Academia.eduAcademia.edu
2017-2 Uitgave 2017-2 Archeologica Naerdincklant 1 Archeologisch Archeologica tijdschriftNaerdincklant voor het Gooi en omstreken Verdwenen buitenplaatsen en kastelen Van de redactie Verdwenen buitenplaatsen langs de Vecht, de Angstel en het Gein Verdwenen buitenplaatsen in ‘s -Graveland en Ankeveen Verdwenen kastelen in Gooi en Vechtstreek Relicten van verdwenen buitenplaatsen 01 02 11 17 23 De Hoorneboeg: het verdwenen Grote Huis Vier eeuwen buitenplaatsen De vuurstenen bijl van De Drie Eiken te Baarn Mededelingen Colofon Van de redactie Door Sander Koopman In het voorjaar van 2017 verzorgde de Werkgroep Gooiologie een leergang over buitenplaatsen en villaparken. Bij de lezingen door Juliëtte Jonker, Johan van Galen Last en Annet Koenders werd duidelijk dat onze regio nog altijd een indrukwekkend erfgoed van 17e – 19e-eeuwse buitenplaatsen kent. Nog veel meer buitenplaatsen zijn echter in de loop der tijd verdwenen. De redenen hiervoor zijn divers. Brandschattingen in de Franse tijd hebben geleid tot het verdwijnen van heel wat buitens. Maar ook verval door onduidelijke verervingen of slecht onderhoud hebben hun tol geëist. Het archeologische aspect van (verdwenen) buitenplaatsen is reeds behandeld in een eerder nummer van dit tijdschrift (*). In het nu voor u liggende nummer leggen we de nadruk op het regionale totaalbeeld en het cultuurhistorische aspect, met daarnaast aandacht voor enkele speciieke locaties. Zo geeft E. Munnig Schmidt ons, mede aan de hand van De Zegepraalende Vecht (D. Stopendaal, 1719), een overzicht van alle verdwenen buitenplaatsen in het gebied van de Vecht, Angstel en het Gein. Berdine van der Linden behandelt de verdwenen buitenplaatsen van ’s-Graveland en Ankeveen. De Hoorneboeg is een voorbeeld van een buitenplaats waarvan het huis nog maar kort geleden, in 1986, is verdwenen. Hierover schrijft Geert Groote in zijn bijdrage ‘De Hoorneboeg: het verdwenen Grote Huis’. Behalve buitenplaatsen hebben er in onze omgeving ook de nodige kastelen en versterkte huizen gelegen, waarvan er meerdere zijn verdwenen. Hier gaat Anton Cruysheer dieper op in. Voor wie goed kijkt zijn er in het landschap nog heel wat restanten van verdwenen buitens (of kastelen) te ontdekken. Kees Beelaerts van Blokland gaat met u op reis langs plekken waar objecten of terreinvormen van voormalige buitenplaatsen de tand des tijds hebben doorstaan, als laatste getuigen van glorieuze tijden. Op het moment van het verschijnen van dit tijdschrift zijn de voorbereidingen voor de tentoonstelling “Gevonden voorwerpen” in Geologisch Museum Holand in volle gang. Deze tentoonstelling zal voor het eerst sinds de transformatie van het Goois Museum weer een totaaloverzicht laten zien van de archeologie van het Gooi. De opening staat gepland op vrijdag 15 september 2017. Naast de tentoonstelling wordt er in samenwerking met diverse organisaties een ondersteunend activiteitenprogramma opgezet. Het eerste deel hiervan is reeds bekend, zie het mededelingenblok achterin dit tijdschrift. Al deze ontwikkelingen worden vergemakkelijkt door de recente uitbreiding van het bestuur van AWN Naerdincklant. Wij zijn erin geslaagd om maar liefst twee nieuwe bestuursleden en een kandidaat bestuurslid te vinden, waarmee een lang gekoesterde wens van het bestuur in vervulling is gegaan. Met deze vernieuwde ploeg gaan wij de komende jaren weer volop aan de slag met de missie van AWN Naerdincklant: het bevorderen en uitdragen van de regionale archeologie! *Naerdincklant Special 2013-1: Tuinarcheologie van historische buitenplaatsen. AWN Naerdincklant. 27 31 33 34 35 2 Archeologica Naerdincklant 2017-2 Verdwenen buitenplaatsen langs de Vecht, de Angstel en het Gein Door E. Munnig Schmidt Het stroomgebied van de Utrechtse Vecht, Angstel en Gein transformeerde in de 17e en 18e eeuw tot een ware lustwarande. Langs de rivieren lagen vele tientallen buitenplaatsen, de uiting van kapitaalophoping in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Veel buitenplaatsen zijn in de afgelopen eeuwen verdwenen. Dit artikel geeft een overzicht van de verdwenen buitenplaatsen in het gebied van Vecht, Angstel en Gein. Het voor- en naspel In de 17e eeuw werd na het succesvolle debuut van de trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem al snel de trekvaart van Amsterdam naar de Rijn aangelegd. Deze voerde vanaf Amsterdam langs de Amstel naar Ouderkerk om daar via de Holendrecht naar Abcoude af te buigen. Van Abcoude werd de Angstel naar Nieuwersluis bevaren om vervolgens de Vecht tot de buitensingel rond Utrecht te volgen. Vanaf Abcoude of Weesp was ook het Gein goed te bereiken. Welgestelde Amsterdammers zagen spoedig in dat het goed te doen was om ´s zomers buiten de stad langs de trekroute te wonen. Zo kon men de drukke stad ontvluchten om gezonde lucht op te snuiven, goed schoon water te drinken en de vruchten van het land onder handbereik te hebben. Binnen enige uren werd men comfortabel ter plekke gebracht. Reeds in 1608 had Jacob Bal (later Huydecoper) de boerderij De Gouden Hoef aan de Vecht te Maarsseveen gekocht als geldbelegging. Tien jaar later werd aan de boerderij een stenen herenhuis gebouwd toen bleek dat het daar zo heerlijk verblijven was in de zomer. Zijn voorbeeld lokte navolging uit en er werden steeds meer boerderijen gekocht langs de rivier en andere wateren in de wijde omtrek van Amsterdam. Een bijkomende reden daarvoor was het fenomeen vetweiden waarbij runderen werden gekocht, soms van verre zoals uit Denemarken, om te worden vetgemest voor de slacht. Het ingezouten vlees ging mee aan boord van de vele schepen die alle zeeën bevoeren. Al gauw werden er herenkamers in of aan de boerderijen gebouwd voor een kort verblijf van de eigenaren en hun gezinnen. Gedurende de anderhalve eeuw die volgde werden de herenkamers uitgebreid tot complete huizen. Daarbij kwam de mode om grotere siertuinen met boomgaarden aan te leggen zodat men het boerenbedrijf eerder als storend ging ervaren. De boerenwoningen werden vaak afgebroken en verplaatst en er kwamen steeds luxere optrekjes voor in de plaats, al bleven die wel Hollands bescheiden van afmetingen. Met de moestuinen en boomgaarden werd tevens het nuttige met het aangename verenigd. De plaatsen waarop vanouds boerderijen werden gebouwd waren de wat hoger gelegen terreinen langs natuurlijke waterlopen Afbeelding 1: kaart van de buitens aan de Vecht uit De Zegepraalende Vecht uit 1719. Coll. auteur. waar zich zand en klei hadden afgezet op het veen (de oeverwallen, red.). Daar hield men het langst de voeten droog en konden later van steen gebouwde huizen op staal (ongeheid) neergezet worden. De buitenhuizen die daar gebouwd werden staan er vaak nog. Toen naderhand de buitenrage een grote vlucht nam waren de beste plekken om te bouwen al bezet en werden dus de mindere gebruikt met als gevolg een kortere levensduur door verzakkingen van de daar tot stand gekomen buitens. Zij werden natuurlijk minder waard en troffen daardoor het lot om als eerste afgebroken te worden. Lang waren de 2017-2 Archeologica Naerdincklant lonen van handwerkslieden zo laag dat het afbreken van een gebouw een lucratieve zaak was. Vooral in tijden dat boerenland gewild was en meer opbracht dan land voor vermaak, wat door de grote groei van de steden in de 19e eeuw het geval was. Het verdwijnen van grote vermogens door de tiërcering (vermindering tot 1/3; red.) tijdens het Franse regime sloeg bovendien voor velen de bodem uit de mogelijkheid zich nog een buiten te kunnen veroorloven. Die invloeden bepaalden het voortbestaan of demise van het fenomeen buitenplaats. Uit dit overzicht blijkt dat er circa 140 buitens van enige omvang zijn verdwenen in het beschreven gebied. Verdwenen buitens in het stroomgebied van de Vecht Hét boek over de buitens aan de Vecht blijft De Zegepraalende Vecht, verschenen in 1719, waarin de buitens door Daniel Stoopendaal op onnavolgbare wijze zijn geëtst en gegraveerd. Afbeelding 2: gezicht in het park van Zijdebaalen aan de Vecht te Utrecht door Jan de Beijer, 18e eeuw. 3 Afbeelding 3: gezicht op de oostelijke Vechtoever ten zuiden van Maarssen met buitens van Aux Brebis en Be(l)mont(e) en de steenfabriek van Van der Graef. Coll. Bodel Nijenhuis UB Leiden. Zijn kaartje (afbeelding 1) voorin dat voorbeeldige werk dient als eerste leidraad. Een wat vroegere goede bron is de kaart van Visscher uit 1702 die ook de Angstel toont tot aan Abcoude. Sijbale-Zijdebalen (afbeelding 2) ten noordwesten van de oude binnenstad van Utrecht opent de rij en is meteen een van de mooiste zo niet het mooiste buiten dat in Nederland bestaan heeft. Stichter was de doopsgezinde David van Mollem, die naast zijn woonhuis een door waterkracht aangedreven installatie in een fabrieksgebouw had opgesteld om zijdegarens gereed te maken voor de zijdeweverij. Voor het woonhuis had hij Jacob de Wit een aantal schilderijen laten maken en Gerard Hoedt beschilderde de wanden en het plafond van de grote zaal. In het zeer gecompliceerde park met grotten, vijvers, paviljoens en orangerie heeft hij Jacques Cressant en Jan Mast een keur van marmeren en zandstenen beelden en siervazen laten houwen. Jan de Beijer vereeuwigde voor Van Mollem het park in een groot aantal tekeningen (2). Van Roosendael, aan de oostoever, zijn alleen het imposante toegangshek en een gerestaureerde theekoepel bewaard gebleven. Het hek werd in opdracht gegeven door de toenmalige eigenaars, de sefardisch joodse familie D´Arredondo in 1705. In 1767 kwam het buiten in handen van de zoon van de Kaapse gouverneur Swellengrebel (3). Naast dit buiten lag toentertijd het buitentje Ravensberg. Verder noordwaarts en tegenover het buiten Zuylenburg te Oud Zuilen ligt nog het park van Groenhoven (4). Het toegangshek is alweer vele jaren geleden door de familie Van Tuyll van Serooskerken overgedragen aan de dr. R.van Luttervelt Restauratie Stichting, die het weer op de oude plaats liet oprichten. Het huis werd in 1901 afgebroken. In de 18e eeuw heette het Geitestein 4 Archeologica Naerdincklant 2017-2 en in De Zegepraalende Vecht het huis van `Juffr. duPon´. Het volgende verdwenen buiten gaf zijn naam aan de geheel stedelijke wijk aan de zuidkant van Maarssen: Opbuuren (5). Dat buiten werd hardhandig van zijn park gescheiden door de aanleg van de spoorweg en daarna het Merwede- nu Amsterdam Rijnkanaal. Het lag ingeklemd tussen de Vecht en de Straatweg en was de bakermat van de Amsterdamse Chinine Fabriek waarvoor later een groot fabriekspand meer naar het zuiden is gebouwd. Aan de oostzijde van de rivier lagen in de 17e en 18e eeuw tussen het buiten Vechtesteyn en Huis ten Bosch in Maarsseveen een viertal buitens. Bij het eerste, dat van Van der Graaf, lag een steenoven, het tweede was van de heer Bemonte-Belmonte, het derde was van de familie Aux Brébis en het vierde heette De Propheet David. Zo staan zij afgebeeld op een mogelijk als kaartrandversiering bedoelde gravure die als schutblad is gebruikt in het boek Plaatsen aan de Vecht en de Angstel (6) (afbeelding 3). Het huis van Aux Brébis is later vervangen door Luxenburg waarvan nog een deel bestaat. Daar tegenover lag aan de westoever het enorme huis Ter Meer in een groots park waar tot 1672 het middeleeuwse kasteel Maersen stond. Dit kasteel is door de Fransen verwoest. Een vogelvluchtzicht op huis en park uit 1739 toont een zeer complete en modieuze aanleg van het gehele bezit. Het huis werd gebouwd door V.M.van Lockhorst (7), die ook het park liet aanleggen. In 1902 is het afgebroken en is het park verkaveld. Aan de noordkant van het dorp Maarssen, waar nu het park van Doornburgh ligt, lagen aan de zuidkant Somerbergen en Vechtleven en aan de noordzijde Elsenburg. Een zeer fraai smeedijzeren toegangshek in Lodewijk XIV stijl dat bij Elsenburg gehoord moet hebben staat nog aan het jaagpad. Het werd hersteld met steun van de dr. R. van Luttervelt Restauratie Stichting (8). Het terrein van Doornburgh grenst aan dat van Goudestein, waarmee het spel van de buitenplaatsen in deze omgeving begon. Daar waar nu het helaas wat detonerende gemeentekantoor van Stichtse Vecht staat en het parkeerterrein ligt stonden de twee 17e-eeuwse buitentjes Cruydenburch en Endelhoven (9). Het huis van een van de twee is al in de 19e eeuw afgebroken en het andere hield het uit tot 1976 toen het door gebrek aan onderhoud instortte. Joan Huydecoper, burgemeester van Amsterdam, was een projectontwikkelaar van buitenplaatsjes in de omgeving van zijn Goudestein. Oostelijk van zijn buiten verkocht hij stukken van ca.1 ha van zijn grond, waarop buitens konden worden gebouwd waarvoor hij tekeningen liet maken. Vooral vrienden en kennissen werden zo verlokt de zomers bij hem in de buurt door te brengen. Daar is een kaartje (10) van dat als verkoopgidsje diende (afbeelding 4). Daarop staan naast de nog bestaande buitens de volgende namen waarvan niet zeker is of die alle zijn gerealiseerd: Daelwijck, Blyenburg, Petershagen, Int Gras, Daelhouck, Boshoven, Suyderhoef, Swanenhof, Afbeelding 4: kaartje van Maarsseveen met buitens, waarschijnlijk door Joan Huydecoper uitgegeven als reclame voor zijn buitenplaatsenontwikkeling. Noorderhof, Schoonderbuurt, Peerlenburgh, Vierhoven, Middelcoop, Swanenbergh, Huys op Diependaal, Otterenburg, Uyterbuurt, Blyendael en Koninxvelt. Ongeveer op dezelfde hoogte heeft aan de westzijde van de Vecht, wat meer het land in, een oud versterkt huis gestaan: Snaefburg (11), dat later als buiten dienst deed. Naast Leeuw en Vecht moet Soetendael gestaan hebben volgens het kaartje uit 1719. Eveneens aan de westoever heeft tegenover Vechtoever een buitentje gestaan dat daarvóór een scheepswerf huisvestte: Bagatelle. In 1871 is het nog door Lutgers vastgelegd (12). Joan Huydecoper verwierf in 1649 de boerderij met het weiland van de familie Geesbergen, waarop hij aan het jaagpad het rechthuis van Maarsseveen liet neerzetten. De grond verder oostwaarts verkavelde hij om weer plaats te geven voor de aanleg van meerdere buitentjes. De boerderij maakte plaats voor een te verhuren buiten: Geesberge en daarachter kwam Spruitenburg (nu Leeuwenburg) met daar weer achter Neerbeek en Sluysoort, die beide allang weer zijn verdwenen (13). Naast Leeuwenburg stonden aan de Vecht vervolgens Hooge- Afbeelding 5: het hek van de verdwenen buitenplaats Otterspoor te Maarssen. Fotograaf onbekend. 2017-2 Archeologica Naerdincklant vecht en Otterspoor, waarvan nog het eenvoudige smeedijzeren toegangshek tussen twee fraaie zandstenen hekpilaren rest. Het is ontworpen door Ignatius van Logteren die ook de beide borstbeelden op de pilaren vervaardigde (14) (afbeelding 5). Naast het 18eeeuwse toegangshek van Nijenrode staat aan de Vecht de koepel van het afgebroken buitentje Rhijn en Vecht en wat meer naar het zuiden het toegangshek daarvan (15). Ten noorden van Breukelen komt men aan de westoever weer een verloren gegane buitenplaats tegen in de vorm van het waterhek van Vechtstroom (16). Het huis daarvan stond tussen de Straatweg en de Vecht met het overpark aan de westzijde van de weg. Het koetshuis ervan is naderhand verbouwd tot kleine buitenplaats. Men vindt het een viertal huizen verder noordwaarts terug, rug aan rug met het buitentje Nieuw Hoogerlust. Enige honderden meters verder langs de Straatweg voorbij het koetshuis van Vegtvliet lag Hoffwerk (17). Het is vroeg in de 18e eeuw gebouwd en in 1890 door grondspeculanten in brand gestoken, waarbij de loden goten smolten en het lood als water van het dak stroomde, zoals de krant meldde. Tegenover dit buiten stond aan de oostoever Boomoord (18) met wat zuidelijker Voortwijk. Van Boomoord rest de bijbehorende boerderij met neogotische overhoekse raampartijen en een hek in Amsterdamse-School-stijl (afbeelding 6). Afbeelding 6: boerderij Boomoord voorheen behorend tot het buiten Boomoord te Breukelen aan de oostoever van de Vecht. Fotograaf onbekend. Aan de oostoever blijvend vond men in de 18e eeuw ten noorden van Weerestein achtereenvolgens Oversticht, Lixboa, Gelderrust, en het grote Hunthum (19) (eerder Sluisnae geheten). Van Lixboa is de oude boerderij gebleven met de naam op de gevel. Gelderrust werd in de 19e eeuw opgenomen in Hunthum waarvan het ca 5 ha grote verwaarloosde park nog bestaat. Er zijn plannen om dit buiten een nieuw leven te geven. Tegen de oostelijke fortiicatie van de vesting Nieuwersluis lag aan de zuidzijde al in de 17e eeuw de buitenplaats Schanszicht (20). Ook aan de westkant van Nieuwersluis lag tegen de fortgracht en de straatweg een buitentje: Jongerhoek met daar- 5 tegenover het tussen de Rijksstraatweg en de Vecht gelegen Ouderhoek (21). Dat laatste was al vanaf 1619 in bezit van de doopsgezinde Anthony van Hoek, wiens vrouw het geërfd had. Gedurende de 17e eeuw werd het geleidelijk steeds meer uitgebreid totdat het begin 18e eeuw mooi genoeg was om tsaar Peter te ontvangen (afbeelding 7). In 1840 werd het ontmanteld. Bij de boerderij ertegenover staat een verplaatst hek met de naam Ouderhoek erop. Familieleden van Van Hoek legden vele buitens aan in de omgeving met als gevolg dat het gebied tussen Loenen en Breukelen bekend stond als de Mennistenhemel. Naast Jongerhoek lag tot 1819 het rijk ingerichte buiten Beereveld (22). Aan de noordkant van Vreeden Hoff ligt het grote buiten Middenhoek, dat het naastliggende Hoogerwerf in de 19e eeuw annexeerde en waarvan de oude huizen zijn afgebroken. Nu is er een nieuw huis in verrezen dat vanaf de weg niet zichtbaar is. Tussen de weg en het jaagpad staat een in de jaren ‘70 (20e eeuw) gebouwd huis. Naast Hoogerwerf lag aan de noordkant Ruygenhoff (23) dat in de 19e eeuw bij het nog aanwezige Nieuwerhoek is getrokken. Later werd het overpark van Nieuwerhoek apart verkocht en is daar weer een nieuwe buitenplaats ingericht die de naam Ruygenhoff nieuw leven inblies. Afbeelding 7: gezicht in het park van Ouderhoek te Nieuwersluis met het gevolg van Peter de Grote. Plaat nr.49 uit De Zegepraalende Vecht 1719. Coll. auteur. Op het weiland tussen de Bloklaan en het dorp Loenen ligt het archeologisch monument Croonenburch (24). Daar liggen de fundamenten van het middeleeuwse kasteel van die naam (afbeelding 8). In de 18e eeuw werd het een buitenplaats met een groot bezit aan boerderijen in de polder ten westen van Loenen. In 1836 werd het huis afgebroken. Het buiten had een naaste buur, Driehoven (25), dat zo genoemd werd omdat het uit drie door openbare wegen gescheiden delen bestond. In het dorp Loenen zelf lag Roserust (26) met een koepel aan de weg en een mooi inrijhek. Alleen het huis bestaat nog; het park is deels parkeerterrein en deels verkaveld. Aan de rechterkant van de Rijksstraatweg lag in Loenen tot in de jaren ’30 (20e eeuw) het buiten Rijzicht (27) tegenover de Jumbo. Op dit terrein werd de nieuwe wijk van het dorp gebouwd. De Molendijk 6 Archeologica Naerdincklant 2017-2 op de fundamenten, zoals een akte beschrijft. Ten noorden van Vreeland aan de westoever lagen Breeëvecht (33) en Welgelegen (34), dat qua grondgebied het grootste buiten ooit langs de Vecht is geweest. Op beide buitens kon men over eigen grond naar de Angstel komen, waar de trekschuit naar Amsterdam of Utrecht aanlegde. Welgelegen had eveneens een in Engelse landschapstijl aangelegd park in de Dorssewaardse polder aan de oostzijde van de Vecht. Daarvan rest nog het toegangshek aan de Bergseweg, die van Vreeland naar Nederhorst den Berg voert (afbeelding 11). Van Breeëvecht is de boerderij over, waarin nog delen van het oude Afbeelding 8: Croonenburgh te Loenen voor de afbraak in 1836, vanaf de Rijksstraatweg. Tekening door Cornelis Hardenbergh, 1818. Coll. auteur. in Loenen, met een rij oude lindes er langs, leidde naar het buiten Huis te Loenen (28) aan de Vecht ten noorden van het dorp. Daarnaast lag het luxueuze Wallestein (29), waarvan de nog uit de 17e eeuw daterende zware bakstenen pilaren met de beide wapenstenen en sierknoppen resteren (afbeelding 9). De dr. R. van Luttervelt Restauratie Stichting heeft de beide hekvleugels weer teruggebracht. Tegen Wallestein aan lag het kleine Kickestein dat waarschijnlijk als verhuurobject werd gebruikt. Afbeelding 10: theekoepel van het verdwenen buiten Geestevecht aan het Oud Over te Loenen. Foto J. Jonker. buiten aanwezig zijn; evenals vier hardstenen hekpalen met de naam erop. Het buiten De Nes (35) is aangelegd op een dankzij een doorgraving ontstaan eiland in de Vecht, vlakbij de sluis naar het Hilversums kanaal. In de 17e eeuw heeft de heer van Nederhorst de vaart over de Vecht ingekort door deze doorgraving Afbeelding 9: Wallestein te Loenen, plaat 70 uit De Zegepraalende Vecht 1719. Coll. auteur. Terug naar de oostoever, waar vanaf de weg naar Loosdrecht (de Bloklaan) een tweetal buitens stond, die in de 19e eeuw ontmanteld werden om de vergroting van het park van Vegtlust mogelijk te maken. Dat waren achtereenvolgens Langgewenst (30) en Geestevecht, waarvan de koepel met het botenhuis eronder is blijven staan (afbeelding 10). Hetzelfde lot trof wat verder naar het noorden Beek en Vecht (31), dat bij Oud Over werd getrokken. Een kilometer verder langs het Oud Over stond Oostervecht (32), dat de bakermat werd voor de glasfabriek van Van der Mersch. Deze fabriek produceerde in de 19e eeuw lessen voor onder meer de Weesper jeneverdestilleerderijen. Het naastgelegen Russenrust is eerder al afgebroken tot Afbeelding 11: toegangshek tot het aan de oostzijde van de Vecht gelegen park van Welgelegen waarvan het huis aan de westoever lag. Foto J. Jonker. 2017-2 Archeologica Naerdincklant en het graven van de (later weer gedempte) Reevaart door het dorp Nederhorst. Het eiland van De Nes bestond grotendeels uit zand dat in de vorige eeuw opgezogen is, en gebruikt is voor de aanleg van de snelweg A2. Nu rest alleen de buitenring van het eiland. Tussen Vreeland en Nederhorst lagen Overmeer, Wittestein (aan de westoever), Schulpenburg, Stilhorn en Berglust. Aan de oostoever tegenover Nigtevecht lag eens het kostbare Petersburg (36) met een aanleg door Simon Schijnvoet (afbeelding 12), die als tekenaar-ontwerper in 1717 tevens een boek het licht liet zien van de tuinsieraden. Christoffel van Brands, “Rijksedelman, Hofraad, en Resident van zijn Czaarsche Majesteit” (Peter de Grote), was bouwer van het huis en verfraaier van het park. Alleen de buitenomtrek van dat park is nog zichtbaar in de vorm van een sloot in de weilanden. Aan de zuidzijde van Nigtevecht lag Oost en Vegt (37) (60), daar waar in de 19e eeuw de sluis kwam tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht. Ten noorden van het dorp Nigtevecht was ooit een rij buitens te bewonderen te beginnen met Roosendaal, dan Swaanties en Overdam (38) met Zwaanwijck als enig overgeblevene. Aan de Reevaart was het Voortdijk (39) dat Nederhorst dorp allure gaf en aan de oostoever het kleine Damvecht (40). Ook Vecht en Bergzicht (41), alias Klemansplaats, lag eens aan de Hinderdam. Wat verderop waren het Damzigt en Overnes met aan de overzijde Schaapendoorn (42) die de aandacht trokken. Nog aan het einde van de 18e eeuw kwam Koningslust met Hinderrust (43) aan de westoever naast fort Hinderdam tot stand. Onder Weesp lag Vegtzicht aan de oostzijde, waar ook Vechtwijk (44) heeft gelegen. Ten noorden van Weesp aan de westoever ligt 7 voor een groot gedeelte nog in de 17e eeuw. De namen Angstel en Gein zijn lang door elkaar voor hetzelfde water gebruikt zodat hier in verschillende namen voor buitens het woord Gein-Gijn-Geijn voorkomt. Het watertje dat van Abcoude naar de Gaasp leidt heet alleen het Gein. De heren Slebos en Timmer uit Abcoude hebben de geschiedenis van de buitens in dit stroomgebied jarenlang uitgeplozen en op schrift gesteld, zie de noten. Hier worden de buitens genoemd van zuid naar noord. Tegenover het 17e eeuwse Valk en Heining, gelegen net over de grens tussen Loenersloot en Baambrugge, liggen de boerderij Slootwijk en het 19e eeuwse huis Donkervliet (46), in eerdere eeuwen allebei buitenplaatsen. Ook Ruyteveldt, wat noordelijker aan de westoever, is nu een boerderij. Voor de bocht van het jaagpad, sinds de tijd van Napoleon de Rijksstraatweg, lag naast het terrein van Valk en Heining de buitenplaats De Haring (afbeelding 13) (47) met de aan het huis vastgebouwde boerderij. Na de bocht is het koetshuis van Veldhoen (47) nog aanwezig in het weiland. Het oude buiten Kerkkroon (47) is reeds lang een boerderij maar de oude lindes aan de weg en het toegangshek verraden een wat deftiger verleden. In 1730 stond hier een huis met zeven traveeën Afbeelding 13: De Haring te Baambrugge, plaat nr. 91 Hollands Arcadia, 1730. Coll. auteur. Afbeelding 12: kaart van het buiten Petersburg aan de oostzijde van de Vecht tegenover Nigtevegt door Simon Schijnvoet. Coll. Bibliotheek Acad. v. Wetenschappen Sint Petersburg, inv. nr. F.266/5 de boomrijke begraafplaats die in de plaats is gekomen van het kasteelachtige 17e- eeuwse Landskroon (45). Verdwenen buitens langs de Angstel, het Gein en de Holendrecht De langs deze wateren te vinden buitens hebben hun oorsprong waarvan twee smallere naast de voordeur. Geinwensch en Schoonzigt (48) waren de noordelijke buren. Het aan de Vecht gelegen Welgelegen had hier een uitgang naast Schoonzigt. Er lag een hele rij aaneengesloten buitens vanaf het nog bestaande Middelvaart tot het dorp Baambrugge. Het buiten Middelvaart kreeg zijn naam omdat het even ver van Amsterdam als Utrecht was gelegen, mede daarom was hier de stal voor de verversing van de jaagpaarden gevestigd. Ook de eerstvolgende buitenplaats, Geynwijck, bestaat nog steeds, maar Paddenburg (49) heeft plaats gemaakt voor een 8 Archeologica Naerdincklant 2017-2 begraafplaats. Voor de aanleg van deze begraafplaats werd ook grond van Meebael en Rusthoff aangekocht (49). Van het vroege Bassenhof (49), dat al in 1665 is gesticht door Lodewijk de Bas, en Paciënzij (49) zijn alleen de gravures in Hollands Arcadië over. Het vijf traveeën brede en twee verdiepingen hoge Poelenstijn (50) heeft de moderne tijd niet gehaald evenmin als het zelfs zeven traveeën brede Zorgvrij (50). Het kleine Overdorp (50) is rond 1800 vervangen door een wat groter huis aan de straat bij de brug van Baambrugge en bleef zo bestaan. De weg, een Napoleontische coupure, de hoek om vervolgend kwam Bergvliet (51) in zicht met Vrederijk daarnaast, het eerste werd door het tweede geannexeerd dat deels bleef bestaan en tot boerderij werd verbouwd. Verder gaand kwam men langs het 17e eeuwse Schaapsgift (52) en Langverzwegen-Elsbosch (52) waar nu Lindenhof ligt. De rij buitens eindigt hier met het nu niet meer bestaande Meerleveld (52) met daar tegenover het met een pontje bereikbare Ypenburg (52), dat weer een boerderij werd. Tegen Abcoude aan lagen De Koppel-Koppelrust en Blo(e)mswaard (53). Aan de noordwestzijde van Abcoude lag aan de oude Rijksweg Holendrecht (54). Dit werd in de vroege 19e eeuw het Nieuwe logement, en huisvest nu al weer lange tijd een kantoor. Het park is opgegaan in de bebouwing. Het jaagpad liep vanaf Abcoude aan de oostzijde van het water, de Holendrecht, naar de Voetangel en leidde langs Westrust van Hubert van Meel (55) en zijn erfgenamen. Voorbij het Abcouder meer lagen het imposante Kievitsheuvel (afbeelding 14) (56) en het kleinere Oldenhof (57). Het plaatwerk Hollands Arcadië dat in 1730 verscheen en dat de vele verdwenen Afbeelding 14: Kievitsheuvel aan de Holendrecht ten noordwesten van Abcoude, plaat nr. 67 Hollands Arcadia 1730. Coll. auteur. buitens langs de wateren van Amstel en Angstel-Gein aan de vergetelheid ontrukt, toont die alle wat indrukwekkender dan zij feitelijk waren, zeker in hun hoogte (46). Verdwenen buitens langs het Gein vanaf Abcoude naar de Gaasp Aan het Gein lag een aantal buitens die nu alle weer boerderijen zijn geworden of geheel verdwenen zijn. Afbeelding 15: kaart van het Gein ten noorden van Abcoude met aangegeven de plaats van de verdwenen buitens. Het Gein Levensloop van een rivier, redactie Marijke Carasso-Kok, p. 93 Op bijgaand kaartje (afbeelding 15) (58) staan hun namen. In het volgende overzicht is gepoogd de buitens van de boerderijen te scheiden (59). Aan de oostoever lagen Middelwijk later Zuidwijk, Het rode Paard, Twistrust-Landlust-Vriesland, Hogerlust, Geinvreugd, Oostvlie-Landlust, Zwaanegeijn, 2017-2 Archeologica Naerdincklant Het Ossevelt, Groene Geijn, Buitenrust en Schoonoord. Aan de westzijde lagen Geinrust, Geingenoegen, Vredelust, Beek en Hoff, Westergeijn en Vredenhof. De Zegepraalende Vecht heeft ook acht afbeeldingen besteed aan de buitenplaats Driemond (60) die ten oosten van Weesp aan de westkant van de uitmonding van het Gein in de Gaasp lag. Op afbeeldingen 94 en 95 in De Zegepraalende Vecht staat de fontein (afbeelding 16) die Ignatius van Logteren in 1714 voor dat buiten leverde en die nu te bewonderen is voor het nog altijd bestaande buiten Frankendael aan de Middenweg te Amsterdam. Afbeelding 16:de fontein van Ignatius van Logteren, 1714, afkomstig van het buiten Driemond aan de Gaasp te Weesp, nu voor het buiten Frankendael te Amsterdam. Foto Rijksdienst Monumentenzorg. In de literatuur die in de noten is aangegeven zijn details over de vele verdwenen buitens te vinden. Bij doornemen daarvan zal blijken dat er nogal wat verschil was tussen de buitens. Er zijn er van een halve hectare en van vele tientallen hectares en alles daartussen in. De grote hadden er een of meerdere boerderijen bij. De huizen werden vaak aan de mode of aan de beursinhoud van de (nieuwe)eigenaar aangepast. Hetzelfde was het geval met de parken. Ook de namen van de buitens werden nogal eens gewijzigd als een nieuwe eigenaar zich manifesteerde. Het verhuren van buitens kwam veel voor vooral van de kleinere al verhuurde Joan Huydecoper zijn Goudestein vrij regelmatig, waarbij hij zelf op Silverstein, dat naast het grote huis meer naar de Vecht staat, ging bivakkeren. De huizen op de buitens zijn in vergelijking met die in het buitenland niet paleiselijk, maar aan de parken werden hier en daar, zoals bij Driemond, Petersburg en Zijdebalen enorme bedragen besteed, het honderdvoudige van die aan het huis. Doorgaans echter werd veel werk gemaakt van moestuinen, boomgaarden, visvijvers en bessenstruiken. Het aangename werd met het nuttige verenigd. Auteursinformatie E. Munnig Schmidt is geoloog en bewoont sinds 1975 de 9 buitenplaats Nieuwerhoek te Loenen. Hij was werkzaam bij AKZONobel en schreef mee aan het boek Plaatsen aan de Vecht en de Angstel dat in 1982 de eerste druk zag, gevolgd door drie verbeterde edities. Ook schreef hij de tekst van de Vechtgids die als jaarboek 2011 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake uitkwam. Sinds 1978 is hij redacteur van dat jaarboek. Noten (1) Stoopendaal, D., en C.Bruin, 1719, De Zegepraalende Vecht, uitg. Wed. Nicolaus Visscher, Amsterdam. (2) Munnig Schmidt, E., 2004, Oostervecht en de glasfabriek van Van der Mersch, Jb. Niftarlake, p.135 en E.de Jong, Zijdebalen aan de Vecht Lusthof aan de Vecht, cat. Centraal Museum Utrecht. (3) Munnig Schmidt, E., en A.J.A.M. Lisman, 1997, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, p.28 en 248. (4) Barneveld, T.,2014, De zeer vermakelijke buitenplaats Groenhoven in Zuilen, Jb. Niftarlake, p.69. (5) Lutgers, P.J.,1836, Gezigten aan de Rivier de Vecht, platen 82 en 83, tekst XVII. (6) Zie noot 3, de schutbladen en p.24. (7) Rientjes, A.E., 1938, Het Huis ter Meer te Maarssen, Jb. Niftarlake, p.1 en noot 3, p.15. (8) Doeve, P., 2010, Tuingeschiedenis van de buitenplaatsen Doornburgh, Elsenburgh, Somerbergen en Vechtleven te Maarssen, Jb.Niftarlake p.30. (9) Zie noot 6 en Niftarlake Literatuur, 1976, Jb. Niftarlake, p.49. (10) Broos, B.P.J., 1984, Antoni Waterlo f(ecit) in Maarssen, Jb. Niftarlake, p.18, kaartje p.20, Een klein gedeelte van de Heerlijkheid Maersseveen. (11) Olde Meierink B., D. Koen, et al, 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Snaafburg, p.414. (12) Lisman, A.J.A.M., E. Munnig Schmidt en H.W.M. van der Wijck, 2001, Gezigten aan de Rivier de Vecht, p. 213. (13) Zie noot 10 en J.W. Gunning, 2004, Leeuwenburg en de omliggende buitenplaatsen, Jb.Niftarlake, p. 21. (14) Munnig Schmidt, E., 2005, Ignatius en Jan van Logteren beeldhouwers in de Vechtstreek, Jb. Niftarlake, p.74 en P.M. Fischer, 2005, Ignatius en Jan van Logteren, Alphen aan de Rijn, p.153. (15) Zie noot 5, plaat 63, tekst XIII. (16) Es, H.J. van, 1997, De buitenplaats Vechtstroom te Breukelen, Tijdschrift Hist. Kr. Breukelen 12 nr.2, p.83, noot 5 tekst X, platen 49 en 50 en noot 12, p.125. (17) Munnig Schmidt, E., 1997, Hoffwerk, Een verdwenen buitenplaats, Jb. Niftarlake, p.38 en noot 12, p.115 en116. (18) Zie noot 12, p 119. (19) Munnig Schmidt, E., 2015, Hunt(h)um - Sluisnae, Jb. Niftarlake, p.22. (20) Munnig Schmidt, E., 2005, Jacob Storck (1641-’93) kunstschilder en de Vecht, Jb. Niftarlake, p. 23. (21) Pijzel-Dommisse, H.H., 1978, 18e eeuwse 10 Archeologica Naerdincklant inventaris van een verdwenen buitenplaats Ouderhoek, Jb. Niftarlake, p.23. (22) Munnig Schmidt, E., 2012, De buitenplaats Beereveld en Serrurier, Jb. Niftarlake, p. 32. (23) Jonker-Duynstee, J. en E. Munnig Schmidt, 2015, Ruygenhof en de geschiedenis van de fruitschuur, Jb. Niftarlake, p. 57. (24) Munnig Schmidt, E., 1993, Een onbekend schilderij van kasteel Croonenburgh te Loenen, Jb. Niftarlake, p.60 en Munnig Schmidt, E., 1995, Kasteel Croonenburgh een poging tot visualisering, Jb. Niftarlake, p.21. (25) Munnig Schmidt, E., Een buiten te Loenen aan de vergetelheid ontrukt. Het groeyen en bloeyen van Driehoven, Jb. Niftarlake, p. 66. (26) Munnig Schmidt, E., 2007, De buitenplaats Roserust te Loenen, Jb. Niftarlake, p.43. (27) Mooy, W. en W. van Schaik, 2012, Rijzicht: van buitenplaats tot volkshuisvesting, Vechtkroniek 37, p. 20. (28) Schoonderwoerd, N., 2016, Jacob de Wit en Huys te Loenen, Jb. Niftarlake, p. 67. (29) Zie noot 3, p.158. (30) Zie noot 3, p.138 en E. Munnig Schmidt, 2004, De schilder Jan Adam Kruseman (1804-’61) en Nieuwerhoek te Loenen, Jb. Niftarlake, p.39 en speciaal p.42. (31) Zie noot 3, p.152. (32) Zie noot 2, p.135. (33) Munnig Schmidt, E., en J.Boerstra, 1990, De Heerenhofste de Breeëvecht te Vreeland, Jb. Niftarlake, p. 55. (34) Boerstra, J. en E. Munnig Schmidt, 1990, Welgelegen, een vermakelijke buitenplaats te Vreeland, Jb. Niftarlake, p. 24. (35) Boerstra, J. en E. Munnig Schmidt, 1989, Verdwenen buitenplaatsen in Vreeland, Jb. Niftarlake, p.23. (36) Grobbe, F.H., 1996, Petersburg een verdwenen buitenplaats, Werinon, Nederhorst den Berg en R. Kistemaker et al, 1996, Peter de Grote en Holland, Thoth Bussum, p.234, 235 en noot 1, platen 77 t/m 88. (37) Munnig Schmidt, E., 2017, De hofstede Oost en Vegt, Jb. Niftarlake, p… en F.W. Scholten, Een kaart van de Hollandse Waterlinie van Pieter Adriaansz Ketelaar, Holland 11, p.123128, voorts Arcadis verkenning: Oude Hollandse Waterlinie, provincie Utrecht opdrachtgever, januari 2015, www.arcadis.nl, Arcadis, POB 4205, 3006AE Rotterdam. (38) Zie noot 1, platen 89, 90 en 92. (39) Damme, E.N.G. van, 2000, Voortdijk, een buitenplaatsje in Nederhorst den Berg uit de late gouden eeuw, Jb. Niftarlake, p.40. (40) Damme, E.N.G. van, 1992, Het buitenplaatsje Damvecht aan de Hinderdam en zijn bewoners, Jb. Niftarlake, p. 22. (41) Damme, E.N.G. van, 1996, De buitenplaats Vecht en Bergzigt alias Klemansplaats, Jb. Niftarlake, p.21. (42) Donkersloot-de Vrij, M., 1985, De Vechtstreek, Heureka Weesp, p.98-99. (43) Zie noot 42 p. 118-119 en noot 47 p.78. (44) Zie noot 42 p. 100-101. (45) Zie noot 1, kaartje en noot 3 p.14. (46) Rademaker, A.,1730, Hollands Arcadia, L. Schenk Amsterdam, plaat 92 en E. Munnig 2017-2 Schmidt, 1997, Lindenhoff en Donkervliet opnieuw bezocht, Jb. Niftarlake, p. 22 en E. Munnig Schmidt, 2007, Ruyteveldt, Donkervliet en Slootwijk, Jb. Niftarlake, p. 72. (47) Slebos, D.L.H., 2006, Kerkkroon, ’t Veldhoen, Wiessenburg en Den Haring, Jb. Niftarlake, p. 59. (48) Slebos, D.L.H., 2005, De Amsterdamse tak van het geslacht Valckenier en hun sporen in Baambrugge, Jb. Niftarlake, p. 51. (49) Slebos, D.L.H., 2003, Meer Baambrugse buitenplaatsen, Jb.Niftarlake, p.66. (50) Slebos, D.L.H., 2001, Dortmont-Zorgvrij, RustenburgOverdorp, Poelesteyn-Oud Rustenburg, Jb. Niftarlake, p. 53. (51) Slebos, D.L.H., 2008, Bergvliet en Oldenhof, verdwenen buitens te Abcoude Baambrugge, Jb. Niftarlake, p.39. (52) Slebos, D.L.H., 1998, Drie verdwenen buitenplaatsen aan de Angstel te Baambrugge, Jb. Niftarlake, p.49. (53) Slebos, D.L.H., 2002, Een Amsterdams geslacht en vijf Abcouse buitenplaatsen, Jb. Niftarlake, p. 85, speciaal p.101 e.v. (54) Slebos, D.L.H., 2004, Hoolendrecht, Jb. Niftarlake, p. 84. (55) Zie noot 54, Westrust, p. 115. (56) Zie noot 46, plaat 67. (57) Zie noot 46, plaat 66 en noot 50, p.70. (58) Carasso-Kok, M. redactie, 1998, Het Gein, uitgave Eureka Weesp, p.86 en 101. (59) De Clercq, D. Meest nog niet gepubliceerde gegevens door hem verzameld voor zijn bijdragen aan Het Gein Levensloop van een rivier. Zie noot 58. (60) Zie noot 1, platen 94 en 95 en P.M. Fischer, bezorgd door E. Munnig Schmidt, 2005, Ignatius en Jan van Logteren, p. 123, plaat 113. 2017-2 Archeologica Naerdincklant Verdwenen buitenplaatsen in ‘s -Graveland en Ankeveen Door Berdine van der Linden In de 16e eeuw werd Amsterdam het middelpunt van de scheepsvaart, als goederenmarkt en als kapitale markt. Amsterdam was gunstig gelegen voor de goede verbindingen via rivieren met andere steden en streken van Duitsland en Frankrijk. Ook door de invoering van een nieuw en succesvol schip, de luit, kregen de Hollanders, Zeeuwen en Friezen een groot deel van de Europese handel in handen. Frankrijk en Spanje werden onveilig voor Hollandse handelaren waardoor andere aanlegplaatsen werden gezocht. Door de goedlopende handel werd de kans op inlatie door de opeenhoping van kapitaal steeds groter. Om dit te voorkomen, werd geld behalve in schepen en industrieën, ook in vergroting en verfraaiing van de stad besteed, en in ontginningsprojecten zoals in ’s-Graveland. Hierdoor ontstonden vruchtbare gronden, maar ook kwam zand beschikbaar voor het verbeteren van de slechte bodem in Amsterdam om zo de groei van de stad mogelijk te maken. 11 Deze kavels werden verloot onder zes Hoofd Ingelanden, die de gemeenschap zou opmaken en bepalen. Uit de verdeling zouden op den duur vijf grote buitenplaatsen ontstaan. Van noord naar zuid: Schaep en Burgh, Boekestein, Spanderswoud, Hilverbeek en Gooilust. De andere buitenplaatsen liggen op kleinere stukken, soms gedeelten van oudere landgoederen zoals Swanenburgh of zelfs op nieuw ontgonnen gebied zoals Jagtlust. ´s-Graveland groeide uit tot zomerverblijf voor veel Amsterdammers (1). De stichting van ‘s -Graveland Bij octrooi der Staten van Holland d.d. 15 maart 1625 (en herzien op 8 oktober 1626) kregen mr. Jan Ingel c.s. de noodzakelijke toestemming om het gebied tussen Kortenhoef, Ankeveen en Hilversum te ontginnen. De Gooiers en Hilversummers die zich deze grond toegeëigend hadden, verzetten zich tegen de nieuwkomers en de rente die ze moesten gaan betalen. In 1634 kwam de rente te vervallen en het gedeelte ten zuiden van ‘s -Graveland ging terug naar het Gooi. In datzelfde jaar begon de verkaveling van de nu ontstane polder. Iedere kavel, op een paar na, was 20 morgen groot (één Gooise morgen is 0,98 hectare) met in totaal 27 kavels (zie tabel 1 en afbeelding 1). Kavels 1634 Eigenaar 1634 Latere buitenplaatsen 1, 2, en de helft van 3 C. Davelaer Swaenenburgh en ’sGravenhoek 4, 5, en de helft van 3 A.M. Burgh Schaep en Burgh 6, 7 en de helft van 8 B. Schaeck Boekesteyn tot en met Sperwershof 9, 10 en de helft van 8 A. Bicker Spanderswoud 11, 12 en de helft van 13 R. Pauw Wolfsbergen 14, 15, 16, 17, en de helft van 13 A. Oetgens van Waveren Hilverbeek, Spiegelrust, Land en Bosch, Jagtlust 18 en 19 A.M. Burgh Schoonoord en Groenlust 20 en 21 A. Bicker Trompenburg en deels Gooilust 22 en 23 P.C. Hooft en G. v. Reede Gooilust en deels Bousigt 24 en 25 C. Davelaar Bousigt en Beeresteyn 26 en 27 R. Pauw Nieuwerhoek, Veld en Akker Tabel 1: een overzicht van de oorspronkelijke kavels, de uitgelote eigenaren en latere buitenplaatsen (Tromp & Six 1975:22) Afbeelding 1: ’s-Graveland in 1636, door C. Danckersen de Rij (Tromp & Six 1975:20). Hieronder een beschrijving van de buitenplaatsen in ‘s-Graveland en Ankeveen die in de loop der eeuwen zijn verdwenen. ‘s -Graveland ’s-Gravenhoek en Swaenenburch De kleine buitenplaatsen ’s-Gravenhoek en Swaenenburch werden gebouwd op de oorspronkelijke kavels 1, 2 en de helft van 3, uitgeloot aan C. Davelaar. Na zijn dood in 1641 werd de grond, met daarop een schuur gebouwd, verkocht aan de Amsterdamse lakenkoper Maerten Codde (1580-1650). Binnen een jaar moest een huis worden gebouwd. Dit huis werd gebouwd op het meest oostelijke deel van de grond. In 1678, als het huis in eigendom is van de vier kleinkinderen van Codde, wordt een melding gemaakt van landerijen, 12 Archeologica Naerdincklant 2017-2 Benedictus Schaeck het huis Sperwen- of Sperwershof, dat vernoemd werd naar zijn zwager Adriaen Dirksz Sperwer. In de 18e eeuw werd het huis gebruikt als zomerverblijf van Jan Bernd Bicker (1733-1774) en Catharina Boreel. In 1880 wordt het geheel afgebroken en een nieuw huis gebouwd. In 1947 werd dit huis vervolgens weer afgebroken en zijn twee nieuwe huizen gebouwd van een aangepaste architectuur (3). Afbeelding 3: Sperwershof voor 1880 (Tromp & Six 1975: 85). Afbeelding 2: ’s-Graveland in 1750 uit de Teegewoordige Staat (Tromp & Six 1975: 47). met huis, boomgaard en plantage. In 1775 wordt het geheel als Codde’s plaets vermeld en pas in 1790 wordt de naam ’s-Gravenhoek voor het eerst gebruikt, met Gerard van Blijenburgh als eigenaar. In 1818, als het geheel eigendom is van Izaak Hodshon (1772-1855), wordt het goed geveild in twee percelen: het eerste met Schaep en Burgh (tegenwoordig hoofdkantoor Natuurmonumenten) en het tweede bevatte ‘s -Gravenhoek en Swaenenburch. Het huis ’s-Gravenhoek zal niet lang daarna afgebroken zijn. Ten westen van ’s-Gravenhoek ligt het laat 19e -eeuwse huis Swaenenburch, dat al voor 1711 als de plaats van Swaen wordt genoemd, vermoedelijk na Jan de Zwaen (1610-1678) die hier als ingeland en schepen in 1677 en 1678 genoemd wordt. De plaats wordt beschreven als “met deszelfs Heerehuysingen, boerenwoningen, stallingen, koetshuis, bepootingen en beplantingen” . Na aankoop door Hodshon in 1805 wordt ook dit huis met toebehoren afgebroken, net zoals ’s-Gravenhoek. In 1877 komt het echtpaar Jonkvrouw Agnes Henriette van Loon en L.M. Beels. Het echtpaar liet kort daarna door Dr. P.J.H. Cuypers een nieuw huis bouwen, dat er nu nog staat (2). Sperwershof Ten zuiden van de buitenplaats Boekesteyn lag op dezelfde oorspronkelijke kavels van ingeland Afbeelding 4: Sperwershof na 1880 tot de afbraak (Tromp & Six 1975: 86). Spanderswoud, Noord en Zuid Wolfsbergen, Villa Nova-Westerveld Het landgoed Spanderswoud heeft een groot, sierlijk gesmeed toegangshek. Het nog bestaande landhuis en bijgebouwen liggen dieper in het bos aan het einde van de ook nog bestaande oprijlaan. Het terrein werd in 1634 oorspronkelijk uitgeloot aan Heer Andries Bicker. In 1843 werd het terrein bij een veiling onder andere uitgebreid met gedeelten van Noord en Zuid Wolfsbergen, het oostelijker gelegen Naarderveldt en de achterbossen, nu bekend als het Spanderswoud. De twee buitenplaatsen Noord Wolfsbergen en Zuid Wolfsbergen bestaan allang niet meer. Het enige wat nu nog rest van het geheel is het huis Westerveld dat tot 2002 als gemeentehuis heeft gediend. De kavels werden uitgeloot aan ingeland de heer R. Pauw. In eerste instantie werden geen buitenplaatsen gebouwd 2017-2 Archeologica Naerdincklant 13 maar wel twee boerderijen die later als buitenplaats zouden uitgroeien. De huizen lagen halverwege de kavels. Noord Wolfsbergen is later uitgebreid met woonverblijven, bijgebouwen, een moestuin en een boomgaard, gerealiseerd door onder andere de families Fabricius en Alewijn. Zuid Wolfsbergen kende ook meerdere eigenaren: het echtpaar van Thye-Lestevenon, de heer en mevrouw Sautijn-Reael en Willem Straalman. In 1818 werden de twee Wolfsbergen-buitens opgekocht door Dirk Hoogbruin. Hij maakte er een logement van en een woning voor zijn familie. Verder liet hij aan de dorpskant ‘Villa Nova’ bouwen, dat veel later ‘Westerveld’ zou worden genoemd. In 1843 werd het geheel geveild, aan Hendrick Backer van Spanderswoud en Hendrick Six van Hilverbeek. Het jaar daarop werd Zuid Wolfsbergen gesloopt (4). Spiegelrust, Heilust, Land en Bosch, Stadwijk Aan de zuidkant van de Leeuwenlaan, schuin tegenover Hilverbeek, stond aan het begin van de vorige eeuw de buitenplaats Spiegelrust. Het huis werd gebouwd door Anthony Oetgens van Waveren. De naam van het huis is ontleend aan de naam van zijn vrouw, Annetje Jansdochter Spiegel. Na veel wisselingen van eigenaar, bestond de buitenplaats in 1806 uit een dubbel herenhuis van twee etages met een aangrenzende boerenwoning. In 1808 liet de toenmalige eigenaar, Hendrik Muijlman, het huis afbreken, waarmee de grond vervolgens overging naar Afbeelding 5: een schets van Spiegelrust, rond 1800, door L.J. van Winter (Tromp & Six 1975: 102) diverse andere eigenaren en uiteindelijk in 1862 naar de familie Six. Het terrein behoorde vanaf die tijd tot Hilverbeek. Op het gebied direct ten zuiden van de Leeuwenlaan ontstonden nog andere buitenplaatsen. Heilust, naast Jagtlust, werd in 1771 beschreven als een hofstede met stallingen, koetshuis, tuinmanswoning en schuytenhuis. Vanaf 1820 hoort dit buiten bij Jagtlust. In dat jaar is door Teunis Helmich Bakker op een perceel weiland van Heilust de nog bestaande theekoepel van Jagtlust gebouwd. Naast Heilust ligt Land en Boschzicht, waarvan de oude vor- Afbeelding 6: Heilust (Tromp & Six 1975: 110). men niet meer terug te vinden zijn. De naam duidt op de overgang van de woeste grond (bos) naar het ontgonnen gedeelte (land) en wordt voor het eerst in 1782 gebruikt. Lodewijk Hovy is op dat moment de eigenaar en liet waarschijnlijk het huis, een zogenoemde hofstede, bouwen. Verder had de buitenplaats een koepel, moestuinen, rijke boomgaarden, bossen, vijvers, wei- en hooilanden en een boerderij. Rond 1900 liet de volgende eigenaar, heer Boot, het grootste gedeelte afbreken, waarna het huis de huidige, grote vorm kreeg. Het huis is nu Afbeelding 7: Land en Bosch, 1900. Het karakteristieke type van de kleinere ’s-Gravelandse buitens uit de 19e eeuw (Tromp & Six 1975: 103). eigendom van Natuurmonumenten. Stadwijk stond pal op de hoek bij de Smidsbrug en leek op het huis van Hilverbeek. Het gebouw dat op dezelfde plaats staat heeft dezelfde naam maar is van een latere datum. In 1672 had Jac. de Petersen een hofstede op deze plek. Begin 19e eeuw was het gebouw gebruikt als jongenskostschool, daarna als bakkerij en in 1899 werd het afgebroken (5). 14 Archeologica Naerdincklant 2017-2 kavel 18 (west) verhoogd met een verdieping en werden enkele bijgebouwen afgebroken (7). Afbeelding 8: Stadwijk rond 1880 (Tromp & Six 1975: 106). Groenlust en Schoonoord Deze twee buitenplaatsen lagen op de oorspronkelijke kavels 18 (Schoonoord) en 19 (Groenlust), die werden uitgeloot aan ingeland A.M. Burgh. In 1657 stond op kavel 19 al een hofstede, met als eigenaar Daniël van Hogendorp, heer van Moerkapelle en de Wilde Venen. In 1755 werd het huis door de toenmalige eigenaar Jan du Bois verfraaid tot een herenhuis, en werd ‘Rondom Welgevallen’ genoemd. Tot 1767 vormde kavel 19 een eenheid met kavel 18. In 1767 werden de kavels gescheiden en kavel 19 werd verkocht aan François Noël. Tussen 1768 en 1786 werd de naam ‘Groenlust’ in gebruik genomen, voor het herenhuis. Tijdens de Pruisische inval in 1787 werd het huis geplunderd en rond 1887 was het huis al verwaarloosd en niet meer in gebruik. Groenlust staat alleen op de kaart van 1811 vermeld. Een oost-west lopende laan zichtbaar op de kaart van 1709, waarschijnlijk behorend tot de hofstede uit 1657, komt overeen met de bomenlaan aangegeven op de kaart uit 1830. Deze bomenlaan is nog intact (6). Toen in 1761 de Amsterdamse makelaar Jan Schoonhoven kavel 18 en 19 kocht, stond er op kavel 18 geen woonhuis. Deze kavel werd pas in de 19e eeuw bebouwd met een (heren)huis, waarschijnlijk omdat het lange tijd een eenheid vormde met kavel 19. Deze makelaar had ook een perceel tegenover kavel 18, tussen de ’s-Gravelandse vaart en Voorweg (nu Zuidereinde) met een herenhuis erop. Dit huis werd in 1773 verkocht aan de Amsterdamse koopman Joan Hodshon, die een nieuwe, grotere tuinmanswoning aan het herenhuis liet aanbouwen. Bij de verkoop werd voor het eerst de naam ‘Schoonoord’ genoemd. In 1785 kocht Joan Hodshon ook kavel 18 (oost) met bosland erop. Op kavel 18 (west) stonden bijgebouwen. In 1846 werd de buitenplaats in drie delen verkocht. De toenmalige eigenaar van kavel 18 (west), de ‘s-Gravelandse bakker Anthony van de Koppel, liet rond 1850 aan de noordzijde van het bestaande tuinmanshuis een nieuw huis aanbouwen. Dit huis werd in 1878 genoemd als hofstede Schoonoord. In 1870 koopt Van de Koppel ook huis ‘Schoonoord’ ten westen van het Zuidereinde. Kavel 18 (oost) blijft tot op heden wandelbos. In 1916 en 1917 werd het huis op Afbeelding 9: ingang Schoonoord, 2006 (http:// www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-schoonoord.html, foto Albert Speelman). Bousigt en Beeresteyn Bij de loting van de kavels in 1634 kregen Pieter Cornelisz. Hooft en Godert van Reede samen de kavels 22 en 23 toegewezen. P.C. Hooft verkocht zijn aandeel in kavel 23 al voor 1636 door aan Godert van Reede. In 1657 stond op kavel 23 een boerderij, die door de eigenaar Andries Hellerius verhuurd werd. Het herenhuis dateert van eind 17e / begin 18e eeuw. In 1701 erfde Aletta van Dorssen, de vrouw van de Amsterdamse wijnhandelaar Jan Hagen, de hofstede van haar vader. Rond 1750 werd de hofstede ‘Bousigt’ genoemd. In 1786 kocht de eigenaar van Gooilust, mr. Gerrit Corver Hooft, de Afbeelding 10: Bousigt voor de afbraak (http://hki.collectiebank.nl/beeldbank). hofstede en zo behoorde vanaf die tijd Bousigt tot het landgoed Gooilust. Eind 19e eeuw werd het herenhuis gesloopt. Op de fundamen-ten van de hofstede werd een boerderij ‘Bousigt’ gebouwd, veel later bewoond door de familie Pelsma (8). Van de buitenplaats Beeresteyn op de oorspronkelijke kavels 2017-2 Archeologica Naerdincklant 15 24 en 25, uitgeloot aan ingeland C. Davelaer, is weinig bekend. Op kavel 24 had Claes Claesz. Listingh in 1692 een “speelhuijs annex een bouhuijs” staan. Deze hofstede met aangebouwde boerderij, aan de voorkant versierd door pilasters en een mooie ingangspartij, werd naderhand ‘Berestein’ genoemd. Ook stond in 1682 op dit terrein waarschijnlijk al een zeshoekig tuinhuisje, te zien op de kaart van 1709. In 1846 en 1847 lieten de timmerlieden Wouter van Dompselaar en Nicolaas de Wilde de gebouwen slopen. Het terrein is nu in beheer van Natuurmonumenten (9). Nieuwerhoek en Veld en Akker De kavels waarop deze twee buitenplaatsen gesticht werden, kavels 26 en 27, werden oorspronkelijk uitgeloot aan ingeland R. Pauw, die er een huis op liet bouwen. Op de kaart van 1709 is de buitenplaats Veld en Akker zichtbaar op kavel 26, direct ten noorden van de Beresteinseweg. Rond 1720 wordt het geheel verkocht aan juffrouw Hooft en in de jaren dertig van de 18e eeuw wordt Jacob Roeters als eigenaar genoemd. Op de kaart van 1750 zijn de buitens nog zichtbaar maar op kaarten van latere datum dan 1850 komen ze al niet meer voor. Op een strook van kavel 26 werd ook de Gooise- of Hilversumsevaart en de latere Beresteinseweg aangelegd. Kavel 27 werd niet bebouwd en werd waarschijnlijk alleen voor agrarische doeleinden gebruikt (10). Ankeveen Huis Ankeveen Het huis stond op de plek waar in 1927 de rooms katholieke St Martinus kerk van Ankeveen werd gebouwd (Stichts End 23). Het is niet precies bekend wanneer de buitenplaats – in eerste instantie als zomerverblijfplaats – is aangelegd. Joan de Wale (1620-1691) kan als vermoedelijke opdrachtgever voor de bouw van het ‘zomerhuis’ worden gezien. Joan trouwde in juli 1647 met Geertruyda Schaeck, de dochter van Benedictus Schaeck, Heer van Ankeveen en Elizabeth Dircksdr. Sperwer. Het gezin, met zes kinderen, woonde in Amsterdam en in de zomers in het ‘Huis te Ankeveen’. Het Huis te Ankeveen is vermoedelijk tussen 1661 en 1665 gebouwd, na het overlijden van Benedictus Schaeck. Joan de Wale kreeg in 1661 de rol van Heer van Ankeveen. Pas bij het overlijden van zijn schoonmoeder in 1669, kreeg hij oficieel de titel Heer van Ankeveen. In 1714 wordt dochter Maria Elisabeth de Wale eigenaar van ’Het Huys te Ankeveen’ en krijgt de titel Vrouw van Ankeveen. Haar tuin veranderde ze in een lusthof met onder andere tientallen beelden, honderden sinaasappelboompjes in bakken en potten, olijf-, granaat- en laurierbomen. In de tuin stonden ook een groot aantal broeikassen, enkele vijverpartijen, zitbanken, zonnewijzers, een oranjerie en een menagerie. Op 17 oktober 1755 vraagt toenmalige eigenaar Godefridus Cromhout toestemming aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht om ‘Het Huys te Anckeveen’ te mogen afbreken. Het geheel wordt ter veiling aangeboden, waarna de koper het huis snel laat slopen. Over de barokke aanleg van de tuin is helaas Afbeelding 11: Het Huis te Ankeveen, 1740, tekening door Jan de Beijer, 1749 (Rijksstudio 2013). nog weinig bekend. Er bestaat geen plattegrond en de ontwerper is onbekend. Uit diverse beschrijvingen blijkt dat het om een indrukwekkende buitenplaats gaat. Een citaat uit een advertentie van 25 juni 1755 in de Leydse Courant voor verkoop van de buitenplaats luidt: ”moderne Heeren Huyzinge en superbe Vleugels, de eene tot Stallinge voor 17 Paarden, ruim Koetshuys en spatieus Orangehuys, en Knegts Kamer, en de andere tot een Boekekamer, en verder schoone Kamers, een Tuinmans Wooning”. Tijdens diverse (archeologische) onderzoeken, op en rondom het terrein van het huis, zijn twee gespjes, de resten van het toegangshek van ‘Het Huys’, resten van zinken goten, een musket kogel, een stuk van een tinnen lepel, stukjes aardewerk, een pijpenkop, enkele pijpensteeltjes en veel gehalveerde glaskralen aangetroffen. De glaskralen werden hoofdzakelijk ten behoeve van de ruilhandel in opdracht van de Afbeelding 12: brokken gebroken glaskralen en samengestelde diverse steensoorten vermengd met witte en blauwe gebroken glaskralen, collectie R. de Haan, Hilversum (https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_het_ Huis_te_Ankeveen). Indische compagnieën vervaardigd door de Amsterdamse Glasfabriek. Ze werden ook gebruikt als tuinversiering (11). 16 Archeologica Naerdincklant Auteursinformatie Ir. Berdine van der Linden MSc (1977) is archeoloog, redacteur van Archeologica Naerdincklant en onder meer actief als vrijwilliger jeugdeducatie bij AWN Naerdincklant. Noten (1) Tromp, H. & J. Six, 1975: 11-23. (2) Tromp & Six, 1975: 78-81. (3) Tromp & Six, 1975: 85. (4) Tromp & Six, 1975: 87-94. (5) Tromp & Six, 1975: 101-110; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland. (6) Bureau voor stedenbouw, 1976: 26; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-groenlust.html. (7) http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-schoonoord.html. (8) http://hki.collectiebank.nl/beeldbank/start/archieven9?view =preview&fuid=%27s-GRAVELAND/BUITENPLAATSEN/ NL-KhfHK16463.jpg, http://www.buitenplaatseninnederland. nl/graveland-bouwzicht.html. (9) http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-berestein.html. (10) Bureau voor stedenbouw, 1976: 27; http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland-veldenakker.html; http://www. buitenplaatseninnederland.nl/graveland-nieuwerhoek.html. (11) https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_ het_Huis_te_Ankeveen. Literatuur Bureau voor stedenbouw (1976); “Gemeente s’-Graveland. De buitenplaatsen van ’s-Graveland, studie over de cultuur-historische waarden.” Amersfoort. Mehrtens, U.M., (1985); “ ’S-Graveland en zijn buitenplaatsen”, Rijksdienst voor Monumentenzorg, Zeist. Wielinga, J.M.M., (1986); “Huize Westerveld in ’s-Graveland. Van landhuis tot gemeentehuis”. Nederlandse Kastelen Stichting, Zutphen. Tromp, H. & J. Six (1975); “De buitenplaatsen van ’s-Graveland. Een verkenning.” Zeist. http://www.buitenplaatseninnederland.nl/graveland https://www.academia.edu/3079921/_2013_De_tuin_van_het_ Huis_te_Ankeveen 2017-2 2017-2 Archeologica Naerdincklant Verdwenen kastelen in Gooi en Vechtstreek Door Anton Cruysheer In het werkgebied van AWN Naerdincklant (tussen Eem en Vechtstreek) hebben de nodige middeleeuwse kastelen gestaan. In dit artikel wordt eerst geschetst wat we onder een kasteel verstaan en vervolgens kort stilgestaan bij de nog bestaande kastelen en vervolgens de verdwenen kastelen. Wat is een kasteel? Bij de woorden ‘kasteel’, ‘slot’ of ‘burcht’ kan iedereen zich wel een beeld maken. Maar wat wordt er precies onder verstaan? In de publicatie ‘1000 jaar kastelen in Nederland’ beschrijft H.L. Janssen het als volgt: “Het kasteel is meestal de versterkte residentie van een heer, vaak iemand van adel; het verschijnsel is onverbrekelijk verbonden met de feodale maatschappijvorm, zoals die in de middeleeuwen in Europa voorkwam. Als versterking is het een private defensieve structuur, die door een heer en zijn familie met enige dienaren en vazallen wordt bewoond en kan worden verdedigd”. Interessant is dat ook hier het de uitzondering is die de regel bevestigt. In het interessante grensgebied tussen het bisdom Utrecht en het graafschap Holland zien we namelijk enkele versterkingen in de Vechtstreek opduiken met een duidelijke militaire verdedigings- en controlefunctie – op de Vecht en daarmee op de handel te Utrecht. Interessant is ook dat we tegelijkertijd enkele kastelen in regio Gooi en Vechtstreek kennen die duidelijk als een onderkomen voor de (lagere) adel fungeerde. Kortom, de (verdwenen) kastelen in deze regio zijn onze aandacht meer dan waard en hopelijk is hierover nog lang niet het laatste woord geschreven. van Diederik Johan baron van Stepraedt en in 1766 van Hendrik Willem van Hoorn. Deze wilde het geheel afbreken, maar hij ging vier jaar later failliet en verkocht het kasteel aan Andries Strick van Linschoten. In de 19e eeuw werd de 13e-eeuwse woontoren geheel ommetseld en van kantelen voorzien. De andere delen van het kasteel dateren uit de 14e/15e eeuw (de vleugels) en de 18e eeuw, toen de bestaande gebouwen werden samengevoegd tot een buitenplaats. Sinds 1791 is het kasteel in het bezit van de familie Martini Buys; de laatste bewoonster is Jkvr. Magdalena Ferdinanda Maria Martini Buys (1909-1997), door huwelijk barones Van Nagell. Zij droeg het kasteel op aandringen van baron Taets van Amerongen in 1985 over aan de Stichting Kasteel Loenersloot. De Commissaris van de Koning van de provincie Utrecht heeft zitting in het stichtingsbestuur. Sinds 2011 beheert de Stichting Utrechts Landschap het kasteelcomplex namens de Stichting Kasteel Loenersloot. In 2012/13 zijn het kasteel en het kasteelpark ingrijpend gerestaureerd en gedeeltelijk voor publiek opengesteld (2). Een opmerkelijke bewoner van het kasteel was de roofridder Splinter van Loenersloot, die het (na diverse plunderingen en gijzelingen) in 1373 zo bont maakte dat de bisschop van Utrecht besloot het kasteel te belegeren. Het kasteel heeft de belegering overleefd en Splinter moest zich overgeven (3). De naam van het kasteel staat in relatie tot zowel de veenrivier die hier lag tussen Vecht en Angstel, als de gelijknamige plaatsnaam. Er zijn aanwijzingen dat in de vroege middeleeuwen te Loenersloot een hof (curtis, bestuurlijk centrum) heeft gestaan (4). En waarschijnlijk heeft hier in de vroege middeleeuwen ook een versterkte hoeve gestaan, als verzamelplaats voor goederen en werd deze plaats gebruikt voor zaken als belastinginning, handel en rechtspraak. Loenersloot lijkt zelfs terug te voeren op de Romeinse tijd, gelet op de vondst van een Romeinse grafsteen van ca. 125 n.Chr., die onder meer staat afgebeeld op de ‘Nieuwe Kaert van Loenen’ van C.C. van Bloemswaerdt uit 1726 en voor het eerst wordt beschreven door Arnoldus Buchelius (1565-1641) (5). Nog bestaande kastelen Laten we eerst een blik werpen op de nog bestaande kastelen (in alfabetische volgorde). Hieronder enkele korte beschrijvingen afkomstig van onder meer de website van de Nederlandse Kastelen Stichting (NKS), waar nodig aangevuld met enkele wetenswaardigheden (1). Niet opgenomen zijn niet-middeleeuwse kastelen zoals Kasteel Groeneveld uit Baarn (ca. 1710) en Drakensteyn / Warners Hofstede uit Lage Vuursche (huidige huis niet ouder dan 1640, onduidelijk of er voorgangers waren). Loenersloot (gemeente Stichtse Vecht) Kasteel Loenersloot is een kasteel en voormalige ridderhofstad in Loenersloot, gelegen aan de westelijke oever van de Angstel. Het kasteel wordt in 1258 voor het eerst genoemd. Het bestond toen waarschijnlijk slechts uit een verdedigingstoren (donjon). Het bleef tot 1435 in de familie Van Loenersloot, toen het werd verkocht aan de familie Van Swieten en in 1516 aan de familie Van Amstel van Mijnden. In 1707 kwam het kasteel in bezit 17 Afbeelding 1: Kasteel Sypesteyn. Gravure van Jan de Beyer uit 1749 (bron: Kasteelmuseum Sypesteyn, nr. 1717, www.sypesteyn.nl). 18 Archeologica Naerdincklant Sypesteyn (Loosdrecht, gemeente Wijdemeren) Het huidige huis Sypesteyn is in de negentiende eeuw gebouwd in opdracht van jonkheer C.H.C.A. van Sypestein op het terrein waar in de middeleeuwen het kasteel Sypesteyn (afbeelding 1) zou hebben gestaan. Het huis is omgeven door een eveneens gereconstrueerde tuin. Op de plek waar nu het Kasteel-Museum Sypesteyn staat, heeft een ouder stenen huis gestaan. De fundamenten van dit huis zijn bewaard gebleven en deze zijn in 1969 onder leiding van prof. J. Renaud opgegegraven. Naar zijn mening dateerden deze fundamenten van na 1500. Dit huis bleek in 1664 slechts een ruïne te zijn. De toenmalige eigenaar, Cornelis Ascanius van Sypesteyn, liet het toen restaureren, maar al in 1673 is het opnieuw verwoest. Eind negentiende eeuw heeft jonkheer Henri van Sypesteyn het kasteelterrein met omliggende terreinen opgekocht. Hij wilde het kasteel en de omringende tuin weer herstellen naar de situatie rond 1600. De toren werd herbouwd, vervolgens de zuidvleugel en daarna het bouwblok aan de westkant. Dit complex werd ingericht als museum voor de grote verzameling zeventiende- en achttiendeeeuws antiek van Van Sypesteyn. De tuin was toen ook grotendeels klaar. Van Sypestein toont zich ook hier een echte verzamelaar: hij plantte er bijzondere bomen en planten, en zette er verschillende historische tuinelementen en smeedijzeren hekwerken in. Door geldproblemen gedwongen, liet Van Sypesteyn in 1924 de bouw van het hoofdgebouw echter stilleggen. Er is later nog wel iets aangebouwd, maar bij zijn dood in 1937 waren de plannen voor kasteel en tuin nog niet volledig gerealiseerd. Ook later is dit niet meer gebeurd. Het huis is ingericht als museum (6). 2017-2 ontvoerd en naar Muiden gebracht. Na een paar dagen gevangenschap besloten zijn ontvoerders dat het niet langer veilig was en namen Floris mee. Toen woedende boeren hem probeerden te bevrijden, werd Floris vermoord. Kort daarna wordt het kasteel na een beleg tot op het maaiveld afgebroken. Rond 1370 verrees op deze plek een nieuwe burcht, die ook al te maken kreeg met oorlog. Door hertog Karel van Gelre werd de burchtheer van Muiden met een smoesje naar buiten gelokt en toen gevangen genomen, zodat deze Gelderse legeraanvoerder Muiden zonder slag of stoot kon innemen. Bekend is Muiden geworden in de zeventiende eeuw, toen de beroemde schrijver P.C. Hooft als kastelein werd aangesteld. Hij verzamelde kunstenaars en geleerden om zich heen en organiseerde culturele bijeenkomsten (de Muiderkring, red.). Na zijn dood verviel het slot en aan het begin van de negentiende eeuw gingen stemmen op om de zaak maar te slopen. Door ingrijpen van koning Willem I werd dat voorkomen, maar het duurde nog decennia voordat een restauratie het kasteel weer functioneel maakte. Het Muiderslot werd ingericht als museum en fungeert regelmatig in ilmopnamen. Tegenwoordig wordt getracht een internationaal publiek te trekken door het kasteel als ‘Amsterdam Castle’ te aficheren (7). Op bovenstaande omschrijving kan worden aangevuld dat het Muiderslot uiteraard ook de handel op vooral de stad Utrecht controleerde en daarmee ook de Utrechtse bisschop. Afbeelding 3: Kasteel Nederhorst. Abraham de Haen (II), 1731. Bron: Rijksstudio. Afbeelding 2: 19e-eeuwse gravure van het Muiderslot van W.J. Hofdijk. Muiderslot (Muiden, gemeente Gooise Meren) Het Muiderslot (afbeelding 2) is een van de best bewaarde middeleeuwse kastelen van Nederland. Het werd omstreeks 1285 gebouwd door graaf Floris V, als een van de burchten om Noord-Holland onder de duim te houden. Tien jaar later werd de graaf Nederhorst (gemeente Wijdemeren) Kasteel Nederhorst (afbeelding 3) is een kasteel in Nederhorst den Berg. Tot de grenswijziging van 1819 lag Nederhorst in het Utrechtse Nedersticht en behoorde vanaf 1536 tot de erkende ridderhofsteden. De oudst bekende vermelding van een kasteel stamt uit de 13e eeuw, maar waarschijnlijk is het kasteel ouder. Aanvankelijk heette het kasteel Horst. De naam ‘Nederhorst’ wordt op verschillende wijzen verklaard. Een eerste verklaring is dat omdat bij Rhenen een kasteel heeft gestaan dat Hogerhorst heette, het kasteel Horst voortaan met Nederhorst werd aangeduid. Een andere verklaring luidt echter dat met de naam ‘Nederhorst’ de iets lager gelegen heuvel wordt aangeduid ten 2017-2 Archeologica Naerdincklant opzichte van ‘De Berg’, waarop de kerk is gebouwd en waaraan de nederzetting is ontstaan. Beide plekken - van kasteel en kerk - liggen op een langgerekt stuifduin , ontstaan gedurende het Weichselien (Cruysheer & Koopman, 2011). Het kasteel lag op een strategische positie, op de grens tussen Holland en Het Sticht. In 1672 werd het door Franse troepen in brand gestoken, en een jaar later werd het verkocht. Het werd vervolgens herbouwd als een vierkant kasteel met op elke hoek een zeskante toren en kreeg in het begin van de 18e eeuw zijn huidige uiterlijk. Rond 1730 werd er een gietijzeren hek omheen gezet. Begin 1960 werd Kasteel Nederhorst gekocht door Jan Jonker. Het werd geheel gerestaureerd en bood onderdak aan de unieke uurwerkenverzameling van Jonker. In 1966 werd ruim de helft van het kasteel verhuurd aan Toonder Studio’s. Op 10 januari 1971 brandde het kasteel geheel uit. De uurwerkenverzameling van Jonker ging hierbij verloren. Mede door de inspanningen van Toonder Studio’s kon de klokkenverzameling in oude glorie worden hersteld. Jonker droeg het uitgebrande kasteel over aan de naar zijn echtgenote genoemde Harmine Woltersstichting. Na restauratie kon het kasteel in 1973 weer worden opengesteld. Toonder Studio’s, dat het werk in enkele noodgebouwen had voortgezet, betrok nu ook de bovenverdiepingen van het kasteel, en realiseerde vervolgens een grote studiohal achter de bijgebouwen. Tot in 2002 bleef het bedrijf, inmiddels toonaangevend in de publicitaire wereld, in kasteel Nederhorst actief (8). Het kasteel is vanwege de huidige bedrijvigheid van enkele ondernemingen niet publiekelijk toegankelijk, maar de tuin is wel opengesteld voor wandelaars. Vermeldenswaardig is de vondst van een vermoedelijk vroegmiddeleeuws zwaard uit de slotgracht van het kasteel en de vondst van (vrij grote) keien die zijn gebruikt voor de fundering en die zijn gevonden tijdens restauratiewerkzaamheden. Verdwenen kastelen Voor de verdwenen kastelen is deels gebruik gemaakt van de website www.kasteleninnederland.nl en www.kasteleninutrecht. eu. Hieronder het overzicht, waar van toepassing aangevuld met wetenswaardigheden. Huis Ter Eem (gemeente Baarn) Het voormalige kasteel Huis Ter Eem ligt aan de noordzijde van de Eem, ten westen van de weg Baarn-Bunschoten in de gemeente Baarn. Het kasteel is vrijwel zeker gesticht in het najaar van 1347 of het begin van 1348 op de rechteroever van de rivier de Eem. Waarschijnlijk had het hoofdgebouw een lengte en breedte van 20 respectievelijk 22 m. Rondom de hoofdburcht lag een enorme aarden wal met daarin twee gemetselde geschutstorens. Nadat kasteel Ter Eem in 1543 zijn militaire functie verloren had voor Karel V, werden in opdracht van hem de aangebrachte wallen verwijderd. Na 1650 raakte het kasteel steeds verder in verval, nieuwe versterkingen, verbouwingen of herstelwerkzaamheden bleven uit, zodat het kasteel in 1706 gesloopt werd. Het kasteel Ter Eem vervulde de functie van belangrijkste bisschoppelijke militaire versterking in het noorden van het Nedersticht. Tussen 1383 en 1393 19 werd de ambtszetel van de maarschalk van Eemland van het kasteel Stoutenburg verplaatst naar Ter Eem, waardoor de bestuurlijke en juridische functie van Ter Eem nog groter werd. Vanaf toen was de kastelein van het kasteel tevens maarschalk van Eemland. De bisschop maakte veelvuldig gebruik van het kasteel, als hij zich per schip of over land naar zijn residentie Vollenhove in het Oversticht begaf. In de tijd van Bisschop Jan van Arkel was Zweder Uterlo (kanunnik van het domkapittel) zijn plaatsvervanger, als de bisschop voor zaken buiten het Bisdom verbleef. Jan van Arkel was vaak in oorlog met de Graaf van Holland over het strategisch zeer belangrijke gebied rond de monding van de Eem. De graaf wilde dit gebied graag in handen hebben, terwijl dit gebied voor de bisschop van belang was voor de beveiliging van de noordgrens van zijn bisdom. Tijdens een tijdelijke wapenstilstand met de graaf is Zweder weer de plaatsvervanger van de bisschop en hij geeft dan opdracht het kasteel Ter Eem te bouwen. Hij doet dit namens de bisschop en schiet de bouwkosten van 3.000 gouden schilden voor. Toen de bisschop weer terugkwam, bleek hij niet bij machte om deze bouwkosten te kunnen terugbetalen en op 2 september 1348 krijgt Zweder daarom als waarborg voor de terugbetaling het kasteel in pand. In 1352 is de bisschop weer kapitaalkrachtig genoeg om zijn schuld af te lossen, maar Zweder Uterlo weigert dan het kasteel te verlaten. Als Zweder en zijn manschappen dan het omliggende platteland terroriseren, schiet de stad Utrecht de bisschop te hulp. Na een beleg weten ze Zweder Uterlo te dwingen tot overgave. In mei 1354 worden er een aantal verdragen gesloten, waarbij de bisschop alle gemaakte kosten zal terugbetalen aan de stad Utrecht. Het kasteel Ter Eem mag nooit verkocht worden en altijd zal een burger uit de stad Utrecht benoemd worden tot kastelein. Het kasteel Ter Eem is vanaf 1354 altijd een bisschoppelijk kasteel gebleven (9). Nog aardig te vermelden hierbij is de vondst van het gehalveerde zegelstempel van Zweder Uterlo te Hollandsche Rading (10). Kerkbrink (gemeente Hilversum) Midden in het centrum van Hilversum staat aan de Kerkbrink de Grote Kerk. Vanwege een brand in 1971 vonden hier opgravingen en restauratiewerkzaamheden plaats, waarna de kerk in 1977 weer in gebruik is genomen. Tijdens deze opgravingen (door de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis en AWN Naerdincklant) werd naast munten, grafzerken en skeletresten een stuk fundament gevonden bestaande uit 13e eeuwse kloostermoppen. Het fundament is op beeld vastgelegd door de fotodienst van de gemeentelijke dienst voor kunstzaken. Naar verluid heeft op deze centrale locatie een kapel of woontoren gestaan, wat door het fundament lijkt te worden bevestigd. Hopelijk leidt toekomstig bronnenonderzoek tot aanvullende inzichten over dit vermoedelijke kasteeltje (11). Huis Ten Bosch (Weesp) De fundamenten van het kasteel Huis Ten Bosch liggen in een weiland naast het fort Uitermeer nabij Weesp. Ook te Maarssen draagt een huis deze naam en het lijkt er sterk op dat beide versterkingen 20 Archeologica Naerdincklant oorspronkelijk tot één bezit behoorden, en van oorsprong door de ministerialenfamilie Van Amstel in leen was verkregen van de bisschop van Utrecht. De locatiekeuze van het kasteel, op de grens van de rivier de Vecht en het destijds dichterbij gelegen Naardermeer, had een strategisch-economische grondslag, vooral ten aanzien van de visvangst en vogeljacht. Vermoedelijke stichter is Egbert van Amstel, maar mogelijk was hier al eerder bewoning. Huis Ten Bosch kent een bewogen geschiedenis met meermaals belegering, verwoesting en wederopbouw (in 1408, 1426, 1514 en 1672). Veel is nog onbekend (bijvoorbeeld qua omliggende bebouwing), zodat een toekomstig verkennend onderzoek door middel van bijvoorbeeld grondradar of weerstandmethode gewenst is. Het kasteel staat in direct verband met de stichting van fort Uitermeer, waarvan de geschiedenis terugvoert tot 1673. De Franse opmars naar Amsterdam werd bij het kasteel Huis Ten Bosch in 1672 gestuit door inundatie (onder water zetten) van het land. De woedende Fransen braken hierop het kasteel af evenals veel andere kastelen en huizen in de Vechtsteek (met uitzondering van kasteel Loenersloot). Het jaar erop werd niet nogmaals het kasteel herbouwd, maar werd op een steenworp afstand het fort Uitermeer gebouwd volgens de laatste militaire inzichten, als onderdeel van een verdedigingslinie. Vandaag de dag herinnert niets meer aan het kasteel, maar hopelijk wordt dit nog eens beter geduid – bijvoorbeeld met behulp van een virtuele 3-D reconstructie en/of gewoon een informatiebord (12). 2017-2 Arnold was een lid van de familie Van Amstel, de eigenaren van het kasteel. Na de moord werd het gerecht Kronenburg door de grafelijkheid van Holland geconisqueerd. Het kasteel werd belegerd, ingenomen en met de grond gelijk gemaakt. De meeste edellieden werden onthoofd. Midden 14e eeuw werd Kronenburg herbouwd en in 1354 beleende graaf Willem V van Holland zijn neef Dirk Claeszoon van den Gheyne met 373 morgen land, gelegen tussen Kronenburg en kasteel Vredelant, en stelde hem aan als rentmeester van Kronenburg. In 1374 veroverden de Utrechtenaren het kasteel alsnog en daarna wisselde het meermaals van eigenaar. In het Rampjaar 1672 werd Kronenburg in opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen versterkt en door 200 soldaten bezet. Door de grote overmacht en gebrek aan munitie moesten zij zich overgeven aan het Franse leger van 1500 man onder aanvoering van de hertog van Luxemburg. Hierna bezetten de Fransen het kasteel en werd het deels ontmanteld. In 1710 werd de ruïne verkocht aan de Leidse patriciër Adriaen Wittert van der Aa, die het kasteel liet verbouwen tot een fraai buitenhuis. Via verkoop kwam het in handen van de familie Moens, de bankier IJsbrand Balde mr. Jacobus Henricus van Reenen, Gerard van den Burgh en tenslotte de heer Dubois. De heer Dubois wilde graag burgemeester van Loenen worden maar de bewoners waren hiertegen. Dubois was zo boos dat hij verhuisde en in 1837 Kronenburg liet slopen. Sindsdien is het weiland waaronder de fundamenten schuil gaan onbebouwd gebleven. Soms, bij langdurige droogte in de zomerperiode, tekenen de fundamenten van het kasteel zich nog af als verdrogingen in het gras (13). Afbeelding 4: Kasteel Kronenburg. Abraham Willaerts, 1639. Bron: Rijksstudio. Kronenburg (Loenen, gemeente Stichtse Vecht) Kasteel Kronenburg (afbeelding 4) stond op de linkeroever van de Vecht, ingesloten door de Rijksstraatweg, Bloklaan, Cronenburgherlaan en de rivier de Vecht. Kronenburg was een Hollands leen als enclave binnen het Sticht Utrecht. Het is vermoedelijk gesticht in de 13de eeuw. Op afbeeldingen uit de 17e eeuw is te zien dat het kasteel een vierkant grondplan had en een door grachten omringd binnenplein. Het binnenplein was aan drie zijden afgesloten door muren met kantelen en aan de westzijde door een woonvleugel. Na de moord op Floris V in 1296 zochten enkele moordenaars, waaronder Gerard van Velsen en Arnold van Benschop, hun toevlucht op Kronenburg. Afbeelding 5: gravure van kasteelruine Mijnden in 1728, door L.P. Serrurier (bron: https://kasteleninnederland.nl). Mijnden (Loenen, gemeente Stichtse Vecht) Het Huis te Mijnden (afbeelding 5) is een voormalig kasteel en ridderhofstad bij Loenen aan de Vecht. Egidius van Amstel lijkt kasteel Mijnden rond 1227 te hebben gesticht. Hij en zijn nakomelingen noemden zich “Van Amstel van Mijnden”. Na de moord op Floris V in 1296 was het verstandiger om de naam Van Amstel (tijdelijk) te laten vallen en noemden ze zich voortaan Van Mijnden. Mogelijk door de vele geschillen tussen de Van Amstels en graaf Floris V werd het kasteel Mijnden een leen van de graaf. Het kasteel Mijnden is daarna altijd een leen 2017-2 Archeologica Naerdincklant van Holland gebleven, wat regelmatig moeilijkheden voor de bisschop van Utrecht opleverde (14). Er is een melding bekend dat Mijnden rond 1525 (grotendeels) zou zijn afgebroken. Dit lijkt samen te vallen met de afbraakdatum van kasteel Vredelant. Mogelijk dat daarom de stenen van Mijnden (evenals die van Vredelant) gebruikt zijn voor de bouw van de dwangburcht Vredenburg. Rond 1860 schijnen de laatste bovengrondse resten van Mijnden te zijn opgeruimd. Van november 1963 tot het voorjaar van 1964 vonden te Mijnden verkennende opgravingen plaats, waarbij resten van het kasteel zijn terug gevonden en ingemeten. Het kasteel heeft een grondplan gehad van 25,5 x 16,5 m. Het kasteel had buitenmuren met een dikte van 1,2 m en binnenmuren met een dikte van 0,6 tot 0,8 m. Daarnaast was er nog een doorgaande binnenmuur met een dikte van ongeveer 1,1 m, die over de gehele lengte van het kasteel doorliep. De grootste ruimte had een afmeting van 11,5 x 7 m. Waarschijnlijk is dit de grote (ridder)zaal geweest, waarin de eigenaar zijn gasten ontving (15). Nog aardig te vermelden is de vondst van een ogenschijnlijk Romeins hoofd, dat is afgebeeld op de ‘Nieuwe Kaert van Loenen’ van C.C. van Bloemswaerdt uit 1726. Hierbij staat dat dit hoofd is gevonden in Mijnden. Uit onderzoek blijkt dat het echter gaat om een haardsteen uit de periode 1550-1575 (16). Muiderslot (Muiden, gemeente Gooise Meren) Het Muiderslot werd gebouwd op een stabiele klei- zandbodem in de monding van de rivier de Vecht. Het kasteel werd om strategische redenen gebouwd op een landtong (‘nes’) tussen de oostelijk en westelijk lopende rivierarmen. De exacte datering van de oudste bouwfase van het Muiderslot is niet precies bekend, maar waarschijnlijk is deze bouwfase onder graaf Floris V (1256-1296) tot stand gekomen. De tweede bouwfase van het (huidige) Muiderslot dateert uit de periode tussen circa 1370 en 1386. In 2005 vond er in het Muiderslot een archeologische begeleiding plaats, bij de aanleg van een leiding op een diepte van circa 2,5 à 3 meter onder het maaiveld en bij het uitgraven en verwijderen van een stookolietank op de binnenplaats van het kasteel. Hierdoor werd het mogelijk om onder meer het bodemproiel te bestuderen, dat de tweevoudige bouwfases van het Muiderslot onderbouwt. Het lijkt erop dat pal na de moord op graaf FlorisV in 1296, het Muiderslot op aangeven van de Utrechtse bisschop Berthout is aangevallen en tot op de fundamenten is afgebroken. De stenen zijn waarschijnlijk gebruikt voor de uitbreiding van kasteel Vredelant. Het heeft daarna enige tijd geduurd voordat, door geldnood van het Sticht, het kasteel Vredelant via verpanding (opnieuw) in handen kwam van het graafschap Holland. Pas rond 1370 werd het nodig gevonden om het Muiderslot weer op te bouwen (17). Ruysdael (Blaricum) De naam van het te Blaricum gelegen kasteeltje Ruysdael (afbeelding 6; ook wel Graft genaamd) is afgeleid van de eerste eigenaar, de Amsterdamse burgemeester Dirck Heymansz Ruysch. Het einde van het kasteeltje ligt voor 1769. De meest beroemde bewoner was Jacob van Ruysdael, geboren in ca. 1625. Deze landschapsschilder schilderde regelmatig in ‘t Gooi 21 Afbeelding 6: Slot Ruysdael. Schilderij (winterlandschap) van Jacob van Ruisdael uit circa 1665. Bron: Rijksstudio. en omgeving. Mogelijk logeerde hij (als inwoner van Haarlem en later Amsterdam) dan bij familie in Naarden. Men meent dat hij ook zijn (veronderstelde) stamslot heeft geschilderd. Twee van zijn schilderijen zouden ‘t Slot Ruysdael kunnen voorstellen (18). In 1986 zijn door vrijwilligers van AWN Naerdincklant opgravingen uitgevoerd naar de fundamenten van het verdwenen kasteel. Hierbij kon het bestaan van het kasteel worden bevestigd en dit heeft geleid tot een uitvoerig opgravingsverslag (18a). Sypesteyn (Loosdrecht, gemeente Wijdemeren) Zoals hierboven beschreven heeft het huidige museumkasteel een voorganger gekend. De oudste registers waarin de lenen van Mijnden zijn ingeschreven, zijn verloren gegaan waardoor we qua geschreven bronnen niet verder kunnen terugkijken dan 1572. In dat jaar wordt gesproken over het goed met boerderij, erf en tuin, terwijl in 1591 wordt gesproken over twee delen die worden gesplitst: een huijsinge en een hofstede (19). Vermeldenswaardig is dat bij de opgravingen van de fundamenten een schatvondst werd gedaan bestaande uit 23 zilveren munten waarvan de oudste dateert uit 1474 en de jongste uit 1521. Uitgaande van alleen deze vondst kunnen we wel stellen dat bewoning in ieder geval terugvoert tot het eerste kwart van de 16e eeuw en vermoedelijk eerder (20). Wat ook niet veel mensen weten, is de bijzondere geschiedenis van de stenen waarmee het huidige kasteeltje is opgebouwd. Deze zijn veelal afkomstig van de afgebroken Utrechtse dwangburcht Vredenburg, die op zijn beurt stenen gebruikte van het in 1529 afgebroken kasteel Vredelant (21). Vredelant (Vreeland, gemeente Stichtse Vecht) De fundamenten van kasteel Vredelant (afbeelding 7) te Vreeland liggen onder het gras van een voormalig voetbalveld ter hoogte van de stoplichten vlakbij de brug van de provinciale weg N201. Het kasteel is als militaire vesting gesticht door de 22 Archeologica Naerdincklant Afbeelding 7: Kasteel Vredelant. Gravure (fantasietekening) uit 1895 van J.J.A. Hilverdink. Utrechtse bisschop Hendrik van Vianden (1249-1267), onder meer als verdediging tegen de opstandige leenheren Van Amstel en de Hollandse graaf. De eerste fase van het kasteel is een kasteeltoren, die gebouwd is tussen 1252-1260. Rond 1260 was het kasteel met haar dubbele omgrachting gereed. De bisschop noemde het kasteel ‘Vredelant’, ter bewaking van de vrede. Met de bouw van het kasteel op deze strategische plek in een grensgebied, halverwege de Vechtstreek aan een bocht in de Vecht, kon hij voorkomen dat er tol werd geheven op deze belangrijke handelsrivier. Ook hield hij hiermee grip op eventueel opstandige Utrechtse handelslieden. In 1265 krijgt de naastgelegen en inmiddels gegroeide nederzetting stadsrechten. Tussen 1296-1299, in de onrustige periode na de moord op graaf Floris V, wordt waarschijnlijk onder bisschop Willem Berthout van Mechelen het kasteel uitgebouwd tot een slot met een vierkant grondplan gelijk aan, en gebouwd met de stenen van, het door bisschop Willem afgebroken Muiderslot. Het meet ongeveer 43 bij 29 meter. Op de hoeken heeft het kasteel nu ronde torens en de oude kasteeltoren wordt in het nieuwe kasteel opgenomen. Tussen 1344 en1347 wordt onder graaf Willem van Holland waarschijnlijk de voorburcht met bijgebouwen neergezet en wordt het kasteel zelf opgeknapt/versterkt. In 1528-1529 tenslotte wordt onder Karel V het dubbel omgrachte kasteel met voorburcht gesloopt en de stenen worden hergebruikt voor de bouw van de dwangburcht Vredenburg te Utrecht. Tussen 1540-1546 wordt het kasteelterrein geëgaliseerd en de grachten worden dichtgegooid. Het kasteel is meermaals belegerd geweest. Beroemd zijn de gebeurtenissen rond 1280. Gijsbrecht van Amstel heeft dan het kasteel in onderpand van de bisschop en heft vanuit het kasteel illegaal tol op de Vecht. De bisschop kan niet tegen Gijsbrecht op en klopt voor hulp aan bij graaf Floris de Vijfde. Na twee weken van belegering van het kasteel geven de Van Amstels zich over en eindigt hun overheersing in de regio. Wetenswaardig is verder dat kasteel Vredelant waarschijnlijk het oudste gebruik van buskruit in Nederland kent. Het kasteel werd in de 14e eeuw uitgerust met vuurgeschut, zoals (hand)kanonnen. In 1995 werd een weerstandsmetingsonderzoek uitgevoerd dat eind 2016 werd herhaald. Goed zichtbaar zijn onder meer de ronde vormen van de hoektorens (22). 2017-2 Groenevelt (Vreeland, gemeente Stichtse Vecht) Tot slot het kasteeltje Groenevelt, dat bestemd was voor de lage(re) adel. Een directe verwijzing naar dit te Vreeland onder een industrieterrein aan de Bergseweg gelegen kasteel gaat terug tot de 14e eeuw. Er was toen een heerschap met de naam Bertholomeus van den Camp. Hij had twee dochters en zij ontvingen op 9 februari 1394 een leen van circa 8,5 hectare land bij Vreeland aan de westzijde van de Vecht en circa 17 hectare land. Deze dames werden grootgrondbezitters en zullen daarbij meerdere boerderijen bezeten hebben. Dochter Aleyde erfde vermoedelijk de versterkte, stenen woontoren. Zij was getrouwd met Johan van der Haer, die de naam van Gronenvelt krijgt na de dood van zijn moeder. Ook wordt hij na haar dood in 1408 beleend met de tweede helft (4,25 hectare) grond aan de westzijde van de Vecht. Johan was (ook) van zijn moeders zijde van goede komaf, want hij was de neef van Philps, heer van Wassenaer, burggraaf van Leiden. In 1409 wordt het leen van zijn ouders aan hem herbevestigd door de heer van Wassenaer. Dit betrof ruim 75 hectare grond plus de hofstede Groenenvelde dat bij ‘t Woudt heeft gelegen in het baljuwschap Delland (Zuid-Holland). Johan kwam dus via zijn moeder aan de naam Groenevelt, dat weer overging op de kasteeltoren in Vreeland. Wanneer precies het kasteeltje Groenevelt werd afgebroken is niet bekend. Misschien werd het in het rampjaar 1672-1673 geplunderd en in brand gestoken, net zoals Huis Ten Bosch? Vijftig jaar later, in 1722, kocht Pieter Lucas van Beek op deze locatie van de erfgenaam Joost Claassen Grevelingh een huis met hooiberg, schuur en een stuk grond van ongeveer 3,5 hectare. Het ‘huis’ noemde hij ‘Beekzicht’ en dat zal toen een boerderij zijn geweest, niet meer een kasteeltoren. Interessant is dat bij de omschrijving van het huis werd genoemd dat hierbij ‘een opkamer en een kelder van de hofstede met tooggewelven’ zat. Zit deze ‘geheime kelder’ van het kasteeltje nu nog intact in de grond? Volgens oud-werknemers zit de grachtvulling nog intact in de grond, er valt dus nog veel te onderzoeken en te ontdekken. Auteursinformatie Drs. Anton Cruysheer (1975) is lid van AWN Naerdincklant en redacteur van Archeologica Naerdincklant. Hij doet onderzoek naar, en publiceert regelmatig over de regionale archeologie en cultuurhistorie. Noten (1) https://www.kastelen.nl. (2) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=438. (3) https://www.utrechtslandschap.nl/geschiedenis-en-bewoners. (4) Buitelaar, De Stichtse ministerialiteit, 131. (5) Kok, 2007, 56. Cruysheer 2007, 41-42. (6) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=721. (7) https://www.kastelen.nl/kasteel.php?id=510. (8) https://nl.wikipedia.org/wiki/Kasteel_Nederhorst. (9) http://www.kasteleninutrecht.eu/Eem.htm. 2017-2 Archeologica Naerdincklant (10) Cruysheer 2006, 17-20. (11) Fokkema-Siccama 1973, 206-209. Cruysheer 2012, 22-23. (12) Cruysheer 2009, 5-8. (13) http://www.kasteleninutrecht.eu/Kronenburg.htm. http:// www.kasteleninnederland.nl/kasteeldetails.php?id=1156. (14) http://kasteleninutrecht.eu/Mijnden.htm. (15) http://kasteleninutrecht.eu/Mijnden.htm. (16) Cruysheer 2007, 41-42. (17) Cruysheer 2006, 46-55. (18) http://gooiland.50plusser.nl/?page=article&warticle_ id=19113#.WUMBcBPyg60. (18a) https://www.academia.edu/30889444/Verslag_opgraving_Huis_Ruysdael_Blaricum_1986. (19) http://www.sypesteyn.nl/verdiep/omgeving-en-geschiedenis/een-stenen-huis-aan-de-sype. (20) Cruysheer 2006, 43-45. (21) http://www.kasteleninnederland.nl/kasteeldetails. php?id=1202. (22) Jonker & Cruysheer 2015, 33-44. Literatuur Cruysheer, A., (2006); Schatvondsten (1): Sypesteyn 1903, Jaarboek 2005 van de Archeologische afdeling Naerdincklant, Weesp. 23 Cruysheer, A., (2006); Het Muiderslot; een archeologische begeleiding en een historische interpretatie, Jaarboek 2005 van de Archeologische afdeling Naerdincklant,Weesp. Cruysheer, A. (2006); Middeleeuwse zegelstempel uit Hollandsche Rading. Jaarboek 2005 van de Archeologische afdeling Naerdincklant,Weesp. Cruysheer, A., (2007); Het Hoofd in Mijnen, Jaarboek 2006 van de Archeologische afdeling Naerdincklant, Weesp. Cruysheer, A., (2009); Kasteel ‘Huis Ten Bosch’ te Weesp (deel 2), Historische Kijk op Weesp, Jrg. 24, nr. 2. Cruysheer, A., & S. Koopman (2011); De berg is een stuifduin. Werinon 2011-78, Historische Kring Nederhorst den Berg. Cruysheer, A., (2012); Muntvondsten uit de Nederlandse Hervormde Kerk te Hilversum, 1973 – schatvondsten alevering 9, Naerdincklant Special, nr. 1. Fokkema-Siccama, A.C., (1973); Opgraving Grote kerk Hilversum, Westerheem. Jonker-Duijnstee, J. en A. Cruysheer (2015); Vreeland, 750 jaar geschiedenis in vogelvlucht. Kok, R.S. (2007); Wat de bodem vertelt over de vroegste bewoningsgeschiedenis van de Vechtstreek en de rol die de amateur-archeoloog daarbij kan spelen. Tijdschrift Historische Kring Breukelen 22-2. Relicten van verdwenen buitenplaatsen Door Kees Beelaerts van Blokland Buitenplaatsen zijn als levende organismen. Ze kennen tijden van voorspoed en groei, maar ook tijden van verval, krimp en zelfs het compleet verdwijnen. Eind 18e eeuw tot in de jaren ‘70 van de 20e eeuw zijn er in de Vechtstreek veel buitenplaatsen gesloopt, wel tot 70 % van het totale aantal. We hebben aan de bekendste sloper, de van oorsprong boekhandelaar Frederik Kaal zelfs een mooi woord overgehouden : Kaalslag. Hetgeen aangeeft wat er gebeurde, en wat er overbleef. We kunnen deze ontwikkelingen niet los van elkaar zien. Met de slechter wordende economie en onrustige politieke situatie gingen veel fortuinen verloren die voor de instandhouding van de buitenplaatsen nodig waren. Tegelijkertijd waren door verbeterde logistieke en hygiënische mogelijkheden de melkveeboerderijen enorm in opkomst. Deze ontwikkelingen werden na de uitvinding van de kunstmest nog verder versterkt. Er was dus veel belangstelling voor grond en het loonde om de bomen voor hout en de takken voor takkenbossen (bakkersovens) te vellen. Dat was de eerste winst, vervolgens werden de huizen zorgvuldig uit elkaar gehaald en de bouwmaterialen van balken, vloerdelen, kozijnen enz. samen met de stenen verkocht: de tweede winst. Als laatste werden de gronden aan veehouders verkocht die daar hun boerderijen op stichtten. Al dan niet op de fundamenten van de buitenplaats zoals Breevecht in Vree- Afbeelding 1: een hardstenen afdekplaat in de berm bij Breevecht, Nigtevechtseweg te Vreeland, ligt hier sinds 1910. land in 1910 (afbeelding 1). Waren deze buitenplaatsen dan helemaal van de aardbodem verdwenen? Nee, zoals bijna alles laten menselijke sporen iets achter voor degene die weet waar hij moet zoeken en een beetje geluk heeft. Als voorbeeld wil ik hier graag de buitenplaats Welgelegen in Vreeland gebruiken. Gelegen in de gemeenten Baambrugge, Vreeland en een klein stukje in Kortenhoef. Als kind hoorde ik al het verhaal “hier was het allemaal bos”. Later hoorde ik dat er in de Dorsserwaardse polder zo’n bijzonder slotenpatroon was “de kronkelige afvoerbeken van het veengebied wat nu de Wijdeblik en Loosdrecht is, waren er nog steeds”. Er stond ook nog een hek op de Bergseweg en dat hoorde vroeger bij een buitenplaats. Een 24 Archeologica Naerdincklant dergelijk hek stond er ook op de Kleizuwe en mijn vader heeft diverse malen tevergeefs geprobeerd om het te kopen. Uiteindelijk is het gesloopt en volgens zeggen in de gedempte sloten gegooid. Toen ik mij eenmaal met historische tuinen bezighield kwam ik tot de ontdekking dat hier een grootse buitenplaats gelegen had. Welke sporen heb ik er nu van gevonden? Allereerst natuurlijk de verkaveling (afbeelding 2). Oorspronkelijk een onregelmatige verkaveling met rechte sloten zoals een kaart van Ketelaar rond 1760 aangeeft, eind 18e eeuw vergraven in een vroege landschapstijl tot kronkelige “beken”, helemaal geen oorspronkelijke afvoerbeken dus! Afbeelding 2: luchtfoto uit 1938 van de Dorsserwaard, 80 jaar nadat de buitenplaats Welgelegen werd gesloopt. De terreinvormen en waterlopen zijn nog duidelijk terug te vinden in de verkaveling. Anno 2017 is hiervan circa de helft verdwenen door schaalvergroting van de landbouwpercelen. Gelukkig zijn de belangrijkste waterlopen hoofdwatergangen en mogen van het waterschap dus niet gedempt worden. Afbeelding 3: marmeren borstbeeld van vermoedelijk Flora, zonder hoofd gevonden achter de varkensstal bij de boerderij die bij Welgelegen hoorde aan de Nigtevechtseweg te Vreeland. 2017-2 Achter het varkenshok Contact met Dhr. Jan Boerstra, die onderzoek deed naar deze buitenplaats, deed mij realiseren wat een voor de Vechtstreek grootse buitenplaats dit geweest is. Dan ga je op zoek naar restanten. Achter het varkenshok van de hofstede, zelf al een 19e -eeuwse opvolger van de oude boerderij die bij Welgelegen hoorde, lag een marmeren, onthoofd borstbeeld van vermoedelijk Flora (afbeelding 3). Op deze boerderij slingerden ook nog andere bouwfragmenten rond, vermoedelijk van de oude hofstede die toch ook alweer 150 jaar geleden was afgebroken. Door mijn werk kon ik op de plaats waar het hoofdhuis geweest was ook naar hartenlust rondgraven, veel leverde dit echter niet op behalve enkele kloostermoppen, porseleinen stukjes Afbeelding 4: opgegraven en verzamelde resten op de plaats waar het hoofdhuis van Welgelegen heeft gestaan geven aan dat hier een buitenplaats gelegen was. Chinees porselein naast gewoon aardewerk. aardewerk en pijpenkopjes (afbeelding 4). Geen spectaculaire vondsten, maar het werd wel duidelijk dat dit niet zomaar een boerderij was. Te verklaren valt dit ontbreken van vondsten wel, omdat er na de afbraak van het hoofdhuis in 1859 er een Noord-Hollandse stolpboerderij gebouwd was. Deze brandde af en werd vervangen door een 20e -eeuwse boerderij. Deze breidde uit met loopstallen en mestkelders en daarmee was door alle graafwerkzaamheden wel zo ongeveer alles verwijderd. Het eerder vermelde hek op de Bergseweg was evenals de bijbehorende dam in ruïneuze staat en moest worden vervangen. De eigenaar had echter zoveel gevoel voor historie dat hij mij opdracht gaf om eerst een inventarisatie te doen. Het bleek dat bij de aanleg van dit hek en de dam in circa 1790 er al een hergebruik van onderdelen was. Zowel het natuursteenwerk als het ijzerwerk hadden een eerder leven gekend op een andere plaats, ze hoorden ook niet eens bij elkaar. Natuursteen was als kozijnonderdorpel en als zuilkolom gebruikt, de hekdelen zijn groter geweest. De zware hardstenen kolommen hebben ook een andere invulling gehad en alleen de vaasvormige bekroning hiervan is altijd zo bedoeld geweest (afbeelding 5). Fundering op elzenhouten palen en hierop vuren planken waarop de stenen anderhalfsteens gemetseld zijn. Deze zijn vermoedelijk wel nieuw geweest, er zijn geen sporen van hergebruik gevonden. 2017-2 Archeologica Naerdincklant 25 jaren ‘60 nog Buxus uitgegraven. Een ander voorbeeld van een relict van een verdwenen buitenplaats is de dam van Wittestein (afbeelding 6,7), ook in Vreeland in de buurt van huis De Nes. Een kleine, zeer bijzondere plek waar nog heel veel te ontdekken valt. Een grachtenpatroon zichtbaar in de grond en Afbeelding 5: het gerestaureerde hek van Welgelegen. Een ander hek van deze buitenplaats is gedemonteerd en op de Slootdijk in Loenersloot terecht gekomen. Ook hier passen de delen niet goed aan elkaar en is dus van tweemaal hergebruik sprake. De palen liggen misschien nog in een dam aan de Kleizuwe. Interessant zou zijn om te weten waar deze onderdelen vandaan kwamen voor ze in de 18e eeuw in Vreeland gebruikt werden. De Nes en Wittestein Een volgend voorbeeld is de naast Welgelegen gelegen buitenplaats De Nes, na een heel leven uiteindelijk verdwenen in de zandzuigers van de irma Ballast. Helemaal? Nee, ook hier zijn van het eiland nog kleine eilandjes overgebleven en op een daarvan kan men nu nog de resten van bebouwing terugvinden. Zowel in het terrein in de vorm van puin als via het AHN (Actueel Hoogtebestand van Nederland, red.) waarop duidelijk contouren zichtbaar zijn. Ontsnapte planten als de knikkende vogelmelk vind je in het ernaast gelegen weiland nog terug. Een inventarisatie van de beplanting op deze eilandjes zou mogelijk nog meer resten kunnen opleveren. Ik heb er in de Afbeelding 6: dam van Wittestein, Nigtevechtseweg te Vreeland. Mooi metselwerk en een hardstenen afdekplaat, duidelijk een buitenplaatsingang. Afbeelding 7: het blok hardsteen in het midden van de dam van Wittestein, waaruit duidelijk blijkt dat hier een belangrijk gebouw was. Te zien is dat er kolommen op gestaan hebben die met lood vastgezet zijn geweest. op AHN-beelden geven al veel aan, maar de beste indicatie dat er meer dan nu aanwezig moet zijn is de gemetselde dam met natuursteenafdekking, waarin duidelijk de sporen van kolommen aanwezig zijn . In tegenstelling tot hekken waar enorm mee gesleept is, zoals het hek van Hunthum dat nu op kasteel Drakestein staat, of het hek en de kolommen van Ouderhoek, die naar de boerderij aan de overkant van de weg verhuisd zijn. De dammen zijn vaak op de plaats gebleven en soms als boereninrit verder gegaan. Zo was er aan de Vreelandseweg in Nigtevecht tot voor kort nog een gemetselde dam van een buitenplaats zichtbaar. Vermoedelijk is deze bedekt door een laag grond toen de sloot gedempt werd. Helaas heb ik nagelaten er een foto van te maken. Hekpalen van natuursteen kregen vaak een tweede leven als afzetpalen en deze zijn dan ook in de Vechtstreek op een aantal plaatsen terug te vinden, soms zonder idee waar ze vandaan komen. Zijn de palen op de 26 2017-2 Archeologica Naerdincklant Eilandseweg in Nederhorst den Berg van de buitenplaats Stilhorn die er vlakbij gelegen heeft? Afbeelding 8: een van de hardstenen palen aan de Eilandseweg in Nederhorst den Berg. Mogelijk een overblijfsel van de buitenplaats Stilhorn. De palen zijn te mooi en verijnd gemaakt om bij een boerderij te hebben gestaan. Verdwaalde sokkels Soms komen er uit een sloot of bij graafwerkzaamheden nog resten van een buitenplaats omhoog. Zo werden bij de aanleg van het Merwedekanaal ter hoogte van de buitenplaats Herteveld in Maarssen twee marmeren borstbeelden gevonden die nu in het Vechtstreek Museum te zien zijn. Bij slootwerkzaamheden in de jaren ‘90 van de vorige eeuw vond Henry Karsemeijer in de buurt van kasteel Nederhorst een complete en gave sokkel (afbeelding 9 en 10). Deze was zelfs gesigneerd door de Amsterdamse beeldhouwer Daniel de Beer, die in 1723 tot het beeldhouwersgilde toetrad. Vermoedelijk dus van het kasteel Nederhorst afkomstig. Nu op Vreedenhorst. Een sokkel die op het terrein van Ouderhoek naar boven kwam bij het planten van een boom is na jaren in een tuin in Breukelen ook op Vreedenhorst terecht gekomen (afbeelding 11). Een ander voorbeeld van een verdwenen buitenplaats is natuurlijk Afbeelding 10: het meesterteken van Daniel de Beer. de beroemde buitenplaats Petersburg. Van deze verdwenen buitenplaats is het mogelijk om de complete plattegrond te reconstrueren aan de hand van de RAF opnamen uit 1944 /1945 en de AHN opnamen. Het ligt er allemaal nog te wachten op een tuinarcheologisch onderzoek. Afbeelding 11: een sokkel afkomstig van Ouderhoek. Auteursinformatie Afbeelding 9: uit de sloot naast de Blijklaan in Nederhorst den Berg gekomen sokkel of hermen, vermoedelijk afkomstig van kasteel Nederhorst. De auteur Jhr. Kees Beelaerts van Blokland is in 1958 geboren op en nog steeds woonachtig op de buitenplaats Vreedenhorst in Vreeland. Hij is van beroep erfgoedhovenier: Beelaerts Historisch Groen en heeft een grote belangstelling voor geschiedenis en archeologie. Met name de verbinding tuinarcheologie en historische tuinen. 2017-2 Archeologica Naerdincklant 27 De Hoorneboeg: het verdwenen Grote Huis Door Geert P. Groote Ten zuiden van Hilversum ligt de Hoorneboegse heide. Als je er vanaf Hilversum overheen wandelt zie je in zuidelijke richting een lage beboste heuvel opdoemen (afbeelding 1). Een groot bos lijkt het wel. Niets is minder waar. Er wordt gewerkt, gewoond en gesproken. Het is een plek waar velen door de eeuwen heen rust, ontspanning en inspiratie zochten en hebben gevonden. Maar het Grote Huis, dat op die heuvel stond, is wel verdwenen. Afbeelding 2: het jachtslot rond 1800 (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). Afbeelding 1: de mysterieuze heuvel op de Hoorneboegse heide (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). Het Jachtslot Reeds in 1795 vroegen soldaten van de Franse ruiterij zich af wat voor een mysterieuze heuvel dat was, zo gaat het verhaal (1). Zij ontdekten er een slot, dat er wel heel erg krijgshaftig uitzag. Stormenderhand wilden zij het eigenlijk veroveren maar toch stuurden ze eerst een trompetter op verkenning uit. Deze ontdekte dat de bezetting bestond uit een hoogbejaarde huisbewaarster! Uit ergernis hebben de Fransen het slot toen maar de bijnaam ‘Hors de Boue’ (buiten de modder) gegeven. Thans verbasterd tot `Hoorneboeg’? Pieter van Loon, oud schepen van Amsterdam, heeft het houten jachtslot rond 1792 laten plaatsen. Eerst had hij een link stuk van de woeste grond daar omheen laten ontginnen en beplanten met bomen. Van Loon zou het slot ‘Hilverroode’ hebben genoemd. Door de jaren heen heeft het oord verschillende namen gekregen. Zo is schijnbaar ook ‘Hoornenboek’ gebruikt. De een denkt daarbij aan een in de vorm van een hoorn gekromde berg, de ander wijst op de “hoekbeuk”, een schuilplaats voor de herders die hun schapenkudden hoedden. Maar er circuleren ook andere namen, zoals Hilderoord, Hilveroord, Hoogenberg, Hoornbok, Hoornseboeg en Hoornboeg. Het jachtslot moet een imposant bouwsel geweest zijn, dat enigszins deed denken aan het Amsterdamse Waaggebouw op de Nieuwmarkt. Het was een typische buitenplaats, een monumentaal gebouw dat een harmonieus geheel vormde met het omliggende parkbos. Daar vertoefden tijdens de zomer de welgestelde stedelingen om de stinkende stad te mijden en om te recreëren met jacht, muziek, poëzie, kunst, planten en bloemen. Een schilderij (afbeelding 2) waarop het jachtslot is afgebeeld , vermoedelijk van de hand van de kunstschilder J. van Ravenswaay, hangt thans in een van de ruimten van het huidige conferentieoord. Reeds in 1812 was het gebouw zo bouwvallig, dat het door de volgende eigenaar Jan Willem Calkoen werd afgebroken. Er werd een nieuw huis gebouwd. Daar zijn helaas geen afbeeldingen van. Toen is ook een park aangelegd met een spiraalachtige padenstructuur dat ook nu nog goed herkenbaar en begaanbaar is (het slakkenhuis wordt het tegenwoordig vaak genoemd). Deze structuur was bedoeld om het landgoed groter te doen lij-ken dan het werkelijk was. De paden leidden de gasten via een omweg naar het huis, dat boven op de heuvel stond. Bovendien moest de top van de heuvel in regenachtige tijden door een met paarden getrokken koets al slingerend benaderd worden. Eén van de bekendste eigenaren was vanaf 1836 M.A. Sinkel, oprichter van de Winkel van Sinkel, het eerste warenhuis van Nederland. Hij noemde het Hilveroord en liet een aantal gebouwen neerzetten, die er nu (zij het verbouwd of vernieuwd) nog steeds staan. Zo ontstonden de boerderij Stalheim met de bijbehorende Schuur, thans beiden rijksmonument. Tevens (ver)bouwde hij een gastenverblijf dat een wat Indische uitstraling heeft, toen nog het Roode Huis genoemd. Later is de gevel gepleisterd en wit geschilderd, en thans is het een gemeentelijk monument. Daar konden gasten logeren en er verbleven diverse personen die bij de exploitatie van de buitenplaats waren betrokken. Het bezit van de eigenaar omvatte toentertijd grote stukken grond tussen de Soestdijkerstraatweg en het Tienhovens kanaal. Het Grote Huis De buitenplaats kwam in 1860 in het bezit van de familie Moormann (2). Zij laten er op den duur een huis bouwen dat thans bekend staat als het Grote Huis (afbeelding 3). Een statig oprijzend pand met een grootse belvedère van waaruit je een schitterend uitzicht had over de Loosdrechtse plassen. Daarna werd er nog een woning op het terrein geplaatst, 28 Archeologica Naerdincklant 2017-2 worden geveild de van ouds bekende, om hare hooge ligging en prachtige bosschen zeer gezochte buitenplaats “Hilveroord”, van ouds genaamd “De Hoorneboeg”, aan de Zuidzijde der gemeente Hilversum, bevattende twee Heerenhuizen en Hofstede, Boerenhuis, zeer ruim Koetshuis, Schuur, Tuinmanswoning, Moestuin, Broeikassen, Broeibakken, Boomgaard, Houtbosschen, opgaand Geboomte en eikenhakhout, beplante wegen en bouwland, ter gezamenlijke grootte van 13 H.A., 24 Are, 28 c,A. De buitenplaats is telefonisch verbonden. ......” et cetera. Afbeelding 3: het Grote Huis (ca.1880 -1986) (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). de zogenaamde Tuinmanswoning, met bijbehorende kas en moestuin. Na een drietal uitbreidingen is het thans een Gemeentelijk monument. Om inanciële redenen is veel grond die buiten de kenmerkende omheining lag geleidelijk aan verkocht. In 1893 was Frederik van Eeden een graag geziene gast op de buitenplaats: “Zondag wandelde ik naar de Hoornboeg. Over akkers en akkersmaalshout. Loosdrecht rechts, voor mij de berg met bosch, midden in de hei. ....” schreef hij op 28 juli 1893 in zijn dagboek. De voorlaatste eigenaar de heer P.A. Pijnappel vestigde zich er in 1906 met zijn zuster op basis van een welluidende advertentie (afbeelding 4): “Wegens ’t overlijden van den Weledelgestr. Heer J. de Koning, Het tweede Heerenhuis ‘het Roode Huis’ herbergde in de tijd van de Pijnappels niet alleen logeergasten maar werd tevens de woning van de bibliothecaresse. Kamergeleerde en kluizenaar Pibo Antonius Pijnappel liet in 1906 een bibliotheek bouwen, die op den duur uitgroeide tot een omvang van 70.000 boeken! Zijn zuster, mejuffrouw Pijnappel, was een sociaal bewogen vrouw. Daarom richtte zij Stalheim en de Schuur in als vakantieverblijf voor kinderen uit arbeiderswijken. Vaste zomergasten werden de meisjes uit het Leidse Volkshuis, die er rond 1913 voor het eerst hun vakantieweken doorbrachten. Van daaruit maakten zij al zingend lange wandelingen door de ongerepte natuur. Er is zelfs een bundel ‘Stalheimliedjes’ uit ontstaan. De liedjes waren voor de straatarme meisjes een ‘stuwende’ kracht om van stadsmeisje tot buitenmens te worden. Ze werden toentertijd gezien als een sprankelende handleiding tot opvoeding in natuurgenot. Een voorbeeld: “In het begin van mei Klopt ons harte blij Dat de trein ons luit en wij Leiden uit Voor een Stalheim week naar buiten gaan. En in ‘t verder jaar, als mij hel en klaar Weer de Hoorneboeg voor ogen staat Hoe de brem er bloeit. En de gouddoorn gloeit En de nachtegaal in de maannacht slaat Uit zich d’erinnering die ik mede droeg: ‘k Heb U lief, o schone Hoorneboeg.” Een andere vaste gast op de Hoorneboeg was Herman Gorter, die in zijn bundel “De dag gaat open als een gouden roos” het uitzicht op de Loosdrechtse plassen en de stilte van de buitenplaats als volgt bezingt: Afbeelding 4: advertentie verkoop in 1906 (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). civiel ingenieur, zal op donderdag 17 mei 1906 in het Hof van Holland te Hilversum des morgens te 11 uur ten overstaan van notaris K.J. Perk ..... etc. “In de verte zag ik blanke wateren, voor me was zacht klateren van ene stem, die ik wel ken, en daar omheen was ‘t al stilte en die hoorde ik nog meer dan ‘t kleine gebeek van woorden in haar zachte gespreek. Alles was stil behalve het stemklateren, daarachter blonken blanke wateren. Ik hoorde kleine woorden gaan in glazen stilte diafaan.” P.A. Pijnappel en zijn zuster hebben vele jaren toch vrij geï- 2017-2 Archeologica Naerdincklant Afbeelding 5: historische kaart anno 1920 (bron: www.watwaswaar.nl). soleerd op De Hoorneboeg geleefd te midden van een kleine groep personeel. De toegangshekken werden daarbij prompt om 22 uur gesloten. Van voor 1940 is weinig opzienbarends te melden, behalve dan dat het landgoed op 9 juni 1907 op het nippertje ontkwam aan een grote bos- en heidebrand. De brand kon bij de afrastering worden gestuit. Tijdens de mobilisatie en de oorlogsjaren 1940 -1945 was het uiteraard minder rustig. Zo werd het net aangelegde sportvliegveldje al snel militair terrein. De Duitsers plaatsten onder andere lampen in de bomen van het landgoed ter beveiliging van de aanvliegroute. Toen de voedingskabels daarvan werden doorgesneden moesten Hilversummers rond het hek van de buitenplaats wachtlopen. Er werd ook een antitankgracht over de heide aangelegd. En zo raakte het oord meer en meer geïsoleerd. Men leefde van de moestuin en kreeg hulp van een bevriende boer. Bezetting van de gebouwen zelf kon nog net worden voorkomen door de Zwitserse nationaliteit van de bibliothecaresse. Nadat haar broer in oktober 1935 was gestorven, vereenzaamde ‘mejuffrouw’ E.A. Pijnappel steeds meer. Onder de invloed van de oorlog, van de door haar bewonderde Albert Schweitzer en door haar liefde voor de Remonstrantse Broederschap besloot zij vlak na de oorlog het landgoed met uitzondering van het Grote Huis en de naaste omgeving, ter beschikking te stellen aan de Remonstrantse Broederschap. Er werden fondsen gevonden om twee slaaphuisjes, elk met veertien eenpersoonsslaapkamers, en een bungalow voor de directeur te bouwen. Op 31 juli 1948 werd de Hoorneboeg met een toespraak van de toen 77-jarige mejuffrouw Pijnappel tijdens een feestelijke bijeenkomst met zo’n zeventig Remonstranten in gebruik genomen. Toen konden de eerste retraites en conferenties gegeven worden. De bezoekers bivakkeerden nog in een ratjetoe aan verzameld keukengerei en meubilair. Iedereen was enthousiast over het samenzijn, de gesprekken en de omgeving. Het primitieve nam je op de koop toe, het was immers gezellig! Zo kort na de oorlog was je ook gewend te improviseren. Een tijd lang liep het goed op de buitenplaats. Om effectief als conferentiecentrum te te functioneren zijn tal van verbouwingen uitgevoerd, slaapzalen werden kamers, toiletten en keukens werden gemoderniseerd. Er werd ook meer personeel aangesteld, zoals een huismeesters-echtpaar, een tuinman, een gastvrouw, keuken- en huishoudpersoneel. Er was een grote groep vrijwilligers die aan de gebouwen en in het parkbos werkten. Veel Remonstranten en een toenemend aantal ‘vrienden’ bezochten de conferenties, 29 de retraites, de vakantieverblijven en de muziekweekenden. In 1972 overleed mejuffrouw Pijnappel. Zij had reeds lang tevoren bepaald dat de Remonstrantse Broederschap na haar dood de gehele Hoorneboeg zou verkrijgen. Het leegstaande Grote Huis bood daarop onderdak aan de ‘Hoorneboeggemeenschap’. Deze groep probeerde via maandelijkse bijeenkomsten naast bezinning het huis zo goed mogelijk te onderhouden. De kinderen speelden dan met de krakkemikkige lift waarin je jezelf met een touw omhoog kon trekken. En denderden vervolgens met grote vaart op een bolderkar de heuvel af richting Utrechtseweg. Intussen werden plannen gesmeed om het gebruik van het gebouw weer van de grond te krijgen. Zo had een van de predikanten het plan er een ontmoetingsplaats tussen Christenen en Joden van te maken. Ook werden de mogelijkheden van een leefgemeenschap of van een bijbelacademie verkend. Wat uiteindelijk bleef was een gemeenschap van rond de 70 personen, die wel en wee deelden en regelmatig onder leiding van een predikant in het Grote Huis bijeen kwamen. Deze gemeenschap werd pas in 2014 opgeheven. Inmiddels bleek dat het inancieel onmogelijk was om dit zeer onderhoudsgevoelige gebouw in stand te houden. De constructie raakte meer en meer in verval. Het was immers een houten skelet bekleed met platen waarop een loodzware houten belvedère rustte (afbeelding 6). Het instortingsgevaar was groot en tenslotte mocht Afbeelding 6: de belvedère anno 1978 (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). 30 Archeologica Naerdincklant niemand meer naar binnen. In 1986 moest tot verdriet van alle betrokkenen worden besloten om het gebouw te slopen. De stiltetuin Op de fundamenten van het Grote Huis werd spoedig daarna een stiltetuin (afbeelding 7) aangelegd, waarbij werd afgesproken dat de tuin zou blijven bestaan tot er iets nieuws zou komen. Velen hebben nu alweer jaren van de sfeer van de tuin genoten wandelend of zittend op een van de Engelse tuinbanken die daar geplaatst werden. Afbeelding 7: de stiltetuin op de plek van het Grote Huis (bron: archief Stichting De Hoorneboeg). De exploitatie van het hele landgoed werd inmiddels een zorgenkind. Enerzijds nam het aantal Remonstranten in Nederland af en werd de ‘doelgroep’ daarmee kleiner. Anderzijds vereiste de aanpak als volwaardig conferentiecentrum een professionaliteit, die niet in huis was. Bovendien bleek de algehele toerusting van het oord achter te gaan lopen op de ontwikkelingen van de moderne conferentiecentra. Met ingang van 1 januari 1999 werden daarom alle gebouwen verhuurd aan en in exploitatie genomen door de YMCA, die in de Bilt reeds de Ernst Sillem Hoeve met succes exploiteerde. De YMCA paste gezien haar levensbeschouwelijke achtergrond wonderwel bij de Remonstrantse benadering. Deze samenwerking is de afgelopen jaren vruchtbaar verlopen. Vele gasten hebben gebruik gemaakt van het oord en dus ook van de stiltetuin. De laatste jaren werden er zelfs rond die plek huwelijken afgesloten en gevierd. Nieuwbouw ter plaatse bleek echter inancieel lastig haalbaar. Culturele Buitenplaats De instandhouding van deze buitenplaats heeft door de eeuwen heen grote investeringen vereist. Wil een dergelijk oord levensvatbaar blijven dan zijn er niet alleen economische dragers nodig maar zijn ook ‘up to date’ voorzieningen essentieel. Ook nu in 2017 is weer een fase van heroriëntatie aangebroken. Na enkele pogingen tot verkoop heeft de Stichting 2017-2 De Hoorneboeg, de huidige eigenaar, een nieuw radicaal plan opgevat. Er is een projectgroep ingesteld, die een concept heeft ontwikkeld om de buitenplaats weer levensvatbaarheid te geven (3). Daartoe is op verschillende terreinen nader onderzoek in gesteld (4). De resultaten zijn gunstig voor de uitwerking van de verdere plannen. Zo zijn tijdens archeologisch onderzoek in geen van de boringen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Ook is geen goed ontwikkelde cultuur- of akkerlaag waargenomen. De op tal van plaatsen aanwezige podzolbodem is hier en daar ernstig verstoord. De archeologische verwachtingswaarde is daarom op ‘laag’ gesteld. Eventuele graafwerkzaamheden vormen geen bedreiging voor het archeologisch bodemarchief. De Stichting en de projectgroep willen de cultuurhistorische waarden van de plek (wederom) tot volle bloei brengen. Het inspirerende verhaal en de bijzondere sfeer van de plek zijn hierbij uitgangspunt. Drie nauw verweven pijlers staan daarbij centraal: natuur, cultuur en spiritualiteit. Rond de Culturele Buitenplaats, zoals hij thans genoemd wordt, schaart zich een groeiende groep mensen, die initiatieven ontwikkelen om de Hoorneboeg inhoudelijk en inancieel weer draagkracht te geven. Het betreft thema’s zoals: cultuur, spiritualiteit, genieten, wonen, natuur en gezondheid. De plek waar het Grote Huis verdwenen is, speelt daarbij een centrale rol. Het is niet alleen geograisch het centrum van de locatie, maar vervult voortdurend, zo blijkt, een hoofdrol bij de uitwerking van de plannen. Op den duur wordt op de heuvel een vorm gecreëerd die recht doet aan de rijke historie die zich vanaf 1792 ontwikkeld heeft. Een plek waar velen door de eeuwen heen rust, ontspanning en inspiratie zochten en hebben gevonden. Auteursinformatie Geert P. Groote is sedert 1973 op tal van manieren bij het wel en wee van het Landgoed de Hoorneboeg betrokken geweest. Noten (1) Veel informatie over de geschiedenis over het landgoed komt uit verhalen en aantekeningen, die vanaf 1948 door Remonstranten intern zijn verzameld en genoteerd. Onder meer door: Nico Broekhuijsen, Maarten van der Sluijs en Ronald Lubbert. (2) Zie website: www.jhmoormann.nl/diversen/hilveroord (3) Zie website: www.vriendenvandehoorneboeg.nl, inclusief bijbehorende onderzoeken (4) Onderzoeken zijn gedaan door bureaus zoals Archeologisch Adviesbureau Raap, Archeodienst en Eelerwoude. Literatuur Coops T. (2000); Oorden van schoonheid, buitenplaatsen en landgoederen in Hilversum. Uitgeverij Verloren (Harry van de Voort, Een dorp op de berg, blz 89). 2017-2 Archeologica Naerdincklant 31 Vier eeuwen buitenplaatsen Een terugblik op de leergang “Buitenplaatsen en villaparken tussen Vecht en Eem” Door Hetty Laverman In maart en april 2017 organiseerde de werkgroep Gooiologie de leergang “Buitenplaatsen en villaparken tussen Vecht en Eem”. In drie lezingen en een excursie maakten de deelnemers kennis met de prachtige buitens en villa’s en de historie ervan. Bij de eerste lezing ging Juliette Jonker (Cultureel bureau voor de Vechtstreek) nader in op de geschiedenis van buitenplaatsen aan de Vecht en de Angstel. In de tweede lezing , door Annette Koenders, senior beleidsadviseur Cultureel Erfgoed bij de gemeente Hilversum, stonden de buitenplaatsen & villawijken in het Gooi centraal. De derde lezing werd gegeven door Johan van Galen Last, beheerder van de ’s Gravelandse buitenplaatsen. De excursie vond plaats op de ’s Gravelandse buitenplaatsen. Per iets en te voet verkenden de deelnemers de verschillende buitenplaatsen, en kreeg men uitleg over het door Natuurmonumenten gevoerde beheer. Afbeelding 2: dia uit de lezing van J. van Galen Last; de ’s Gravelandse buitenplaatsen, huidige situatie. Bron: Natuurmonumenten. dat verdiend werd uit extra ontgonnen grond. Aan de Vecht en de Angstel ontstonden vanaf die tijd ook buitenplaatsen, net als de grachtenpanden in Amsterdam aan het water van de ‘Gouden Bochten’ . Ontwikkeling van buitenplaatsen en villa’s Afbeelding 1: dia uit de lezing van J. van Galen Last; kaartje uit de 16e eeuw met weergegeven het zogenoemde Eerste en Tweede blok. Op het eerste blok zijn later de buitenplaatsen van ’s Graveland gesticht. Op het tweede blok onder meer Einde Gooi. Bron: Streekarchief Gooi en Vechtstreek. Rond 1625 zagen Amsterdammers ‘brood’ in het Gooi, met name in gronden in ’s Graveland, en werd er een begin gemaakt met zandwinning voor Amsterdam. Het zand werd met schuiten naar Amsterdam vervoerd en op de terugweg namen die schuiten (beerput)afval mee als mest voor de akkers. De Erfgooiers moesten daarvoor echter wijken. Na enige tijd van schermutselingen werd bepaald dat zij uitgekocht werden met het geld In eerste instantie werden er vaak boerderijen gekocht, niet alleen als grondbelegging, maar ook als leverancier van verse levensmiddelen zoals melkproducten, groentes, vlees en vruchten. Ook voorzag de Vechtstreek Amsterdam van drinkwater en van turf. Wasserijen in de Vechtstreek zorgden voor de schone was op de buitens én in Amsterdam zelf. Er werden ook veel zogenoemde ‘stadhuis-buitens’ gebouwd. Deze hadden blinde zijmuren., want de architecten waren gewend aan het bouwen van aan elkaar grenzende grachtenhuizen. Pas later werden er ramen rondom toegepast. De tuinen hadden aanvankelijk een sier- en nutsfunctie. Eind 17e eeuw veranderde dat. Tuinen werden aangelegd in de Franse Barok -stijl naar model van de tuinen van Versailles en Paleis Het Loo, met zichtlijnen en rechte paden. Eind 18e eeuw kwam de romantiek in de mode en kwamen er landschapstuinen met glooiende grasvelden, gebogen paden en vijvers en een grote variatie van bomen. De 19e en 20e eeuw Aan het einde van de 19e eeuw ontstond, door toename van de welvaart, een nieuw type landhuis, vaak kleiner dan het traditionele landhuis, maar tegemoetkomend aan eisen als comfort, licht, lucht en ruimte. Deze villa’s werden vaak ontworpen in een toen gangbare stijl zoals de Amsterdamse School of in Jugendstil. Pas vanaf eind 19e eeuw kwam er, in meerdere Gooise gemeenten, een sterke groei van villaparken. Ook werden nieuwe buitenplaatsen gesticht. De tijdelijke bewoning van welgestelden ging over naar een permanent buiten wonen. Villaparken 32 Archeologica Naerdincklant (en -wijken) werden vanaf toen steeds meer ontwikkeld in een planmatige opzet. Buitenplaatsen vragen een intensief beheer. Natuurmonumenten bezit een aantal buitenplaatsen in ’s Graveland: Bantam, Boekesteyn, Gooilust, Hilverbeek, Jaglust, Land en Bosch, Schaep en Burgh, Schoonoord, Spanderswoud en Spiegelrust. Deze organisatie is nu al zeker 10 jaar bezig om tuinen behorende bij de in hun bezit zijnde buitens te herstellen. Daarbij wordt gekeken naar aspecten als: wat is de huidige situatie en wat zijn de sterke punten van een buitenplaats? Hoe is het ooit geweest, volgens archieven en kaarten? Hoe is de ontwikkeling geweest? Het herstelplan voor de ’s Gravelandse buitenplaatsen is momenteel volop in uitvoering en zal ook de komende jaren nog voor ruimtelijke veranderingen zorgen op de ’s Gravelandse buitenplaatsen. Auteursinformatie Hetty Leverman is voorzitter van de Werkgroep Gooiologie, algemeen bestuurslid van AWN Naerdincklant en secretaris van de Stichting ter realisatie van Geopark Gooi en Vecht. Literatuur en bronnen Dessing, R.W.C (2015); De Amsterdamse buitenplaatsen : Kennemerland, Gooi, s’-Gravenland, Vecht, Angstel en Amstel. Een vergeten stadsgeschiedenis. Uitgeverij Stichting Matrijs, Utrecht. Haan, J. de (1990); Gooische Villaparken. Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940. Uitgeverij 2017-2 Schuyt & Co. Jonker-Duynstee, J., & S. de Clercq (2015); Gouden Bochten. Amsterdam & de Vechtstreek. Uitgever: Stichting het Vechtsnoer, Maarssen. www.natuurmonumenten.nl www.vensteropdevecht.nl www.gooienvechthistorisch.nl De Werkgroep Gooiologie is een samenwerkingsverband tussen een aantal regionale organisaties op het gebied van natuur, landschap en erfgoed: TVE, IVN Gooi, AWN Naerdinclant, KNNV, VVG, Stichting Omgevingseducatie, GNR, en de Stichting Geopark. De Werkgroep draagt zorg voor het op regelmatige basis organiseren en uitvoeren van leergangen over de natuur- en cultuurhistorie tussen Vecht en Eem. De lezingen en excursies worden steevast verzorgd door regionale experts op de diverse vakgebieden. De Werkgroep bestaat uit de volgende personen: Hetty Laverman, voorzitter; Henk Michielse, secretaris; Sander Koopman, lid. 2017-2 Archeologica Naerdincklant 33 De vuurstenen bijl van De Drie Eiken te Baarn Door Wim Zondag In juni 1987 vond de auteur van dit artikel een 17 cm lange vuurstenen bijl (afbeelding 1) op het toen in aanleg zijnde industrieterrein De Drie Eiken langs de A1 in Baarn. Op het gedeelte waar wegen zouden worden aangelegd, werden vier tot vijf meter dikke veen- en kleiafzettingen verwijderd. Het werktuig werd aangetroffen in het uitgegraven materiaal. Venige resten op de bijl doen vermoeden dat deze uit een veenlaag afkomstig is. De vindplaats ligt op een dekzandvlakte, welke ingeklemd ligt tussen de stuwwal van Baarn en het Eemdal. De bijl behoort tot de zgn. duntoppige bijlen met ovale dwarsdoorsnede. Deze zuidelijke vorm is afkomstig uit de vuursteenmijnen van Zuid-Limburg of België. Door de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort is de bijl in 1987 onderzocht en daarna beschreven. De ouderdom wordt gedateerd in het midden- of laat Neolithicum (3350 – 2000 v.Chr.). De vondst is mede bijzonder omdat de meeste zuidelijke bijlen van dit type kleiner zijn dan 15 cm, waar het exemplaar van De Drie Eiken een lengte heeft van 17 cm. Toen bij het verder bouwrijp maken van het terrein een scherf uit de klokbekercultuur en heel veel vuursteenafslagen gevonden werden, zijn er door de ROB opgravingen gedaan. Afbeelding 2: tekening van de bijl, door J.H. van Vlierden, ROB. Literatuur Schut, P. (1987); Beschrijving en determinatie van de bijl. Niet gepubliceerd verslag van de ROB. Tent, W.J. van (1992); Archeologische kroniek van de provincie Utrecht over de jaren 1985-1987. Stichting Publicaties OudUtrecht. Afbeelding 1: foto van de bijl. Collectie & foto: Wim Zondag. De gemeente Baarn heeft deze opgravingen inancieel gesteund. Er werden paalgaten gevonden van een 14e eeuwse boerderij, honderden vuursteenafslagen, een inhumatiegraf en een crematiegraf (beiden uit het neolithicum). Bij het afgraven van het crematiegraf vond men een urn met daarin een spinklosje. Ook zijn er bij De Drie Eiken mesolithische haardkuilen aangetroffen en mogelijk een plattegrond van een mesolithische hut. Al met al blijkt De Drie Eiken een locatie te zijn die in meerdere perioden in trek was als woonplaats. Auteursinformatie Wim Zondag is medewerker bij Geologisch Museum Holand te Laren en voorzitter van de NGV Afdeling Utrecht en ’t Gooi. Archeologica Naerdincklant 34 2017-2 Mededelingen AWN Naerdincklant versterkt bestuur AWN Naerdincklant heeft recent haar bestuur link versterkt. Er zijn twee nieuwe bestuursleden benoemd (Hetty Laverman en Martine Hogervorst) en een kandidaat-secretaris (Gerrit Spaan), waarmee het bestuur nu zes leden telt. Dankzij deze uitbreiding verwacht Naerdincklant beter toegerust te zijn om de belangen van de regionale archeologie te behartigen. Teneinde hier concreet invulling aan te geven gaat Hetty Laverman zich speciaal richten op het versterken van het netwerk en de relaties met gemeenten. Martine Hogervorst gaat zich met name richten op regionaal archeologiebeleid en de operationalisering daarvan, en op het verbeteren van de contacten met archeologische bureaus. De kandidaat-secretaris, Gerrit Spaan, gaat de komende tijd de interne werkwijze en processen stroomlijnen en professionaliseren. Voorts wordt een speerpunt het frequenter uitvoeren van veldverkenningen en bureauonderzoeken, en daarover ook publiceren. Hiermee proberen wij het archeologisch verhaal steeds completer te maken en de doorvertaling van onderzoeksresultaten naar het grote publiek te verbeteren. Tot slot gaat het bestuur de komende jaren werk maken van de versterking en uitbreiding van het kader binnen de vereniging, en vergroting van het aantal actieve leden. Met deze bestuursvernieuwing krijgt AWN Naerdincklant beduidend meer slagkracht en is de vereniging klaar voor de uitdagingen van de komende jaren. Penningmeester gezocht per april 2018! Onderdeel van de geschetste herverdeling van de bestuursportefeuilles is een kennisgeving door de huidige penningmeester, Ton Kok, dat hij het penningmeesterschap na meer dan 25 jaar trouwe dienst wenst over te dragen, bij voorkeur per april 2018. Ton wil daarmee meer tijd vrij gaan maken voor andere bestuurstaken en archeologische bezigheden. Wij zijn daarom op zoek naar een nieuwe penningmeester die per april 2018 de inanciële administratie wil overnemen. Heeft u belangstelling of kent u geschikte kandidaten, neemt u dan contact op met Ton Kok of met voorzitter Sander Koopman. Leden gezocht voor representatie Archeologievereniging AWN Naerdincklant houdt zich bezig met de archeologie van het gebied tussen Vecht en Eem. Onze missie is het bevorderen en uitdragen van de regionale archeologie. Eén van de manieren waarop wij dat doen is het aanwezig zijn bij evenementen zoals het Schaapscheerdersfeest, Laarder Oogstfeest en de Hilversumse Sportfair en vrijetijdsmarkt. Wij zijn op zoek naar mensen die belangstelling hebben om op zulke evenementen het gedachtengoed van AWN Naerdincklant uit te dragen en passanten enthousiast te maken voor de regionale archeologie. Heeft u hier belangstelling voor, neemt u dan contact op met bestuurslid Ton Kok: tonkok58@gmail.com, 06-22027369. Bijdragen gezocht over archeologische onderzoeken in de regio Zoals bekend is het verplicht om bij een ruimtelijke ingreep archeologisch onderzoek te doen. Soms levert dit relevante vondsten op. De redactie publiceert hier graag over in de Archeologica Naerdincklant, teneinde de resultaten inzichtelijk te maken voor een breder publiek. Heeft uw bureau interessante archeologische vondsten gedaan in het gebied tussen Vecht en Eem, neemt u dan contact op met de redactie. Auteurs gezocht voor Archeologica Naerdincklant thema Aardewerk Aardewerk is op grote schaal gevonden in het Gooi en omgeving. Van het allereerste neolitihische aardewerk op de heidevelden tot aardewerk uit de middeleeuwen en nieuwe tijd, bijvoorbeeld in de oude stadskernen. In dit themanummer van de Archeologica Naerdincklant belichten we de diversiteit aan aardewerktypen door de tijd heen, en de vondsten die zijn gedaan in Gooi, Vechtstreek en Eemland. Wij hebben reeds meerdere bijdragen toegezegd gekregen, maar er is nog ruimte voor extra kopij. Als u een bijdrage wilt schrijven, neemt u dan contact op met de redactie. Activiteitenprogramma AWN Naerdincklant / Gevonden voorwerpen 2017-2018 Rondom de tentoonstelling “Gevonden voorwerpen – hoogtepunten van de Gooise archeologie”, welke van september 2017 tot en met december 2018 te zien is in Geologisch Museum Holand, organiseren diverse natuur- en erfgoedorganisaties in samenwerking met AWN Naerdincklant een gevarieerd activiteitenprogramma op het gebied van de regionale archeologie. Onderstaand een overzicht van de tot nu toe bekende activiteiten. Dit overzicht is ook te vinden op onze website: www.awn-archeologie.nl/afdeling/naerdincklant/activiteiten. Kijk voor details op de website van de organiserende instantie. 2017-2 Archeologica Naerdincklant 35 Datum Tijd Activiteit Organisator wo 2 augustus 10.00-17.00 Fietsexcursie Sporen uit het verleden Fietsgilde zo 27 augustus 13.30-15.30 IVN-wandeling Archeologie op de heide IVN Gooi zo 17 september 14.00-15.15 Lezing De Loosdrechtse porseleinfabriek boven water Mus. Holand wo 20 september 13.00-16.00 Combitocht Archeologie & lezing Fietsgilde zo 15 oktober 14.00-15.15 Lezing Tijdreizen, de archeologie van het Gooi Mus. Holand vrij 3 november 10.00-12.00 Themaochtend Archeologie Bibliotheek GM zo 19 november 14.00-15.15 Lezing Wonen en werken in het mesolithicum Mus. Holand zo 21 januari 14.00-15.15 Lezing De landschapsgeschiedenis van de Laarder Wasmeren Mus. Holand GM = Gooisemeren Colofon Archeologica Naerdincklant 2017-2 Archeologisch tijdschrift voor het Gooi en omstreken Over de Archeologica Naerdincklant Archeologica Naerdincklant is het periodiek van AWN Naerdincklant – Archeologie tussen Eem en Vechtstreek. Het verschijnt drie keer per jaar en bevat artikelen over de regionale archeologie, over archeologie in algemene zin en over de hulpwetenschappen van de archeologie. Archeologica Naerdincklant verschijnt digitaal en wordt verstuurd aan alle leden en donateurs van Naerdincklant, externe relaties van Naerdincklant en overige geïnteresseerden in de regionale archeologie. Overnemen van (delen van) artikelen is toegestaan met correcte bronvermelding. Meeschrijven voor de Archeologica Naerdincklant De redactie ontvangt graag uw bijdrage over (regionale) archeologie of over bijvoorbeeld uw eigen vondstencollectie. De redactie behoudt zich het recht voor om uw bijdrage te redigeren. Aanlevering via e-mail: redactie.arna@gmail.com. Ook suggesties voor thema’s zijn welkom. Auteursrichtlijnen 1-Het artikel is geschreven in correct Nederlands. Andere talen in overleg met de redactie. 2-Het artikel bevat, naast de hoofdtekst, in ieder geval de volgende onderdelen: korte introductie, auteursinformatie, notenlijst, literatuurlijst, bijschriften afbeeldingen. 3-Omvang van de kale tekst bedraagt maximaal 5 pagina’s A4, met regelafstand enkel, lettergrootte 10 pt. Dit is exclusief de literatuurlijst en de bijschriften. 4-Maximaal 10 illustraties per artikel. 5-Tekst aanleveren in .txt-formaat of .doc zonder enige opmaak. 6-Beelden apart en uitsluitend .jpg. 7-Inhoudelijk niveau: referentie is het tijdschrift Westerheem van de landelijke AWN. 8-Noten: handmatig aanbrengen met cijfers als volgt: (1), (2), enz., en verklaring van de noten achteraan het artikel Archeologica Naerdincklant 36 2017-2 (eindnoten). 9-De referenties in de literatuurlijst zoals in het volgende voorbeeld: Koopman, S., & A.T.E. Cruysheer (2012); Paleogeograie en bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem. AWN Naerdincklant. AWN Naerdincklant – Archeologie tussen Eem en Vechtstreek Naerdincklant is opgericht in 1952, de dertiende afdeling van AWN-Vereniging van vrijwilligers in de archeologie, en dé archeologische vereniging voor het gebied tussen Vecht en Eem. De missie van Naerdincklant is het bevorderen en uitdragen van de regionale archeologie Naerdincklant zet zich op diverse manieren in voor de archeologie in haar werkgebied. Onder meer door ruimtelijke ontwikkelingen in de gaten te houden die mogelijk schade opleveren voor het bodemarchief, door gevraagd of ongevraagd advies te geven aan gemeenten, provincies, terreinbeherende instanties of bedrijven en door zelf onderzoek te verrichten. Daarnaast vergroot Naerdincklant middels educatieve activiteiten de kennis van de regionale archeologie en maakt hiermee overheden en bewoners bewust van het archeologisch erfgoed en de cultuurhistorische waarde daarvan. Ereleden Gijs Vlamings Liesbeth Wierenga John van der Sar Lid worden? U kunt lid worden van de afdeling Naerdincklant door u aan te melden via de website van de landelijke AWN: http://www.awnarcheologie.nl/; kies de optie Lid worden. Indien u tussen Vecht en Eem woont wordt u automatisch toegewezen aan de afdeling Naerdincklant. Stuurt u alstublieft tegelijkertijd met uw aanmelding een mail naar secretaris@naerdincklant.nl, daarmee weet de secretaris alvast dat er een nieuw lid is ingeschreven. U kunt ook donateur van de afdeling worden, de kosten hiervan bedragen minimaal EUR 15,- per jaar. Neemt u voor meer informatie hierover contact op met de penningmeester. Een donateur krijgt alle afdelingspublicaties en toegang tot afdelingsactiviteiten, uitgezonderd archeologisch veldwerk; dat is voorbehouden aan leden. Een vondst gedaan? Een vondstmelding kan veel informatie verschaffen over de archeologische waarden en verwachtingen in een gebied. Het maakt het verhaal van ons verleden completer. Om die reden is het volgens de Monumentenwet verplicht archeologische vondsten te melden. Indien u een archeologisch relevante vondst heeft gedaan, gelieve deze te melden bij de vondstencoördinator. Bestuur Drs. Sander Koopman Ton Kok Drs. Gerrit Spaan Hetty Laverman Drs. Martine Hogervorst Justin Kok voorzitter s.koopman19@gmail.com adviseur regionale Kwartairgeologie projectleider tentoonstelling Gevonden voorwerpen penningmeester tonkok58@gmail.com secretaris (kandidaat) secretaris@naerdincklant.nl webmaster algemeen bestuurslid h.m.laverman@euronet.nl portefeuille Netwerk en relaties algemeen bestuurslid martinehogervorst2@gmail.com portefeuille Archeologiebeleid en veldwerk algemeen bestuurslid holajustinkok@gmail.com portefeuille Digitale media 035-7723267 06-22027369 035-6942490 06-23618314 06-23402550 06-24115212 Veldwerk & Vondsten Vondstencoördinator: Ton Kok Korendragershof 17 1383 CX Weesp vondsten.naerdincklant@gmail.com 06-22027369 2017-2 Archeologica Naerdincklant 37 Veldwerkcoördinator: Olaf Langendorff o.langendorff@live.nl 06-53457178 berdinevdlinden@yahoo.com ankeantoni@hotmail.com 06-18220064 06-12605961 contactmetanton@protonmail.com s.koopman19@gmail.com berdinevdlinden@yahoo.com f.carriere30@gmail.com tonkok58@gmail.com 06-22371894 035-7723267 06-18220064 035-7721836 06-22027369 Jeugdeducatie: Berdine van der Linden Anke Antoni Redactie Drs. Anton Cruysheer Drs. Sander Koopman Ir. Berdine van der Linden MSc Ir. Frances Carrière Ton Kok redacteur hoofdredacteur redacteur eindredacteur vormgever Overige informatie Redactieadres Archeologica Naerdincklant: Link e-depot Naerdincklant: Onze Internetsite: Onze Facebookgroep: Ons Youtubekanaal: redactie.arna@gmail.com http://independent.academia.edu/Naerdincklant http://www.awn-archeologie.nl//afdeling/naerdincklant/ http://t.co/NfP09mle https://www.youtube.com/channel/UCW3XceLUx6tO2dzY3hlErBg Volgende nummers Nummer: Kopijsluiting: Thema: 2017-3 28 september 2017 Aardewerk Reeds verschenen nummers 2012-1 2012-2 2013-1 2013-2 2013-3 2014-1 2014-2 2014-3 2015-1 2015-2 2015-3 2016-1 2016-2 2016-3 2017-1 Metaalvondsten* De middeleeuwse veenontginningen* Tuinarcheologie van historische buitenplaatsen* Jaarverslag 2012 Archeologie van de Tweede Wereldoorlog Tabacologie De bronstijd Porselein Artefacten Erfgoededucatie Het Gooi in de vroege middeleeuwen Moderne technieken in de archeologie Numismatiek Onderwaterarcheologie Gemeentelijke archeologie *Deze nummers zijn verschenen onder de reeksnaam “Naerdincklant Special”.