij (afbeelding
2) waarop het jachtslot is afgebeeld , vermoedelijk van de hand
van de kunstschilder J. van Ravenswaay, hangt thans in een van
de ruimten van het huidige conferentieoord.
Reeds in 1812 was het gebouw zo bouwvallig, dat het door de
volgende eigenaar Jan Willem Calkoen werd afgebroken. Er
werd een nieuw huis gebouwd. Daar zijn helaas geen afbeeldingen van. Toen is ook een park aangelegd met een
spiraalachtige padenstructuur dat ook nu nog goed herkenbaar
en begaanbaar is (het slakkenhuis wordt het tegenwoordig
vaak genoemd). Deze structuur was bedoeld om het landgoed
groter te doen lij-ken dan het werkelijk was. De paden leidden
de gasten via een omweg naar het huis, dat boven op de heuvel
stond. Bovendien moest de top van de heuvel in regenachtige
tijden door een met paarden getrokken koets al slingerend
benaderd worden. Eén van de bekendste eigenaren was vanaf
1836 M.A. Sinkel, oprichter van de Winkel van Sinkel, het
eerste warenhuis van Nederland. Hij noemde het Hilveroord en
liet een aantal gebouwen neerzetten, die er nu (zij het verbouwd
of vernieuwd) nog steeds staan. Zo ontstonden de boerderij
Stalheim met de bijbehorende Schuur, thans beiden rijksmonument. Tevens (ver)bouwde hij een gastenverblijf dat een wat
Indische uitstraling heeft, toen nog het Roode Huis genoemd.
Later is de gevel gepleisterd en wit geschilderd, en thans is het
een gemeentelijk monument. Daar konden gasten logeren en er
verbleven diverse personen die bij de exploitatie van de buitenplaats waren betrokken. Het bezit van de eigenaar omvatte
toentertijd grote stukken grond tussen de Soestdijkerstraatweg
en het Tienhovens kanaal.
Het Grote Huis
De buitenplaats kwam in 1860 in het bezit van de familie
Moormann (2). Zij laten er op den duur een huis
bouwen dat thans bekend staat als het Grote Huis
(afbeelding 3). Een statig oprijzend pand met een
grootse belvedère van waaruit je een schitterend
uitzicht had over de Loosdrechtse plassen. Daarna
werd er nog een woning op het terrein geplaatst,
28
Archeologica Naerdincklant
2017-2
worden geveild de van ouds bekende, om hare hooge ligging
en prachtige bosschen zeer gezochte buitenplaats “Hilveroord”,
van ouds genaamd “De Hoorneboeg”, aan de Zuidzijde der gemeente Hilversum, bevattende twee Heerenhuizen en Hofstede,
Boerenhuis, zeer ruim Koetshuis, Schuur, Tuinmanswoning,
Moestuin, Broeikassen, Broeibakken, Boomgaard, Houtbosschen, opgaand Geboomte en eikenhakhout, beplante wegen en
bouwland, ter gezamenlijke grootte van 13 H.A., 24 Are, 28
c,A. De buitenplaats is telefonisch verbonden. ......” et cetera.
Afbeelding 3: het Grote Huis (ca.1880 -1986) (bron: archief
Stichting De Hoorneboeg).
de zogenaamde Tuinmanswoning, met bijbehorende kas en
moestuin. Na een drietal uitbreidingen is het thans een Gemeentelijk monument. Om inanciële redenen is veel grond die
buiten de kenmerkende omheining lag geleidelijk aan verkocht.
In 1893 was Frederik van Eeden een graag geziene gast op de
buitenplaats: “Zondag wandelde ik naar de Hoornboeg. Over
akkers en akkersmaalshout. Loosdrecht rechts, voor mij de berg
met bosch, midden in de hei. ....” schreef hij op 28 juli 1893 in
zijn dagboek. De voorlaatste eigenaar de heer P.A. Pijnappel
vestigde zich er in 1906 met zijn zuster op basis van een welluidende advertentie (afbeelding 4):
“Wegens ’t overlijden van den Weledelgestr. Heer J. de Koning,
Het tweede Heerenhuis ‘het Roode Huis’ herbergde in de tijd
van de Pijnappels niet alleen logeergasten maar werd tevens de
woning van de bibliothecaresse. Kamergeleerde en kluizenaar
Pibo Antonius Pijnappel liet in 1906 een bibliotheek bouwen,
die op den duur uitgroeide tot een omvang van 70.000 boeken!
Zijn zuster, mejuffrouw Pijnappel, was een sociaal bewogen
vrouw. Daarom richtte zij Stalheim en de Schuur in als vakantieverblijf voor kinderen uit arbeiderswijken. Vaste zomergasten
werden de meisjes uit het Leidse Volkshuis, die er rond 1913
voor het eerst hun vakantieweken doorbrachten. Van daaruit
maakten zij al zingend lange wandelingen door de ongerepte
natuur. Er is zelfs een bundel ‘Stalheimliedjes’ uit ontstaan. De
liedjes waren voor de straatarme meisjes een ‘stuwende’ kracht
om van stadsmeisje tot buitenmens te worden. Ze werden toentertijd gezien als een sprankelende handleiding tot opvoeding in
natuurgenot. Een voorbeeld:
“In het begin van mei
Klopt ons harte blij
Dat de trein ons luit en wij Leiden uit
Voor een Stalheim week naar buiten gaan.
En in ‘t verder jaar, als mij hel en klaar
Weer de Hoorneboeg voor ogen staat
Hoe de brem er bloeit. En de gouddoorn gloeit
En de nachtegaal in de maannacht slaat
Uit zich d’erinnering die ik mede droeg:
‘k Heb U lief, o schone Hoorneboeg.”
Een andere vaste gast op de Hoorneboeg was Herman Gorter,
die in zijn bundel “De dag gaat open als een gouden roos” het
uitzicht op de Loosdrechtse plassen en de stilte van de buitenplaats als volgt bezingt:
Afbeelding 4: advertentie verkoop in 1906 (bron:
archief Stichting De Hoorneboeg).
civiel ingenieur, zal op donderdag 17 mei 1906 in
het Hof van Holland te Hilversum des morgens te
11 uur ten overstaan van notaris K.J. Perk ..... etc.
“In de verte zag ik blanke wateren,
voor me was zacht klateren
van ene stem, die ik wel ken,
en daar omheen was ‘t al stilte en
die hoorde ik nog meer dan ‘t kleine gebeek
van woorden in haar zachte gespreek.
Alles was stil behalve het stemklateren,
daarachter blonken blanke wateren.
Ik hoorde kleine woorden gaan
in glazen stilte diafaan.”
P.A. Pijnappel en zijn zuster hebben vele jaren toch vrij geï-
2017-2
Archeologica Naerdincklant
Afbeelding 5: historische kaart anno 1920 (bron: www.watwaswaar.nl).
soleerd op De Hoorneboeg geleefd te midden van een kleine
groep personeel. De toegangshekken werden daarbij prompt
om 22 uur gesloten. Van voor 1940 is weinig opzienbarends
te melden, behalve dan dat het landgoed op 9 juni 1907 op het
nippertje ontkwam aan een grote bos- en heidebrand. De brand
kon bij de afrastering worden gestuit. Tijdens de mobilisatie en
de oorlogsjaren 1940 -1945 was het uiteraard minder rustig. Zo
werd het net aangelegde sportvliegveldje al snel militair terrein.
De Duitsers plaatsten onder andere lampen in de bomen van het
landgoed ter beveiliging van de aanvliegroute. Toen de voedingskabels daarvan werden doorgesneden moesten Hilversummers rond het hek van de buitenplaats wachtlopen. Er werd ook
een antitankgracht over de heide aangelegd. En zo raakte het
oord meer en meer geïsoleerd. Men leefde van de moestuin en
kreeg hulp van een bevriende boer. Bezetting van de gebouwen zelf kon nog net worden voorkomen door de Zwitserse
nationaliteit van de bibliothecaresse. Nadat haar broer in
oktober 1935 was gestorven, vereenzaamde ‘mejuffrouw’ E.A.
Pijnappel steeds meer. Onder de invloed van de oorlog, van de
door haar bewonderde Albert Schweitzer en door haar liefde
voor de Remonstrantse Broederschap besloot zij vlak na de
oorlog het landgoed met uitzondering van het Grote Huis en
de naaste omgeving, ter beschikking te stellen aan de Remonstrantse Broederschap. Er werden fondsen gevonden om twee
slaaphuisjes, elk met veertien eenpersoonsslaapkamers, en
een bungalow voor de directeur te bouwen. Op 31 juli 1948
werd de Hoorneboeg met een toespraak van de toen 77-jarige
mejuffrouw Pijnappel tijdens een feestelijke bijeenkomst
met zo’n zeventig Remonstranten in gebruik genomen. Toen
konden de eerste retraites en conferenties gegeven worden.
De bezoekers bivakkeerden nog in een ratjetoe aan verzameld
keukengerei en meubilair. Iedereen was enthousiast over het
samenzijn, de gesprekken en de omgeving. Het primitieve
nam je op de koop toe, het was immers gezellig! Zo kort na de
oorlog was je ook gewend te improviseren. Een tijd lang liep
het goed op de buitenplaats. Om effectief als conferentiecentrum te te functioneren zijn tal van verbouwingen uitgevoerd,
slaapzalen werden kamers, toiletten en keukens werden gemoderniseerd. Er werd ook meer personeel aangesteld, zoals een
huismeesters-echtpaar, een tuinman, een gastvrouw, keuken- en
huishoudpersoneel. Er was een grote groep vrijwilligers die aan
de gebouwen en in het parkbos werkten. Veel Remonstranten
en een toenemend aantal ‘vrienden’ bezochten de conferenties,
29
de retraites, de vakantieverblijven en de muziekweekenden. In
1972 overleed mejuffrouw Pijnappel. Zij had reeds lang tevoren
bepaald dat de Remonstrantse Broederschap na haar dood de
gehele Hoorneboeg zou verkrijgen. Het leegstaande Grote Huis
bood daarop onderdak aan de ‘Hoorneboeggemeenschap’. Deze
groep probeerde via maandelijkse bijeenkomsten naast bezinning het huis zo goed mogelijk te onderhouden. De kinderen
speelden dan met de krakkemikkige lift waarin je jezelf met
een touw omhoog kon trekken. En denderden vervolgens met
grote vaart op een bolderkar de heuvel af richting Utrechtseweg. Intussen werden plannen gesmeed om het gebruik van
het gebouw weer van de grond te krijgen. Zo had een van de
predikanten het plan er een ontmoetingsplaats tussen Christenen en Joden van te maken. Ook werden de mogelijkheden
van een leefgemeenschap of van een bijbelacademie verkend.
Wat uiteindelijk bleef was een gemeenschap van rond de 70
personen, die wel en wee deelden en regelmatig onder leiding
van een predikant in het Grote Huis bijeen kwamen. Deze
gemeenschap werd pas in 2014 opgeheven. Inmiddels bleek dat
het inancieel onmogelijk was om dit zeer onderhoudsgevoelige
gebouw in stand te houden. De constructie raakte meer en meer
in verval. Het was immers een houten skelet bekleed met platen
waarop een loodzware houten belvedère rustte (afbeelding 6). Het instortingsgevaar was groot en tenslotte mocht
Afbeelding 6: de belvedère anno 1978 (bron: archief
Stichting De Hoorneboeg).
30
Archeologica Naerdincklant
niemand meer naar binnen. In 1986 moest tot verdriet van alle
betrokkenen worden besloten om het gebouw te slopen.
De stiltetuin
Op de fundamenten van het Grote Huis werd spoedig daarna
een stiltetuin (afbeelding 7) aangelegd, waarbij werd afgesproken dat de tuin zou blijven bestaan tot er iets nieuws zou
komen. Velen hebben nu alweer jaren van de sfeer van de tuin
genoten wandelend of zittend op een van de Engelse tuinbanken die daar geplaatst werden.
Afbeelding 7: de stiltetuin op de plek van het Grote Huis (bron:
archief Stichting De Hoorneboeg).
De exploitatie van het hele landgoed werd inmiddels een zorgenkind. Enerzijds nam het aantal Remonstranten in Nederland
af en werd de ‘doelgroep’ daarmee kleiner. Anderzijds vereiste
de aanpak als volwaardig conferentiecentrum een professionaliteit, die niet in huis was. Bovendien bleek de algehele toerusting van het oord achter te gaan lopen op de ontwikkelingen
van de moderne conferentiecentra. Met ingang van 1 januari
1999 werden daarom alle gebouwen verhuurd aan en in exploitatie genomen door de YMCA, die in de Bilt reeds de Ernst
Sillem Hoeve met succes exploiteerde. De YMCA paste gezien
haar levensbeschouwelijke achtergrond wonderwel bij de
Remonstrantse benadering. Deze samenwerking is de afgelopen
jaren vruchtbaar verlopen. Vele gasten hebben gebruik gemaakt
van het oord en dus ook van de stiltetuin. De laatste jaren
werden er zelfs rond die plek huwelijken afgesloten en gevierd.
Nieuwbouw ter plaatse bleek echter inancieel lastig haalbaar.
Culturele Buitenplaats
De instandhouding van deze buitenplaats heeft door de eeuwen
heen grote investeringen vereist. Wil een dergelijk
oord levensvatbaar blijven dan zijn er niet alleen
economische dragers nodig maar zijn ook ‘up to
date’ voorzieningen essentieel. Ook nu in 2017 is
weer een fase van heroriëntatie aangebroken. Na
enkele pogingen tot verkoop heeft de Stichting
2017-2
De Hoorneboeg, de huidige eigenaar, een nieuw radicaal plan
opgevat. Er is een projectgroep ingesteld, die een concept heeft
ontwikkeld om de buitenplaats weer levensvatbaarheid te geven
(3). Daartoe is op verschillende terreinen nader onderzoek in
gesteld (4). De resultaten zijn gunstig voor de uitwerking van
de verdere plannen. Zo zijn tijdens archeologisch onderzoek in
geen van de boringen indicatoren aangetroffen die wijzen op de
aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Ook is geen
goed ontwikkelde cultuur- of akkerlaag waargenomen. De op
tal van plaatsen aanwezige podzolbodem is hier en daar ernstig
verstoord. De archeologische verwachtingswaarde is daarom
op ‘laag’ gesteld. Eventuele graafwerkzaamheden vormen geen
bedreiging voor het archeologisch bodemarchief. De Stichting
en de projectgroep willen de cultuurhistorische waarden van
de plek (wederom) tot volle bloei brengen. Het inspirerende
verhaal en de bijzondere sfeer van de plek zijn hierbij uitgangspunt. Drie nauw verweven pijlers staan daarbij centraal:
natuur, cultuur en spiritualiteit. Rond de Culturele Buitenplaats,
zoals hij thans genoemd wordt, schaart zich een groeiende
groep mensen, die initiatieven ontwikkelen om de Hoorneboeg
inhoudelijk en inancieel weer draagkracht te geven. Het betreft
thema’s zoals: cultuur, spiritualiteit, genieten, wonen, natuur
en gezondheid. De plek waar het Grote Huis verdwenen is,
speelt daarbij een centrale rol. Het is niet alleen geograisch het
centrum van de locatie, maar vervult voortdurend, zo blijkt, een
hoofdrol bij de uitwerking van de plannen. Op den duur wordt
op de heuvel een vorm gecreëerd die recht doet aan de rijke historie die zich vanaf 1792 ontwikkeld heeft. Een plek waar velen
door de eeuwen heen rust, ontspanning en inspiratie zochten en
hebben gevonden.
Auteursinformatie
Geert P. Groote is sedert 1973 op tal van manieren bij het wel
en wee van het Landgoed de Hoorneboeg betrokken geweest.
Noten
(1) Veel informatie over de geschiedenis over het landgoed
komt uit verhalen en aantekeningen, die vanaf 1948 door
Remonstranten intern zijn verzameld en genoteerd. Onder meer
door: Nico Broekhuijsen, Maarten van der Sluijs en Ronald
Lubbert.
(2) Zie website: www.jhmoormann.nl/diversen/hilveroord
(3) Zie website: www.vriendenvandehoorneboeg.nl, inclusief
bijbehorende onderzoeken
(4) Onderzoeken zijn gedaan door bureaus zoals Archeologisch
Adviesbureau Raap, Archeodienst en Eelerwoude.
Literatuur
Coops T. (2000); Oorden van schoonheid, buitenplaatsen en
landgoederen in Hilversum. Uitgeverij Verloren (Harry van de
Voort, Een dorp op de berg, blz 89).
2017-2
Archeologica Naerdincklant
31
Vier eeuwen buitenplaatsen
Een terugblik op de leergang
“Buitenplaatsen en villaparken tussen Vecht en
Eem”
Door Hetty Laverman
In maart en april 2017 organiseerde de werkgroep Gooiologie de leergang “Buitenplaatsen en villaparken tussen
Vecht en Eem”. In drie lezingen en een excursie maakten
de deelnemers kennis met de prachtige buitens en villa’s en
de historie ervan. Bij de eerste lezing ging Juliette Jonker
(Cultureel bureau voor de Vechtstreek) nader in op de
geschiedenis van buitenplaatsen aan de Vecht en de Angstel.
In de tweede lezing , door Annette Koenders, senior beleidsadviseur Cultureel Erfgoed bij de gemeente Hilversum,
stonden de buitenplaatsen & villawijken in het Gooi centraal. De derde lezing werd gegeven door Johan van Galen
Last, beheerder van de ’s Gravelandse buitenplaatsen. De
excursie vond plaats op de ’s Gravelandse buitenplaatsen.
Per iets en te voet verkenden de deelnemers de verschillende buitenplaatsen, en kreeg men uitleg over het door
Natuurmonumenten gevoerde beheer.
Afbeelding 2: dia uit de lezing van J. van Galen Last; de ’s
Gravelandse buitenplaatsen, huidige situatie. Bron: Natuurmonumenten.
dat verdiend werd uit extra ontgonnen grond. Aan de Vecht en
de Angstel ontstonden vanaf die tijd ook buitenplaatsen, net als
de grachtenpanden in Amsterdam aan het water van de ‘Gouden
Bochten’ .
Ontwikkeling van buitenplaatsen en villa’s
Afbeelding 1: dia uit de lezing van J. van Galen Last; kaartje
uit de 16e eeuw met weergegeven het zogenoemde Eerste en
Tweede blok. Op het eerste blok zijn later de buitenplaatsen van
’s Graveland gesticht. Op het tweede blok onder meer Einde
Gooi. Bron: Streekarchief Gooi en Vechtstreek.
Rond 1625 zagen Amsterdammers ‘brood’ in het Gooi, met
name in gronden in ’s Graveland, en werd er een begin gemaakt
met zandwinning voor Amsterdam. Het zand werd met schuiten
naar Amsterdam vervoerd en op de terugweg namen die schuiten (beerput)afval mee als mest voor de akkers. De Erfgooiers
moesten daarvoor echter wijken. Na enige tijd van schermutselingen werd bepaald dat zij uitgekocht werden met het geld
In eerste instantie werden er vaak boerderijen gekocht, niet
alleen als grondbelegging, maar ook als leverancier van verse
levensmiddelen zoals melkproducten, groentes, vlees en
vruchten. Ook voorzag de Vechtstreek Amsterdam van drinkwater en van turf. Wasserijen in de Vechtstreek zorgden voor
de schone was op de buitens én in Amsterdam zelf. Er werden
ook veel zogenoemde ‘stadhuis-buitens’ gebouwd. Deze hadden blinde zijmuren., want de architecten waren gewend aan
het bouwen van aan elkaar grenzende grachtenhuizen. Pas later
werden er ramen rondom toegepast. De tuinen hadden aanvankelijk een sier- en nutsfunctie. Eind 17e eeuw veranderde dat.
Tuinen werden aangelegd in de Franse Barok -stijl naar model
van de tuinen van Versailles en Paleis Het Loo, met zichtlijnen
en rechte paden. Eind 18e eeuw kwam de romantiek in de mode
en kwamen er landschapstuinen met glooiende grasvelden,
gebogen paden en vijvers en een grote variatie van bomen.
De 19e en 20e eeuw
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond, door toename van de
welvaart, een nieuw type landhuis, vaak kleiner dan het traditionele landhuis, maar tegemoetkomend aan eisen als comfort,
licht, lucht en ruimte. Deze villa’s werden vaak ontworpen
in een toen gangbare stijl zoals de Amsterdamse School of in
Jugendstil. Pas vanaf eind 19e eeuw kwam er, in
meerdere Gooise gemeenten, een sterke groei van
villaparken. Ook werden nieuwe buitenplaatsen gesticht. De tijdelijke bewoning van welgestelden ging
over naar een permanent buiten wonen. Villaparken
32
Archeologica Naerdincklant
(en -wijken) werden vanaf toen steeds meer ontwikkeld in een
planmatige opzet. Buitenplaatsen vragen een intensief beheer.
Natuurmonumenten bezit een aantal buitenplaatsen in ’s
Graveland: Bantam, Boekesteyn, Gooilust, Hilverbeek, Jaglust,
Land en Bosch, Schaep en Burgh, Schoonoord, Spanderswoud
en Spiegelrust. Deze organisatie is nu al zeker 10 jaar bezig om
tuinen behorende bij de in hun bezit zijnde buitens te herstellen. Daarbij wordt gekeken naar aspecten als: wat is de huidige
situatie en wat zijn de sterke punten van een buitenplaats? Hoe
is het ooit geweest, volgens archieven en kaarten? Hoe is de
ontwikkeling geweest? Het herstelplan voor de ’s Gravelandse
buitenplaatsen is momenteel volop in uitvoering en zal ook de
komende jaren nog voor ruimtelijke veranderingen zorgen op
de ’s Gravelandse buitenplaatsen.
Auteursinformatie
Hetty Leverman is voorzitter van de Werkgroep Gooiologie,
algemeen bestuurslid van AWN Naerdincklant en secretaris van
de Stichting ter realisatie van Geopark Gooi en Vecht.
Literatuur en bronnen
Dessing, R.W.C (2015); De Amsterdamse buitenplaatsen :
Kennemerland, Gooi, s’-Gravenland, Vecht, Angstel en Amstel.
Een vergeten stadsgeschiedenis. Uitgeverij Stichting Matrijs,
Utrecht.
Haan, J. de (1990); Gooische Villaparken. Ontwikkeling van
het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940. Uitgeverij
2017-2
Schuyt & Co.
Jonker-Duynstee, J., & S. de Clercq (2015); Gouden Bochten.
Amsterdam & de Vechtstreek. Uitgever: Stichting het Vechtsnoer, Maarssen.
www.natuurmonumenten.nl
www.vensteropdevecht.nl
www.gooienvechthistorisch.nl
De Werkgroep Gooiologie is een samenwerkingsverband
tussen een aantal regionale organisaties op het gebied
van natuur, landschap en erfgoed: TVE, IVN Gooi, AWN
Naerdinclant, KNNV, VVG, Stichting Omgevingseducatie,
GNR, en de Stichting Geopark. De Werkgroep draagt zorg
voor het op regelmatige basis organiseren en uitvoeren van
leergangen over de natuur- en cultuurhistorie tussen Vecht
en Eem. De lezingen en excursies worden steevast verzorgd
door regionale experts op de diverse vakgebieden. De Werkgroep bestaat uit de volgende personen: Hetty Laverman,
voorzitter; Henk Michielse, secretaris; Sander Koopman,
lid.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
33
De vuurstenen bijl van De Drie Eiken te
Baarn
Door Wim Zondag
In juni 1987 vond de auteur van dit artikel een 17 cm lange
vuurstenen bijl (afbeelding 1) op het toen in aanleg zijnde
industrieterrein De Drie Eiken langs de A1 in Baarn. Op het
gedeelte waar wegen zouden worden aangelegd, werden vier tot
vijf meter dikke veen- en kleiafzettingen verwijderd. Het werktuig werd aangetroffen in het uitgegraven materiaal. Venige
resten op de bijl doen vermoeden dat deze uit een veenlaag
afkomstig is. De vindplaats ligt op een dekzandvlakte, welke
ingeklemd ligt tussen de stuwwal van Baarn en het Eemdal. De
bijl behoort tot de zgn. duntoppige bijlen met ovale dwarsdoorsnede. Deze zuidelijke vorm is afkomstig uit de vuursteenmijnen van Zuid-Limburg of België. Door de toenmalige
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in
Amersfoort is de bijl in 1987 onderzocht en daarna beschreven.
De ouderdom wordt gedateerd in het midden- of laat Neolithicum (3350 – 2000 v.Chr.). De vondst is mede bijzonder omdat
de meeste zuidelijke bijlen van dit type kleiner zijn dan 15 cm,
waar het exemplaar van De Drie Eiken een lengte heeft van
17 cm. Toen bij het verder bouwrijp maken van het terrein een
scherf uit de klokbekercultuur en heel veel vuursteenafslagen
gevonden werden, zijn er door de ROB opgravingen gedaan.
Afbeelding 2: tekening van de bijl, door J.H. van Vlierden,
ROB.
Literatuur
Schut, P. (1987); Beschrijving en determinatie van de bijl. Niet
gepubliceerd verslag van de ROB.
Tent, W.J. van (1992); Archeologische kroniek van de provincie
Utrecht over de jaren 1985-1987. Stichting Publicaties OudUtrecht.
Afbeelding 1: foto van de bijl. Collectie & foto: Wim Zondag.
De gemeente Baarn heeft deze opgravingen inancieel gesteund.
Er werden paalgaten gevonden van een 14e eeuwse boerderij,
honderden vuursteenafslagen, een inhumatiegraf en een crematiegraf (beiden uit het neolithicum). Bij het afgraven van het
crematiegraf vond men een urn met daarin een spinklosje. Ook
zijn er bij De Drie Eiken mesolithische haardkuilen aangetroffen en mogelijk een plattegrond van een mesolithische hut. Al
met al blijkt De Drie Eiken een locatie te zijn die in meerdere
perioden in trek was als woonplaats.
Auteursinformatie
Wim Zondag is medewerker bij Geologisch Museum Holand
te Laren en voorzitter van de NGV Afdeling Utrecht en ’t Gooi.
Archeologica Naerdincklant
34
2017-2
Mededelingen
AWN Naerdincklant versterkt bestuur
AWN Naerdincklant heeft recent haar bestuur link versterkt. Er zijn twee nieuwe bestuursleden benoemd (Hetty Laverman en
Martine Hogervorst) en een kandidaat-secretaris (Gerrit Spaan), waarmee het bestuur nu zes leden telt. Dankzij deze uitbreiding
verwacht Naerdincklant beter toegerust te zijn om de belangen van de regionale archeologie te behartigen. Teneinde hier concreet
invulling aan te geven gaat Hetty Laverman zich speciaal richten op het versterken van het netwerk en de relaties met gemeenten.
Martine Hogervorst gaat zich met name richten op regionaal archeologiebeleid en de operationalisering daarvan, en op het verbeteren van de contacten met archeologische bureaus. De kandidaat-secretaris, Gerrit Spaan, gaat de komende tijd de interne werkwijze en processen stroomlijnen en professionaliseren. Voorts wordt een speerpunt het frequenter uitvoeren van veldverkenningen
en bureauonderzoeken, en daarover ook publiceren. Hiermee proberen wij het archeologisch verhaal steeds completer te maken en
de doorvertaling van onderzoeksresultaten naar het grote publiek te verbeteren. Tot slot gaat het bestuur de komende jaren werk
maken van de versterking en uitbreiding van het kader binnen de vereniging, en vergroting van het aantal actieve leden. Met deze
bestuursvernieuwing krijgt AWN Naerdincklant beduidend meer slagkracht en is de vereniging klaar voor de uitdagingen van de
komende jaren.
Penningmeester gezocht per april 2018!
Onderdeel van de geschetste herverdeling van de bestuursportefeuilles is een kennisgeving door de huidige penningmeester, Ton
Kok, dat hij het penningmeesterschap na meer dan 25 jaar trouwe dienst wenst over te dragen, bij voorkeur per april 2018. Ton wil
daarmee meer tijd vrij gaan maken voor andere bestuurstaken en archeologische bezigheden. Wij zijn daarom op zoek naar een
nieuwe penningmeester die per april 2018 de inanciële administratie wil overnemen. Heeft u belangstelling of kent u geschikte
kandidaten, neemt u dan contact op met Ton Kok of met voorzitter Sander Koopman.
Leden gezocht voor representatie
Archeologievereniging AWN Naerdincklant houdt zich bezig met de archeologie van het gebied tussen Vecht en Eem. Onze missie is het bevorderen en uitdragen van de regionale archeologie. Eén van de manieren waarop wij dat doen is het aanwezig zijn
bij evenementen zoals het Schaapscheerdersfeest, Laarder Oogstfeest en de Hilversumse Sportfair en vrijetijdsmarkt. Wij zijn op
zoek naar mensen die belangstelling hebben om op zulke evenementen het gedachtengoed van AWN Naerdincklant uit te dragen
en passanten enthousiast te maken voor de regionale archeologie. Heeft u hier belangstelling voor, neemt u dan contact op met
bestuurslid Ton Kok: tonkok58@gmail.com, 06-22027369.
Bijdragen gezocht over archeologische onderzoeken in de regio
Zoals bekend is het verplicht om bij een ruimtelijke ingreep archeologisch onderzoek te doen. Soms levert dit relevante vondsten
op. De redactie publiceert hier graag over in de Archeologica Naerdincklant, teneinde de resultaten inzichtelijk te maken voor een
breder publiek. Heeft uw bureau interessante archeologische vondsten gedaan in het gebied tussen Vecht en Eem, neemt u dan
contact op met de redactie.
Auteurs gezocht voor Archeologica Naerdincklant thema Aardewerk
Aardewerk is op grote schaal gevonden in het Gooi en omgeving. Van het allereerste neolitihische aardewerk op de heidevelden
tot aardewerk uit de middeleeuwen en nieuwe tijd, bijvoorbeeld in de oude stadskernen. In dit themanummer van de Archeologica
Naerdincklant belichten we de diversiteit aan aardewerktypen door de tijd heen, en de vondsten die zijn gedaan in Gooi, Vechtstreek en Eemland. Wij hebben reeds meerdere bijdragen toegezegd gekregen, maar er is nog ruimte voor extra kopij. Als u een
bijdrage wilt schrijven, neemt u dan contact op met de redactie.
Activiteitenprogramma AWN Naerdincklant / Gevonden voorwerpen 2017-2018
Rondom de tentoonstelling “Gevonden voorwerpen – hoogtepunten van de Gooise archeologie”, welke van september
2017 tot en met december 2018 te zien is in Geologisch Museum Holand, organiseren diverse natuur- en erfgoedorganisaties in samenwerking met AWN Naerdincklant een gevarieerd activiteitenprogramma op het gebied van de
regionale archeologie. Onderstaand een overzicht van de tot nu toe bekende activiteiten. Dit overzicht is ook te vinden
op onze website: www.awn-archeologie.nl/afdeling/naerdincklant/activiteiten. Kijk voor details op de website van de
organiserende instantie.
2017-2
Archeologica Naerdincklant
35
Datum
Tijd
Activiteit
Organisator
wo 2 augustus
10.00-17.00
Fietsexcursie Sporen uit het verleden
Fietsgilde
zo 27 augustus
13.30-15.30
IVN-wandeling Archeologie op de heide
IVN Gooi
zo 17 september
14.00-15.15
Lezing De Loosdrechtse porseleinfabriek boven water
Mus. Holand
wo 20 september
13.00-16.00
Combitocht Archeologie & lezing
Fietsgilde
zo 15 oktober
14.00-15.15
Lezing Tijdreizen, de archeologie van het Gooi
Mus. Holand
vrij 3 november
10.00-12.00
Themaochtend Archeologie
Bibliotheek GM
zo 19 november
14.00-15.15
Lezing Wonen en werken in het mesolithicum
Mus. Holand
zo 21 januari
14.00-15.15
Lezing De landschapsgeschiedenis van de Laarder Wasmeren Mus. Holand
GM = Gooisemeren
Colofon
Archeologica Naerdincklant 2017-2
Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken
Over de Archeologica Naerdincklant
Archeologica Naerdincklant is het periodiek van AWN Naerdincklant – Archeologie tussen Eem en Vechtstreek. Het verschijnt
drie keer per jaar en bevat artikelen over de regionale archeologie, over archeologie in algemene zin en over de hulpwetenschappen van de archeologie. Archeologica Naerdincklant verschijnt digitaal en wordt verstuurd aan alle leden en donateurs van Naerdincklant, externe relaties van Naerdincklant en overige geïnteresseerden in de regionale archeologie. Overnemen van (delen van)
artikelen is toegestaan met correcte bronvermelding.
Meeschrijven voor de Archeologica Naerdincklant
De redactie ontvangt graag uw bijdrage over (regionale) archeologie of over bijvoorbeeld uw eigen vondstencollectie. De redactie
behoudt zich het recht voor om uw bijdrage te redigeren. Aanlevering via e-mail: redactie.arna@gmail.com. Ook suggesties voor
thema’s zijn welkom.
Auteursrichtlijnen
1-Het artikel is geschreven in correct Nederlands. Andere talen in overleg met de redactie.
2-Het artikel bevat, naast de hoofdtekst, in ieder geval de volgende onderdelen: korte introductie, auteursinformatie, notenlijst,
literatuurlijst, bijschriften afbeeldingen.
3-Omvang van de kale tekst bedraagt maximaal 5 pagina’s A4, met regelafstand enkel, lettergrootte 10 pt. Dit is exclusief de literatuurlijst en de bijschriften.
4-Maximaal 10 illustraties per artikel.
5-Tekst aanleveren in .txt-formaat of .doc zonder enige opmaak.
6-Beelden apart en uitsluitend .jpg.
7-Inhoudelijk niveau: referentie is het tijdschrift Westerheem van de landelijke AWN.
8-Noten: handmatig aanbrengen met cijfers als volgt: (1), (2), enz., en verklaring van de noten achteraan het artikel
Archeologica Naerdincklant
36
2017-2
(eindnoten).
9-De referenties in de literatuurlijst zoals in het volgende voorbeeld: Koopman, S., & A.T.E. Cruysheer (2012); Paleogeograie en
bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem. AWN Naerdincklant.
AWN Naerdincklant – Archeologie tussen Eem en Vechtstreek
Naerdincklant is opgericht in 1952, de dertiende afdeling van AWN-Vereniging van vrijwilligers in de archeologie, en dé archeologische vereniging voor het gebied tussen Vecht en Eem. De missie van Naerdincklant is het bevorderen en uitdragen van de
regionale archeologie Naerdincklant zet zich op diverse manieren in voor de archeologie in haar werkgebied. Onder meer door
ruimtelijke ontwikkelingen in de gaten te houden die mogelijk schade opleveren voor het bodemarchief, door gevraagd of ongevraagd advies te geven aan gemeenten, provincies, terreinbeherende instanties of bedrijven en door zelf onderzoek te verrichten.
Daarnaast vergroot Naerdincklant middels educatieve activiteiten de kennis van de regionale archeologie en maakt hiermee overheden en bewoners bewust van het archeologisch erfgoed en de cultuurhistorische waarde daarvan.
Ereleden
Gijs Vlamings
Liesbeth Wierenga
John van der Sar
Lid worden?
U kunt lid worden van de afdeling Naerdincklant door u aan te melden via de website van de landelijke AWN: http://www.awnarcheologie.nl/; kies de optie Lid worden. Indien u tussen Vecht en Eem woont wordt u automatisch toegewezen aan de afdeling
Naerdincklant. Stuurt u alstublieft tegelijkertijd met uw aanmelding een mail naar secretaris@naerdincklant.nl, daarmee weet de
secretaris alvast dat er een nieuw lid is ingeschreven. U kunt ook donateur van de afdeling worden, de kosten hiervan bedragen
minimaal EUR 15,- per jaar. Neemt u voor meer informatie hierover contact op met de penningmeester. Een donateur krijgt alle
afdelingspublicaties en toegang tot afdelingsactiviteiten, uitgezonderd archeologisch veldwerk; dat is voorbehouden aan leden.
Een vondst gedaan?
Een vondstmelding kan veel informatie verschaffen over de archeologische waarden en verwachtingen in een gebied. Het maakt
het verhaal van ons verleden completer. Om die reden is het volgens de Monumentenwet verplicht archeologische vondsten te
melden. Indien u een archeologisch relevante vondst heeft gedaan, gelieve deze te melden bij de vondstencoördinator.
Bestuur
Drs. Sander Koopman
Ton Kok
Drs. Gerrit Spaan
Hetty Laverman
Drs. Martine Hogervorst
Justin Kok
voorzitter
s.koopman19@gmail.com
adviseur regionale Kwartairgeologie
projectleider tentoonstelling
Gevonden voorwerpen
penningmeester
tonkok58@gmail.com
secretaris (kandidaat)
secretaris@naerdincklant.nl
webmaster
algemeen bestuurslid
h.m.laverman@euronet.nl
portefeuille Netwerk en relaties
algemeen bestuurslid
martinehogervorst2@gmail.com
portefeuille Archeologiebeleid en veldwerk
algemeen bestuurslid
holajustinkok@gmail.com
portefeuille Digitale media
035-7723267
06-22027369
035-6942490
06-23618314
06-23402550
06-24115212
Veldwerk & Vondsten
Vondstencoördinator:
Ton Kok
Korendragershof 17 1383 CX Weesp
vondsten.naerdincklant@gmail.com 06-22027369
2017-2
Archeologica Naerdincklant
37
Veldwerkcoördinator:
Olaf Langendorff
o.langendorff@live.nl
06-53457178
berdinevdlinden@yahoo.com
ankeantoni@hotmail.com
06-18220064
06-12605961
contactmetanton@protonmail.com
s.koopman19@gmail.com
berdinevdlinden@yahoo.com
f.carriere30@gmail.com
tonkok58@gmail.com
06-22371894
035-7723267
06-18220064
035-7721836
06-22027369
Jeugdeducatie:
Berdine van der Linden
Anke Antoni
Redactie
Drs. Anton Cruysheer
Drs. Sander Koopman
Ir. Berdine van der Linden MSc
Ir. Frances Carrière
Ton Kok
redacteur
hoofdredacteur
redacteur
eindredacteur
vormgever
Overige informatie
Redactieadres Archeologica Naerdincklant:
Link e-depot Naerdincklant:
Onze Internetsite:
Onze Facebookgroep:
Ons Youtubekanaal:
redactie.arna@gmail.com
http://independent.academia.edu/Naerdincklant
http://www.awn-archeologie.nl//afdeling/naerdincklant/
http://t.co/NfP09mle
https://www.youtube.com/channel/UCW3XceLUx6tO2dzY3hlErBg
Volgende nummers
Nummer:
Kopijsluiting:
Thema:
2017-3
28 september 2017
Aardewerk
Reeds verschenen nummers
2012-1
2012-2
2013-1
2013-2
2013-3
2014-1
2014-2
2014-3
2015-1
2015-2
2015-3
2016-1
2016-2
2016-3
2017-1
Metaalvondsten*
De middeleeuwse veenontginningen*
Tuinarcheologie van historische buitenplaatsen*
Jaarverslag 2012
Archeologie van de Tweede Wereldoorlog
Tabacologie
De bronstijd
Porselein
Artefacten
Erfgoededucatie
Het Gooi in de vroege middeleeuwen
Moderne technieken in de archeologie
Numismatiek
Onderwaterarcheologie
Gemeentelijke archeologie
*Deze nummers zijn verschenen onder de reeksnaam “Naerdincklant Special”.