Eikenprocessierupsen vlak bij de grond

Eerste eikenprocessierupsen al met brandharen, grootste overlast begin juni

Kenniscentrum Eikenprocessierups
18-MEI-2018 - Door de hoge temperaturen verloopt de ontwikkeling van de eikenprocessierupsen snel. De afgelopen week zijn op veel plaatsen al de eerste rupsen met brandharen aangetroffen. Nog niet eerder zaten rupsen met brandharen zo vroeg laag in de bomen. De kans op contact met brandharen neemt daardoor toe. De overlast zal het grootst zijn vanaf begin juni en aan-houden tot in juli.

De ontwikkeling van de eikenprocessierupsen loopt sterk uiteen. In bomen waar veel kaalvraat is van andere rupsen worden nog rupsen waargenomen die in het tweede larvestadium zijn. Een groot deel van de rupsen zit momenteel in het derde larvestadium. In het derde larvestadium verschijnen de eerste brandharen, maar de rupsen vormen nog geen nesten, waardoor er nauwelijks kans is op overlast van de brandharen. Ze zijn in dit stadium doorgaans hoog in de bomen te vinden. Daarnaast worden ook op diverse plaatsen al rupsen aangetroffen die het vierde larvestadium bereikt hebben en met de nestvorming beginnen. Vooral in bomen die al vroeg in blad stonden.Eikenprocessierupsen in het derde larvestadiumRupsen in vierde larvestadium, beginnend met nestvorming

Opvallend vroeg laag in de boom

Bijzonder aan dit jaar is dat nu al eikenprocessierupsen met brandharen laag op de stam verschijnen en hun nesten vormen. Dit is niet eerder zo vroeg in het jaar geweest. Het doet zich vooral in bomen die nog niet al te groot zijn. Dit komt waarschijnlijk door de zeer hoge temperaturen in de eerste helft van mei. Bij de nu verwachte aanhoudende hoge temperaturen is de kans groter dat de rupsen de lagere delen van de eiken blijven opzoeken waardoor het risico van contact met de brandharen hoger wordt.

Eikenprocessierupsen met brandharen laag op de stam, op ooghoogte

Eikenprocessierupsen met brandharen laag op de stam

Overlast mogelijk vanaf begin juni

Vanwege de aanhoudende hoge temperaturen is de verwachting dat de meerderheid van de rupsen rond eind mei nesten gevormd heeft en duidelijk waarneembaar zal zijn. De periode met de grootste kans op overlast van de brandharen start begin juni. De meeste rupsen zullen dan het vierde larvestadium bereikt hebben en de nesten zullen door de twee opvolgende vervellingen in formaat toenemen. De vervellingshuidjes inclusief brandharen blijven in de nesten zitten. De overlastperiode zal tot in juli aanhouden. De precieze lengte van de periode hangt af van de temperatuurontwikkeling.

Op basis van het aantal waargenomen eikenprocessievlinders in 2017 en de optimale ontwikkeling van veel rupsensoorten is de verwachting dat het aantal eikenprocessierupsen vergelijkbaar zal zijn met vorig jaar. Zoals gebruikelijk zal dit regionaal sterk kunnen variëren.

Eiken met veel andere soorten rupsen en insecten

Indien de eikenprocessierupsen zich bevinden in bomen waar alle blad is verdwenen, dan is het mogelijk dat ze deze verlaten op zoek naar voedsel. Ze kunnen dan worden waargenomen in alle soorten vegetatie die in de buurt staan zoals berken, lindes, beuken, hulst en zelfs mais en gras. Deze strategie kan overigens tot verstoring leiden van de levenscyclus met uiteindelijk onvruchtbaarheid als gevolg.

Massaal kaalgevreten eikenbomenDe plaatselijke kaalvraat door verschillende insecten gaat nog een poosje door, zodat op die plaatsen ongetwijfeld voedselconcurrentie zal ontstaan. In 2017 deed dit fenomeen zich voor en bleek dat de rupsen die nog jong waren de eiken niet verlieten, maar rustig op de uitloop van de eik wachtten, hetgeen resulteerde in latere nestvorming. Het gebrek aan voedsel in kale bomen is mogelijk een uitdaging voor de eikenprocessierupsen, maar aan de andere kant is er door het grote aanbod aan rupsen voor vogels voldoende voedsel beschikbaar. Daardoor is de kans groot dat er minder eikenprocessierupsen opgegeten worden.

Meer informatie

Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups; Silvia Hellingman, Biocontrole Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet en Wichertje Bron, De Natuurkalender, Wageningen University; Henry Kuppen, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Jan Buijs, GGD Amsterdam
Foto’s: Silvia Hellingman