"Zocher, de fameuse aanlegger" - Handreiking bij het beheer en herstel van Zocherparken

Page 1

‘Zogher, de fameuse aanlegger’ Kwaliteitsimpuls Zocherparken in de Landgoederenzone Zuid-Holland Handreiking bij het beheer en herstel


Colofon KORNEEL ASCHMAN ADVIES EN VOORLICHTING VOOR CULTUREEL ERFGOED

ing. Korneel D. Aschman F. Koolhovenstraat 61 3555 VG Utrecht

STICHTING IN ARCADIË Projectteam Drs. Ronald van Immerseel, historicus en groen erfgoed specialist Ir. Peter Verhoeff, landschapsarchitect bnt en groen erfgoed specialist Nina Wijsbek, MA historicus en groenerfgoed specialist Maartje Bos, BASc, beheerspecialist groen erfgoed Merel Haverman, student MA Erfgoedstudies © Korneel Aschman advies en voorlichting voor cultureel erfgoed en Stichting In Arcadië, 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke manier dan ook, zonder schriftelijke toestemming van Korneel Aschman / Stichting In Arcadië. Titelverklaring: ‘Zogher, de fameuse aanlegger’; dit is een citaat uit een brief van Jkv. W.C.P. de Jonge van Ellemeet, 1839.

Opdrachtgevers: Erfgoedhuis Zuid-Holland Drs. Onno Helleman, hoofd Erfgoed & Ruimte Oude Delft 116 2611 CG Delft Namens: Gemeente Den Haag Drs. Elise Mutter, beleidsmedewerker Monumentenzorg en Welstand

Het onderzoek uitmondend in deze rapportage is financieel mogelijk gemaakt door provincie Zuid-Holland, Prins Bernhard Cultuurfonds Zuid-Holland en het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie.

Gemeente Leidschendam-Voorburg Drs. Erik Rinia, beleidsmedewerker Monumentenzorg en Cultureel Erfgoed

Afbeelding voorzijde: Parkaanleg buitenplaats Vredenoord te Den Haag

Werkorganisatie Duivenvoorde Drs. Carla Scheffer, senior beleidsadviseur Cultureel Erfgoed


‘Zogher, de fameuse aanlegger’ Kwaliteitsimpuls Zocherparken in de Landgoederenzone Zuid-Holland Handreiking bij het beheer en herstel Ing. Korneel D. Aschman Drs. Ronald van Immerseel Ir. Peter Verhoeff landschapsarchitect bnt Nina Wijsbek, MA Maartje Bos, BASc Merel Haverman


4


Inhoud 1 Inleiding 2 De Zochers, drie generaties tuinarchitecten 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9

Waardering van Zocherparken Korte voorgeschiedenis van de familie Het “Zocherbolwerk” Haarlem Kwekerij Rozenhagen en de catalogi Johann David Zocher sr. (1763 - 1817) Johan David Zocher jr. (1791 - 1870) Karel Georg Zocher (1796 - 1863) Louis Paul Zocher (1820 - 1915) Epiloog, voortzetting van de firma J.D. en L.P. Zocher tot 1917

3 Ontwerpstijl van de Zochers 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

Werkmethode en ontwerpstijl Analyse van de ontwerptekeningen Denkbeelden Ruimtelijke compositie en samenhang Ontwerpstijl uitgewerkt in structuurelementen 3.5.1 Waterpartijen 3.5.2 Beplantingen 3.5.3 Wegen en paden 3.5.4 Relïëf 3.5.5 Bouwwerken en tuinsieraden

4 Zocherparken in Zuid-Holland 4.1 4.2 4.3 4.4

Overzicht Zocherparken in de provincie Overzicht Zocherparken in de “Landgoederenzone Zuid-Holland” Huidige staat van de Zocherparken Vier Zocherparken uitgelicht 4.4.1 Vreugd en Rust, focus in het beheer 4.4.2 Berbice, verdieping beheervisie en herstel 4.4.3 Beukenhorst, wat hield het werk van Zocher in? 4.4.4 Oosterbeek, puntjes op de i 4.5 Kennisbehoefte bij de parkbeheerders 4.6 Conclusie

7 11 13 15 16 18 21 23 29 31 33

35 37 39 41 43 47

5 Help! Ik heb een Zocherpark

125

5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6

Onderzoek de ontwikkelingsgeschiedenis Hoe staat de Zocheraanleg er nu bij? Maak een herstel– en beheerplan Beschouw de parkaanleg als één geheel Waterpartijen Beplantingen 5.6.1 Bossen 5.6.2 Lanen en boomrijen 5.6.3 Solitaire bomen en boomgroepen 5.6.4 Heesters 5.6.5 Bloemperken, bloementuinen en kuipplanten 5.6.6 Grasvelden, weiden en hertenkampen 5.6.7 Moestuin, kweektuin en boomgaard 5.7 Wegen en wandelpaden 5.8 Reliëf 5.9 Bouwwerken en tuinsieraden

127 129 131 135 139 143

163 167 169

Geraadpleegde literatuur, bronnen en noten

172

Samenstelling klankbordgroep en projectgroep

176

73 75 79 81 87

121 123

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

5


6


1

Inleiding Zocherparken zijn al zo’n 200 jaar een beeldbepalend onderdeel van het buitenplaatsenlandschap van de provincie Zuid-Holland. De bestaande Zocherparken liggen voor een groot deel in de Landgoederenzone Zuid-Holland langs de binnenduinrand. Deze in landschapsstijl aangelegde parken spelen door hun aantal en door hun historische ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol in het groene karakter van de Landgoederenzone Zuid-Holland. Vanwege de specifieke cultuurhistorische waarde zijn de meeste van deze parken beschermd als rijksmonument. De Landgoederenzone Zuid-Holland is als één van de zeven erfgoedlijnen opgenomen in het Erfgoedlijnenbeleid provincie Zuid-Holland (zie kader).

Parkaanleg buitenplaats Oosterbeek te Wassenaar. Zicht vanuit het achterpark op de voormalige huisplaats Foto P. Verhoeff, 2014

Inventarisatie en analyse De conditie van vrijwel alle Zocherparken in de Landgoederenzone Zuid-Holland baart zorgen: de architectonische en botanische kwaliteit gaan zowel in structuur als in onderhoudstoestand achteruit. Dit komt door hun respectabele leeftijd en door onvoldoende op kennis gebaseerd beheer. Dat valt met name op bij Zocherparken, omdat de Zochers zo’n groot en herkenbaar oeuvre hebben. De familie Zocher heeft bijna een eeuw lang haar stempel gedrukt op de vormgeving van Nederlandse buitenplaatsen en parken. Vooral vader Johann David Zocher sr. en zoon Johan David jr. lieten een groot oeuvre na in de Landgoederenzone ZuidHolland. Van een aantal parken is bekend dat zij zijn ontworpen en / of aangelegd door een lid van de Zocherfamilie; de elementen uit die oorspronkelijke aanleg zijn nog (grotendeels) aanwezig en herkenbaar. Van andere parken wordt verondersteld dat zij door een Zocher zijn aangelegd. Het is voor de betekenis van al deze parken van belang, dat inventariserend onderzoek naar de nog aanwezige elementen en structuren, die de huidige nog zichtbare kwaliteit van de parken bepalen, wordt gedaan. Omdat de aanleg van een Zocherpark een totaalcompositie vormt en alle onderdelen invloed op elkaar hebben, is een integrale aanpak van een park gewenst. Dit geeft de juiste basis om de monumentale parken een duurzame toekomst te geven. Zonder een op de Zocher-kenmerken gericht parkbeheer, dreigt veel waardevol groen erfgoed verloren te gaan, dat (nu nog) een belangrijke bijdrage levert aan de eigen identiteit en kwaliteit van de Landgoederenzone Zuid-Holland. Ontsluiting van kennis Het voorliggende onderzoek vergroot de kennis over de Zocherparken, de ontwerpstijl van de familie Zocher en de actuele problemen rondom beheer,

instandhouding en herstel van deze parken. Dit onderzoek resulteert in een handreiking, waarin de specifieke werkwijze van J.D. Zocher sr. en jr. praktisch toegankelijk is gemaakt en toepasbaar is ten behoeve van gericht beheer van een Zocherpark. De kennis die in het project omtrent de Zocherparken is opgedaan en ontsloten, inspireert ook tot gefundeerd beheer en herstel van de andere monumentale parken in de Landgoederenzone Zuid-Holland en daarbuiten. Het project Kwaliteitsimpuls Zocherparken draagt daarmee bij aan een betere, gefundeerde bescherming van het groene erfgoed in de gehele Landgoederenzone Zuid-Holland. Kwaliteitsimpuls De Kwaliteitsimpuls Zocherparken is een belangrijk handvat om het eigen karakter van de Zocherparken als kwaliteit in te zetten bij inrichtingsvraagstukken rond huidig publieksgebruik. De ‘schoonheid’ van de Zocherparken die het publiek ervaart, wordt in de handreiking geanalyseerd en beargumenteerd. Deze kennis kan gericht toegepast worden bij het ontwikkelen van aantrekkelijke toeristischrecreatieve initiatieven, die de Zochers als beeldbepalende ontwerpers voor de Landgoederenzone Zuid-Holland op de kaart zetten. Erfgoedlijnenbeleid provincie Zuid-Holland

Ambitie Bunkers, kastelen, landgoederen en trekvaarten zijn zichtbare restanten van onze geschiedenis. Zij creëren een omgeving met een eigen identiteit waarin het prettig wonen, werken en recreëren is. De provincie maakt het – samen met anderen – mogelijk om het erfgoed in Zuid-Holland te bezoeken, ervan te genieten en te leren over onze geschiedenis. Zo blijft ons erfgoed voor de toekomst behouden.

Beleid In de beleidsvisie cultureel Erfgoed 2013-2016 en het uitvoeringsprogramma Erfgoedlijnen, staan zeven erfgoedlijnen centraal. Een erfgoedlijn is een geografische structuur (kust, trekvaart, oude duinenrij, eiland etc.) die meerdere monumentale stippen met één gemeenschappelijk historisch verhaal verbindt tot een streep of lijn op de kaart. Erfgoedlijnen zijn samenstellingen van erfgoed, landschap en water, die kwaliteit verschaffen aan de ruimte en beschikken over groot recreatief en toeristisch potentieel. Eén van de zeven erfgoedlijnen is de Landgoederenzone Zuid-Holland.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

7


8


Opzet van het project De gemeenten Wassenaar, Voorschoten, Leidschendam-Voorburg en Den Haag hebben samen een groot aantal buitenplaatsen binnen hun gemeentegrenzen. Deze vormen een belangrijke onderdeel van de Landgoederenzone Zuid-Holland. De staat waarin de parken zich bevinden, het gebrek aan kennis over de ontwerpstijl van de Zochers bij de beheerders en deels eigenaren, en het belang van juist deze parken voor het geheel van de Landgoederenzone Zuid-Holland leidden tot grote zorgen over de toekomstige kwaliteit van dit bijzondere erfgoed. De gemeenten hebben, samen met het Erfgoedhuis Zuid-Holland, een voorstel ontwikkeld voor het project Kwaliteitsimpuls Zocherparken. Erfgoedhuis Zuid-Holland is vervolgens bereid gevonden om als projecttrekker te fungeren en de benodigde stappen te zetten om financiering en uitvoering van het project te realiseren.

Leeswijzer Hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt kennis gemaakt met de vier tuin- en landschapsarchitecten uit de familie Zocher: J.D. Zocher sr., J.D. Zocher jr., K.G. Zocher en L.P. Zocher. Van ieder van deze Zochers worden de achtergrond, werkzaamheden en ontwerpstijl kort beschreven. Tevens komt in dit hoofdstuk de voor hun werk zo belangrijke familiekwekerij Rozenhagen in Haarlem aan bod.

Op basis van het projectplan is financiële ondersteuning toegezegd door provincie Zuid-Holland in het kader van het erfgoedlijnenbeleid, het Prins Bernhard Cultuurfonds Zuid-Holland (themafonds erfgoedlijn Landgoederenzone ZuidHolland), het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie en de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Den Haag, Voorschoten en Wassenaar.

Hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk vindt de toetsing van deze ontwerpstijlkenmerken aan de praktijk plaats. Het hoofdstuk bestaat uit een inventarisatie en analyse van het werk van de Zochers. Hiertoe wordt allereerst het oeuvre van de familie Zocher in Zuid-Holland geïnventariseerd. Belangrijke vragen hierbij zijn: wat was de omvang van hun werk, hoe was de geografische spreiding van hun werk, hoe beeldbepalend was hun werk? Vervolgens wordt verder ingezoomd op de Landgoederenzone Zuid-Holland. Door middel van een quickscan op 12 buitenplaatsen en verdiepende onderzoeken op 4 buitenplaatsen is onderzocht wat er in de actuele situatie resteert van de Zocheraanleg en wat de staat van onderhoud en de herkenbaarheid van de specifieke Zocherkenmerken is. Tot slot is een aantal beheerders en tuinbazen van Zocherparken in een vragenlijst of interview bevraagd over wat zij ervaren als de grootste problemen en vraagstukken in het beheer van ‘hun’ Zocherpark.

Er is een kleine projectgroep (zie bijlage) geformeerd waarin, naast de initiatiefnemers, ook een vertegenwoordiger vanuit de particuliere buitenplaats eigenaren, een praktiserend tuinbaas en een vertegenwoordiger van de gemeente Delft hebben deelgenomen. De projectgroep heeft onder leiding van Erfgoedhuis Zuid-Holland sturing gegeven aan de opzet van het onderzoek en heeft de resultaten beoordeeld gedurende de looptijd van het project. Een klankbordgroep (zie bijlage) waarin een zeer diverse groep deskundigen was vertegenwoordigd, waaronder wetenschappelijke inbreng, vertegenwoordigers uit gemeenten binnen en buiten Zuid-Holland met vergelijkbare problematiek waar het buitenplaatsen betreft, beheerders en de provinciale overheid, heeft op gezette tijden de resultaten uit de verschillende stadia van het onderzoek tegen het licht gehouden.

Parkaanleg buitenplaats Vredenoord (Den Haag) Foto P. Verhoeff, 2016

Deze aanpak was erop gericht om enerzijds een onderzoek te doen uitvoeren met voldoende wetenschappelijke onderbouwing, en anderzijds de resultaten praktisch toepasbaar te maken voor uitvoerende beheerders. Deze dubbele doelstelling heeft geleid tot resultaten die door hun diversiteit niet eenvoudig konden worden gebundeld tot een hanteerbaar rapport. Er is voor gekozen een deel van de opgedane kennis en achtergrondinformatie toegankelijk te maken via losse bijlagen, zodat er op het niveau van de separate buitenplaatsen of deelonderwerpen informatie kan worden nagezocht. De voorliggende rapportage is sterk gericht op het onderzoek naar de Zochers en hun specifieke ontwerpkenmerken. De vertaling in handvatten voor toepasselijk beheer om de gewenste Kwaliteitsimpuls te bereiken vormt daarin het laatste onderdeel.

Hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr. geanalyseerd aan de hand van bewaard gebleven archivalia, waaronder ontwerpen, ontwerpschetsen en contemporaine afbeeldingen. Hiermee wordt de toolbox bepaald van de voor J.D. Zocher sr. en jr. specifieke ontwerpstijlkenmerken.

Hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk heeft de vorm van een handreiking voor het beheer en herstel van Zocherparken. Hierin wordt de Zocher-ontwerpstijl in de praktijk toegepast en krijgen beheerders van Zocherparken praktische handvatten aangereikt voor het beheer van de typische Zocher aspecten van een aanleg. NB. In dit rapport worden verschillende vaktermen gebruikt. Voor uitleg van deze vaktermen wordt verwezen naar hoofdstuk 2 Terminologie in de ‘OntwerpUitvoeringrichtlijn Onderhoud en beheer Groen Erfgoed’ (URL 6010).

Onno Helleman, projectleider

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

9


J.D. Zocher sr.: ontwerp voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest, 1806. Coll. beeldbank Oegstgeest id 79-DG-82

J.D. Zocher jr.: ontwerp voor de buitenplaats Dordwijk te Dordrecht, 1852. Part. Coll.

10

K.G. Zocher: ontwerp buitenplaats Schoonoord te Oostkapelle, 1839. Coll. Fam. Van Citters, uit: Landschapsatlas Walcheren

L.P. Zocher: ontwerp voor De Plantage te Culemborg, 1850. Coll. Gelderland nr. 2221


2

De Zochers, drie generaties tuinarchitecten Drie generaties Zocher hebben, grofweg tussen 1780 en 1880, hun stempel gedrukt op de uitingsvorm van de landschapsstijl in Nederland: Johann David Zocher sr. (1763 - 1817), diens zoons Johan David Zocher jr. (1791 – 1870) en Karel Georg Zocher (1796 - 1863) en jr.’s zoon Louis Paul Zocher (1820 – 1915). Over de levens en het werk van deze vier Zochers, die als tuin- en landschapsarchitect werkzaam waren, is in de afgelopen jaren door enkele onderzoekers geschreven. In het Zochers Online-project presenteren C.S. en J.E. Oldenburger bestaande Zocherparken en hun context.1 De eerste artikelen van C.S. Oldenburgers hand over de Zochers werden in 1991 gepubliceerd.2 In dat jaar verscheen ook het boek van C.D.H. Moes over de studietekeningen van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher.3 Later verschenen nog enkele biografische schetsen en artikelen over het werk van de Zochers; inzicht gevende artikelen zijn het werk van J. Smit en een artikel van Tromp en Van Immerseel.4 Onderzoek naar het werk en de werkwijze van de Zochers wordt bemoeilijkt door het feit dat het bureau-archief van de firma J.D. en L.P. Zocher niet bewaard is gebleven. Het beeld van de Zochers dat hier wordt gepresenteerd is dan ook het resultaat van sprokkelwerk in verschillende archieven, de verschillende onderzoeken naar en beheeradviezen voor Zocher-parken en praktijkervaring met het beheer van Zocherparken. Door het onderzoek voor dit rapport zijn nieuwe gegevens boven water gekomen, die het beeld van de Zochers en hun werk verfijnen. In dit hoofdstuk wordt een kenschets gegeven van de achtergrond en reputatie van de Zochers, van hun individuele biografieën, van de kwekerij Rozenhagen en van hun werkwijze en ontwerpstijl.

?

Johann David Zocher sr. (1763 - 1817)

?

Johan David Zocher jr. (1791 – 1870)

Karel Georg Zocher (1796 - 1863)

Louis Paul Zocher (1820 – 1915)

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

11


12


2.1 Waardering van Zocherparken

Uiterst rechts: Singelpark te Utrecht, de actuele situatie: aangelegd door de Zochers vanaf 1829; ‘tijdloze verstilling’, ‘schakeringen van groen’ en ‘een importante beek’ Bron: www.mijnkeuze.nl

Links: buitenplaats Bijenlust te Heemskerk (Noord-Holland), tekening door J.P. Lutgers, 1842 De Zochers als totaalontwerpers van het arcadisch landschap; zowel het huis als de tuin- en parkaanleg zijn ontworpen door de firma J.D. Zocher en L.P. Zocher (circa 1820). De buitenplaats is al in 1876 gesloopt. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL HlmNHA 359 001376 K

Zowel ten tijde van de aanleg als nu worden de parken en groenontwerpen van de Zochers zeer hoog gewaardeerd. Wel is tegenwoordig de beleving van het wandelen door en genieten van een schilderachtige compositie in veel parken gereduceerd tot ‘een frisse neus halen’ of de hond uitlaten in het bos. De verklaring voor de hoge waardering ligt in de kracht van de vormgeving en de zeer sterk esthetische concepten die aan de ontwerpen van de Zochers ten grondslag liggen. De ontwerpen representeren het ideaal van een arcadisch landschap met daarin velerlei verwijzingen naar de klassieke oudheid. In de parken, met hun kenmerkende solitaire bomen, contrasten tussen licht en donker, open en gesloten, en wandelingen - langs vijverpartijen en met steeds wisselende uitzichten – is dit doorgaans zelfs circa 200 jaar na aanleg nog beleefbaar. Bijzonder is dat de Zochers in staat waren zo’n arcadische natuurbeleving ook op kleine schaal te realiseren. Bijvoorbeeld op de buitenplaats Vredenoord, die een relatief klein park heeft dat ondanks het formaat groots overkomt. Tegenwoordig hangt er in Zocherparken doorgaans een verstilde sfeer. Dit wordt deels veroorzaakt door de harmonische aanleg in landschapsstijl en de ouderdom van de in de actuele situatie meestal sobere beplanting. In sommige gevallen is het verwaarlozing die bijdraagt aan het effect van verstilling. De oude grandeur straalt in de resterende parken nog altijd door de vergane glorie heen. Zeker is dat de parken in het verleden qua beplanting rijk geschakeerd en vernieuwend waren.

13

De hoge waardering voor het werk van de Zochers is een constante factor; ook bij tijdgenoten stonden zij zeer hoog aangeschreven. J.D. Zocher sr. is hofarchitect van Lodewijk Napoleon en de opdrachtgevers van de Zochers komen uit de bovenlaag van de bevolking. In contemporaine bronnen, zoals briefwisselingen, zijn vele loftuitingen te vinden waaruit de reputatie van de Zochers blijkt. De titel van deze handreiking is er een: “de fameuse aanlegger”. Een ander voorbeeld is een citaat van burgemeester H.M.A.J. van Asch van Wijk van Utrecht: “Architect Zocher heeft zich een duurzaam gedenkteken van zijn talent gesticht”, over de aanleg van het Singelpark in Utrecht door J.D. Zocher jr., vanaf 1829. Ook in het buitenland werd J.D. Zocher jr. geroemd. Zocher was verantwoordelijk voor de aanleg van een park in landschapsstijl bij het kasteel van Ostin in Wallonië. In het tussen 1825 en 1830 in Brussel verschenen Chateaux et monuments des PaysBas: faisant suite au voyage pittoresque schreef auteur J.J. de Cloet dat de tuinen zijn aangelegd naar het ontwerp van Zocher, “architecte distingué de Harlem”.5 In de biografische schetsen verderop in dit hoofdstuk zijn diverse andere voorbeelden opgenomen. Omdat de opdrachtgevers er op konden vertrouwen dat zij iets moois zouden afleveren, konden de Zochers in contracten afdwingen dat zij de vrije hand kregen in hun ontwerpen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Landschapsstijl in Nederland

14

Vroege landschapsstijl (1750-1815) Tuinstijl in Nederland waarin een ideaal landschap werd nagebootst. Karakteristiek voor deze stijl zijn kleinschaligheid en beslotenheid. Structuurelementen die de vroege landschapsstijl bepalen zijn: kronkelende paden, vaak zonder duidelijk einddoel en op regelmatige afstand beplant met bomen. Cirkelvormen, resten van rechte lanen, vijvers met eilandjes, zo mogelijk in verbinding met een natuurlijk ogende waterval, weiden en akkers als centrum voor een rondwandeling, hakhoutbossen doorsneden door kronkelpaadjes en beplant met bloemdragende heesters, niveauverschillen door opgeworpen heuvels en verdiept liggende sloten, greppels, maar ook hekwerken als afrastering. Sierelementen worden gevormd door Chinese bouwwerken, neo-classicistische en neo-gotische bouwwerken, ruïnes, hermitages, Turkse tenten, hutten, bootjes en tekstborden. Beelden komen alleen voor in combinatie met een bouwwerkje of het zijn de tuinbeelden uit een eerdere periode die men handhaaft of die men opnieuw opstelt in zichten en lanen.

Late landschapsstijl (1815-1870) Tuinstijl in Nederland waarin een wijds landschap werd nagebootst. Karakteristiek voor deze stijl zijn vergezichten, open ruimten en boomcoulissen. Structuurelementen van de late landschapsstijl zijn gebogen lanen, vergezichten, open weiden, hier en daar beplant met een solitaire (exotische) boom of een aangesloten groep en omzoomd door boomcoulissen, grote vloeiend verlopende waterpartijen waaromheen een wandeling loopt, kunstmatig aangebrachte glooiingen, dierenweiden, stromende beken met een waterval, soms bloemdragende heesters in de buurt van het huis. De afwisseling tussen open en gesloten en tussen licht en donker tijdens de wandeling is groot; de weiden lichten op tussen de in ‘clumps’ (dichte aaneengesloten geplante) verspreide boomgroepen. Als afscheiding worden verdiept liggende sloten of greppels gebruikt, a-ha’s, geen hekwerken. Bij de ‘gardeneske’ stijl staan de exotische planten individueel opgesteld en worden ook wel sierlijke afrasteringen gebruikt. Sierelementen: naast de eerder genoemde neoclassicistische en neo-gotische architectuur voor tuinhuizen –‘follies’- en andere tuinversieringen in de rustieke of (Zwitserse) chalet-stijl populair, bijvoorbeeld voor bruggen, dierenverblijven en tuinmeubilair.

Bron: C.S. Oldenburger-Ebbers e.a., Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur. Deel West. Noord-Holland / Zuid-Holland (Rotterdam 1998)

Bron: C.S. Oldenburger-Ebbers e.a., Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur. Deel West. Noord-Holland / Zuid-Holland (Rotterdam 1998)


2.2 Korte voorgeschiedenis van de familie De Zochers zijn oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland. Zij passen daarmee in de traditie van Duitse architecten die in Nederland werkzaam waren, zoals leermeester en schoonvader van J.D. Zocher sr., J.G. Michael (1738-1800), en bekende latere tuinarchitecten als Eduard Petzold (1815-1891) en Otto Schulz (1869-1953). De precieze reden van de verhuizing van J.D. Zocher sr. naar Nederland is onduidelijk. De economische en politieke situatie in Zochers geboorteplaats Turgau was instabiel aan het eind van de Zevenjarige oorlog (1756 -1763), maar in Nederland was de politieke en economische situatie in deze periode niet veel beter. Vermoedelijk vertrekt J.D. Zocher sr. onder begeleiding van zijn vader naar Nederland vanwege de connecties van zijn oom, de Kunstgärtner Carel Friedrich Zocher, die in Nederland zijn opleiding had genoten.6 Michael en de Zochers hebben een bepalende rol gespeeld bij de introductie van de landschapsstijl in Nederland. De focus van de Zochers ligt echter niet alleen op tuin- en landschapsarchitectuur; drie van de vier Zochers waren ook bouwarchitect. Dat is niet vreemd; het onderscheid tussen tuin- en bouwarchitectuur is in de 19e eeuw niet strikt. Van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher zijn naast tuinontwerpen ook architectuur- en interieurtekeningen bewaard gebleven. Een bekend ontwerp van J.D. Zocher jr.’s is de Beurs van Zocher op de plek van de huidige Bijenkorf, het voormalige beursgebouw op de Dam in Amsterdam.

Rechts: buitenplaats Beeckesteijn te Velsen, J.G. Michael, 1771 J.G. Michael, de schoonvader van J.D. Zocher sr., was betrokken bij de tuin- en parkaanleg van Beeckesteijn. Onder zijn leiding werden de tuinen aangepast in landschapsstijl. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_560_001943_XL

15

Wat opvalt bij alle Zochers is dat zij zich niet profileren als onderdeel van een wetenschappelijke discipline, ondanks het feit dat ze als tuinarchitecten ontegenzeggelijk invloedrijk zijn. Ze zullen als ontwikkelde architectenfamilie allen op de hoogte zijn geweest van de belangrijkste literatuur en ideeën over de landschapsstijl, maar staan bekend als praktische doeners die zelf niet theoretiseren. Dit wil niet zeggen dat ze geen vaste werkmethode hebben, integendeel, uit het voorliggend onderzoek blijkt dat de Zochers stijlvast waren. Er zijn echter geen architectuurtraktaten of beschouwende teksten en artikelen van hun hand bekend en zij leverden geen bijdragen aan het wetenschappelijk discours. Zij oefenden een ambacht uit, deden dat op zeer hoog niveau en met liefde voor de natuur. Uit de spaarzaam bewaard gebleven documenten en briefwisseling blijkt dat de nadruk van de Zochers altijd lag op het afleveren van een mooi park als eindproduct.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


2.3 Het “Zocherbolwerk” Haarlem

16

De thuisbasis van de Zochers is de stad Haarlem. Hier wonen ze, ligt hun eigen kwekerij Rozenhagen en hier ontstaat met verschillende parkprojecten een etalage voor hun werk en een staalkaart van hun kunnen. In 1801 koopt J.D. Zocher sr. de buitenplaats Vredenrijk gelegen aan de Schoterweg te Haarlem. Een jaar later koopt hij de aanpalende buitenplaats Rozenhagen gelegen tussen Vredenrijk en de Kloppersingel recht tegenover het Prinsen Bolwerk en sticht hier de kwekerij en enterij Rozenhagen. Rozenhagen was beeldbepalend en strategisch gelegen direct buiten de Kennemerpoort aan de noordelijke uitvalsweg van Haarlem richting Velsen. Over de specifieke geschiedenis van de kwekerij is meer te lezen in de volgende paragraaf. In 1805 krijgt J.D. Zocher sr. van zijn buurman Willem Philip Barnaart (1781-1851) de prestigieuze opdracht om de aanleg in geometrische stijl van diens buitenplaats ’t Klooster aan de Schoterweg te transformeren in landschapsstijl. Hier creëerde hij op loopafstand van Rozenhagen een visitekaartje van zijn kunnen. Na de dood van J.D. Zocher sr. in 1817 neemt zijn zoon J.D. Zocher jr. de kwekerij over. In 1821 maakt J.D. Zocher jr. voor de gemeente Haarlem een gratis ontwerp voor de omvorming van het direct tegenover Rozenhagen gelegen en inmiddels geslechte Prinsen Bolwerk tot een wandelplantsoen. Dit ontwerp valt zo goed bij de gemeente dat hij in 1822 de opdracht krijgt een ontwerp te maken voor het ten westen van Kennemerpoort gelegen Staten Bolwerk. Hiermee was J.D. Zocher jr. verantwoordelijk voor de vormgeving van de gehele noordelijke parkgordel van Haarlem. Een betere reclame, zichtbaar vanuit de kwekerij, kon J.D. Zocher jr. zich niet wensen. De rondwandeling op Rozenhagen, zoals zichtbaar op de kaart van

Rechts: uitsnede van de topografische kaart van de noordelijke stadsrand van Haarlem uit 1894. In kleur zijn de markante Zocher-projecten langs de Schoterweg aangegeven: 1. Kwekerij Rozenhagen 2. Bolwerken; 3. Buitenplaats Het Klooster 4. Begraafplaats Akendam

Links: plattegrond van de kwekerij Rozenhagen en directe omgeving, met de diverse gebouwen en de privéparkaanleg en het woonhuis van de fam. Zocher. Het noorden is rechts. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_510003904_G. ‘Kaart der stad Haarlem vervaardigd naar de kadastrale meting in het jaar 1822’, vervaardigd in 1829 door F.J. Nautz en W.C. van Baarsel

Uiterst links: ansichtkaart uit 1905 met De Bolwerken, singelgracht met Kennemerbrug, de Kloppersingel en de gebouwen van Kwekerij Rozenhagen Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NLHlmNHA_55001666_02


4.

3.

1.

2.

Nautz en Van Baarssel (1829), bood de bezoekers van de kwekerij welbewust zicht op de door J.D. Zocher jr. ontworpen aanleg van het Prinsen Bolwerk. In 1819 huwt J.D. Zocher jr. met Amy May van Vollenhoven, weduwe van de in 1818 overleden Arnoldus Marinus Penninck Hoofd. In 1826 verwerft Amy van haar overleden echtgenoot bij de boedelscheiding de buitenplaats Akendam recht tegenover buitenplaats ’t Klooster aan de Schoterweg. In 1828, als de gemeente ruimte zoekt voor een nieuwe begraafplaats, koopt de gemeente Haarlem op voorstel van J.D. Zocher jr. Akendam van zijn echtgenote, waarna Zocher vervolgens de opdracht krijgt voor het ontwerp van de nieuwe begraafplaats. Vanaf 1828 kan J.D. Zocher jr. met zijn eigen parkaanleg en kwekerij op Rozenhagen en een stedelijk plantsoen en begraafplaats op loopafstand een staalkaart van zijn kunnen presenteren. Ook ten tijde van de samenwerking van J.D. Zocher jr. en zijn zoon L.P. Zocher blijven zij actief in de directe omgeving van de kwekerij. In de periode 1862-1873 wordt de gehele noordelijke parkgordel door vader en zoon Zocher getransformeerd van wandelplantsoen tot villapark en uitgebreid met het Kenaupark (1865). Hiermee werd aan de “Zocherstaalkaart” van kwekerij, parkaanleg, plantsoenen en begraafplaats in de directe omgeving van hun thuisbasis een nieuw element toegevoegd: het villapark. Wie Haarlem in de 19e eeuw vanuit het zuiden benaderde kon evenmin om de Zochers heen. Aan de invalswegen vanuit het zuiden lagen de Haarlemmerhout (J.D. Zocher jr. 1823-1827), Paviljoen Welgelegen (J.D. Zocher jr. 1809), wandelpark Koekamp (J.D. Zocher jr. 1832) en villapark Frederikspark (J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher 1862).

Afbeelding uit 1866 van een villa op de bolwerken van Haarlem. Op de achterzijde staat de volgende omschrijving:

“De villa van de Heer W. Hekking Jr. te Haarlem. De even kunstvaardige als kunstlievende teekenaar en oudheidkenner W. Hekking Jr, verlaat Amsterdam met der woon, om zich te Haarlem te vestigen. Te dien einde heeft hij een der villa's aangekocht, die in den jongsten tijd door den architect Zocher aan de zuidelijke helling van het plantsoen der Bolwerken zijn aangelegd. Wij wenschen onzen vriend in dit bekoorlijk verblijf, te midden zijner schatten van kunst en oudheid, de gelukkigste toekomst. E. en W.” Coll. Noord-Holllands Archief, inv. nr. HlmNHA_53500600

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

17


2.4 Kwekerij Rozenhagen en de catalogi In 1802 sticht J.D. Zocher sr. zijn eigen kwekerij en enterij ‘Rozenhagen’ te Haarlem. Het werk van de Zochers is onlosmakelijk verbonden met Rozenhagen, dat meer dan 100 jaar als kwekerij van de Zochers fungeert. Hier kweken zij de bomen, heesters en planten die ze toepassen in hun parkontwerpen. Helaas is er van de kwekerij zelf geen eigen archief bewaard gebleven. Tevens is er weinig bekend over de opzet en inrichting van de kwekerij en het aanwezige sortiment in deze beginperiode. Alleen twee rekeningen van Zocher aan de Heer Valkenaar voor eiken, essen en olmen zijn terug te vinden in het Noord-Hollands Archief.9 Wel zijn er enige kwekerijcatalogi bewaard.10 Deze bevinden zich bij de Afdeling Speciale Collecties van de Universiteit Wageningen en in het archief van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Hillegom (KAVB).

18

Het hebben van een eigen kwekerij is in de 19e eeuw zeer gebruikelijk voor tuinontwerpers. Wat betreft de eigen kwekerij van de Zochers is de overeenkomst tussen J.D. Zocher sr. en zijn schoonvader J.G. Michael sr. (1738-1800) opmerkelijk. Michael koopt in 1791 de Velsense buitenplaats Roos en Beek en verkoopt deze in 1792 weer.7 Een deel van het terrein van Roos en Beek behoudt J.G. Michael sr. echter. Hier sticht hij zijn eigen buitenplaats annex kwekerij Rosenstein. Na het overlijden van zijn vader in 1800 zet J.G. Michael jr. (17641858) de kwekerij voort en breidt deze in 1802 zelfs uit.8 Na het overlijden van J.D. Zocher sr. in 1817 erft zijn zoon J.D. Zocher jr. de kwekerij. In 1825 besluit hij het bedrijf uit te breiden en koopt hij weiland erbij in Zuid-Akendam aan de stadssingel en op “Spaarn en Vreugd”.11 Uit deze periode is een catalogus van de kwekerij en enterij Rozenhagen bij Haarlem bekend die rond 1830 is uitgegeven. Op de voorkant en eerste pagina van deze catalogus start J.D. Zocher jr. zijn inleiding op de collectie van de kwekerij. Hij noemt de uitbreiding van zijn reeds zeer uitgestrekte kwekerij als aanleiding om de catalogus te verspreiden. Verder schrijft hij:

Haarlem, Kloppersingel en Prinsen Bolwerk, door: G.J. Michaelis, circa 1821

Uiterst links: Plattegrond van de kwekerij Rozenhagen aan de Kloppersingel te Haarlem. Op het origineel is met rode lijn de wandelroute van het station naar de entree van de kwekerij aangegeven. Coll. van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB). Deze kaart staat in de ‘Spécialité d’Oignons à Fleurs. Catalogue de J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt’

“Voor buitenlandsche betrekkingen, kan ik de verzekering geven, dat mijn

verzameling van alle soorten overvloedig voorzien is, en verscheidenheid genoeg aanbied, om het landschap te versieren en een bevallig geheel te verkrijgen, door schakeringen van licht en bruin, van bleek en donkergroen, en zoo men de kleuren met behoedzaamheid kiest, terwijl het niet onverschillig is, welk groen; en welke bloemen men te zamen voegt, om die zachte leiding te geven, welke wezenlijk treffend zijn kan, - hoop ik, door ondervinding geleid, om die soorten te verzamelen, welke, des verkiezende, door eene kleine instructie of toelichting vergezeld, in staat te kunnen stellen om menig partij of aanleg aangenaam te schikken, en door de uitgebreidheid van der kweekerij zal men de prijzen billijk gesteld vinden.”12

Voorzijde catalogus Zocher & Co. van het voorjaar 1911 Bron: www.meemelink.com


J.D. Zocher jr. wordt al in de beginjaren van de firma J.D. Zocher & Comp. meerdere malen beloond met zilveren medailles en eervolle vermeldingen. Zo ontvangt hij op de Wintertentoonstelling van Planten en Bolgewassen van 1831 een premie voor zijn “drietal hiacinten” en een “loffelijke” vermelding voor zijn “Turksche Ranonkels”.15 Andere prijzen volgen.

Een advertentie van Zocher & Co. uit 1894 /1895 Bron: https:// ilibrariana.wordpress.com/2012/ 02/03/apie-prins-1884-1958/

Bovenstaand schrijven correspondeert met J.D. Zocher jr.’s activiteiten omtrent het aanleggen van buitenplaatsen. Niet voor niets afficheert hij zich in deze catalogus als architect en niet als bloemkweker. Op 16 juli 1833 wordt door Carl Gottfried Schneevoogt, de oudste zoon van de beroemde kwekersfamilie Voorhelm Schneevoogt, en J.D. Zocher jr. een contract ondertekend. Hierin wordt besloten om samen verder te gaan onder naam J.D. Zocher en Compagnie. De werkzaamheden van de firma betreffen “de Cúltúúr en Handel in Boomen, Planten en Bloembollen”.13 De volgende, ons bekende, catalogus (1835) draagt als titel Catalogus van de

boomkweekerij en bloemisterij bij den Architect J.D. Zocher, op Rozenhagen bij Haarlem. De inleiding stemt grotendeels overeen met het eerdere exemplaar, alleen wordt de lezer niet meer persoonlijk door J.D. Zocher jr. aangesproken maar in wij-vorm door Zocher en zijn compagnon. De directe aanleiding voor deze catalogus vormt de uitbreiding van het sortiment “met vele soorten van Amerikaansche en andere geheel nieuwe soorten van Heesters en Gewassen”.14 Tevens wordt vermeld dat de kwekerij jaarlijks verder zal worden uitgebreid met de zeldzaamste en fraaiste soorten. In de oudst bekende catalogi is het sortiment gegroepeerd in: hyacinten, andere bloembollen (zoals tulpen, trosnarcissen, crocussen etc.), bomen en bloeiende heesters, rozen, dahlia’s, pioenen en vaste planten voor de open grond (inclusief bolgewassen die tegenwoordig als stinsenplanten worden gecategoriseerd).

In 1837 gaat de firma van J.D. Zocher & Comp. verder onder de naam van “J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt”. In de advertentie meldt Zocher specifiek dat de architectuurtak buiten de associatie blijft en door hem alleen gedreven wordt. In 1847 koopt Zocher tuingrond en weiland, enkele boomkwekerijen aan de Kloppersingel, vijf kampen weiland onder Zuid-Akendam en ook stukken moestuin en een kwekerij die tot het vroegere “Spaar en Vreugd” behoorden.16 Vier jaar later wordt de kwekerij nogmaals uitgebreid als de firma besluit om twee bunder tuingrond te huren ten westen van de Kruisweg voor de duur van tien jaar.17 Na de dood van J.D. Zocher jr. in 1870 wordt L.P. Zocher hoofd van de firma. Als de firma J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt in 1881 een eigen tentoonstelling van bloeiende bolgewassen organiseert in de grote palmenkas van de Flora te Charlottenburg worden ze benoemd tot hofleverancier van de Duitse keizer en keizerin, die de tentoonstelling bezochten. In 1889 wordt de firma J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt geliquideerd en worden de bol- en knolgewassen en bloembollen voortaan gekweekt en verhandeld onder de naam firma Zocher & Co. Als L.P. Zocher in 1915 overlijdt, wordt Jacobus Johannes Kerbert hoofd van de firma. Hij besluit enkele jaren later de kwekerij te liquideren. Eind 1918 sluit de kwekerij voorgoed zijn deuren. In 1919 vindt er een openbare verkoop plaats waarna de kwekerij wordt ontmanteld. Op de gronden verrijst een nieuwe woonwijk, waarvan de straatnamen als Zocherstraat en Rozenhagenstraat nog altijd herinneren aan de geschiedenis van de kwekerij. Waarschijnlijk had Rozenhagen in de beginjaren van de kwekerij een hechte relatie met het ontwerpbureau van de Zochers, en is de kwekerij in latere jaren steeds verder af komen te staan van het architectuur- en ontwerpgedeelte. Dit blijkt onder andere uit het feit dat beplantingslijsten voor parken qua soortentoepassing moeilijk aan (meer recente) catalogi zijn te koppelen. Dat er zo weinig oudere catalogi zijn overgeleverd is een aanwijzing dat die er niet waren, omdat de kwekerij in de beginjaren waarschijnlijk niet als handelskwekerij fungeerde maar puur als leverancier bij het uitvoeren van de plannen van de Zochers. Het merendeel van de gevonden catalogi dateert uit de periode van ná 1880, toen de activiteiten van het ontwerpbureau sterk afnamen.18

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

19


Schilderij van de buitenplaats Oosterbeek te Wassenaar, met de aanleg in landschapsstijl door J.D. Zocher sr., 1789. Schilder onbekend, circa 1810 Coll. Gemeente Wassenaar, raadhuis De Paauw

20

Fragment van het ontwerp van J.D. Zocher sr. voor een gezamenlijke reorganisatie van het Haagsche Bos en de entree van Huis ten Bosch,1809. Het ontwerp is niet uitgevoerd. Coll. Haagse beeldbank, inv. nr. z.gr. 1605


2.5 Johann David Zocher sr. (1763 - 1817)

?

Van J.D. Zocher sr. is geen portret bekend

Rechts: Eén van de ontwerptekeningen van J.D. Zocher sr. voor de buitenplaats Meer en Berg in 1794. Linksonder staat het hoofdhuis schetsmatig aangegeven Als basis zijn de geometrische vormen van de aanleg in het zwart / grijs weergeven met daar overheen het ontwerp van J.D. Zocher sr. Door deze lijnen is zichtbaar in welke mate sr. de geometrische aanleg opnam in zijn ontwerpen. Met name de globale contouren van de waterpartijen en de centrale zichtas vanaf het hoofdhuis zijn in beperkte mate bewaard gebleven. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NLHlmNHA_3862_518_001

Johann David Zocher sr. is in 1763 geboren in Thurgau, Saksen (Dld.). Met zijn ouders woont hij enige tijd in Straatsburg voordat het gezin in 1780 naar Nederland verhuist en zich in de buurt van Haarlem vestigt. J.D. Zocher sr. treedt in Nederland in dienst bij Johan Georg Michael, een eveneens in Duitsland geboren hovenier en architect. Een van J.D. Zocher sr.’s vroegste ontwerpen is de aanleg van buitenplaats Oosterbeek te Wassenaar, die door hem vanaf 1783 wordt omgevormd in landschapsstijl. Naast baas en leermeester wordt J.G. Michael in 1788 ook Zochers schoonvader, als J.D. Zocher sr. trouwt met Michaels dochter, Maria Christina. Een jaar later, in 1789, wordt J.D. Zocher sr. als enige architect lid van het St. Lukasgilde in Haarlem, waardoor hij zelfstandig opdrachten kan gaan aannemen. Dit is de start van een glansrijke carrière als zelfstandig tuinarchitect met sinds 1802 een eigen kwekerij en enterij. Bekend is dat J.D. Zocher sr. zich rond 1806 in Vrijmetselaarskringen begeeft. In 1806 komt Johan David Zocher voor als lid van de Amsterdamse loge “la Charité” en onder zijn opdrachtgevers zijn ook vrijmetselaars.19 In dat jaar scheidt J.D. Zocher sr. van zijn vrouw. In 1807 wordt hij door Lodewijk Napoleon tot hofarchitect benoemd. Hij werkt onder supervisie van de Franse architect en “controleur de nos bâtiments” Jean Thomas Thibault en de Intendant General G.W.J. van Lamsweerde, die de verantwoordelijkheid voor de tuinen droeg. In dienst van de koning werkt J.D. Zocher sr. aan prestigieuze projecten zoals de aanleg van de tuinen van Paleis Soestdijk, Huis ten Bosch en Amelisweerd. Als Holland in 1810 wordt ingelijfd door Frankrijk vervalt J.D. Zochers status van hofarchitect en raakt hij financieel in de knel, waardoor hij bij het gemeentebestuur van Haarlem uitstel van betaling moet aanvragen. Hij blijft in deze periode opdrachten aannemen en werkt aan de parken van Biljoen, Renswoude, Broekhuizen, Huis den Bildt en het park achter Paleis Soestdijk. Deze laatste opdracht loopt door onder koning Willem I. Tijdens werkzaamheden bij dit laatstgenoemde paleis in 1817, overlijdt hij plotseling op 54-jarige leeftijd.

Werkwijze en ontwerpstijl J.D. Zocher sr.’s ideeën over tuin- en landschapsarchitectuur zullen beïnvloed zijn door zijn oom Christian Friedrich, die in Duitsland Kunst- en Lustgärtner was, en door zijn schoonvader en leermeester Johan Georg Michael. Deze had vermoedelijk een studiereis gemaakt naar Engeland en had daar kennis genomen van nieuwe opvattingen over tuinarchitectuur. Die nieuwe opvattingen resulteerden in de opkomst van de landschapsstijl, waarin het beleven van de natuur en het ideaalbeeld van een arcadisch landschap een centrale rol speelden. J.D. Zocher sr.’s ontwerpen, met hun kleinschaligheid, slingerpaden, afwisseling van licht en donker en boom- en heestergroepen zijn kenmerkend voor de zogeheten vroege landschapsstijl. Typerend voor sr.’s ontwerpen is dat de voorgaande veelal geometrische aanleg nog door zijn nieuwe aanleg heen schemert. Dat hij een exponent is van de vroege landschapsstijl blijkt uit zijn gebruik van de geometrische vormentaal, zoals cirkels in zijn vrij nadrukkelijk aanwezige paden in de parkaanleg. De bochten ontwerpt hij met zo’n zuivere kromming dat hij ze moet intekenen met behulp van een passer, waarvan de gaatjes vaak nog in de originele ontwerptekeningen zijn terug te vinden. Er is relatief weinig bekend over de opdrachtgevers en opdrachten van J.D. Zocher sr., waardoor zijn biografie korter is dan die van de andere Zochers. Een uitgebreidere analyse van de ontwerpstijl- en kenmerken van J.D. Zocher sr. is te vinden in hoofdstuk 3.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

21


Studieontwerp voor een reorganisatie van het Haarlemmerhout door J.D. Zocher jr. in 1809. Het onderste gedeelte in landschapsstijl is opnieuw ontworpen. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_51000742

22


2.6 Johan David Zocher jr. (1791 – 1870) Portret van J.D. Zocher jr. door Wouter Mol, circa 1820 Coll. Frans Hals Museum, De Hallen Haarlem inv.nr. omin I259 Portret van Johan David Zocher gemaakt door Johan Coenraad Hamburger in 1841 Coll. Rijksmuseum Amsterdam, inv. nr. RP-T-1940-413

Portretfoto J.D. Zocher jr., omstreeks 1865 Coll. Noord-Hollands Archief

Grafmonument J.D. Zocher jr. op de begraafplaats Akendam; foto door M. den Engelse, jaartal onbekend

J.D. Zocher jr. is de bekendste van de Zochers, en niet zonder reden. Zijn talent blijkt al op jonge leeftijd wanneer hij als 18-jarige de Prix de Paris wint, een door Lodewijk Napoleon uitgeschreven prijsvraag die veelbelovende jonge kunstenaars de mogelijkheid biedt in Parijs te studeren. Hier volgt hij een opleiding in de klassieke architectuur aan de Ecole des Beaux Arts, in het atelier van de befaamde Franse architect Hippolyte le Bas. Op 23 november 1809 is “le jeune Zocher” in Parijs aangekomen en begonnen aan zijn studie. Hij maakt deel uit van een groep van dertien jonge talenten, die verdeeld zijn in vijf groepen: historieschilders, landschapsschilders, graveerders, beeldhouwers en architecten. J.D. Zocher jr. studeert in Parijs niet met de minsten; in het groepje architecten zit Jan de Greef en de bekende landschapsschilder Knip is ook een studiegenoot. In Parijs werkt J.D. Zocher jr. onder andere aan schetsen voor een vuurtoren, wat zijn veel latere – niet helemaal binnen het Zocher-oeuvre passende – ontwerp voor de vuurtoren J.C.J. van Speijk in Egmond aan Zee verklaart.20 J.D. Zocher jr. wint in Parijs de Prix de Rome en verruilt de Franse hoofdstad na drie jaar voor Rome, waar hij zijn kennis over klassieke architectuur verder uitdiept door Romeinse ruïnes te bestuderen. Na reizen in o.a. Frankrijk en Zwitserland keert J.D. Zocher jr. in 1815 terug naar Nederland. Zijn eerste bouwopdracht betreft een pand aan de Nieuwestad in Leeuwarden, de stad waar zijn zus woont en waar J.D. Zocher jr. vermoedelijk logeert na zijn verblijf in Rome. In 1816 maakt J.D. Zocher jr. een ontwerp voor de zijtuin bij de nieuwe koningsvleugel van paleis Noordeinde in Den Haag, een prestigieuze opdracht voor de jonge architect. In 1817 overlijdt zijn vader, die op dat moment aan het park van Paleis Soestdijk werkte. J.D. Zocher jr. vestigt zich te Haarlem en wordt aangewezen als opvolger op Soestdijk. Zijn Parijse studiegenoten uit het architectengroepje, De Greef en Reijers, worden ook aangesteld, als bouwarchitecten. J.D. Zocher jr. erft kwekerij Rozenhagen en neemt de voogdij van zijn twee broers Karel Georg en Michael Georg op zich. In 1819 trouwt J.D. Zocher jr. de weduwe van zijn vriend Penninck Hoofd, Amy May van Vollenhoven. Zij wonen op de buitenplaats van Penninck Hoofd, het Haarlemse Akendam, waar een jaar later zoon Louis Paul wordt geboren. J.D. Zocher jr. heeft in deze periode diverse opdrachten. Aanvankelijk in de omgeving van Haarlem, maar steeds meer in heel Nederland. Zijn ster rijst snel. Vanaf 1820 krijgt hij veel opdrachten voor parken en landhuizen en wordt hij lid van verschillende prestigieuze instellingen, waaronder de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam (sinds 1822), het Royal Institute of British Architects (sinds 1838) en het Koninklijk Nederlands Instituut, de latere KNAW (1835) en het Genootschap Kunsten en Wetenschappen te Utrecht (sinds 1840). In 1845 wordt hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

omstreeks 1820

1841

omstreeks 1865

In 1846 overlijdt Amy. In 1849 hertrouwt J.D. Zocher jr. met weduwe De Waal Malefijt, Johanna Jacoba Ratelband (1805-1891). In deze periode begint hij met zijn zoon Louis Paul de firma Zocher, later de firma J.D. en L.P. Zocher. Wanneer hun samenwerking exact begint is onduidelijk. Vanaf 1850 worden alle ontwerpen ondertekend met “Zocher” of “J.D. en L.P. Zocher”, in plaats van met “J.D. Zocher jr.”, hoewel Louis Paul vermoedelijk al eerder een aanzienlijk aandeel in de werkzaamheden van zijn vader had. In 1869 werkt J.D. Zocher jr. nog met zijn zoon aan een ontwerp voor het Amsterdamse Vondelpark en een ontwerp voor begraafplaats Zorgvlied. In 1870 overlijdt hij en wordt begraven op begraafplaats Akendam, die hij in 1828 zelf ontworpen had op de vroegere buitenplaats van zijn eerste vrouw.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

23


Vuurtoren J.C.J. van Speijk in Egmond aan Zee ontworpen door J.D. Zocher jr. in 1834, getekend door Paulus Lauters, 1841 Coll. Rijksmuseum Amsterdam, inv. nr. RP-POB-88.726

24

Ontwerptekening voor een nieuwe parkaanleg op het Prinsen Bolwerk in Haarlem, op eigen initiatief gemaakt door J.D. Zocher jr. in 1821. Deze tekening laat het deel van het bolwerk zien aan de noordoostzijde van de stad. Aan de stadzijde wordt het park begrensd door het Kennemerplein, aan de landzijde door de Kloppersingel. Direct ten noorden van de Kloppersingel ligt Kwekerij Rozenhagen. De overgang over het water aan de westzijde is de Kennemerbrug die aansluit op de Schoterweg. Het ontwerp van het Prinsen Bolwerk is uitgevoerd en is het ideale visitekaartje voor bezoekers aan de kwekerij Rozenhagen. Bezoekers aan de kwekerij konden vanaf het station van Haarlem over de Kennemerbrug naar de kwekerij Rozenhagen lopen, die direct na de brug aan de rechterzijde lag. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_52000004

Presentatietekening van een klein landhuis of villa in neoclassicistische stijl in een parkaanleg in landschapsstijl getekend door J.D. Zocher jr. Coll. Het Nieuwe Instituut, inv. nr. ZOCH.110611631


Werkwijze en ontwerpstijl J.D. Zocher jr. is een van de belangrijkste en meest productieve vertegenwoordigers van de late landschapsstijl in Nederland. Zelf maakt hij in een briefwisseling met een opdrachtgever, de eigenaar van Twickel, de opmerking dat hij zes van dat soort (vrij omvangrijke) opdrachten per jaar aan kan, wat veel is aangezien hij opmerkt dat alleen al het afreizen naar Twickel per diligence zes dagen kost.21 Op locatie werd het werk dan ook uitgevoerd onder dagelijkse leiding van voormannen. Een exemplarisch voorbeeld hiervan is Jacobus Hogeweg (1799-1881) die ruim 20 jaar als “opzigter” voor J.D. Zocher jr. werkte onder andere op toonaangevende aanlegprojecten als Hof te Dieren (1822), Twickel (1835) en Keppel (1835).22 Bovendien delegeert J.D. Zocher jr. waar nodig en werkt hij intensief samen; tot circa 1835 veelvuldig met zijn broer K.G. Zocher en later met zijn zoon L.P. Zocher. Over zijn broer Karel schrijft hij: “[I]k zond hem nimmer als met mijn bepaalde orders, en wel overtuigd, dat hij dezelve kon uitvoeren, ik doe zulks ook bij gelegenheid op alle werken, en kan daarin niet wel andere schikkingen maken.”23 J.D. Zocher jr.’s ontwerpen geven een geïdealiseerd en harmonieus landschap weer, dat wordt gekenmerkt door glooiingen, waterpartijen, rondwandelingen met afwisselend dichte bosschages en open ruimten en – hierin verschilt zijn stijl van de vroege landschapsstijl die zijn vaders ontwerpen karakteriseert – onbegrensde uitzichten. Zijn ontwerpen zijn letterlijk grootser dan die van zijn vader, omdat hij meer dan J.D. Zocher sr. het omringende landschap bij zijn ontwerpen betrekt. Nog een kenmerkend verschil is dat, hoewel ontwerpen van sr. en jr. even gekunsteld zijn, die van jr. iets vanzelfsprekender en natuurlijker aandoen omdat ze vrijer van vormgeving zijn. De paden verliezen bijvoorbeeld de geometrische basis en zijn minder pregnant aanwezig in de parkaanleg. J.D. Zocher jr. hield zich weinig bezig met bloembeplantingen, die tijdelijk zijn, decoratief van karakter, makkelijk inwisselbaar en tevens vaak door eigen tuindiensten werden verzorgd, bedacht en veranderd. Amy Geertruida de Leeuw (1843-1938), stief-kleindochter van J.D. Zocher jr., schrijft in 1917 hierover onder haar pseudoniem Geertruida Carelsen: “[h]et lag niet in zijn aard, zich met bloemkweekerij veel in te laten, althans niet,

daarmee te beginnen. […] Zijn beste zorge besteedde hij aan hoogopgaand geboomte. Daaraan sloot zich die voor lager hout aan; voor boschjes van grovere en fijnere heesters, in geschikte groepeering hoeken vullend, wanden en bemantelingen vormend, muren bedekkend, stijve lijnen brekend. Wat de kleine bloeiende planten betreft, die speelden onder zijn beheer niet veel gewichtiger rol dan de veldbloemen in een gewoon landschap. Ze waren er, zeker; en ze werden ook wel aangekweekt, ter wille van haar geur en kleurenspel; maar de bloemkwekerij stond niet zoo hoog als thans; en hoe de kleine bloemgewassen eigenlijk naar den eisch van een Engelsch park in een tuin dienden gearrangeerd te worden, werd tamelijk wel in het midden gelaten.”24

Tekenend hiervoor is het ontwerp van J.D. Zocher jr. uit 1835 voor kasteel Keppel waarin het “bloemige karakter” van het hoofdmoment van de aanleg (de diagonale zichtas op de brug over de Oude IJssel) in eerste instantie hiermee in tegenspraak lijkt te zijn. In de vrachtbrief van de geleverde planten door de eigen kwekerij op Rozenhagen is sprake van onder andere 150 dahlia’s (in 50 soorten), violieren, lelies en “maandrozen in potten”. Het bloemige karakter wordt echter vooral bepaald door bloemdragende heesters zoals hortensia’s, azalea’s en bomen zoals 20 “grote Castanje Quina”, een grote tulpenboom aangevuld met 75 “pakken met diverse plantsoen”, 85 pakken met “groenblijvende heesters” en naaldhout (zilverspar, balsemspar, fijnspar en wymouthden).25 Een uitgebreidere analyse van de ontwerpstijl- en kenmerken van J.D. Zocher jr. is te vinden in hoofdstuk 3. Aanzien en clientèle J.D. Zocher jr.’s klanten komen veelal uit de bovenlaag van de Nederlandse bevolking; hij werkt veel aan kasteelparken en op buitenplaatsen. J.D. Zocher jr. is dan ook niet zomaar te porren voor “eenvoudige” opdrachten of projecten die zijn interesse niet hebben. Wat hem echter wel kan enthousiasmeren is zijn vaders werk, wat een anekdote van de heer Cornelis van Bommel illustreert. Deze probeerde J.D. Zocher jr. te interesseren voor de buitenplaats Vredenoord en schrijft daarover aan de eigenaar, zijn zwager Hendrick van Berckel dat een in eerste instantie onwillige Zocher van gelaat veranderde en zich dadelijk bereid toonde “zoo dra ik hem deed opmerken, dat die plaats zeer wel aangelegen was en nog van de bekwaamheid diens vader getuigde”.26 Dat jr. hoog in aanzien stond blijkt uit verschillende bronnen. Van Bommel prijst hem in 1827 aan als “(…)de groote man, de man van de vogue” en in 1828 schrijft hij “knapper in het vak zijn er niet”.27 In een brief van Wilhelmina C.P. De Jonge, verloofde van W.C.M. de Jonge van Ellemeet, wordt jr. aangehaald als “Zogher, de fameuse aanlegger”.28 Thomas van Stolk, in 1872 initiatiefnemer van het Van Stolkpark in Den Haag, laat voor de aanleg een ontwerp maken door de firma J.D. en L.P. Zocher, “mannen wier smaak en kennis waarborg zijn, dat het plan bij uitvoering een der hoofdsieraden der residentie zal worden.”29 [NB J.D. Zocher jr. is in 1872 al overleden.] De faam van de Zochers betekent dat zij veelal de vrije hand krijgen om het ontwerp naar eigen inzicht aan te leggen. Dit staat zelfs vastgelegd in contracten die zij met opdrachtgevers afsluiten. Zo staat in het contract met Johannes baron Van den Bosch voor de aanleg van Boschlust in 1837:

“De ondergetekende verbind zich dit alles den goelijk te zullen nakomen, echter met uitzondering van geringe afwijkingen, waar hij door eene andere leiding van een fraaie of andere lijnen, een beter effect zou kunnen daarstellen, in welke geringe vrijheden hij zich niet slaafsch aan het plan zal behoren te houden, zullende dezelve talent blijken vragen met het vermindering van werk te zijn geschied.” 30 ‘Zogher, de fameuse aanlegger’

25


In een akte van overeenkomst tussen Gerrit Willink van Bennebroek en J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher, over de aanleg van een gedeelte van het park van Huis te Bennebroek in 1860:

“Zij zullen volgens het plan het water doen graven in die gedeelten dempen zooals het plan aanduidt ende paden en groeperingen doen daarstellen, blijvende hun echter de vrijheid om zoodanige geringe afwijkingen daarvan te maken, als hun onder de bewerking voor het goed effect noodzakelijk mogten blijken te zijn en zullen zij alles in de beide overeenstemming brengen met die doelen van het Buiten welke volgens het plan, niet in den aanleg begrepen zijn.� 31

26

Werktekening met aantekeningen van de reorganisatie van de parkaanleg van Landfort te Gendringen, J.D. Zocher jr., circa 1823

De ontwerptekening van het eerste, niet uitgevoerde ontwerp voor de ingrijpende reorganisatie en uitbreiding van de parkaanleg voor Keukenhof, J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher in 1857

Deze zeer zeldzame werktekening geeft inzicht in hoe J.D. Zocher jr. vanuit een bestaande situatie toewerkte naar zijn nieuwe ontwerp. De notities betreffen opmerkingen over te behouden fraaie beplantingen en andere ontwerpkeuzen. Nader onderzoek van deze kaart is gewenst.

Coll. Stichting Graaf Carel van Lynden, Kasteel Keukenhof

Coll. E.c. Achterhoek en Liemers, arch.nr 0966, inv.nr 537


Advertentie uit 1866 waarin de firma op zoek is naar nieuw personeel. Opregte Haarlemsche Courant, 21 maart 1866

Ontwerp buitenplaats Dordwijk te Dordrecht, J.D. Zocher jr., 1852 Part. coll.

Werving en werknemers Ondanks hun aanzien doen de Zochers wel aan acquisitie. Bekend is dat zowel J.D. Zocher jr. als zijn zoon Louis Paul ontwerpen vaak gratis en ongevraagd opsturen aan mogelijke opdrachtgevers, waarschijnlijk om anderen voor te zijn of om de klant vast hun ideeën te laten zien voordat een programma van eisen werd opgesteld.32 Voor de herinrichting van de Haagse Koekamp in 1837 stuurt J.D. Zocher jr. vermoedelijk een gratis ontwerp, en in 1844 biedt hij de Rotterdamsche Werkvereeniging aan “belangeloos en zonder geldelijke belooning” een ontwerp te tekenen voor de Nieuwe Plantage, een werkverschaffingsproject. In navolging van een door J.D. Zocher jr. gewonnen Delftse prijsvraag voor een plan ter verbetering van de omgeving van de toen te slopen Schiedamse- en Rotterdamse Poort maakte hij op eigen initiatief een ontwerptekening voor een parkaanleg op de Delftse noordelijke, zuidelijke en oostelijke stadswallen.33 Dat J.D. Zocher jr. over een behoorlijk zakelijk instinct beschikt, blijkt wel uit de voorwaarde dat Zochers firma de beplanting, begroot op f 4.500, leverde en dat de dagelijkse leiding in handen was van opzichters in dienst van de firma.34 Dat de aanleg en uitvoering van Zochers ontwerpen onder leiding van voormannen of opzichters in dienst van de firma gebeurt is gebruikelijk. Voormannen werden door de firma J.D. en L.P. Zocher via advertenties geworven en zelf opgeleid. Zo is de firma in 1866 op zoek naar “een jong mensch, van gezond gestel en niet beneden de 14 jaren oud, opteleiden in het vak van aanleggen van lusthoven”.35 Dat de jongens bij de firma een gedegen opleiding genieten, blijkt uit het feit dat zij bij het uitvoeren van projecten relatief zelfstandig als opzichters functioneren, waarbij zij leiding geven aan tientallen werkmannen. Bij de aanleg van Boschlust, tegenover de Koekamp in Den Haag, is bijvoorbeeld een meesterknecht in de begroting opgenomen die 5 maanden aanwezig is en die, gezien de 40 bestelde kruiwagens, minstens dat aantal mannen aanstuurt. J.D. Zocher jr. zelf houdt supervisie op afstand en spreekt met de opdrachtgever af dat hij in de periode van 5 maanden 12 tot 16 keer langs komt; dit zal zijn zowel om het werk te inspecteren als voor overleg.36 In het contract dat J.D. Zocher jr. met baron Strick van Linschoten Hekendorp afsluit voor werk op de buitenplaats Linschoten staat onder artikel 3: “Hij zal ook een bekwaam Meesterknecht bij genoemd werk aanstellen die voor alle rust en goede uitvoering van hetzelve zal waken; alle arbeidsloonen dit werk rakende zijn voor zijne rekening.”37

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

27


28

Ontwerp door K.G. Zocher gemaakt in 1850 voor de park- en tuinaanleg van Oldenaller (Putten)

Ontwerp door K.G. Zocher gemaakt in 1839 voor de parkaanleg van Schoonoord (Oostkapelle)

Coll. Gelders Archief

Coll. Fam. Van Citters uit Landschapsatlas Walcheren


2.7 Karel Georg Zocher (1796 - 1863)

?

Van K.G. Zocher is geen portret bekend

Karel Georg is het zesde kind van J.D. Zocher sr. en Maria Christina Michael. Als zijn vader in 1817 plotseling overlijdt komt hij, op dat moment nog net geen 21, onder voogdij van zijn broer Johan David jr. te staan. Over wat hij in de jaren daarna doet, is weinig bekend. Hoewel het tot nog toe niet zeker was of en hoe intensief Karel Georg samenwerkte met zijn broer J.D. Zocher jr. blijkt de betrokkenheid van Karel bij het werk van J.D. expliciet uit nieuw ontdekte correspondentie uit het Huisarchief van Twickel. Karel werd door zijn broer tussen 1830-1835 regelmatig naar Twickel gestuurd om daar zijn opdrachten uit te voeren. Dit tot ontevredenheid van eigenaar baron Van Heeckeren, die Karel Georg minder deskundig vindt en liever zijn hoger aangeschreven broer ziet verschijnen.38

bekend, waarvan buitenplaats Schoonoord te Oostkapelle (1835) en het Stadswalplantsoen van Tiel (1838) de eersten zijn.42 Van buitenplaats Schoonoord is de originele ontwerptekening voor de parkaanleg bewaard gebleven, ondertekend met K.G. Sr., Architect te Utrecht. Bekend is dat hij op deze buitenplaats ook de gebouwen ontwerpt.43 In Zuid-Holland is van K.G. slechts één project / ontwerp bekend, namelijk dat voor de buitenplaats Welbehagen in Rotterdam. Andere grote projecten waar K.G. Zocher aan werkt zijn het omvormen van de stadswallen van Middelburg (1841-1847), Hoorn ( circa 1840), Purmerend (1839 en 1861) en Wageningen (1854 en 1859) tot wandelpark, en enkele buitenplaatsen, waaronder Oldenaller (1850) en Blikkenburg (1852).44

Baron Van Heeckeren schrijft J.D. Zocher jr. in december 1835:

Werkwijze en ontwerpstijl Karel Georgs ontwerpen kennen een landschappelijk karakter, met solitaire bomen, slingerende waterpartijen en wandelingen met afwisselende uitzichten. De hoofdstructuur van de parkaanleggen van K.G. Zocher lijkt erg op die van zijn broer J.D. Zocher jr. en neef L.P., maar opvallend is dat zijn ontwerptekeningen een gardenesk karakter kennen en zijn aangekleed met uitgebreide composities met bloemperken, zoals te zien is op de ontwerptekening van Schoonoord (Oostkapelle).45 Dit blijkt ook uit de rekeningen uit 1852 voor de buitenplaats Blikkenburg te Zeist, waar in de uitgebreide bloemvakken een groot sortiment wordt vermeld van dahlia’s, stamrozen, “diferente” bloemplanten, rozenstruiken, azalea’s, rododendrons, hortensia’s, maandrozen, lage bloemstruiken, “diferente” stokrozen, pioenrozen, groenblijvende struiken, sparren, lariks, zilversparren en gewone sparren.46 Opvallend is dat K.G., in tegenstelling tot de andere Zochers, regelmatig moestuinen in zijn ontwerpen vormgeeft in landschapsstijl. K.G. zal net als zijn vader en broer bekend zijn geweest met Engelse, Duitse en Franse literatuur en ideeën over deze trend.

“Hierbij nog komt het salaris, dat even hoog wordt berekend, ook wanneer UwE. niet zelve overkomt doch iemand zendt om de gegeven last uit te voeren, doch wien men niet kan consulteren, als laatstelijk nog bleek, toen ik mijn Rentmeester had opgedragen, een geschikte plaats te vragen, tot het plaatsen van twee vasen. Intusschen verzoek ik UwE. wel te begrijpen, dat in deeze aanmerking niets persoonlijks ligt gelegen, tegen UwE. Heer Broeder.” 39 J.D. Zocher jr. reageert als volgt: “Wat de reiskosten betreft welke ik bij Ziekte, of

andere noodzaak door mijn broeder laat verrigten, ik zond hem nimmer als met mijn bepaalde orders, en wel overtuigd, dat hij dezelve kon uitvoeren, ik doe zulks ook bij gelegenheid op alle werken, en kan daarin niet wel andere schikkingen maken.” 40 Ook is Karel Georg in 1825 betrokken bij werkzaamheden op Landfort, in de Gelderse Achterhoek.41 In 1839 trouwt Karel Georg met Maria Cornelia Sikkel. Volgens de huwelijksakte staat hij in dat jaar geregistreerd als architect te Utrecht. Karel Georg werkt in ieder geval de tweede helft van zijn leven inderdaad zelfstandig als tuinarchitect en als bouwkundig architect. Er zijn 16 tuinarchitectuurprojecten van zijn hand

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

29


Foto van begin 20e eeuw van De Plantage te Culemborg, ontwerp door L.P. Zocher in 1850 Bron: mijngelderland.nl

30 Ontwerp van een plantsoen in Gouda van L.P. Zocher in 1875. Met als bijschrift: “Kaart van het terrein om de Tiendewegsbrug, in de gemeente Gouda, benevens eenige profielen van dat terrein� Coll. Streekarchief MiddenHolland, inv. nr. 2201 G 1

Ontwerp De Plantage te Culemborg, L.P. Zocher, 1850 Coll. Gelderland nr. 2221


2.8 Louis Paul Zocher (1820 – 1915)

Portretfoto van L.P. Zocher omstreeks 1875 Coll. Noord-Hollands Archief NH - NL-HlmNHA_218_10_53

Portretfoto van L.P. Zocher, omstreeks 1905 Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NLHIm-HA_540463010

Louis Paul Zocher is een zoon van J.D. Zocher jr. en Amy May van Vollenhoven. Hij wordt in 1820 geboren op de Haarlemse buitenplaats Akendam. Aangenomen wordt dat hij zich vanaf circa 1844 als architect en tuinarchitect ontwikkelt; eerst in de leer bij zijn vader en vanaf omstreeks 1849 als medefirmant. De meeste ontwerpen van de firma Zocher tussen 1850 en 1870 zijn gesigneerd met “Zocher” of “J.D. en L.P. Zocher”. Omdat ontwerpen vanaf 1850 gezamenlijk worden ondertekend is het lang niet altijd duidelijk welke Zocher doorslaggevend is geweest voor een ontwerp. Het is overigens waarschijnlijk dat Louis Paul al voor 1850 een belangrijk aandeel in het ontwerpen had, zoals ook zijn oom K.G. Zocher meewerkte. De carrière van zijn vader floreerde in de jaren ‘40 en het is bijna niet mogelijk dat J.D. Zocher jr. alle ontwerpen zelf maakte.47 In 1855 huwt Louis Paul Wilhelmina Geertruide Santbergen. Het paar gaat wonen aan het Spaarne in Haarlem. Als vader J.D. Zocher jr. in 1870 overlijdt blijft Louis Paul werkzaam als tuinarchitect. Hij blijft ontwerpen signeren met zowel zijn eigen naam als die van zijn vader. Momenteel zijn circa 30 tuin- en inrichtingsprojecten bekend van vader en zoon samen en 24 projecten van Louis Paul alleen.48 Het Vondelpark in Amsterdam is een van de bekendste gezamenlijke projecten van vader en zoon Zocher. Naast architectuurwerkzaamheden leidt Louis Paul ook de boomkwekerij op Rozenhagen. Louis Paul en Wilhelmina krijgen twee dochters, Johanna Jacoba (1856) en Maria Elisabeth (1857). Beide dochters helpen hun vader in zijn werk; met de oudste werkt hij veel in de tuinen op Rozenhagen, maar zij overlijdt op jonge leeftijd, in 1875. Zijn tweede dochter gaat vaak mee op zakenreis. Louis Paul reist veel en spreekt zijn talen. In Manchester en Berlijn organiseert hij bloemententoonstellingen. De Berlijnse tentoonstelling wordt bezocht door Koning Willem I en graaf Von Bismarck. Na het overlijden van Wilhelmina sticht Louis Paul in 1862 twee ondernemingen: de “Fa. L.P. Zocher en A. Beets of de Haarlemse Maatschappij tot het verduurzamen van levensmiddelen” (vanaf 1863) en “Stoom-meekrapfabriek H.H. Koopman, Zocher en Co. of Hollandia” (vanaf 1870). Vermoedelijk is de levensmiddelenfabriek de eerste van zijn soort in Nederland, volgens Carla Oldenburger “ingericht met fornuizen, waarop de groenten van de kwekerij werden gekookt.”49 Louis Paul was een breed geïnteresseerde ondernemer, die voorts de eerste oesterputten ten behoeve van de kunstmatige oesterteelt heeft aangelegd in Zeeland en een “Inrichting voor warme en koude baden” oprichtte.50

In 1915 overlijdt Louis Paul. Hij wordt begraven op de door zijn vader aangelegde Haarlemse begraafplaats, de voormalige buitenplaats Akendam, waar Louis Paul is geboren. J.D. Zocher jr. ligt hier zelf ook begraven. L.P.’s opvolger als hoofd van de firma J.D. en L.P. Zocher is vennoot Jacobus Johannes Kerbert. Werkwijze en ontwerpstijl De tuinarchitectuurstijl van Louis Paul is bijna niet te onderscheiden van die van zijn vader; eenvoudig, harmonieus, afwisselend dicht bos en open uitzichten en waterpartijen met eilandjes zijn kenmerkende aspecten. Dit is niet verbazend, gezien hun bijna dertig jaar durende samenwerking. Wat wel verandert ten tijde van deze twee generaties is de Nederlandse maatschappij, waarin openbaar groen een steeds belangrijker plek inneemt. Waar J.D. Zocher jr. aanvankelijk veel op buitenplaatsen en kasteelparken werkt, verschuift de focus later en werkt Louis Paul meer aan openbare projecten zoals stadsparken, plantsoenen, singels en begraafplaatsen. De voortschrijdende industrialisatie in de tweede helft van de 19e eeuw brengt met zich mee dat welgestelden uit de stadscentra verhuizen; in eerste instantie naar villa’s die gebouwd worden op de vrijgekomen ruimte van de geslechte verdedigingswerken die de oude centra omringden, en later naar villaparken buiten de stad. Deze “suburbane” villaparken verrijzen in natuurgebieden aan of bij stations of spoor- of tramlijnen, relatief dicht bij stedelijke centra. Een villapark is een in percelen opgedeeld groot terrein met een uniforme inrichting in landschapsstijl, waarop louter villa’s worden gebouwd. L.P. Zocher ontwerpt diverse villaparken.51 Ook na J.D. Zocher jr.’s overlijden in 1870 blijft de firma J.D. en L.P. Zocher in hoog aanzien staan en bedingt L.P. Zocher een grote mate van autonomie bij zijn opdrachtgevers. Kenmerkend hiervoor is zijn brief aan het Bestuur der Staatwaterbron te Haarlem van 6 Januari 1895: “Ten slotte achten wij het niet overbodig hierbij nog even te releveeren dat, hoewel ons plan bij de uitvoering in hoofdzaak geheel zal worden gevolgd, het toch ook hier mogelijk is dat gedurende het werk, in verband met allerlei omstandigheden, geringe wijzigingen in de beplanting als anderszins gewenscht zullen blijken, welke wijzigingen wij ons in het belang van den aanleg en de omgeving gaarne zouden voorbehouden.”52

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

31


Links: Vermelding van J.J. Kerbert als vennoot; in dit project werkte hij vermoedelijke als adviseur bij de aanleg van het ontwerp De Tijd 27-06-1905

32

Uiterst links: de bekendmaking van het vennootschap tussen J.D. Zocher jr., L.P. Zocher en de minderjarige J.J. Kerbert ten aanzien van het aanleggen van parken, lusthoven en tuinen Opregte Haarlemsche Courant 21-12-1868


2.9 Epiloog, voortzetting van de firma J.D. en L.P. Zocher tot 1917

Portret van J.J. Kerbert

Na de dood van L.P. Zocher in 1915 komt Jacobus Johannes Kerbert (1849–1931) aan het hoofd van de firma te staan. Kerbert wordt in 1849 geboren te Zaandijk, als zoon van Coenraad Jacobuszoon Kerbert (1816-1857), arts en plantkundige, en Guurtje Breet (1826-1903). Nadat hij zijn lagere school en gymnasium heeft afgerond, werkt Kerbert als vrijwilliger bij de Zochers. Wellicht had hij gereageerd op de eerder genoemde advertentie uit 1866. Op 1 mei 1867 wordt hij als vennoot aangenomen bij de Firma J.D. en L.P. Zocher en wordt besloten om de zaken betreffende het aanleggen van parken, lusthoven en tuinen onder de Firma J.D. Zocher en L.P. Zocher voor te zetten onder gezamenlijke rekening. Aangezien hij nog minderjarig is, worden de papieren ondertekend door zijn moeder Guurtje. Meer dan een jaar later wordt hij ook vennoot van de Firma Zocher & Co., de afzonderlijke boomkwekerij naast de bloembollenhandel onder de Firma J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt. In augustus 1873 treedt hij in het huwelijk met Jeanne Marie van Goor (18551916), waarbij op de akte als zijn beroep “architect” staat geschreven. Amy Geertruida de Leeuw (1843-1938), stief-kleindochter van J.D. Zocher jr., schreef in 1915 onder haar pseudoniem Geertruida Carelsen dat L.P. zich meer en meer liet assisteren door Kerbert waarbij “Zocher het ontwerp der werken vast [stelde] of hechtte daar, in artistieken zin, zijn zegel aan, terwijl de uitvoering aan den jongeren compagnon werd opgedragen”.53 Van zijn samenwerking met Zocher is met name bekend dat hij een aandeel heeft als adviseur bij het aanleggen van het Vondelpark en dat de inrichting van de buitenplaats Westerveld bij Velsen tot begraafplaats in gezamenlijk overleg met

Louis Paul tot stand komt.54 Daarnaast wordt zijn naam in verband gebracht met de aanleg van het gedeelte van de Haarlemsche begraafplaats bij het Mausoleum, het Staalbad te Haarlem, Rustoord te Nijmegen en Zorgvlied te Amsterdam.55 Na de dood van Louis Paul in 1915 komt Kerbert aan het hoofd te staan van zowel de firma J.D. & L.P. Zocher als de boomkwekerij Zocher & Co. Zijn werkzaamheden beperken zich grotendeels tot het geven van advies omtrent onderhoud en wijzigingen in de aanleg van de door de firma vroeger aangelegde werken.56 Bij het gebrek aan een opvolger en het eindigen van de huur besluit Kerbert in december 1917 beide firma’s te liquideren.57 Kerbert is lid van de Kamer van Koophandel en zit nog in tal van andere verenigingen in Haarlem, waaronder Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer en het Kruseman-fonds. Daarnaast is hij liefhebber en kenner van Japanse kunst en antiek, waarvan hij een uitgebreide collectie bijeengebracht.58 Jacobus Johannes Kerbert overlijdt op 19 april 1931 te Haarlem en wordt begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Kleverlaan te Haarlem. In een memoriam datzelfde jaar schrijft handelskweker Ernst Krelage (1869-1956): [h]oewel een beoefenaar van de tuinarchitectuur bijna in letterlijken zin aan den weg timmert, was Kerbert een stille in den lande, die weinig de aandacht trok en dit ook blijkbaar niet verlangde.59

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

33


34

Uitsnede uit het ontwerp van Vreewijk in Leiden, door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher in 1864 Op deze foto is de voor J.D. Zocher jr. typerende ontwerpstijl te herkennen. Coll. Erfgoed Leiden, inv. nr. ELeo pv 1384.3


3

Ontwerpstijl van de Zochers Dit hoofdstuk bevat een beschrijving en analyse van de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr., gebaseerd op bewaard gebleven ontwerpen, geschreven bronnen en literatuur. J.D. Zocher sr. en J.D Zocher jr. ontwerpen en realiseren voornamelijk:  Buitenplaatsen (omgevormde bestaande aanleggen, uitbreidingen en geheel nieuwe);  Openbare parken (omgevormde vestingwallen, wandelparken, sociëteitsparken);  Villaparken (een soort projectontwikkeling);  Begraafplaatsen;  Architectuuropdrachten. Verschillende typen opdrachten worden alle met eenzelfde ontwerpstijl benaderd; de Zochers waren zeer stijlvast. In dit project wordt louter naar de buitenplaatsen gekeken, de andere genres vallen buiten de scoop van het project.

Bij de opzet van het project is er ook voor gekozen om alleen de parken van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr. op buitenplaatsen in de Landgoederenzone ZuidHolland te bestuderen. De ontwerpstijl van K.G. Zocher en L.P. Zocher blijft buiten beschouwing van dit project. Hiervoor zijn verschillende argumenten. Uit de inventarisatie (hoofdstuk 4) blijkt dat het oeuvre van K.G. Zocher in ZuidHolland beperkt is gebleven tot één ontwerp; een parkaanleg in Rotterdam (buiten de Landgoederenzone Zuid-Holland), die inmiddels ook niet meer bestaat. Dit vormt een te smalle basis voor het vaststellen van zijn ontwerpstijl binnen de kaders van dit project. Uit de inventarisatie blijkt ook dat L.P. in Zuid-Holland, naast parken op buitenplaatsen, zelfstandig werkte aan stadssingels, villaparken, stadsparken. Het aantal zelfstandig ontworpen en uitgevoerde parken op buitenplaatsen binnen zijn oeuvre is beperkt en ze ontbreken geheel in de Landgoederenzone Zuid-Holland. Bovendien zijn veel ontwerpen waarbij hij mogelijk betrokken was ondertekend door de firma J.D. en L.P. Zocher en is hierbij vóór 1870 (het overlijden van J.D. Zocher jr.) moeilijk aan te geven wie van hen beiden de verantwoordelijke ontwerper was.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

35


36


3.1 Werkmethode en ontwerpstijl Werktekening voor de parkaanleg van Het Klooster te Haarlem; J.D. Zocher sr., 1805 Deze zeer zeldzame werktekening is te beschouwen als een voorontwerp voor de aanleg aan de achterzijde van het huis. Hij wijkt op enkele punten af van het definitieve ontwerp. De tekening is in potlood, en niet in inkt, gezet en niet ingekleurd. De vijvers uit de bestaande geometrische aanleg zijn met lijnen aangeduid. In de waterpartij zijn maten aangegeven. In de marges staan calculaties. Glooiingen worden aangegeven met arceringen. Part. Coll.

De ontwerpstijl van de Zochers voor parkontwerpen kan voor een belangrijk deel gedestilleerd worden uit de beschikbare ontwerptekeningen, maar de tekeningen alleen geven onvoldoende inzicht. Ook volstaat het niet alleen parkontwerpen van de Zochers in Zuid-Holland te beschouwen. Dit heeft een paar redenen. Ten eerste zijn van parken in Zuid-Holland slechts 21 ontwerptekeningen en geen enkele werktekening bekend. Een aantal ontwerptekeningen is niet uitgevoerd en een aantal gerealiseerde parken bestaat inmiddels niet meer. Van 9 nu nog aanwezige parken is de ontwerptekening bekend. Ten tweede is van enkele projecten bekend dat ze anders zijn uitgevoerd dan het ontwerp aangeeft. J.D. Zocher jr. ging bijvoorbeeld vrijer om met ontwerptekeningen dan J.D Zocher sr. Bij J.D. Zocher sr. kan er vanuit worden gegaan dat wat op de tekening staat ook is aangelegd; tussen ontwerptekeningen van jr. en de gerealiseerde parkaanleg bestaan daarentegen vaak afwijkingen. Dit omdat hij vaak de vrije hand claimde, de opdrachtgevers niet altijd akkoord zullen zijn gegaan met de kosten van een complete uitvoering en tenslotte omdat Zocher zelf soms niet betrokken was bij de uitvoering, zoals op Dordwijk, waar de uitvoering door een tuinbaas werd gerealiseerd. Vanwege dit soort afwijkingen zeggen de niet-gerealiseerde ontwerpen waarschijnlijk méér over J.D. Zocher jr.’s ideeën dan de wel-gerealiseerde.

De Zochers en hun tijdgenoten De Zochers zijn niet de enigen die parken in landschapsstijl ontwerpen. In de late 18e en vroege 19e eeuw zijn onder andere actief: J.G. Michael (de schoonvader van J.D. Zocher sr.), G.A. Blum, A. van Leusen, H. van Lunteren en L.P. Roodbaard. Opvallend is dat deze ontwerpers, in tegenstelling tot de Zochers, in deze periode vooral regionaal actief zijn. In het midden van 19e eeuw zijn belangrijke tijdgenoten J. Copijn en S.A. van Lunteren, die ook zowel parken als bouwwerken ontwierpen. Aan het einde van de 19e eeuw zijn H. Copijn, L.A. Springer, E. Petzold en G. Vlaskamp (vooral in noord Nederland) actief. De Zochers onderscheiden zich van hun tijdgenoten in de veel geroemde kwaliteit van de uiteindelijk gerealiseerde aanleg, de indrukwekkende omvang en gevarieerdheid van hun oeuvre en hun wijd verspreide faam, die tot op heden doorklinkt. De ontwerptekeningen geven veel inzicht in de werkmethode en de ontwerpstijl van de Zochers. De bewaard gebleven ontwerptekeningen zijn vrijwel allemaal te omschrijven als zorgvuldig uitgewerkte en ingekleurde presentatietekeningen, bedoeld voor overleg met de eigenaar / opdrachtgever. 37

Naast de ontwerptekeningen ontstaat een beeld van de ruimtelijke opzet en sfeer van de gerealiseerde aanleggen door:  Opmetingen en andere kaarten (topografisch of object-specifiek);  Oude afbeeldingen (tekeningen, schilderijen en prenten) en oude foto’s;  Sporen van de gerealiseerde aanleg in de actuele situatie (het terrein als document);  Parken die zijn aangelegd maar waarvan geen ontwerptekeningen bewaard zijn gebleven;  Getuigenverslagen, geschreven bronnen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Bosbeplanting Laan

Fragment van het ontwerp van J.D. Zocher sr. voor een gezamenlijke reorganisatie van het Haagsche Bos en de entree van Huis ten Bosch, 1809 Coll. Haagse beeldbank, inv. nr. z.gr. 1605

Wegen en paden Solitaire bomen en boomgroepen Grasveld

Ornamentele waterpartij

38

Bomenrij

Brug

Bouwwerk Omringende topografie

Schaalbalk

Functionele watergang


3.2 Analyse van de ontwerptekeningen Op de ontwerptekeningen is een aantal inrichtingsaspecten expliciet aangegeven, maar vreemd genoeg ontbreken er ook belangrijke aspecten. Op de ontwerptekeningen zijn aangegeven en uitgewerkt:  Omringende bestaande topografie en oudere parkstructuren (bij sr. incidenteel, bij jr. in het geheel niet);  Waterpartijen;  Opgaande gesloten (bos)beplanting (als ‘massa’);  Laanbeplanting (langs belangrijke hoofdwegen en paden);  Boomgroepen en solitaire bomen op de grasvelden (aangegeven zijn treurvormen, naaldhout, loofbomen en fastigiaten (zuilvormen, als verwijzing naar cypressen in het arcadische landschap);  Heestervakken en (spaarzaam) bloemperken (de specifieke invulling van de bloemvakken niet);  Grasvelden (als ‘open’ ruimten: grasvelden, weiden en hertenkampen en soms een sierakker);  Een netwerk van wegen en paden;  De contouren en massa van bouwwerken (als roze vlakken) en bruggen (als licht bruine vlakken). De   

Het is opvallend, dat het ontbreken van bovengenoemde aanduidingen geldt voor alle tekeningen die de Zochers door de jaren heen hebben gemaakt. Ook is opmerkelijk dat er naast de ontwerptekeningen slechts zeer weinig voor- of schetsontwerpen bewaard zijn gebleven. Over de rol van de ontwerp- en werktekeningen in het werkproces van de Zochers kan verder nog aangetekend worden dat de tekeningen van J.D. Zocher sr. waarschijnlijk fungeren als ontwerp- en werktekening ineen en dat de ontwerptekeningen van J.D. Zocher jr. meer sfeerimpressies zijn van de uiteindelijk te realiseren aanleg. Soms lijken ontwerp- en tekenstijlen zo op elkaar, dat het bij ongesigneerde ontwerpen lastig is de daadwerkelijke vervaardiger te bepalen; dat is dan alleen mogelijk aan de hand van andere bronnen. Dit is met name het geval bij de stilistisch nauw aan elkaar verwante ontwerptekeningen van J.D. Zocher sr. en zijn schoonvader Michael.

39

volgende elementen zijn niet weergegeven op ontwerptekeningen: Zichtlijnen, assen en perspectieven; Reliëf en peilhoogten; Architectuur, bruggen en tuinsieraden worden slechts aangeduid met een roze vlakje, (soms met een daadwerkelijke contour, nieuwe objecten vaak met een eenvoudig rechthoekje).

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Ontwerptekening voor Keukenhof te Lisse, J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher, 1857 Coll. Stichting Graaf Carel van Lynden

Brug

Wegen en paden

Naaldbomen

Bosbeplanting

Ornamentele waterpartij

40 Grasveld

Bomenweide

Moestuin Bouwwerk (hoofdhuis) Heestervak Functionele watergang Bouwwerk (stalgebouw)

Schaalbalk

Bouwwerk (boerderij) en moestuin


3.3 Denkbeelden Litho van de parkaanleg van Clingendael te Wassenaar, J.L. Daiwaille, naar B.C. Koekkoek, tussen 1830 en 1850 Op deze afbeelding is goed zichtbaar dat de door de Zochers ontworpen parkaanleg natuurlijk en landschappelijk oogde. De variatie in de beplanting valt zelfs op deze zwart-wit afbeelding op. Ook het gebruik van de parken is goed zichtbaar; wandelen, vissen en spelevaren. De ideeën van de Zochers over parkaanleggen bereikten door deze veel verspreide afbeeldingen een breed publiek. Coll. HNI, ABLE inv. nr. L6

Zoals eerder vermeld stonden de Zochers bekend als doeners die zelf niet theoretiseerden. Ze hebben geen traktaten of theorie achtergelaten waarin ze hun denkbeelden uiteen zetten. Stief-kleindochter van J.D. Zocher jr., Amy Geertruida de Leeuw, ook wel bekend onder het pseudoniem Geertruida Carelsen, is begin 20e eeuw de eerste en een van de weinigen die publiceert over de theorie en denkbeelden van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher. Hieruit blijkt dat binnen de familie een brede consensus bestond over hoe je een aanleg diende te realiseren en dat de Zochers zeer stijlvast waren. Centraal hierin staat het concept ‘natuur’ en de opvatting dat de parken een natuurlijke en landschappelijke uitstraling moeten hebben waarin de verwondering over de verscheidenheid van ‘de natuur’ een belangrijke rol speelt. De 18e en 19e eeuw kenmerken zich op het gebied van parkaanleg door een grote toename van het beschikbare plantensortiment afkomstig uit verschillende werelddelen. De Zochers pasten deze soorten zodanig toe dat deze op hun voordeligst uitkwamen. Zocherparken zijn hiermee in de beleving van de 19e-eeuwse ontwerpers en het publiek een ode aan de verscheidenheid van de natuur. Bij de Zochers staat ‘de natuur’ ook nadrukkelijk tegenover het kunstmatige, tegenover het ‘dwingen’ van beplanting in een keurslijf, bijvoorbeeld door blokvormig te snoeien. Dit neemt niet weg dat hun ‘natuurlijke’ aanleggen in landschapsstijl met verwijzingen naar het pastorale landschap, even kunstmatig zijn als geometrisch aangelegde tuinen, vormsnoei en bloembedden. Rond 1800, in de tijd van J.D. Zocher sr., die vaak parken in geometrische stijl transformeerde tot een aanleg in landschapsstijl, was een aanleg in landschapsstijl zeer vernieuwend. Dit gold ook voor de opdrachtgevers, die de keuze voor zo’n vernieuwende transformatie bewust maakten. In J.D. Zocher jr.’s tijd was een grootschalige aanleg in landschapsstijl inmiddels een modieus en noodzakelijk statussymbool geworden. Eigenaren van buitenplaatsen lieten parken in landschapsstijl aanleggen omdat dat nu eenmaal zo hoorde en lieten dat dan doen door ‘de besten’: de Zochers.

41

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Uiterst links: ‘Kaarte van de hofsteede Woestduin gelegen bewesten de Trekvaart van Leiden op Haarlem.’ De afbeelding toont de parkaanleg van buitenplaats Woestduin in geometrische stijl. In de zichtlijn vanaf het hoofdhuis staat aan het einde een heuvel met uitzichtpunt. Links van het hoofdhuis ligt de moestuin. Part. Coll.

42

Links: Ontwerp voor een aanleg in landschapsstijl op Woestduin te Bennebroek door J.D. Zocher sr., circa 1810 In het ontwerp is de hoofdas van de oude aanleg behouden, maar opnieuw vormgegeven in landschapsstijl. De moestuin en de dwarslaan voor het huis zijn ongewijzigd opgenomen en maken geen deel uit van het nieuwe ontwerp. Het resultaat van de reorganisatie is een natuurlijk en landschappelijk ogende compositie met een reeks vloeiend in elkaar overlopende parkdelen met een eigen thema (boomgaard, bos, naaldbomenweide, en uitkijkheuvel deels met grashellingen). Het padenpatroon is het leidmotief door de aanleg. De paden zijn nadrukkelijk slingerend. Direct achter het huis ligt een zuiver rond bloemenperk. Part. Coll.


3.4 Ruimtelijke compositie en samenhang Uit een analyse van alle parkprojecten van de Zochers op chronologische volgorde blijkt een duidelijke ontwikkeling in de opdrachten, ontwerpmethode en tekenstijl. J.D. Zocher sr. houdt zich voornamelijk bezig met het wijzigen van (geometrische) parken bij bestaande buitenplaatsen. In de tijd van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher komen daar, naast de aanleg van buitenplaatsen, ook openbare stadsparken, begraafplaatsen en villaparken bij. Tenslotte zijn er enkele projecten van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher bekend die een parkachtige inrichting van stedelijke openbare ruimte betreffen. Algemene typering De parkontwerpen van de Zochers voor buitenplaatsen worden gekenmerkt door een sterke ruimtelijke compositie en samenhang. Zij hebben altijd een sterk grafische kwaliteit. Hun aanleggen zijn te omschrijven als heldere en scherp getekende parkcomposities. Het belangrijkst zijn de lijnen die worden gecreëerd door strak gestoken schone paden en scherpe grenzen tussen grasveld en vijver en de eveneens scherp gestoken contouren van beplantingsvakken. De composities hebben ook altijd een derde dimensie: de lijnen van paden, waterpartijen en beplantingsvakken worden in de ronde contouren van boom- en plantgroepen in de hoogte weerspiegeld; tussen de contouren ‘op de grond’ en die in de lucht zit altijd een samenhang en verhouding. De Zochers maakten geen gebruik van geknipte hagen of vormsnoei. Zeer sterk zijn de Zochers in het creëren van dieptewerking in de hoofdmomenten en zichtlijnen van de parkaanleg, bijvoorbeeld door beplantingsvakken in de omgeving van het huis te plaatsen, waardoor het oog van de bezoeker meanderend door het park wordt geleid, op zoek naar het vergezicht. Een Zocherpark nodigt daarmee uit tot een verhalende rondwandeling. Het hoofdmotief hierin is water, dat het verhalende aspect van de parkaanleg bepaalt en de bezoeker uitnodigt het park in te gaan voor een wandeling door een pittoresk landschap. Op het tweede niveau zijn dat de wandelpaden, die dat op vergelijkbare wijze doen. De parkbeleving is seizoensgebonden en nadrukkelijk dynamisch.

Typering van het werk van J.D. Zocher sr. Het werk van J.D. Zocher sr. is te omschrijven als zeer vorm- en stijlvast; afgaand op de bekende ontwerptekeningen van zijn hand is er in zijn loopbaan als parkarchitect nauwelijks sprake van ontwikkeling. De parkontwerpen zijn door de jaren heen sterk aan elkaar verwant en getuigen van een identieke aanpak; alle ontwerpen hebben een vergelijkbare hoofdopzet, ongeacht de omvang en schaal van de parkaanleg. Een groot park heeft een grote vijver en een klein park een kleine vijver, maar de vormentaal blijft hetzelfde. Wat betreft het plan- en ontwerpgebied kan worden opgemerkt dat J.D. Zocher sr. zijn parkontwerpen en taferelen over het algemeen binnen de grenzen van het plangebied realiseert. Uitzonderingen komen wel eens voor; bijvoorbeeld in de zichten vanaf en op een openbare weg langs de aanleg, vaak in relatie met de situering van het al bestaande hoofdgebouw van de buitenplaats. De lijnvoering in de ontwerpen van J.D. Zocher sr. wordt sterk bepaald door het gebruik van passerboogstralen. Deze komen voor in de contouren van vrijwel alle ontworpen inrichtingselementen, zoals beplantingsvakken, lanen, wegen, paden en de waterpartijen. Omdat J.D. Zocher sr. voornamelijk werkte aan de omvorming van bestaande parken in geometrische stijl naar een aanleg in landschapsstijl, bleef de ruimtelijke hoofdopzet van de aanleg met de hoofdas door het huis, eventuele dwarsassen, bijgebouwen en rechthoekige moestuinen in essentie behouden. De aanleg als geheel onderging wel een zeer ingrijpende en totale transformatie in landschapsstijl. Op enkele tekeningen van J.D Zocher sr. is te zien dat fragmenten van bestaande rechte lanen in geometrische stijl werden verwerkt in de nieuwe aanleg in landschapsstijl. J.D. Zocher sr. vernieuwt altijd wel het gehele stelsel van wegen en paden. Daarbij worden de hoofdroutes door het park veelal als laan beplant en zorgen de overige niet als laan beplante wegen en paden voor variatie en verrassing. Daarnaast heeft J.D. Zocher sr. een vast repertoire aan ontwerpmotieven en inrichtingselementen die in ieder ontwerp worden verwerkt. Binnen de hoofdopzet van de parkaanleg creëert hij verschillende zones met een sterke eigen identiteit of een specifiek thema, dat wordt uitgewerkt met een specifiek beplantingsmotief, gebruik (bv. weiland, akker, siertuin, bos, parkbos, gazon, etc.) en een eigen hoofdmoment: een groep bomen, een bloemperk, een bouwwerk of ander ornament. Zijn gebruik van zelfstandige tuinen of tuinkamers binnen de grotere aanleg is sterk verwant aan de 17e- en 18e-eeuwse traditie van het inrichten van thematische bosketten.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

43


44

Ontwerp van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher uit 1860 voor de Rotterdamsche Diergaarde (opgeheven na verhuizing naar de wijk Blijdorp in 1938-40). Behalve de beplantingsstructuur, waterelementen en padenstelsel (met routingpijlen) zijn ook de verblijven van de dieren ingetekend. Coll. Rotterdams archief, inv. nr. RI1172

Ontwerp van J.D. Zocher jr. voor Huis Rosendael (Rozendaal) uit 1836. Op de tekening zijn de verschillende structuren van de beplantingselementen zichtbaar Coll. Gelders Archief


Typering van het werk van J.D. Zocher jr. Van J.D. Zocher jr. zijn vanaf zijn 18e levensjaar (voordat hij naar Parijs en Rome vertrok) tot aan zijn overlijden verschillende ontwerptekeningen bekend. In zijn werkmethode is wel een duidelijke ontwikkeling te bespeuren. In eerste instantie is zijn werk en tekenstijl sterk verwant aan die van zijn vader. Wel onderscheidt hij zich al vanaf het begin van zijn vader door een minder nadrukkelijk gebruik van passerboogstralen en een vrijere ruimtelijke opzet en lijnvoering. Zijn latere ontwerptekeningen krijgen in toenemende mate een meer schetsmatig en indicatief karakter. J.D. Zocher jr. is een man van forse, gedurfde ingrepen en grootschalige, overtuigende ontwerpvoorstellen. Hij schuwt daarbij het verleggen van doorgaande wegen en waterlopen niet. De schaal van zijn parkcomposities is vrijwel altijd groter dan die van zijn vader. Wat betreft het plangebied kan worden opgemerkt dat de parkontwerpen van J.D. Zocher jr. zich nadrukkelijk uitstrekken over de grenzen van het plangebied zelf. Bouwkundige objecten en open ruimten in de directe omgeving worden vaak benut in de parkcompositie. Kenmerkend voor het werk van J.D. Zocher jr. is dat hij werkt met het streefbeeld van een grootschalig schilderachtig parklandschap met krachtig uitgewerkte parktaferelen of perspectieven, een gevarieerde opgaande beplanting en ingepaste fraaie architectuur. Al zijn ontwerpen zijn een variatie op dit vaste ontwerpthema of streefbeeld. In vergelijking met de ontwerpen van zijn vader vloeien in zijn parkontwerpen de verschillende parkdelen nog geleidelijker in elkaar over. Vaste bestanddelen in de parkontwerpen van J.D. Zocher jr. zijn:  Een ruimtelijk sterke en grootschalige compositie van bospartijen en open grasvelden en weiden met boomgroepen en solitaire bomen, die zich uitstrekt tot in de omgeving van de aanleg;  Naast het hoofdhuis fungeert een grote waterpartij (een importante beek) als de belangrijkste sfeerbepaler en ‘eyecatcher’.

Keukenhof, perspectief en zicht vanuit het huis op het omliggende landschap met in de verte de duinen door J.D. Zocher jr.

Kenmerkend voor zijn grootschalige parkontwerpen voor buitenplaatsen is de uitwerking in grote parkdelen, elk met een specifiek eigen thema. Daarbij valt op dat er, in afwijking van de werkmethode van zijn vader, geen stelsel van slingerlanen aanwezig is, met daarin verwerkte losse tuinkamers, maar dat de grote delen van de aanleg bij dit thema zijn betrokken en dat de gebieden met thema’s geleidelijk in elkaar overvloeien en even ’met elkaar in gesprek raken’. Zo is een ontwerp vaak op te delen in een parkdeel dat kan worden omschreven als ’het vijverpark’, ‘het bospark’ of het parkdeel met wandeling om de weiden. Als er veel bestaand reliëf in het terrein aanwezig is, dan is dat altijd aanleiding om ‘hoogteverschil’ als nadrukkelijk ontwerpthema te benutten en de beleving van het aanwezige reliëf te versterken. In de omgeving van het hoofdhuis komt soms een meer gedetailleerde fijnschalige aanleg voor waarin ook specifieke heester- en bloemvakken worden verwerkt. Hoewel de parkontwerpen van J.D. Zocher jr. met steeds weer opnieuw toegepaste ontwerpmotieven werden opgebouwd, werd ieder parkontwerp uiteindelijk een unieke, op de locatie toegesneden, ruimtelijke compositie.

45

De ontworpen parkcompositie wordt vaak gedomineerd door enkele grote perspectieven of zichten. Aanvullend hierop is er een zeer grote variatie aan kortere zichtlijnen en perspectieven, waarbij individuele bomen, bijzondere boomen plantensoorten en andere inrichtingselementen van de aanleg (bijv. ornamenteel vormgegeven dienstgebouwen, bruggen, banken en priëlen) ‘in the picture’ staan. De vrijere lijnvoering van J.D. Zocher jr. komt ook duidelijk tot uiting in het verloop van de wegen en paden. Alle wegen en paden vloeien geleidelijk in elkaar over waardoor alles op elkaar aansluit. Variatie wordt bereikt door een afwisseling in dichtheid van het padenstelsel. Markant verschil met zijn vader is dat J.D. Zocher jr. in zijn loopbaan steeds minder lanen verwerkt.

Foto P. Verhoeff, 2006

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Foto van het huispark van Vreugd en Rust uit 1923. Coll. Beeldbank Leidschendam Voorburg inv. nr. 1V1923-20

46


3.5 Ontwerpstijl uitgewerkt in structuurelementen Hier worden de ontwerpstijlen van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr. beschreven aan de hand van de volgende structuurelementen:

3.5.1 Waterpartijen

3.5.2 Beplantingen

3.5.3 Wegen en paden

3.5.4 Reliëf

3.5.5 Bouwwerken en tuinsieraden 47

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


48


3.5.1 Waterpartijen

Foto van de grote vijver van buitenplaats Duivenvoorde, omstreeks 1900; Ontwerp J.D. Zocher jr., 1837 Deze foto laat de ruimtelijke werking zien van de grote waterpartij in de parkaanleg. Afbeelding via C.H. Krantz en D. de Vlieger, tuinbaas van Duivenvoorde

Waterpartijen vormen altijd een belangrijk hoofdelement van de parkcomposities van de Zochers. Ze zijn het belangrijkste leidmotief in de parkcomposities. Vijvers zijn bij de Zochers altijd een verbeelding van een rivier of beeklandschap. J.D. Zocher jr. meldt over een mogelijk project op Landfort: “dat hij zich liefst niet aan eenig project eener belangrijken beek waagde zonder eigen oculaire beschouwing”.60 Hij bedoelt hier dat hij de mogelijkheden voor de aanleg van een grootschalige vijverpartij zelf ter plaatse wil beoordelen. In de ontwerpen van vijverpartijen van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr. is een nadrukkelijk verschil in aanpak aanwezig; de vijvers zijn duidelijk verschillend van opzet, schaal en karakter. Voor beiden geldt echter dat er doorgaans een eiland in de compositie wordt verwerkt, dat zelden verbonden is met het vasteland door bruggen, maar enkel te bereiken is met een boot of pontje. Een waterpartij is ook nadrukkelijk bedoeld als spiegel. Omdat de waterpartijen vaak omvangrijk zijn, zijn ze in samenspel met de omliggende functionele sloten en watergangen, geïntegreerd met de waterhuishouding ter plaatse. 49

Uitsnede van de opmeting van de buitenplaatsen Voorlinden en Blankenburg uit 1843 Deze afbeelding laat de ingrepen van J.D. Zocher sr. en jr. in de parkaanleg zien. Op deze afbeelding is de vijver van Voorlinden afgebeeld, dit onderdeel is ontworpen door sr. Deze vijver heeft de kenmerkende vormen van zijn ontwerpstijl, doordat de oeverlijn is samengesteld uit nadrukkelijk boogstralen. Ook zijn de vorm van de oude grachten en vijvers in geometrische stijl nog herkenbaar in de vorm van de nieuwe vijver in landschapsstijl. De middelste ronde kop van de vijver kent haar oorsprong in een ‘kom’ in de aanleg in geometrische stijl. Coll. Gemeente Wassenaar

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Waterpartijen bij J.D. Zocher sr. De door J.D. Zocher sr. ontworpen waterpartijen verbeelden altijd een beekloop of rivier. De waterpartijen bestaan altijd uit een opeenvolging van bredere en smallere delen, waardoor de waterpartij zich opent en sluit. Een veel voorkomend motief is dat de grote waterpartij met een eiland uitmondt in een beekloop. Op ontwerptekeningen is duidelijk te zien dat de contouren en oeverlijnen van grote waterpartijen zijn opgebouwd uit nadrukkelijke, zuivere cirkels. Zijn ‘beken’ en ‘rivieren’ zijn vaak een transformatie en uitbreiding van de waterpartijen en watergangen van een bestaande aanleg in geometrische stijl, zoals grand canals en grote waterkommen. Vaak liggen de brede delen van de waterpartijen in de hoofdas van de villa of het hoofdhuis. Daarmee schemert in de aanleg in landschapsstijl nog de oorspronkelijke aanleg in geometrische stijl door. In zeldzame gevallen blijft een ‘waterkom’ uit een bestaande geometrische aanleg gehandhaafd; de vorm van de ‘kom’ wordt daarbij niet aangepast, maar de omliggende aanleg wel. Voorbeelden zijn het ontwerp voor de buitenplaats ’t Klooster bij Haarlem en enkele deelontwerpen voor de buitenplaatsen Woestduin en Voorlinden.

Waterpartij in ontwerp van ’t Klooster te Haarlem, door J.D. Zocher sr. Deze waterpartij heeft de vorm van een beekloop / rivier. Part. coll.

50

De contouren van waterpartijen ontworpen door J.D. Zocher sr. in verschillende parkformaten. In het donker is de ontworpen (hoofd)waterpartij weergegeven, de lichtere kleur geeft inzicht in het algehele watersysteem. Van links naar rechts:  Voorlinden (groot)  Oosterbeek (middelgroot)  Vredenoord (klein)


Het ontwerp van J.D. Zocher jr. voor Dordwijk uit 1852. Hij heeft de vijver ontworpen als een vloeiende lijn die als een beek / rivier door de parkaanleg loopt. Part. coll.

Waterpartijen bij J.D. Zocher jr. De grote waterpartijen van J.D. Zocher jr. zijn vrijer van opzet en lijnvorming dan die van zijn vader. J.D. Zocher jr. houdt, in tegenstelling tot de ontwerpen van J.D. Zocher sr., minder vast aan wat er al aan aanleg ligt. Zijn vijvers zijn daarmee zowel subtieler als grootschaliger; het zijn verbredingen en verbeeldingen van traag voorbij stromende rivieren die meanderen door de aanleg en wegdraaien naar een fictief eind- of verdwijnpunt. Typerend voor J.D. Zocher jr. zijn ook slingersloten rond grote weilanden die worden verwerkt in de parkaanleg. Door gewone rechte polderweilanden te omgeven met een nieuwe, beekachtige slingersloot transformeert hij ze tot romantische ‘ronde weiden’.

51

De contouren van waterpartijen ontworpen door J.D. Zocher jr. in verschillende parkformaten. In het donker is de ontworpen ornamentele waterpartij weergegeven, de lichtere kleur geeft inzicht in het algehele watersysteem. Van links naar rechts:  Koekamp en Boschlust (zeer groot)  Voorlinden en Blankenburg (groot)  Keukenhof (middelgroot)

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


52


3.5.2 Beplantingen

Parkaanleg buitenplaats Oosterbeek. De grote vijver gezien vanaf de voormalige huisplaats Scala architecten, 2002

Beplanting speelt (vanzelfsprekend) een cruciale rol in de parkontwerpen van de Zochers. Omdat de Zochers niet de gewoonte hadden gedetailleerde beplantingsplannen op te stellen, is het lastig een beeld te krijgen van de oorspronkelijke aanplant van Zocherparken. Wel is duidelijk dat de beleving van een brede variatie en schakering van bijzondere boom- en heestersoorten een belangrijk aspect is van een Zocherpark. J.D. Zocher jr. schrijft in de inleiding van de catalogus van Kwekerij Rozenhagen van omstreeks 1830 dat de “soorten en verscheidenheden’’ in zijn collectie “genoeg aanbied om het landschap te versieren en een bevallig geheel te verkrijgen, door schakeringen van licht en bruin, van bleek tot donkergroen”. Het toepassen van deze verscheidenheid in vorm en kleur aan soorten en deze op hun voordeligst te laten uitkomen, werd door de Zochers gezien als ‘de natuur’.

J.D. Zocher jr. had een groter sortiment tot zijn beschikking dan zijn vader. De bewaard gebleven catalogussen van kwekerij Zocher & Voorhelm Schneevoogt geven een beeld van de enorme groei van beschikbaar plantmateriaal in de loop van de 19e eeuw. Een directe koppeling tussen de kwekerij en het ontwerp- en aanlegbedrijf is in deze periode echter niet te maken. Uit de manier waarop J.D. jr.’s ontwerptekeningen zijn afgewerkt – met meer kleur etc. - blijkt dat er meer soorten beschikbaar waren, maar zijn ontwerptekeningen zijn op dit punt niet zeer specifiek. Onderscheid tussen naaldhout, loofhout en bloeiend materiaal lijkt op zijn ontwerptekeningen indicatief te zijn. Ten tijde van de Zochers was het gebruikelijk om aan collectievorming te doen (groepering per soort als verzameling). Er is geen aanwijzing gevonden dat de Zochers dit ook toepasten.

De bewaard gebleven ontwerptekeningen zijn veelal niet gedetailleerd genoeg uitgewerkt om ook als beplantingplan te beschouwen. De beplanting wordt door beide Zochers zeer verschillend weergegeven op ontwerptekeningen. J.D. Zocher sr. maakt gedetailleerd uitgewerkte tekeningen waarop veel individuele bomen zijn weergegeven. Hij maakt wel onderscheid tussen boomvormen, maar de opgaande beplanting heeft eenzelfde groentint. De latere ontwerptekeningen van J.D. Zocher jr. geven grote vlakken opgaande beplanting weer, waarbij een rijk gevarieerd sortiment met verschillende boomvormen en bladkleuren wordt gesuggereerd. De ontwerptekeningen zijn echter in de loop der tijd in toenemende mate te beschouwen als sfeerimpressies van de te realiseren aanleg. Ze bevatten weinig concrete aanwijzingen voor daadwerkelijk aan te planten soorten. Waarschijnlijk maakte J.D. Zocher jr. (voor intern gebruik) lijstjes van boomsoorten en werd de definitieve compositie van de opgaande beplanting ter plekke bepaald en uitgezet.

Naast de aanplant van bijzondere soorten bestond de beplanting van Zocherparken uit beproefde en traditionele soorten zoals eiken, beuken, iepen, esdoorns, essen, populieren, wilgen en de bijbehorende traditionele bosheester- en kruidensoorten. Heden ten dage omschrijven we deze soorten als onderdeel van de potentieel natuurlijke vegetatie (PNV) van Nederland.

In de loop van de 18e en 19e eeuw werden veel nieuwe plantensoorten afkomstig uit alle werelddelen geïntroduceerd. De Zochers laten zich erop voorstaan dat ze deze nieuwe soorten toepasten in hun parkontwerpen. De eigen kwekerij en enterij Rozenhagen te Haarlem speelt daarbij (vooral in de eerste helft van de 19e eeuw) een belangrijke rol. In de kwekerij werden nieuwe soorten opgekweekt en vermeerderd. Er zijn geen gegevens bewaard gebleven over het sortiment van kwekerij Rozenhagen ten tijde van J.D. Zocher sr. De spaarzaam beschikbare bestel- en plantlijsten geven slechts een zeer incompleet en fragmentarisch beeld van de beplanting in zijn parken. Ook van J.D. Zocher jr. is geen enkel compleet uitgewerkt plantvoorstel bekend. Wel zijn er meer fragmentarisch bestel- en plantenlijsten bewaard gebleven.

Uit de bewaard gebleven correspondentie blijkt tevens dat de gewenste ‘smaakvolle en artistieke groenschakeringen’ met het geleverde plantmateriaal door de Zochers en hun medewerkers (goed geïnstrueerde en kundige ‘meesterknechten’) zelf ter plaatse werd uitgezet en aangeplant en dat zij daarin de vrije hand en het vertrouwen van hun opdrachtgevers kregen. De aanpak van de beplanting in de Zocherparken wordt verder uitgewerkt aan de hand van de volgende thema’s: 3.5.2.1 Bos, laan, boom en boomgroep; 3.5.2.2 Heesters; 3.5.2.3 Bloemperken; 3.5.2.4 Grasvelden, weide en hertenkampen; 3.5.2.5 Moestuin, kweektuin en boomgaard.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

53


Uiterst links: Niet uitgevoerd ontwerp van J.D. Zocher sr. voor Meer en Berg Dit ontwerp geeft weer hoe J.D Zocher sr. zijn bossen intekende als ĂŠĂŠn gelijke massa waarin geen onderscheid is gemaakt in boomsoorten. Dat er gebruik is gemaakt van verschillende boomsoorten is bekend uit andere archiefbronnen. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NLHlmNHA_3862_518_001

54

Links: Ontwerp voor het Haarlemmerhout van J.D. Zocher jr. uit 1824. In dit ontwerp worden boomweides, boomgroepen en bos afgewisseld. Daarbij zijn de loofbomen getekend op een manier waarop de intentie van een grote diversiteit in boomsoorten wordt weergegeven en wordt afgewisseld met enkele groepen naaldbomen. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_51000744


3.5.2.1 Bos, laan, boom en boomgroep

Boombeplanting bij J.D. Zocher sr. J.D. Zocher sr. geeft op de ontwerptekeningen bomen, laanbomen en (grote en kleine) bospercelen aan met individueel getekende vrijstaande boompjes. Ze worden aangegeven met vier specifieke vormen: loofboom, naaldboom, zuilvorm en treurboom. Treurbomen staan altijd langs de waterkant. Solitaire bomen en boomgroepen staan in een omgeving van gras (op gazons of langs een waterkant) en in laanverband. Soms worden bomen groepsgewijs geplant in een zuivere cirkel. Een dergelijke boomgroep vormt dan het middelpunt van een ‘tuinkamer’. Opvallend is dat laanbomen binnen het padprofiel staan. Dat betekent dat het gehele laanprofiel d.m.v. schoffelwerk tot buiten de bomen schoon werd gehouden van begroeiing. J.D. Zocher sr. laat de laanbeplanting op een splitsing van twee paden of lanen doorgaans iets doorlopen zodat er een solitaire boom op de hoek van twee paden komt te staan. Solitaire bomen zijn meestal bijzondere soorten. Uit bewaard gebleven afbeeldingen en nog bestaande parken kan een beeld worden verkregen van het aangeplante sortiment. Het blijkt dat laanbeplanting altijd bestaat uit één soort, doorgaans eik, beuk, linde of iep. J.D. Zocher sr. groepeert bomen duidelijk in bepaalde beplantingsthema’s. Een voorbeeld hiervan is Soestdijk, waar de beplanting aan de zuidzijde van de vijver is samengesteld uit vrijstaande beuken gecombineerd met een randbeplanting van Azalea’s, beide in diverse soorten en variëteiten. De beplanting aan de noordzijde van de vijver heeft een heel ander thema, met een slingerende beukenlaan en gevarieerde groepen vrijstaande bomen in grasvelden.

Boombeplanting bij J.D. Zocher jr. In de werkmethode van J.D Zocher jr. komt, na de bepaling van de ruimtelijke hoofdopzet met doorzichten en perspectieven, de uitwerking van de beplanting met bomen op de eerstvolgende plaats. Hij streeft bij de boombeplanting naar een gevarieerde en afwisselende schakering van groentinten. Deze beplanting bepaalt in zijn opvatting de beleving van het aspect ‘natuur’ in de aanleg. Op ontwerptekeningen vanaf circa 1830 geeft hij de opgaande beplanting en solitaire bomen sjablonematig weer in afwisselende boomvormen en groentinten met een standaard toegepast driedimensionaal effect. De ontwerptekening fungeert niet als een gedetailleerde weergave van de boogde beplanting, maar is te interpreteren als een impressie van de opzet in kleur, vorm en variatie. In de gerealiseerde parkaanleg is de soortenrijke geschakeerde beplanting vooral beleefbaar in de randen van bosvakken en bij de losse boomgroepen en solitaire bomen op de grasvelden. Opvallend is dat J.D. Zocher jr. bij zijn latere ontwerpen steeds minder gebruik maakt van lanen. In plaats daarvan plaatst hij grotere groepen naaldbomen langs grasvelden en paden. Uit plantlijsten blijkt dat hij daarbij een grote variatie naaldbomen verwerkt. Een ander veelvoorkomend ontwerpmotief is het plaatsen van één boom op een driesprong van paden.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

55


Uiterst links: het ontwerp van het Haagse Bos door J.D. Zocher sr. uit 1809. Deze afbeelding laat de twee verschillende vormen van lanen zien ontworpen door J.D. Zocher sr. Bij de brede paden staan de bomen in het padprofiel, bij het smalle pad (links onder) staan de boven naast het padprofiel Coll. Haagse beeldbank, inv. nr. z.gr. 1605

56

Links: het ontwerp van J.D. Zocher jr. voor Slot Zeist uit 1831. In de latere ontwerpen van jr. worden vrijwel geen lanen toegepast in de parkaanleg, alleen wanneer bestaande lanen worden behouden. In deze tekening zijn enkele fragmenten van boomrijen te zien. Coll. Beeldbank RCE, inv. nr. 303.731


Ontwerp van het Haagse Bos door J.D. Zocher sr. uit 1809. In het gras worden verschillende solitaire bomen weergeven. De manier waarop deze zijn weergegeven geeft een globale indicatie van loofbomen, treurbomen en naaldbomen. De wijze van toepassing van deze verschillende boomsoorten is onbekend. Coll. Haagse beeldbank, inv. nr. z.gr. 1605

57 Ontwerp van J.D. Zocher jr. voor het Staten Bolwerk in Haarlem uit 1821. Langs het water en in het gras worden de solitaire bomen weergegeven. De manier waarop deze zijn weergegeven geeft een globale indicatie van loofbomen, zuilvormige bomen en treurbomen. De wijze van toepassing van deze verschillende boomsoorten is onbekend. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NL-HlmNHA_52000007

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


58


3.5.2.2 Heesters

Links: ‘Oosterbeek’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854 Aan de linker- en rechterzijde van de waterpartij en de oevers zijn onder de bomen heesters toegepast als onderbeplanting. Deze heesterbeplanting zorgt voor een geleidelijke overgang van grasoever naar bosbeplanting en zorgt voor kleur- en textuurbeleving in de beplanting.

Uiterst rechts: ‘Voor-Linde’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854 Op het voorplein links voor het huis Voorlinden is een heester ‘poef’ aangeplant. Deze heestergroep camoufleert het zicht op het dienstgebouw en zorgt voor dieptewerking in de compositie. Het hoofdgebouw is hierdoor gepositioneerd in het omringende weidelandschap met koeien.

Heesters bij J.D. Zocher sr. Op de ontwerptekeningen van J.D. Zocher sr. zijn heestergroepen niet specifiek aangeduid. Waarschijnlijk zijn heesters onderdeel van de opgaande bosbeplanting; de tekeningen geven dus de bospercelen inclusief de heesterbeplanting weer. Op historische afbeeldingen van parken van J.D. Zocher sr. is duidelijk zichtbaar dat er wel heesters worden aangeplant. Een bosbeplanting bestaat traditioneel uit een kroonlaag, een heesterbeplanting en een randassortiment. Dat zal bij sr. niet anders zijn geweest. De beplanting bestaat waarschijnlijk uit een mengeling van traditionele bosstruweelsoorten en bijzondere, recent geïntroduceerde soorten. Heesters worden naar de gewoonte van de tijd niet in grote groepen van dezelfde soort aangeplant, zoals dat nu gebruikelijk is, maar altijd gemengd. Deze wijze van aanplant lijkt op beplantingen zoals die gewoonlijk landschappen voorkomen en zorgt daarmee voor een meer natuurlijke of landschappelijke uitstraling van de parkaanleg. Heesters bij J.D. Zocher jr. Bij de vroege J.D. Zocher jr. worden heestergroepen, net als bij J.D. Zocher sr., nauwelijks aangegeven op ontwerptekeningen. Van J.D. Zocher jr. is bekend dat hij de aanplant van heesters zorgvuldig uitwerkt. Naarmate zijn carrière vordert, wordt hij op dit punt specifieker en worden de heestergroepen steeds meer apart aangeduid, in kleur. Bij de latere tekeningen van J.D. Zocher jr. is het verschil tussen bosbeplanting en heesters wel duidelijk aangemerkt. Er moet worden opgemerkt dat de tekeningen onvoldoende zijn uitgewerkt om als concreet beplantingsplan te fungeren. Het uiteindelijke resultaat na aanleg was zowel natuurlijk en landschappelijk ogend als soorten- en kleurrijk.

59

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


60


3.5.2.3 Bloemperken

Links: tekening van de oranjerie van de Hartekamp (Heemstede), toegeschreven aan J.D. Zocher sr., begindatum 1790 einddatum 1800 Voor de oranjerie is een opstelling van kuipplanten en een arrangement van bloemperken in een symmetrische compositie aangeplant. Op de voorgrond een tulpenboom. Coll. Noord-Hollands Archief, inv. nr. NLHlmNHA_53003590_M

Bloemperken bij J.D. Zocher sr. Bloemperken spelen bij J.D. Zocher sr. een zeer bescheiden rol en worden aangeduid met gekleurde stipjes. De perken hebben altijd een ronde vorm of een lensvorm. J.D. Zocher sr. ontwerpt ook bloementuinen als kleurrijk accent, ter aankleding van gazonruimtes. Bloemperken bij J.D. J.D. Zocher jr. Bloemperken komen bij J.D. Zocher jr. iets vaker voor, met name geconcentreerd in de omgeving van het hoofdhuis, eveneens ter aankleding van een grote gazonruimte. J.D. Zocher jr. zag bloemen en bloemperken met tegenzin steeds meer in de mode komen. De boom- en heesterbeplanting was voor hem het belangrijkst, omdat bomen en heesters zorgden voor een natuurlijk en landschappelijk ogende aanleg. Bloemperken vond hij overbodig en zelfs niet wenselijk. Hierover schrijft Amy de Leeuw in 1917: “Jan David was, toen de tijd voor de mogelijkheid van een krachtig ingrijpen zich

Rechts: tekening van de buitenplaats Boschlust te Den Haag, P.J. Lutgers, 1851 Deze tekening van de voorzijde van Boschlust laat een compositie van bloemperken zien naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Coll. Haagse Beeldbank, inv. nr. kl. A 71

meldde, reeds te oud om de koe bij de horens te pakken. Hij zag met leede oogen, dat, ook waar men boomen en heesters naar zijn aanwijzingen groepeerde, voor de kleinere gewassen een heel systeem van willekeurige figuurtjesleggerij ontstond, buiten alle beraadslaging met de natuur om. Hij schudde het hoofd over de opkomende liefhebberij der mozaiekwerken, «haringsla» en «confituurtaarten», en de tapijtbedden met hunne valschelijk aangebrachte arabeskengratie, kortom over heel de hoe langer hoe meer gevarieerde vlakornamentiek, prachtig geschikt voor, uit hun aard, vlakke vloertegels, maar juist daarom volstrekt niet voor groeiende, levende, planten. Hij bleef als voren zijn park-ontwerpen teekenen met breede lijnen en verrassende perspectieven; en de plaats voor bloemperken gaf hij daarop aan, zooals hij dat altijd gedaan had, met een bontkleurige spikkeling, zonder eenigen wenk omtrent de beteekenis dier kleurige spikkels. Louis Paul, even bekwaam als zijn vader, doch met minder artistieke geestdrift voor zijn vak bezield, vatte de zaak nog onverschilliger op. Ook hij vond dit werken zonder overleg met de natuur wel leelijk, maar bracht het niet tot warme ergernis over die leelijkheid, «Als ik dat geknoei maar niet in mijn eigen tuin hoef te hebben!» kon men hem hooren zeggen. Ook hij ging voort, de werken, die hem werden opgedragen, groepeerend te behandelen, en de plaats der bloempartijen, op gezegde spikkelmanier, schematisch aan te wijzen. Voor welke bloemgewassen? En hoe gearrangeerd? Ja, dat ging hèm niet aan, maar de personen die met het onderhoud belast zouden worden: plantsoenopzichters, tuinbazen…’”61

61

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Links: zicht op Huis Backershagen te Wassenaar vanaf de hoofdentree aan de Rijksstraatweg; door P.J. Lutgers, circa 1845 Het centrale ontwerpmotief is een groot open gazon met golvende boscontouren, waar de oprit langs slingert; beplantingsgroepen en bloemperken zorgen voor de dieptewerking in de compositie. Het ontwerp voor het voorpark wordt gezien de ontwerpstijl toegeschreven aan J.D. Zocher jr.

62


3.5.2.4 Grasvelden, weiden en hertenkampen

Uiterst rechtsboven: ontwerp van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher van Het Park in Rotterdam uit 1861 Coll. Stadsarchief Rotterdam

Onder: Uitsnede van de opmetingstekening van Voorlinden en Blankenburg uit 1843. Het weiland is vormgegeven als ‘ronde weide’, rond het weiland loopt een wandelpad. Coll. Gemeente Wassenaar

Gras speelt als open ruimte een belangrijke rol in de parkcomposities van de Zochers als onderdeel van de perspectieven en zichtlijnen. Grasvelden zijn daarmee cruciaal in de ruimtelijke beleving van het park als geheel. Ze zijn aangekleed met bomen en heesterpartijen, maar hebben een open karakter. Grote ruime gazons zijn altijd de lage delen in het park, die subtiel glooiend naar de randen worden opgewerkt. Naast grasvelden zijn er vaak ook weiden in de parkaanleg verwerkt, die door een boer werden beheerd. De omheining van deze weiden is dan altijd op de ontwerptekening aangeduid. Een omheining bestaat uit een afwisseling van (slinger)sloten en hekwerken. De grasvelden in Zocherparken zien er niet uit als de strakke gazons die wij nu kennen. Ten tijde van de Zochers is het gebruikelijk en de bedoeling om slechts een paar keer per jaar te maaien en het maaisel als hooi af te voeren. Het resultaat is een landschappelijk ogend soortenrijk grasveld met hoog gras, weidebloemen en bolgewassen. Grasvelden hebben bij de Zochers wel een scherpe en duidelijke contour; er is een strak gestoken rand tussen gras / pad, gras / beplantingsvak en gras / water. Overgangen zijn nooit diffuus. 63 Grasvelden en weiden bij J.D. Zocher sr. Bij J.D. Zocher sr. kan worden opgemerkt dat behalve grasvelden ook sierakkers als open ruimten in de aanleg worden verwerkt. Grasvelden en weiden bij J.D. Zocher jr. Bij J.D. Zocher jr. komt het voor dat met beesten beweide weiden in het ontwerp worden geïntegreerd. Specifiek voor jr. is de ‘ronde weide’. Ook komen in de ontwerpen van J.D. Zocher jr. hertenkampen voor die eveneens afwisselend worden omheind door (slinger)sloten en hekwerken.

Uiterst rechtsonder: foto van het hertenkamp op buitenplaats Dordwijk, genomen in de periode 1880-1889, ontworpen door J.D. Zocher jr. Coll. Regionaal Archief Dordrecht, inv. nr. 552_309389

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


64


3.5.2.5 Moestuin, kweektuin en boomgaard

Links: uitsnede uit de opmeting van Voorlinden en Blankenburg uit 1843, met de aanleg door J.D. Zocher sr. in de omgeving van het huis Voorlinden De moestuinen liggen aan de west– en oostzijde van het hoofdhuis en zijn beide omgeven met een dichte rand beplantingen. Coll. Gemeente Wassenaar

Moestuinen en andere nutstuinen spelen bij de Zochers over het algemeen geen rol in de beleving van de aanleg in landschapsstijl. Deze delen van de aanleg behoren tot het ‘huishoudelijke deel' van de buitenplaats en worden door de Zochers beschouwd als een noodzakelijk kwaad dat geen rol speelde in een arcadische parkcompositie. De wandelroutes gaan er doorgaans omheen; moestuinen worden aan het zicht onttrokken. De moestuinen zijn op ontwerptekeningen dan ook veelal aangegeven met een groot, niet nader gedefinieerd, bruin vlak. In een uitzonderlijk geval is een bestaande hoofdopzet en inrichting van de moestuin summier weergegeven. De moestuinen worden door een omringende aanleg van paden, grasvelden en opgaande beplanting afgeschermd van de hoofdaanleg in landschapsstijl. Moestuinen zijn het domein van de tuinbaas, die hier zelf de inrichting naar eigen inzicht kan bepalen.

65

Rechts: De moestuin van Dordwijk is als een afgesloten ruimte verwerkt in het ontwerp van Zocher Foto P. Verhoeff, 2008

Uiterst rechtsboven: uitsnede uit het ontwerp van de buitenplaats Keukenhof J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher, 1857 In het midden van deze tekening is de moestuin zichtbaar omsloten door een dichte rand beplanting. Coll. Stichting Graaf Carel van Lynden

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


3.5.3 Wegen en paden

Paden zijn in Zocherparken een zeer belangrijk onderdeel van een parkcompositie. Typerend is dat de paden altijd schoon zijn (dat wil zeggen: dat ze van gravel of zand zijn); graspaden zijn niet aanwezig. De schone paden nodigen uit tot rondwandelingen door de aanleg. Ze voeren de wandelaar op uitgekiende wijze door het park en leiden het oog van de beschouwer door de perspectieven en vergezichten. Ze zijn daarom onmisbaar en onlosmakelijk verbonden met de eerder genoemde scherpe grafische kwaliteit van de aanleg als geheel.

Het Haagse Bos naar ontwerp van J.D. Zocher sr. uit 1809. De paden zijn weergegeven in een vloeiende lijn met passerboogstralen. Coll. Haagse beeldbank, inv. nr. z.gr. 1605

Wegen en paden bij J.D. Zocher sr. De hoofdstructuur in de parkaanleg wordt bij J.D. Zocher sr. altijd gevormd door een nadrukkelijk stelsel van slingerlanen. Naast traditionele tweezijdige beplanting zijn delen hiervan niet of slechts eenzijdig beplant met laanbomen. Naast deze hoofdstructuur van slingerlanen liggen er paden in de aanleg die niet specifiek door beplanting zijn begeleid.

66

Aan de bochten van de lanen en paden ligt een geometrische cirkelvorm ten grondslag. De gaatjes van de passer die nodig was om de zuivere bochten te tekenen zitten in sommige gevallen nog in de ontwerptekeningen. De belijning van de paden komt overeen met die van de waterpartijen; J.D. Zocher sr. werkt in beide gevallen met de passerboogstralen. Er zijn altijd rustige parkdelen met grote boogstralen; veelal in de bosachtige delen. Daarnaast zijn er meer verfijnd uitgewerkte parkdelen met kleinere boogstralen; veelal in de aparte ‘tuinkamers’, waar de wandelpaden in kunstige patronen zijn verweven.

De structuur van het padenstelsel ontworpen door J.D. Zocher sr. in verschillende parkformaten. Van links naar rechts:  Haagsche bos (extra groot)  Voorlinden (groot)  ‘t Klooster (middelgroot)


Het ontwerp van Dordwijk door J.D. Zocher jr. uit 1852. De paden zijn hier vloeiend weergegeven met lange spannende lijnen. Part. Coll.

Wegen en paden bij J.D. Zocher jr. De padenstructuur in de ontwerpen van J.D. Zocher jr. bestaat uit lange, spannend gebogen en vloeiend op elkaar aansluitende wegen en paden. Alle wegen en paden worden op zijn ontwerptekeningen met dezelfde lichtbruine kleur aangegeven. Op de tekeningen lijkt een hiërarchie afwezig, maar in de praktijk is die er vaak wel. Dit blijkt uit de padbreedte en de beoogde gebruiksintensiteit. J.D. Zocher jr. besteedde altijd veel zorg aan de benadering van het hoofdhuis, waarbij de toegangsdreef altijd even uit de zichtlijn naar het huis voert door een gesloten beplanting. Een verrassende constatering is dat J.D. Zocher jr. in zijn composities amper lanen tekent. Dit is met name later in zijn carrière het geval. Aan het begin van zijn loopbaan komt jr.’s teken- en ontwerpstijl nog sterk overeen met die van zijn vader, maar hoe verder zijn carrière vordert, hoe minder lanen hij weergeeft. Als er wel lanen zijn aangegeven betreft dit vaak oudere te behouden structuren van een bestaande aanleg in geometrische stijl, zoals bijvoorbeeld een oprijlaan of kaderlaan. Andere veelvoorkomende ontwerpmotieven zijn een solitaire boom op een driesprong en een wandeling om een ronde weide. In ontwerpen van J.D. Zocher jr. is er vaak een markant verschil in ‘paddichtheid’ in de verschillende parkdelen met een specifiek thema. De paddichtheid is altijd afgestemd op het thema van het parkdeel. Nabij een bijzonder accentpunt in de aanleg, zoals het hoofdhuis, een koepel, een markant hoogteverschil of een brug over de waterpartij, is vaak sprake van een verdichting van het padenstelsel. Hierdoor krijgt het padenstelsel een duidelijk ritme, sluit het aan op de bedoelde ruimtelijke samenhang en beleving en zorgt het voor een duidelijke articulatie bij accentpunten in de aanleg.

67

De structuur van het padenstelsel ontworpen door J.D. Zocher jr. in verschillende parkformaten. Van links naar rechts:  Dordwijk (klein)  Landfort (middelgroot)  Keukenhof (groot)

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


68

De grote weide van buitenplaats Vreugd en Rust. Op de achtergrond is de oranjerie in het overpark zichtbaar. De weide is licht hol vormgegeven waardoor het zicht op de hoger gelegen oranjerie wordt versterkt. Foto P. Verhoeff, 2006


3.5.4 Reliëf

Rechtsboven: prent van de buitenplaats Molenbosch te Zeist naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Langs de vijver ligt het grasveld in een vloeiend bol liggend talud met een natuurlijke uitstraling. Coll. Het Utrechts Archief, inv. nr. 201644, 'Het Molenbosch' P.J. Lutgers 1868 (Gezichten in de omstreken van Utrecht)

Hoewel reliëf een belangrijke aspect is van Zocherparken, wordt het in het geheel niet aangegeven op ontwerptekeningen. Exemplarisch hiervoor is het ontbreken van reliëf op ontwerptekeningen voor bolwerken, terwijl daar ontegenzeggelijk veel reliëf aanwezig is dat ook een duidelijk aanknopingspunt voor het ontwerp vormt. Dat reliëf een belangrijke rol speelt, blijkt ook uit de opmeting van de parkaanleg op Voorlinden en Blankenburg uit 1843 en de tekeningen van Lutgers van de gerealiseerde aanleg van J.D. Zocher sr. Deze tekeningen geven de subtiele undulaties, vloeiend vormgegeven terreinverhogingen en oeverafwerkingen weer, die typerend zijn voor de parkcomposities. Over het algemeen zijn de Zocherparken op de buitenplaatsen in Zuid-Holland zo plat als een dubbeltje; maar in de parkaanleggen zijn er altijd subtiele glooiingen en undulaties aangebracht. Wat de Zochers veel deden is het opwerpen van hoge koppen langs vijveroevers. Het aanwezige reliëf met een geologische oorsprong (in Zuid-Holland bijvoorbeeld strandwallen) en aanwezige (kunstmatige) bergjes of koepelbulten worden nadrukkelijk en fraai verwerkt in de nieuwe aanleg. Zo werd op Keukenhof door J.D. Zocher jr. de oorspronkelijke vorm van de strandwal vergraven en versterkt, met als resultaat een voor Nederland bijzonder reliëfrijke ruimtelijke beleving met vergezichten over de grote waterpartij naar het huis en de duinen in de verte. Op Berbice gebruikte J.D. Zocher sr. reliëf om een compositie van lage heuveltjes te creëren, dat mogelijk verwijst naar het strandwallenlandschap op buitenplaatsen elders in de provincie. Heuvels in de aanleg hadden soms ook praktisch nut; bijvoorbeeld als ijskelder, zoals in de Koekamp in Den Haag, op Duivenvoorde in Voorschoten en op Raaphorst in Wassenaar. Reliëf is altijd afgewerkt in vloeiende, ronde vormen. Om subtiele verhogingen te maken gebruikten de Zochers vaak grond uit afgegraven vijvers. De oevers hebben altijd bolle taluds, waarbij maaiveld en talud onzichtbaar in elkaar overgaan.

69

Rechtsonder: het reliëf langs de grote vijver in het overpark van Keukenhof (terrein bloembollenexpositie). Het reliëf loopt in zachte glooiingen vanaf de oever naar boven. Foto P. Verhoeff, 2006

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Deze afbeeldingen zijn presentatietekeningen van J.D. Zocher jr. als voorbeeld voor de opdrachtgever. Uiterst linksboven: presentatietekening van een warme sierkas in neoclassicistische stijl. Coll. Het Nieuwe Instituut, inv. nr. ZOCH.110611656 Uiterst linksonder: presentatietekening van een rustiek prieel. Coll. Het Nieuwe Instituut, inv. nr. ZOCH.110611663 Linksboven: presentatietekening van een klein landhuis of villa in neoclassicistische stijl. Coll. Het Nieuwe Instituut, inv. nr. ZOCH.11061163 Linksonder: presentatietekening van een brug in een landschapspark. Coll. Het Nieuwe Instituut, inv. nr. ZOCH.110611667

70


3.5.5 Bouwwerken en tuinsieraden

Bouwwerken en tuinsieraden zijn een vast onderdeel van Zocherparken. De Zochers zijn zelf ook actief als bouwkundige architecten, maar dit aspect van hun oeuvre valt buiten het kader van dit project. Omdat bouwwerken en tuinsieraden echter onlosmakelijk zijn verbonden met de parkaanleg, kan een korte analyse van hun rol niet ontbreken. Op de ontwerptekeningen voor de parkaanleg van de Zochers worden opgaande bouwwerken consequent aangeduid met egaal roze gekleurde vlakken. Deze aanduiding geeft wel inzicht in de contour maar niet in de sfeer en het volume van het bouwwerk. Ook bruggen worden eenvoudig aangeduid met platte bruine vlakjes. Zitbanken en beelden worden over het algemeen niet aangeduid. Een zeldzame uitzondering van een 3D-weergave van een bouwwerk op een plattegrond van een parkontwerp zijn de tekeningen van de grafmonumenten van de begraafplaats op het plan van J.D. Zocher jr. en de tekeningen voor een parkaanleg op de Haarlemse bolwerken uit 1822.

Dienstgebouwen, tuinmuren en boerderijen worden meestal weggeplant tenzij ze een representatieve of ornamentele vormgeving hebben en als specifiek belevingsmoment in de parkcompositie worden ingezet. Tuinsieraden zoals beelden, siervazen, potplanten en zitbanken staan niet weergegeven op ontwerpen. Dit soort elementen waren zeer zeker wel onderdeel van de uiteindelijk gerealiseerde parkaanleg. De ontwerptekeningen focussen echter op de parkaanleg en de groene uitwerking daarvan. Tuinsieraden werden waarschijnlijk door eigenaars en / of tuinbazen naar eigen inzicht geplaatst. Hekwerk voor vee of hertenkampen staan wat betreft hun locatie wel weergegeven op ontwerptekeningen, maar de tekeningen geven geen inzicht in de vormgeving.

Op ontwerptekeningen wordt wel de contour van de bouwwerken weergegeven, maar de stijl of sfeer van het bouwwerk wordt, zelfs bij de door de Zochers specifiek ontworpen objecten, niet nader aangeduid. Desalniettemin speelde de vormgeving van de bouwwerken en tuinsieraden een belangrijke rol in de aanleg en verbeelden zij specifieke thema’s. Gebruikelijke stijlen zijn klassiek, gotisch, rustiek en Zwitsers. Ten tijde van de Zochers vindt een verschuiving plaats van de gewenste stijl voor bijgebouwtjes. In het midden van de 19e eeuw maken de classicistische ontwerpstijl en het ideaal van het Italiaanse landschap plaats voor de Zwitserse landschap- en chaletstijl en – in veel mindere mate – het japonisme.

Rechts: de koeienstal in een weide bij landgoed Keukenhof. De stal is waarschijnlijk ontworpen door de firma Zocher. Recent is de stal aan de hand van oude foto’s herbouwd.

71

Het hoofdgebouw bepaalt meestal het hoofdmoment in de parkcompositie. Tevens is het hoofdgebouw met een zichtlijn verbonden met het meest spectaculaire moment in de aanleg of met een vergezicht op de omgeving van de aanleg. Deze opvatting past bij het beeld van de classicistische villa, die is gesitueerd in een arcadisch landschap. J.D. Zocher sr. ontwierp zijn parken vaak op reeds bestaande buitenplaatsen in de omgeving van bestaande bouwwerken. Bouwwerken in zijn parken staan dan ook vaak op plaatsen die bepaald zijn door een aanleg in geometrische stijl. J.D. Zocher jr. ontwierp, naast de transformatie van bestaande buitenplaatsen, ook geheel nieuwe objecten. Hierbij is de bepaling van de bouwplaats vaak onderdeel van de ontwerpopgave.

Foto P. Verhoeff, 2006

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


72


4

Zocherparken in Zuid-Holland In dit hoofdstuk vindt de analyse plaats van wat er in de actuele situatie resteert van het werk van de Zochers, hoe herkenbaar hun ontwerpstijl nog aanwezig is, in welke staat hun parken verkeren en waar de problemen in het behoud en beheer van de specifieke Zocherkenmerken in deze parken liggen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de gaafheid van de ruimtelijke opzet en de onderhoudstoestand van de parkaanleg. Hiertoe wordt allereerst het oeuvre van de familie Zocher in de gehele provincie Zuid-Holland geïnventariseerd. Belangrijke vragen hierbij zijn: wat was de omvang van hun werk, hoe was de geografische spreiding van hun werk, hoe beeldbepalend was hun werk? Vervolgens wordt verder ingezoomd op de Landgoederenzone Zuid-Holland. Twaalf door J.D. Zocher jr. en / of sr. aangelegde buitenplaatsen in de Landgoederenzone Zuid-Holland zijn door middel van een veldbezoek met checklist nader bekeken op de staat van onderhoud en de herkenbaarheid van de specifieke Zocherkenmerken. Uit deze quickscan zijn vier buitenplaatsen geselecteerd als pilotprojecten, met ieder hun eigen typerende problematiek te aanzien van het Zocheraspect van de aanleg. Van deze vier Zocherparken is de problematiek ten aanzien van de ruimtelijke opzet en de onderhoudstoestand geanalyseerd en worden aanbevelingen voor behoud en beheer van de specifieke Zocherkenmerken gedaan. Tot slot is een aantal beheerders en tuinbazen van Zocherparken door middel van een vragenlijst of interview bevraagd over wat zij ervaren als de grootste problemen en vraagstukken in het beheer van “hun” Zocherpark. De uitkomsten van de quickscan, de pilots en het tuinbazen- en beheerdersonderzoek vormen de basis voor hoofdstuk 5.

73

Buitenplaats Blankenburg te Wassenaar; de grote slingervijver achter het huis; ontwerp, J.D. Zocher jr., vóór 1822 Foto M. Bos, 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Cirkeldiagram van de samenstelling van het oeuvre van 64 objecten in Zuid-Holland

1 14

4 45

1

74

Cirkeldiagram van de bekende ontwerptekeningen per Zocher in Zuid-Holland

3

7

7

3

1 10

11

8

23

Cirkeldiagram van het aantal projecten uit primaire en secundaire bronnen per Zocher in Zuid-Holland


4.1 Overzicht Zocherparken in de provincie Van werk van de Zochers in de provincie Zuid-Holland is in het kader van dit project een oeuvrelijst opgesteld. Hierin staan de buitenplaatsen en stads- en villaparken, waarvan bekend is of in de literatuur vermeld wordt dat deze zijn aangelegd naar ontwerp van één of meerdere leden van de familie Zocher. Ook verdwenen buitenplaatsen en niet uitgevoerde ontwerpen zijn opgenomen. Dit heeft geresulteerd in een oeuvrelijst van 64 objecten. De bouwkundige elementen en de begraafplaatsen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Startpunt bij de oeuvrelijst is de inventarislijst die is opgenomen in het projectplan. Hiertoe zijn bestaande inventarisaties (C.S en J.E. Oldenburger, Zochers online (internetversie 2011) en J. Smit, J.D. Zocher jr. Architect en tuinarchitect 1791-1870 (Rotterdam 2008)) als uitgangspunt genomen. Deze lijst is geactualiseerd en gecompleteerd naar de actuele stand van onderzoek en aangevuld aan de hand van literatuuronderzoek. Een literatuurlijst is achterin dit rapport opgenomen. Opbouw van het oeuvre Het oeuvre van 64 objecten omvat 45 buitenplaatsen, 14 stadsparken, 4 villaparken en één dierentuin. Om onderscheid te maken tussen bewezen betrokkenheid van een Zocher en vermoede of veronderstelde betrokkenheid, is het oeuvre onderverdeeld in drie categorieën:  Primair: 32 objecten. De betrokkenheid van één of meerdere leden van de familie Zocher is bewijsbaar aan de hand van bronnen zoals ontwerptekeningen, correspondentie, rekeningenboeken etc.;  Secundair: 16 objecten. De betrokkenheid van één of meerdere leden van de familie Zocher wordt genoemd in contemporaine literatuur;  Toegeschreven: 16 objecten. De betrokkenheid van één of meerdere leden van de familie Zocher wordt gesteld zonder archivalisch of secundair bewijs. Op dit moment kan met zekerheid worden gesteld dat in de provincie Zuid-Holland door de familie Zocher aan 48 objecten (primaire en secundaire bronnen) is gewerkt.

Uiterst links: Buitenplaats Voorlinden; pad langs de achtergrens van het park. Links is het begin te zien van de duinen. Foto M. Bos, 2016

Ontwerptekeningen Van deze 48 objecten in totaal, zijn van 21 objecten één of meer ontwerptekeningen getraceerd: 3 van J.D. Zocher sr., 7 van J.D. Zocher jr., 1 van K.G. Zocher, 3 van L.P. Zocher en 7 door de firma J.D. en L.P. Zocher. Dit betekent dat 44% van de objecten in de provincie met ontwerptekeningen is gedocumenteerd. De ontwerptekeningen betreffen 9 stadsparken, 9 buitenplaatsen, 2 villaparken en 1 dierentuin (Rotterdam). Het relatief grote aantal stadsparken komt waarschijnlijk omdat bij (stedelijke) overheden de archivering beter zal zijn geborgd dan bij particuliere opdrachtgevers.

Objecten en geografische spreiding per Zocher Uit de primaire en secundaire bronnen komt per Zocher de volgende productiviteit in Zuid-Holland naar voren:  J.D. Zocher sr. werkte aan 11 objecten. Dit betreft 10 buitenplaatsen en het Haagse Bos. Zijn werkgebied beperkte zich tot de kuststrook, met Den Haag als zuidgrens, en sloot aan op zijn Noord-Hollandse werkgebied;  J.D. Zocher jr. werkte aan 23 objecten. Daarmee is hij het meest productieve lid van de familie in de provincie. Het grootste deel van zijn projecten betreft eveneens buitenplaatsen. Zijn projecten hebben een veel grotere geografische spreiding. Met een zwaartepunt in de kuststrook loopt zijn werkgebied door tot Dordrecht;  L.P. Zocher werkte op eigen naam aan 8 objecten. Op de buitenplaats Zuidwijk (Wassenaar) na betreffen dit allemaal stads- en villaparken. Zijn werkgebied is hetzelfde als dat van zijn vader, met als uitschieter naar het Groene Hart een park in Gouda;  J.D. Zocher jr. werkte met zijn zoon L.P. Zocher in de firma “J.D. en L.P. Zocher” aan zeker 10 objecten. Dit betreft voor het merendeel ook stads- en villaparken;  K.G. Zocher werkte aan 1 object, de voormalige buitenplaats Welbehagen (Rotterdam). Hij valt op door zijn verdere afwezigheid in Zuid-Holland. Stedelijk groen Met name onder L.P. Zocher verschuiven de werkzaamheden van particuliere opdrachtgevers (buitenplaatsen) naar stedelijke overheden (stadsparken). L.P. Zocher springt daarmee in op de ontwikkeling van openbaar groen in de tweede helft van de 19e eeuw: om de stad leefbaarder te maken worden stadsparken en andere groenzones aangelegd, meestal in opdracht van gemeenten. Veel vestingwallen werden herbestemd tot openbare groenzones of plantsoenen, met name toen in de Vestingwet van 1874 bepaald werd welke verdedigingswerken konden worden ontmanteld. In de Woningwet van 1901 wordt een bepaalde hoeveelheid groen zelfs verplicht gesteld. De villaparken zijn een categorie apart, waarvan de opdrachtgevers soms particuliere initiatiefnemers betreffen, zoals bij het Van Stolkpark (Den Haag), en in een enkel geval L.P. Zocher zelf als ontwikkelaar optreedt (Oude Plantage, Rotterdam).

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

75


Overzicht van de Zocherparken in Zuid-Holland

76


Plaatsnaam

Betrokken Zocher

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.

Plantsoen Stadsvest Tuin H. van Berckel Park buiten Haagpoort Agnetapark Van Stolkpark Koekamp en Koekamplaan Boschlust Willemspark Tournooiveld en Voorhout Huis ten Bosch Vredenoord Haagsche Bos

Delft Delft Delft Delft Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag

Paleis Noordeinde Westbroekpark Weizigt Dordwijk Dubbelsteijn Plantsoen Lange Tiendweg Hof van Katwijk Van der Werfpark Plantsoen de Plantage

Den Haag Den Haag Dordrecht Dordrecht Dordrecht Gouda Katwijk a / d Rijn Leiden Leiden

22. 23. 24. 25. 26. 27.

Spawijk / Vreewijk Leiden Buitenzorg Leiden Rozenrust Leidschendam Kasteel Keukenhof Lisse Oud-Poelgeest Oegstgeest Duinzigt / Bos v. Wijckerslooth Oegstgeest Cromvliet Rijswijk Den Burch Rijswijk De Heuvel Rotterdam Tweede Waterproject Rotterdam Huize Lusthof Rotterdam Dijkzigt / Land v. Hoboken Rotterdam Villa Nuovo Rotterdam Het Park Rotterdam Dieren- en Plantentuin Diergaarde Rotterdam

A V D A D A V D A N A N A O V N A D D A D O N N O V O D A

37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46.

13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.

J.D. Zocher jr., circa 1840 J.D. Zocher jr., circa 1828 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, vanaf 1864 L.P. Zocher, 1882-1885 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1868-1873 J.D. Zocher jr., 1837 J.D. Zocher jr., 1836 J.D. Zocher jr., 1856 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1852 J.D. Zocher sr., circa 1807 J.D. Zocher sr., circa 1801 J.D. Zocher sr., 1809 J.D. Zocher jr., 1837 L.P. Zocher, 1878 J.D. Zocher sr. of jr., 1816 L.P. Zocher, circa 1883 J.D. Zocher jr., circa 1834 J.D. Zocher jr., 1852 J.D. Zocher jr., circa 1850 L.P. Zocher, 1870-1875 J.D. Zocher sr., 1802 J.D. Zocher jr., circa 1834 J.D. Zocher jr., 1834 L.P. Zocher, 1867 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1867 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1858 J.D. Zocher jr., circa 1850 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1857 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1862 / 1866 J.D. J.D. J.D. J.D. J.D. J.D. J.D. J.D. J.D.

A D A A A V D V A

28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.

Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher

Status

Nr. Parkontwerp

Nr. Parkontwerp

sr., circa 1810 sr., circa 1800 sr. of jr., circa 1810 jr., circa 1855 jr., 1854 jr., 1837 jr. / L.P. Zocher, circa 1852 jr. / L.P. Zocher, circa 1870 jr. / L.P. Zocher, 1852-1862

J.D. Zocher jr., 1852-1858 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1861

V V

47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60.

Plaatsnaam

Schoonoord Rotterdam Trompenburg Rotterdam Nieuwe Plantage Rotterdam Oude Plantage Rotterdam Welbehagen Rotterdam Bijdorp Rotterdam Rusthoff Sassenheim Ter Weegen Sassenheim Plantage Schiedam Recreatietuin Sociëteit Officieren Vereniging Schiedam Rusthof Voorburg Vreugd en Rust Voorburg Schoonoord Voorhout Kasteel Duivenvoorde Voorschoten Huis Berbice Voorschoten ’t Huys te Warmont Warmond Blankenburg Wassenaar Backershagen Wassenaar Langenhorst Wassenaar Beukenhorst Wassenaar Duindigt Wassenaar De Paauw Wassenaar Raaphorst Wassenaar Duinrell Wassenaar

61. Oosterbeek

Wassenaar

62. Voorlinden

Wassenaar

63. Clingendael

Wassenaar

64. Zuidwijk

Wassenaar

Betrokken Zocher

Status

J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, circa 1860 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1870 J.D. Zocher jr., 1844 L.P. Zocher, 1874 J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1845, ’53, ’56 K.G. Zocher, 1872 L.P. Zocher, circa 1870 J.D. Zocher jr., circa 1830 of 1850 J.D. Zocher sr., circa 1805 J.D. Zocher jr., 1826

A D V N V D A V V

J.D. Zocher jr. / L.P. Zocher, 1877 J.D. Zocher jr., voor 1827 J.D. Zocher jr., 1830 of 1840 J.D. Zocher jr., 1836 J.D. Zocher jr., 1840-1857 J.D. Zocher sr., 1803 J.D. Zocher jr., circa 1820 J.D. Zocher jr., circa 1834 J.D. Zocher jr., circa 1840 en circa 1846 J.D. Zocher jr., 1842-1857 J.D. Zocher jr., 1857-1861 J.D. Zocher jr., voor 1822 J.D. Zocher jr., circa 1840 J.D. Zocher jr., circa 1840 J.D. Zocher jr., circa 1860 L.P. Zocher, circa 1890 J.D. Zocher sr., circa 1786 J.D. Zocher jr., circa 1837 J.D. Zocher sr., va.1803 J.D. Zocher jr., 1834 J.D. Zocher sr., voor 1817 J.D. Zocher jr., circa 1837 L.P. Zocher, 1851 L.P. Zocher, 1872

O V D A A A D A D O O D D D V D A A D D D D V N

* Legenda van de status: N = Niet uitgevoerd V = Verdwenen D = Deels aanwezig A = Aanwezig O = Onbekend

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

77


Parkontwerp

Betrokken Zocher

Bron

Type

Status

Veldbezoek

J.D. J.D. J.D. J.D. J.D.

jr. sr. sr. jr. sr.

P P P P P

Schriftelijke bronnen Ontwerptekening Schriftelijke bronnen Schriftelijke bronnen Ontwerptekening

Verdwenen Niet uitgevoerd Aanwezig Aanwezig Verdwenen

Ja

J.D. Zocher jr.

T

-

Onbekend

-

J.D. Zocher jr. J.D. Zocher jr.

S S

Schriftelijke bronnen Schriftelijke bronnen

Verdwenen Deels aanwezig

Ja

J.D. Zocher jr. J.D. Zocher sr.

P P

Kasboek Kasboek

Aanwezig Aanwezig

Ja Ja

J.D. J.D. J.D. J.D. J.D. J.D.

Opmetingskaart Kasboek Opmetingskaart en schriftelijke bronnen Schriftelijke bronnen Schriftelijke bronnen Opmetingskaart Opmetingskaart Schriftelijke bronnen Schriftelijke bronnen Ontwerptekening en schriftelijke bronnen

Aanwezig Deels aanwezig Onbekend Onbekend Deels aanwezig Deels aanwezig

Ja Ja Ja Nee Ja

Deels aanwezig Verdwenen Deels aanwezig Deels aanwezig Deels aanwezig Deels aanwezig Deels aanwezig Deels aanwezig Deels aanwezig Verdwenen Niet uitgevoerd

Ja Nee

Den Haag: 1. Boschlust 2. Huis ten Bosch 3. Vredenoord 4. Noordeinde

Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher

-

Leidschendam: 5. Rozenrust

Voorburg: 6. Rusthof 7. Vreugd en Rust

Voorschoten: 8. Duivenvoorde 9. Berbice

Wassenaar: 10. 11. 12. 13. 14. 15.

78

Blankenburg Backershagen Langenhorst Beukenhorst Duindigt De Paauw

16. Raaphorst 17. Duinrell

Cirkeldiagram van de bronvermeldingen van 27 projecten van de Zochers op 21 buitenplaatsen in het plangebied

3 8

18. Oosterbeek 19. Voorlinden 20. Clingendael

6

10

21. Zuidwijk

Bron: P - Primaire bron S - Secundaire bron T - Toeschrijving

Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher Zocher

jr. jr. jr. jr. jr. jr.

S T T P T S

J.D. Zocher J.D. Zocher L.P. Zocher J.D. Zocher J.D. Zocher J.D. Zocher J.D. Zocher J.D. Zocher J.D. Zocher L.P. Zocher L.P. Zocher

jr. jr.

T T T S S S S S S T P

sr. jr. sr. jr. sr. jr.

Ja Ja Ja

Ja


4.2 Overzicht Zocherparken in de “Landgoederenzone Zuid-Holland” Vanuit de provinciale oeuvrelijst is ingezoomd op Zocher-buitenplaatsen in het plangebied, het zuidelijke deel van de Landgoederenzone Zuid-Holland. Dit betreft 21 buitenplaatsen, ingedeeld naar bron en gemeente, zie de tabel. Van twee buitenplaatsen zijn uitgebreide en tot nu toe onbekende gegevens gevonden:  De buitenplaats Boschlust in Den Haag. Het betreft de correspondentie tussen opdrachtgever en J.D. Zocher jr. als architect van het huis en de tuin- en parkaanleg, het contract van J.D. Zocher jr. als architect voor tuin en park en huis, (deels) de plantlijsten. Helaas is de ontwerptekening niet teruggevonden.  De buitenplaats Zuidwijk in Wassenaar. Dit betreft de correspondentie tussen opdrachtgever en L.P. Zocher voor een grootschalige reorganisatie van de parkaanleg en een ontwerptekeningen (klad en uitgewerkte versie). Dit ontwerp is echter niet uitgevoerd. Van J.D. Zocher jr. zijn op dit moment geen ontwerptekeningen bekend in de Landgoederenzone Zuid-Holland. Blijkens correspondentie was jr.’s ontwerp voor Duivenvoorde tot midden 20e eeuw nog bekend en aanwezig.

79

De verdeling in productiviteit bevestigt de veronderstelling dat L.P. Zocher zich in de samenwerking met zijn vader vooral richtte op de stedelijke overheden (stadsparken) en dat zijn vader zich richtte op particuliere opdrachtgevers. Een andere mogelijke verklaring is dat de grote hausse in de aanleg van buitenplaatsen ruim vóór 1850 plaatsvond, terwijl de samenwerking van J.D. en L.P. Zocher vanaf circa 1849 werd ingezet op het moment dat de ontwikkeling van openbaar groen een grote vlucht nam en de buitenplaatsbloei over haar hoogtepunt heen was.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Uiterst linksboven: buitenplaats Vredenoord ontworpen door J.D. Zocher sr., na de reconstructie van het park naar ontwerp van P. Verhoeff. Kenmerkend zijn de slingerende beek-structuur met hoofdmoment bij de grote vijver met eiland, de ‘schone’ padenstructuur en de grote verscheidenheid in beplantingssoorten. Foto P. Verhoeff, 2016

80

Uiterst linksonder: overzichtskaart van de 12 bezochte Zocherparken in ZuidHolland. De bezochte buitens zijn: Vredenoord, Vreugd en Rust, Duivenvoorde, Berbice, Blankenburg, Backershagen, Beukenhorst, De Paauw, Raaphorst, Oosterbeek, Voorlinden en Clingendael.

Links: kasteel Duivenvoorde ontworpen door J.D. Zocher jr. Deze foto is genomen vanaf de oprijlaan. De laanbomen zijn rechts zichtbaar. Het zicht vanaf de oprijlaan gaat over de weilanden van Duivenvoorde naar het kasteel in de verte. De omliggende weilanden zijn opgenomen in de parkaanleg. Foto K. Aschman, 2016


4.3 Huidige staat van de Zocherparken In het plangebied zijn in de actuele situatie 14 buitenplaatsen aanwezig die als Zocherpark aangemerkt worden, zie de tabel op pagina 78. Van deze buitens zijn er 12 bezocht om het Zocheraspect in de actuele situatie in het plangebied vast te leggen. Dit betreft: Vredenoord, Vreugd en Rust, Duivenvoorde, Berbice, Blankenburg, Backershagen, Beukenhorst, De Paauw, Raaphorst, Oosterbeek, Voorlinden en Clingendael. Duinrell en Duindigt zijn niet bezocht. Bij de bezoeken zijn de herkenbaarheid en de staat van onderhoud van de Zocherparken als geheel en hun samenstellende structuurelementen geïnventariseerd, op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven Zocher-ontwerpstijl. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de gaafheid van de ruimtelijke opzet van de parkaanleg en de onderhoudstoestand van de typerende Zocheraspecten. Behoud van uitstraling, ondanks verlies van omvang Van de bestaande Zocherparken heeft geen enkel park zijn historische omvang ten tijde van de aanleg behouden. Alle Zocherparken zijn gesplitst, gedeeltelijk verkaveld en / of (gedeeltelijk) heringericht. Alle 12 buitenplaatsen kennen delen die in mindere of meerdere mate zijn heringericht. Buitenplaatsen waarvan (grote) delen zijn afgesplitst zijn: Vredenoord, Berbice, De Paauw, Backershagen, Beukenhorst, Blankenburg en Oosterbeek. Wat in zijn algemeenheid opvalt aan de parken is dat zij tot op heden een beeldbepalende rol spelen in hun omgeving, ondanks hun verschillende staat van gaafheid en onderhoud. De Zocher-aanleggen zijn grofweg tussen de 200 en 150 jaar oud. Ondanks de ontegenzeggelijke verschraling hebben deze parken tot op heden een duidelijk beleefbare esthetische kwaliteit. De Zocher-architectuur in de parken, zowel van J.D. Zocher sr. als van J.D. Zocher jr., is dermate sterk dat deze parken in uitstraling nog steeds iconisch zijn voor de gehele collectie landgoederen en buitenplaatsen in het plangebied. In de uitstraling van de parken en hun impact op de omgeving is een duidelijk verschil merkbaar tussen de parken van J.D. Zocher sr. en J.D. Zocher jr. Herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur van de Zocher-ontwerpstijl

Parken door J.D. Zocher sr.: Omdat J.D. Zocher sr. voornamelijk werkte in de kuststrook, bevinden zich in het plangebied veel senior-parken, vergeleken met de rest van de provincie. Twee senior-parken in het plangebied die in de actuele situatie opvallen door hun kwaliteit zijn Oosterbeek (Wassenaar) en Vredenoord (Den Haag). Samen met het park van Berbice (Voorschoten) kenmerken zij zich door de beslotenheid van de aanleg. Zij zijn binnen de stedenbouwkundige structuur als parkgebied nadrukkelijk aanwezig, maar ontvouwen hun schoonheid pas na binnentreden. Zij vormen zo verborgen schatten in het verstedelijkte landschap.

De ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. is goed herkenbaar op deze drie parken. Door de latere inpassingen is zijn typerende ruimtelijke structuur op Clingendael minimaal (hier is de latere herinrichting door C.E.A. Petzold overheersend) en op Voorlinden niet meer herkenbaar. In de vijverpartij van Clingendael is de handtekening van J.D. Zocher sr. nog wel goed herkenbaar.

Parken door J.D. Zocher jr.: In het plangebied zijn twee parken van J.D. Zocher jr. die er qua uitstraling positief uitspringen: Vreugd en Rust (Voorburg) en Duivenvoorde (Voorschoten). Kenmerkend voor J.D. Zocher jr. is de wijze waarop hij de omgeving betrekt bij het parklandschap. Dit levert een meer open parkcompositie op, die zich vanaf de openbare wegen aantrekkelijk toont. Bij Vreugd en Rust gebeurt dit op kleine schaal vanwege de ligging in de bebouwde kom; het park bestaat uit een huispark en overpark, die door zichtlijnen sterk met elkaar verbonden zijn. De weg Oosteinde lijkt hierdoor dwars door het park te liggen, en trekt aan weerszijden de voorbijganger het park ‘in’. Op een veel grotere schaal is dit het geval bij Duivenvoorde. Hier is het bijbehorende agrarische landschap bewust opgenomen in de compositie. Hierdoor presenteert het park van Duivenvoorde zich als een groots parklandschap dat zich vanaf de verschillende wegen aan de passant ontvouwt. Dit aspect geeft het park van Duivenvoorde een bovenregionale uitstraling en kwaliteit. Buitenplaats De Paauw (Wassenaar) heeft een vergelijkbare uitstraling. Dit is echter het resultaat van opeenvolgende eigenaren en tuinarchitecten waaronder, maar niet alleen, J.D. Zocher jr. In Zuid-Holland, maar buiten het plangebied gelegen, vormen verder de parken van Keukenhof (Lisse) en Dordwijk (Dordrecht) vergelijkbare voorbeelden van de kwaliteit en kunde van J.D. Zocher jr. als landschapsarchitect. De ontwerpstijl van J.D. Zocher jr. is goed herkenbaar op Vreugd en Rust, Duivenvoorde, Blankenburg en De Paauw. De beplantingen op Beukenhorst zijn dermate sterk uitgegroeid dat een eventuele voor J.D. Zocher jr. kenmerkende ruimtelijke structuur op hoofdlijnen aanwezig is. Op Backershagen is de vermoedelijke aanleg van J.D. Zocher jr. van het voorpark uit circa 1840 op hoofdlijnen aanwezig. Op Raaphorst is de latere herinrichting door C.E.A. Petzold overheersend op de eerdere vermoedelijke aanpassingen door J.D. Zocher jr. Voor Clingendael is een eventuele aanvulling van de aanleg door L.P. Zocher niet aan te tonen, hier is de latere herinrichting door C.E.A. Petzold overheersend.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

81


Uiterst linksboven: de strak vormgegeven vloeiende oevers van de waterpartij op Duivenvoorde Foto K. Aschman, 2016 Uiterst linksonder: foto’s van diverse oeverbeschoeiingen op Clingendael. Zichtbaar zijn:  Linksboven, kunststof oeverbeschoeiing in de vorm van planken  Rechtsboven, gemetselde oeverbeschoeiing  Onderin, betonnen oeverbeschoeiing

82

In alle drie de gevallen klopt de opbouw van de oeverlijn niet. Oorzaken zijn een te laag waterpeil, een verstoord reliëf van de oeverlijn en het ontbreken van de subtiele overgang tussen het water en de oever. Foto’s M. Bos en K. Aschman, 2016 Linksboven: een gevarieerde beplantingsopbouw door middel van soorten en leeftijd op de buitenplaats Vredenoord. Foto P. Verhoeff, 2016 Linksonder: op deze foto is de waterpartij van Blankenburg zichtbaar met aan de rechterzijde van de oever een rijk sortiment van bomen in het gazon. De onderlaag van heesters mist echter. Links van het water is het bosvak verwilderd met een sterke overbegroeiing van heesters. Foto M. Bos, 2016


Veldonderzoek Landgoederenzone Zuid-Holland Van de 12 bezochte buitens is per park gekeken naar de ontwerpstijl van Zocher en de herkenbaarheid van de structuurelementen daarbinnen: waterpartijen, beplantingen, wegen en paden, reliëf, bouwwerken en tuinsieraden. Onderstaand zijn de conclusies van de veldbezoeken gebundeld per structuurelement weergegeven. Waterpartijen De herkenbaarheid van de ontwerpstijl van de waterpartijen is in alle parken goed. Opvallend is dat de vorm van de waterpartijen nagenoeg overal intact aanwezig is. De waterpartijen van J.D. Zocher sr. en jr. zijn goed van elkaar te onderscheiden. De conditie van de waterpartijen is gemiddeld redelijk tot goed. De voornaamste punten van zorg zijn afkalvende oevers, veroorzaakt door het in- en uitlopen van honden, eenden en ganzen zoals bijvoorbeeld bij Vreugd en Rust. Het belangrijkste verschil tussen waterpartijen van de parken onderling zit in de keuze van materiaal van beschoeiing of afwezigheid van beschoeiing. Er is een grote verscheidenheid aan gebruikte materialen. Op Clingendael is zelfs gebruik gemaakt van diverse materialen, waarbij vooral de betonnen beschoeiing aan de noordzijde van het hoofdhuis afbreuk doet aan de oorspronkelijke oeveropbouw. In de ontwerpstijl van beide Zochers is de beleving van de waterpartij een belangrijk element. De oevers zijn grotendeels vrij van opgaande beplanting om de architectonische oeverlijn (de beleefbaarheid als meanderende beek) te kunnen volgen. Dit is slechts in enkele parken het geval, voorbeelden zijn Duivenvoorde en Vredenoord. Veelal zijn de oeverranden vol gegroeid met opgaande beplanting / opslag of door te extensief maaibeheer met kruiden en oevervegetatie, waardoor de beleefbaarheid van de oeverbelijning slecht is zoals bij Oosterbeek. Beplantingen Een algemene notie is dat alle parken een gering aantal (zeer) oude bomen kent. De oude bomen vormen het skelet van de parken. Door het verdwijnen ervan vervaagt de historische ruimtelijke structuur. In de bosvakken zijn in alle parken een geringe hoeveelheid oude bomen (circa 150-200 jaar) aanwezig. Dit is opmerkelijk omdat de parken (deels) op zandgrond zijn aangelegd en de levensverwachting van bomen hier hoger is dan op klei of veengrond. Mogelijk houdt het ontbreken van oude bomen verband met (grootschalige) kap tijdens WOII. Dit zorgt er voor dat de ontwerpstijl van dit structuurelement van beide Zochers slecht leesbaar is in de parken. De conditie van de bossen is over het algemeen matig. De bosvakken kenmerken zich door een eentonig bomenbestand, achterstallig onderhoud (zichtbaar in uitval van oude bomen en verruiging) en het veelal ontbreken van heesterbeplanting. De historische bosvakopbouw is dan ook slecht beleefbaar. Dit geldt niet voor Vredenoord en Oosterbeek, waar recentelijk bosvakken zijn hersteld en opgeschoond met nieuwe aanplant van heesters in de bosranden.

De structuur van de lanen is (redelijk) goed herkenbaar op de buitenplaatsen / landgoederen waar J.D. Zocher sr. heeft gewerkt. Zo zijn verschillende eikenslingerlanen te vinden en deels recent hersteld op Vredenoord en Oosterbeek. De laanbeplanting is echter veelal incompleet en de bomen staan in de huidige situatie in de laanberm en niet in het laanprofiel. De conditie van de lanen is gemiddeld redelijk. In de parken ontworpen door J.D. Zocher jr. zijn geen lanen aanwezig, wat overeenkomt met zijn ontwerpstijl. Oude solitaire bomen zijn nagenoeg afwezig en dus ook de herkenbaarheid hiervan als onderdeel van de Zocher-ontwerpstijl. Op Vreugd en Rust en op Oosterbeek staat, in beide gevallen, een treurbeuk in aftakelingsfase. De in de parken aanwezige solitairen dateren veelal van later datum; het is lang niet altijd duidelijk of daarbij is aangesloten bij de historische structuur. In een aantal gevallen staan de verjongde bomen aantoonbaar op een onjuiste plek, zoals bij Clingendael, waardoor de bewust ontworpen parkstructuur vervaagt. De conditie van deze bomen is wisselend. De heesterbeplanting is in alle parken sterk verschraald, zowel in soorten als in standplaats. De ontwerpstijl van beide Zochers is in dit element niet herkenbaar. De conditie van de aanwezige heesters is wisselend. Er zijn enkele uitzonderingen op bovenstaande omschrijving; dit zijn Oosterbeek, Vredenoord en Beukenhorst. Op Oosterbeek zijn recent heesters herplant in een eenvoudig beperkt sortiment gebaseerd op de catalogi van kwekerij Rozenhagen. Bij Vredenoord is de beplanting gerestaureerd in 2014 / 15 volgens de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. Op Beukenhorst is opvallend dat hier op diverse plekken grote groepen zeer oude heesters (circa 40 jaar oud) voorkomen (onder meer buxus, rododendron, bruidsbloem, laurierkers en taxus). De bloemperken zijn nog sterker afwezig dan de heesterbeplanting. Hier en daar is een dergelijk perk op zijn oorspronkelijke locatie behouden, met een nieuwe invulling. Zo ligt op Vreugd en Rust voor het huis een perk met lage sierheesters op de plek van het 19e-eeuwse bloemperk. De grasvelden van de parken hebben een wisselende herkenbaarheid ten aanzien van de Zocher-ontwerpstijl. De overgangsranden van de paden zijn, indien niet opgesloten, nergens gestoken. De overgang grasveld- waterpartijen is over het algemeen vloeiend op enkele parken met kruidenrijk grasland / varens na. Nagenoeg alle grasvelden worden, ten opzichte van het oorspronkelijke beeld van een bloemrijk grasland met enkele maaibeurten per jaar, te veel beheerd als gazon. In Zocherparken met een functie als openbaar park heeft dit te ook maken met het huidig gebruik van de grasvelden als speel- en ligweide. Wel zijn vele grasvelden, door hun ouderdom, rijk aan (grote) hoeveelheden stinsenplanten. De conditie van de grasvelden is redelijk tot goed.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

83


Uiterst linksboven: de padenstructuur op Vredenoord. De paden zijn afgezet met cortenstaal waardoor een strakke lijn ontstaat tussen de paden en het gras. De paden zelf zijn gelegd in brekerzand op een puinfundering. In het geheel geeft dit de padenstructuur een strakke en schone uitstraling. Foto P. Verhoeff, 2016

84

Uiterst linksonder: een pad op Beukenhorst in het parkbos. Dit pad verbindt de toegangsdreef met het erachter gelegen gazon. Door verwaarlozing van de parkstructuur zijn de paden zo goed als geheel verdwenen of vervaagd. Foto M. Bos, 2016

Links: zicht op het hoofdhuis van Vredenoord. Het reliĂŤf is hier hersteld waarmee de vloeiende lijnen tussen het water, de padenstructuur en het verhoogde hoofdhuis goed zichtbaar zijn en wordt versterkt door onder andere de beplantingsvakken. Foto P. Verhoeff, 2016


Uiterst rechts: de twee tuinsieraden op Duivenvoorde: bruggen die zijn ontworpen door J.D. Zocher jr. Foto’s K. Aschman en P. Verhoeff, 2016

Wegen en paden Het vormgevingsaspect van J.D. Zocher sr. en jr. met betrekking tot de paden is in de basis in alle parken herkenbaar. De (historische) basisstructuur van een rondwandeling is eigenlijk in alle parken nog wel aanwezig, maar in alle parken incompleet. Wijzigingen in het padenpatroon of zelfs het verdwijnen van paden, zijn veelal het gevolg van bezuinigingen in het beheer, achterstallig onderhoud, veranderd gebruik of, zoals op Duivenvoorde, herinrichting van de parkstructuur. Tevens is er binnen de parken een zeer groot onderscheid in de conditie en de volledigheid van de paden. Dit verschil is te vinden in de staat van onderhoud, het gebruikte materiaal en het hoofdgebruik (openbaar park versus particulier eigendom). In de openbaar toegankelijke parken zijn veel (hoofd)paden verhard met asfalt (bv. Vreugd en Rust), in de particuliere parken zijn de paden veelal onverhard of halfverhard met steengranulaat of schelpen (bv. Berbice en Blanckenburg). Reliëf In de parken waar reliëf voorkomt, is dit sterk gerelateerd aan de waterpartijen en is de ontwerpstijl van beide Zochers herkenbaar. Dit reliëf is zichtbaar op onder andere Oosterbeek en Berbice. De conditie is veelal redelijk tot matig. Op veel plaatsen is het reliëf door afkalving (ontbreken van beschoeiing) en door erosie beschadigd. Het natuurlijke reliëf in vaak nog duidelijk herkenbaar en aanwezig, zoals op Voorlinden en Blankenburg.

85

Bouwwerken en tuinsieraden Er zijn vrijwel geen bouwwerken en tuinsieraden uit de Zocherperiode meer aanwezig, zoals (vroeg) 19e-eeuwse tuinhuisjes, bruggen en dergelijke. De uitzonderingen hierop vormen Duivenvoorde met twee Zocher-bruggen en Vreugd en Rust met een oranjerie. De tuinmanswoning (1854) op Oosterbeek wordt toegeschreven aan J.D. Zocher jr. en / of L.P. Zocher. Buitenplaatsen waar herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden op historisch verantwoorde wijze zijn Berbice met een boogbrug naar oud model en Vredenoord met een grot en nieuwe bruggen naar oud model.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


86


4.4 Vier Zocherparken uitgelicht Van de twaalf Zocherparken in de Landgoederenzone Zuid-Holland zijn vier parken als pilotproject verder uitgelicht. Dit zijn Vreugd en Rust, Berbice, Beukenhorst en Oosterbeek. In deze parken is de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. en / of jr. herkenbaar aanwezig. Zij hebben verschillende beheervraagstukken ten aanzien van behoud, herstel en gebruik. In de pilots wordt per buitenplaats specifiek ingegaan op de respectievelijke Zocherkenmerken en de herkenbaarheid hiervan in de actuele situatie. Na de analyse van de actuele situatie en het uitlichten van de problemen ten aanzien van de Zocherkenmerken worden enige globale aanbevelingen gedaan ten aanzien van streefbeeld en beheer van de Zocheraspecten op deze buitenplaatsen. De vier buitenplaatsen zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria:  Herkenbaarheid van de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. of jr. in de structuurelementen;  Verspreiding van de pilots over het plangebied;  Eigendom en toegankelijkheid van de parken (privé of openbaar);  Problematiek ten aanzien van behoud en gebruik.

Berbice

Beukenhorst Oosterbeek

Vreugd en Rust

87

Deze paragraaf wordt afgesloten met algemene conclusies die veel inzicht geven in én geldig zijn voor de algehele staat van Zocherparken in Zuid-Holland.

De 18e-eeuwse zichtas van Vreugd en Rust. Op de achtergrond is het hoofdhuis zichtbaar. Foto M. Bos, 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


De historische ontwikkeling van de buitenplaats Vreugd en Rust is globaal weergegeven door middel van 4 kaarten. Met het oranje vierkant is de buitenplaats aangeduid; de huidige contouren zijn aangehouden. Uiterst linksboven: Kadastraal Minuutplan Voorburg, sectie B, blad 01 uit 1812 Op deze kaart is het hoofdhuis met de vijver aan de zuidoostzijde zichtbaar. Ook het overpark is te zien met in het midden de moestuin. Coll. Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed Uiterst linksonder: Topografische Militaire Kaart uit 1850, Voorburg Deze kaart geeft globaal inzicht in de inrichting van het park. Zo zijn de waterpartijen sinds 1812 onveranderd gebleven. Wel is de zichtas aan het noordwesten van het hoofdhuis zichtbaar in het overpark en staat de oranjerie aangegeven met een rode stip.

88

3.

Bron: www.watwaswaar.nl

4.

2.

1.

7. 6.

5.

Linksboven: Topografische kaart uit 1952, 30G Op deze kaart zijn dezelfde paden weergegeven en is de waterpartij aan de zuidwestzijde van het hoofdhuis veranderd. Deze U-vormige waterpartij is rond 1852 aangepast als beek rond het hertenkamp. Bron: www.topotijdreis.nl


4.4.1 Vreugd en Rust, focus in het beheer

Linksonder: luchtfoto Het Zocherpark in de actuele situatie. De hoofdelementen zijn: 1. Hoofdhuis 2. Oranjerie 3. Moestuin / tennisbaan 4. 18e-eeuwse zichtas 5. Hertenkamp 6. Huispark zijde 7. Overpark zijde Bron: Google Maps

De buitenplaats Vreugd en Rust in Voorburg is eigendom van gemeente Leidschendam – Voorburg. De buitenplaats bestaat uit verschillende onderdelen. Het park is grotendeels openbaar toegankelijk. Het hoofdhuis en directe omgeving (restaurant / hotel), de oranjerie (restaurant), de moestuin (tennisbaan) en het hertenkamp (kinderboerderij) zijn separate ruimtelijke en functionele eenheden binnen het park. Het park heeft twee hoofdfuncties in het bestemmingsplan: parkgebied ten behoeve van recreatie en cultuurhistorisch waardevol gebied. Deze functies leggen, in samenwerking met elkaar, de basis voor het streefbeeld en het beheer voor dit park. De tuin- en parkaanleg van Vreugd en Rust is beschermd als rijksmonument. De historische parkstructuur is op hoofdlijnen gaaf bewaard, de oorspronkelijke eenheid dreigt echter steeds meer uiteen te vallen in losse deelgebieden. Het park wordt intensief onderhouden, echter op een voor een stadspark typerende manier, die soms niet goed past bij de historische inrichting. Uit de actuele beplantingsstructuur blijkt dat er onevenwichtig veel aandacht wordt gegeven aan de beplanting met solitaire bomen. Heesters, grasvelden en oevers missen de verfijning en afwerking die typerend is voor een Zocher-aanleg. Hierdoor is de staat van onderhoud van de Zocherelementen matig tot redelijk. A. Beknopte geschiedenis van de aanleg Vreugd en Rust is vanaf 1685 door Pieter van Groenvelt ontwikkeld als buitenplaats naast het dorp Voorburg. In 1735 werd Adolph Cau eigenaar van de buitenplaats. Hij kocht het tegenover gelegen buiten Lienburch, brak de bebouwing af en richtte het park in als overpark met grote zichtas. In 1751 is door Jan van Schuylenburch het huidige huis gebouwd waarbij hij vermoedelijk het overpark langs de zichtas liet omvormen in vroege landschapsstijl. Deze aanleg is zichtbaar op de opmetingskaart van 1773. In 1780 en 1793 werd de buitenplaats uitgebreid met de naastgelegen oostelijke en westelijke buitens en is het park rond het huis omgevormd in landschapsstijl. J.D. Zocher jr. is waarschijnlijk kort na 1837 ingehuurd voor het overpark door het echtpaar Hoffmann-Groen van Prinsterer, dat de buitenplaats erfde. In 1852 is het hoofdhuis uitgebreid, volgens overlevering met behulp van J.D. Zocher jr., waarbij ook het huispark is aangepast. De vernieuwde aanleg van het huispark, waarbij een uitbreiding aan de zuidwestzijde van het huispark is opgenomen in de nieuwe aanleg van het hertenkamp, is op latere topografische kaarten goed te zien. Vanwege de verbreding van de Vliet is in 1892 een parkstrook afgegraven en een tuinkoepel verwijderd.

In 1917 is de buitenplaats verkocht aan de gemeente Den Haag die het park openstelde voor publiek. De parkinrichting wordt ten aanzien van deze nieuwe functie aangepast door Pieter Westbroek, oprichter en directeur van de Gemeentelijke Plantsoenendienst van Den Haag. Het hoofdgebouw en de oranjerie werden afzonderlijk verpacht, en de moestuin werd ingericht als tenniscomplex. In 1961 is de buitenplaats verkocht aan gemeente Leidschendam - Voorburg. Het huis is in 1987 in eigendom afgesplitst en verkocht en heeft de functie gekregen van hotel / restaurant. B. Het Zocher-aspect van de parkaanleg De werkzaamheden van J.D. Zocher jr. op Rust en Vreugd hebben plaatsgevonden in twee periodes: circa 1837 en circa 1852. Rond 1837 is J.D. Zocher jr. ingehuurd voor de herinrichting van het overpark ten westen van de geometrische moestuin. Hij ontwerpt hier een oranjerie. Vermoedelijk heeft hij ook invloed gehad op de parkaanleg ten noordoosten van de moestuin. Rond 1852 heeft J.D. Zocher jr. mogelijk de uitbreiding van het hoofdhuis ontworpen. Als onderdeel hiervan is ook het huispark heringericht waarbij zijn ontwerpstijl herkenbaar is in de grote, door een beek omzoomde weide die wordt ingericht als hertenkamp. Mogelijk is ook het (inmiddels verdwenen) hertenhuis door hem ontworpen in chaletstijl. Van de bemoeienis van J.D. Zocher jr. is geen ontwerp of kasboekvermelding bewaard. In 1855 noemt Lutgers hem als de ontwerper van het park. De ontwerpstijl van J.D. Zocher jr. is herkenbaar in de volgende parkdelen:  De door een beekloop omgeven hertenkamp als hoofdmoment en onderdeel van een zichtas vanuit het hoofdhuis naar Delft;  De structuur van de wandelpaden;  De visuele verbindingen van het huispark met het overpark over de weg Oosteinde heen;  De solitaire bomen in gevarieerde soorten langs de gebogen parkranden.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

89


Uiterst linksboven: de visuele verbinding tussen het hoofdhuis en het huispark dreigt te verdwijnen. De foto links is gemaakt vanaf het pad aan de kant van Vliet, richting het hoofdhuis. Over de vijver heeft een zichtlijn gelopen richting het hoofdhuis. Deze is op het moment dichtgegroeid met bomen en heesters. Uiterst linksonder staat een fotobewerking die globaal laat zien hoe deze zichtlijn over het hertenkamp en het water richting het hoofdhuis gaat. Voor het huis staan nog enkele bomen en heesters, maar deze blokkeren het zicht op het hoofdhuis niet of minimaal.

90 Linksboven: slingerende beek rondom het hertenkamp Linksonder: vijver aan de zuidwestzijde van het hoofdhuis De strakke lijnen van de vijver beginnen te vervagen door de verruiging van de oeverranden en afkalving door erosie.

Foto’s M. Bos, 2016


C. Actuele situatie, problematiek en aanbevelingen Ruimtelijke compositie en samenhang

Actuele situatie In de ruimtelijke structuur van de buitenplaats is de aanleg van J.D. Zocher jr. beeld- en sfeerbepalend. Zijn invloed is zichtbaar in de vorm van de door een beekloop omgeven hertenkamp, met daaromheen het licht glooiende reliëf en de parkaanleg van het zuidwestelijke overpark met de oranjerie. Het park bestaat uit het huispark met hertenkamp en het overpark met de moestuin en de oranjerie. In het huispark is een scheiding ontstaan tussen het hoofdhuis en de parkaanleg door opgaande beplanting en het ontbreken van de padenstructuur. De 18e-eeuwse visuele band tussen huis en overpark is aanwezig, en de aankleding hiervan door J.D. Zocher jr. is herkenbaar. Ook is vanuit de parkaanleg een zichtrelatie tussen het huispark en het overpark ter hoogte van het hertenkamp. Het overpark bestaat uit een 18e-eeuwse zichtas, een moestuin en een oranjerie. Deze drie parkdelen zijn visueel van elkaar gescheiden door opgaande beplanting. De moestuin vormt van oudsher een afzonderlijk element in de parkaanleg. Dit is door J.D. Zocher jr. gehandhaafd door middel van vloeiende beplantingsranden aan de buitenzijde van de tuinmuur. Deze zijn vermoedelijk aangevuld door P. Westbroek. Deze situatie is tot op heden herkenbaar. Het huidige parkbeheer is, met name in het (solitaire) bomenbestand met aandacht gericht op een parkachtige, gevarieerde aanplant. De wijze van soortkeus en samenstelling past bij de werkwijze van J.D. Zocher jr. Hierdoor heeft Rust en Vreugd tot op heden een in beplanting rijkgeschakeerde parkcompositie.

Problematiek De ruimtelijke compositie van J.D. Zocher jr. is in het park aanwezig, maar begint langzaam te vervagen. Dit heeft een aantal oorzaken:  Door de scheiding in eigendom en beheer tussen huis, park en hertenkamp dreigen deze onderdelen visueel van elkaar los te raken. De door J.D. Zocher jr. ontworpen samenhang van de gehele buitenplaats dreigt hierdoor aan kwaliteit in te boeten;  De focus voor het parkbeheer is gericht op instandhouding van de historische waarde, maar richt zich daarin vooral op de boomstructuur. Deze is dan ook zeer fraai. De heesterstructuur en samenhangende parkcompositie krijgen in verhouding te weinig aandacht;  Het hertenkamp is oorspronkelijk de grote open ruimte waar de parkcompositie omheen is opgebouwd. Door de recente dichte inrichting met een variatie aan hoge en lage hekken en de verruiging van de oevers, verliest het hertenkamp zijn wezenlijke functie in de parkaanleg.

Aanbevelingen Voor het behoud van de aanwezige parkcompositie van J.D. Zocher jr. is het noodzakelijk dat het parkbeheer wordt gericht op de samenhang van de verschillende, samenstellende structuurelementen. Hiervoor is het nodig dat de focus van het beheer wordt gelegd op het totaalbeeld dat J.D. Zocher jr. voor ogen stond, in plaats van op de afzonderlijke onderdelen. De inrichting(selementen) ten behoeve van het uiteenlopende actuele gebruik, dienen daarbij afgestemd te worden op de historische parkcompositie. Waterpartijen

Actuele situatie In de aanleg liggen drie waterpartijen:  De vijver ten zuidwesten van het hoofdhuis, aangelegd tussen 1784 en 1793. Deze vijver heeft een vroeg-landschappelijke opzet en is door J.D. Zocher jr. behouden in de aanleg;  Een licht slingerende sloot uit circa 1837 aan de westzijde van de moestuin als onderdeel van de inrichting door J.D. Zocher jr.;  De vijver in de vorm van een beekloop om het hertenkamp uit circa 1852 met een uitgesproken signatuur van J.D. Zocher jr. Deze waterpartijen verkeren in redelijke tot goede conditie, op enkele plekken is de oeverbeschoeiing gedeeltelijk verdwenen door afkalving of andere oorzaken. 91

Problematiek De drie waterpartijen beginnen de krachtige lijnvoering die kenmerkend is voor J.D. Zocher jr. te verliezen. Dit komt door verruiging van de oeverlijn en op enkele plekken door het verdwijnen van het glooiende oeverprofiel. Rondom het hertenkamp bemoeilijken de geplaatste hekken het oeverbeheer waardoor verruiging optreedt.

Aanbevelingen Herstel van de oeverbeschoeiing en het oeverprofiel in combinatie met een intensiever maaibeheer van de oeverlijn. Door deze ingrepen zal de krachtige lijnvoering van J.D. Zocher jr. zichtbaar worden.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Uiterst links: doorzichten in het park beginnen dicht te groeien door verruiging van de beplantingen.

92 Linksboven: de 18e-eeuwse zichtlijn vanaf het hoofdhuis door het overpark heen begint dicht te groeien. Er worden diverse solitaire bomensoorten geplaatst in het grasveld, dit past binnen de ontwerpstijl van Zocher. Echter staan er enkele bomen in de zichtlijn aangeplant.

Linksonder: het eiland in de vijver achter het hoofdhuis is dichtgegroeid met bamboe en overige heestersoorten. Door deze verruiging zijn de strakke contouren van de vijver verdwenen.

Foto’s M. Bos, 2016


Beplantingen

Problematiek

Actuele situatie

Het parkbos tussen de zichtas en de moestuin / tennisbaan is in opbouw verrommeld door opslag en een matig ontwikkelde heesterlaag. Aan de westzijde van de zichtas zijn enkele jongen bomen te dicht op de zichtas aangeplant. Deze zullen in de toekomst de zichtas belemmeren. In de heesterstructuur van de parkaanleg zijn twee problemen te melden: het verval en de plaatsing van de heesters. In het parkbos en in de boomgroepen is de heesterlaag in verval geraakt en op enkele plekken zelfs verdwenen. Op andere plekken in de parkaanleg is de heesterlaag verwilderd. Rondom het hoofdhuis zijn heesters aangeplant in de zichtlijnen waardoor het huis amper zichtbaar is vanuit het huispark. Het hoofdhuis is eigenlijk alleen goed beleefbaar vanuit het overpark in de zichtas. Deze ontwikkelingen tasten de parkstructuur van J.D. Zocher jr. aan waardoor de parkcompositie haar kwaliteit verliest. De grasvelden zijn op enkele plekken sleets door oneffenheden, gaten, onkruid en rommelige randen. De voor J.D. Zocher jr. specifieke opzet met de door de beek omgeven open weide van het hertenkamp is aanwezig. Het oorspronkelijke open weide-effect wordt in actuele situatie echter teniet gedaan door de inrichting van het terrein met diverse hekwerken.

De beplantingsstructuur van Vreugd en Rust heeft zowel in de massaruimteverhoudingen als in het soortgebruik de kenmerken van J.D. Zocher jr. In het overpark ligt tussen de zichtas en de moestuin / tennisbaan een strook parkbos. Het parkbos bestaat voornamelijk uit oudere eiken en beuken en veel opslag van vooral beuk en esdoorn. Als onderbegroeiing staan er incidenteel rododendrons. Het bos verkeert in redelijke conditie. De verdere beplantingstructuur wordt gekenmerkt door een sterke variatie van diverse solitaire bomen in gras of als boomgroep met incidentele onderbeplanting. Deze open, gevarieerde beplantingsopbouw van de parkaanleg is kenmerkend voor J.D. Zocher jr. De oude bomen bevinden zich in het huispark bij de kleine vijver (eiken) en ten zuidwesten van het hertenkamp (onder meer beuk en Zwarte noot), in het park rond de oranjerie (katsuraboom, rode beuk, tulpenboom en grove dennen) en in het oostelijk deel langs de zichtas (eiken en beuken). In de afgelopen decennia zijn er op diverse plekken jonge bomen aangeplant met een variatie aan kenmerken in blad / structuur / kleur / bast. Dit zorgt in zijn geheel voor een botanische rijkdom in de parkaanleg. De solitaire bomen in het park verkeren in redelijke tot goede conditie. Enkele oude bomen verkeren vanwege hun leeftijd in de aftakelingsfase. Zowel in het huispark als in het overpark komen verschillende soorten heesters voor. De heesters komen voornamelijk in het bos voor als onderbegroeiing, onder solitaire bomen en in enkele gevallen als een losstaande groep. De heesters verkeren in redelijke conditie, maar de heesterstructuur begint in verval te raken en is zelfs op enkele plekken verdwenen. De grasvelden vormen een belangrijk element in de parkaanleg ten aanzien van de massa-ruimteverhouding en de zichtlijnen. In het huispark vormt de open ruimte op en rondom het hertenkamp de voornaamste ruimte. Ten zuidwesten van het hoofdhuis zijn grasstroken speels rond de vijverpartij aangebracht. In het overpark vormt in het oostelijk deel het grasveld de basis van de zichtas en in het westen zorgt het grasveld voor de zichtlijnen op de oranjerie. Het gras verkeert in redelijke tot matige conditie. De grasvelden hebben een onregelmatig reliëf en ontberen de strakke lijnvoering die kenmerkend is voor J.D. Zocher jr. In het overpark ligt de moestuin die in de huidige situatie dienst doet als tennisbaan. De wijze waarop J.D. Zocher jr. het perceel aan het oog heeft onttrokken is herkenbaar in de actuele situatie.

Aanbevelingen Versterk de parkcompositie door de individuele structuurelementen te optimaliseren (zie hieronder verder uitgewerkt) en treed in overleg met de eigenaar van het hoofdhuis om de zichtlijnen te herstellen op het huis vanuit de parkaanleg;  Parkbos: versterk en herstel de bosopbouw met heesterlaag en de sierranden rondom de moestuin en de zichtas. Dit door het bos waar nodig uit te dunnen, bomen- en heesterdiversiteit te versterken en in de randen diverse sierheesters en kleine bomen aan te planten;  Solitaire bomen: zet het huidige beleid ten aanzien van de diversiteit van de solitaire boomsoorten voort, binnen de mogelijkheden van de algehele ruimtelijke parkcompositie. Denk hierbij aan de afwisselende toepassing van loofbomen en coniferen. Verwijder indien nodig bomen die geplaatst zijn in de zichtas of in open ruimtes ter herstel van de parkaanleg;  Grasvelden: versterk de kwaliteit van het grasveld en intensiveer het beheer rondom de waterpartijen om verruiging tegen te gaan;  Weide: versterk en herstel het hertenkamp als open weide met enkele solitaire bomen in gras als hoofdmoment in de parkaanleg;  Moestuin: behoud en versterk waar nodig de dichte beplantingsrand rond de moestuin / tennisbaan;  Overweeg om het gazonbeheer om te vormen naar historisch grasbeheer: circa 4x per jaar maaien. Dit geeft een historisch parkbeeld en het geeft de grasvelden een verhoogde natuurwaarde.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

93


Wegen en paden

Actuele situatie De structuur van de wandelpaden heeft de losse en slingerende lijnvoering die kenmerkend is voor J.D. Zocher jr. De padenstructuur is verhard met asfalt en ligt vermoedelijk grotendeels op de originele plaats. De paden verkeren in redelijke conditie, op enkele plekken ontstaat er slijtage aan de toplaag. Door de functie van het hoofdhuis als hotel / restaurant eindigt de gebogen toegangslaan in een parkeerplaats, beide gelegd in asfalt. De wegen zijn in redelijke conditie, op enkele plekken ontstaat er slijtage aan de toplaag. Omdat J.D. Zocher jr. zelden bomen vlak langs een pad plaatste, heeft de asfaltverharding geen invloed op de historisch verantwoorde plaatsing van bomen.

Uiterst linksonder: de paden op Vreugd en Rust zijn gelegd in asfalt. Op enkele plaatsen zorgen boomwortels voor oneffenheden in het oppervlakte.

Problematiek Het hoofdhuis is door de huidige functie volledig van het park afgesloten en heeft op de toegangsweg na, geen fysieke verbinding meer met het park. Aansluitingen en doorsteken in de padenstructuur ontbreken. Hierdoor is de verbinding tussen het hoofdhuis en de parkaanleg beperkt. Door de toepassing van het donkergrijze asfalt valt de padenstructuur weg tegen het groen, dit vermindert de parkbeleving: oorspronkelijk zijn de (onverharde) paden licht van kleur, waardoor zij een sterke zicht– en wandel-leidende functie hebben in de parkaanleg.

Linksboven: in het park is op enkele plekken reliëf aanwezig, onder andere bij de oranjerie. Dit gebouw ligt, gezien vanaf Oosteinde, hoger in de omgeving.

94 Linksonder: langs de oeverlijn is de beschoeiing op enkele punten beschadigd. Dit zorgt voor afkalving van de oevers waardoor de strakke lijnen van de waterkant vervagen. Foto’s M. Bos, 2016


Aanbevelingen

Problematiek

Het hoofdhuis heeft, door de scheiding met het huispark, de centrale rol in de parkaanleg verloren. De historische hertenstal in chaletstijl aan de noordoostzijde van het hertenkamp, mogelijk naar ontwerp van J.D. Zocher jr., is na de jaren ’80 afgebroken. Hiervoor zijn twee gebouwen teruggeplaatst, in het oosten een dierenverblijf voor de herten en in het zuidwesten een kinderboerderij met dierenverblijf voor de kleinere dieren. De inrichting van de weide heeft een onrustige uitstraling gekregen door de afwijkende vormgeving van de bouwwerken en de grote diversiteit en dichtheid van de hekwerken. De huidige aanleg van het hertenkamp detoneert in de historische parkcompositie.

Treed in overleg met de eigenaar van het hoofdhuis, om te kijken naar mogelijkheden om de verbinding tussen het hoofdhuis en de parkaanleg te herstellen. Herstel de voor een Zocherpark kenmerkende heldere uitstraling van de padenstructuur, door de asfaltpaden te voorzien van een licht- / zandkleurige toplaag.

Reliëf

Actuele situatie In het huispark komt langs de beek rond het hertenkamp en bij de kleine vijver ontworpen reliëf voor in de vorm van het bolliggende oevertalud. Het omliggende landschap is aangelegd met een licht glooiend reliëf. In het overpark ligt de oranjerie iets verhoogd ten opzichte van de parkaanleg. Deze hogere ligging versterkt de visuele relatie tussen het huispark en het overpark. Het reliëf verkeert in redelijke conditie en is kenmerkend voor de ontwerpstijl van J.D. Zocher jr.

Problematiek In het reliëf zijn als gevolg van erosie op diverse plekken oneffenheden ontstaan en er zijn punten van afkalving langs de oevers.

Aanbevelingen 

Herinricht het hertenkamp als open weide met enkele solitaire bomen in gras. Beperk in deze aanleg de gebouwen en overige elementen tot het noodzakelijke en stem de vormgeving van deze elementen op elkaar en in de parkaanleg als geheel af; Houd bij herstel en / of vervanging van bouwkundige elementen rekening met de parksfeer en herstel in de geest van Zocher.

Aanbevelingen  Uiterst rechts: langs de slingerende bosbeek en in het hertenkamp staan diverse soorten hekwerken. Deze hekwerken zorgen voor een diffuus beeld en belemmeren de doorzichten op het hertenkamp en de kinderboerderij. Foto M. Bos, 2016

95

Herstel waar nodig de voor J.D. Zocher jr. kenmerkende zachte glooiingen in het reliëf; Neem het behoud van het reliëf, als beeldbepalend onderdeel in de beleving van park en overpark, mee in het beheer van de parkaanleg.

Bouwwerken en tuinsieraden

Actuele situatie In het park staan de volgende bouwwerken en tuinsieraden:  Hoofdhuis, vermoedelijk met verbouwing naar ontwerp van J.D. Zocher jr. (1685, diverse verbouwingen, rijksmonument);  Hertenkamp: kinderboerderij (20e eeuw), hertenstal (onbekend), diverse hekwerken en overige elementen;  Moestuin: tennisveld met huis (20e eeuw), moestuinmuur (18e eeuw, rijksmonument) en bij de ingang enkele betonnen palen;  Overige gebouwen: oranjerie / restaurant (circa 1837, rijksmonument), muziekpaviljoen (20e eeuw);  Overige elementen: beide ingangen van het huispark voor autoverkeer (19201930), hekwerk aan de Parklaan (1973 geplaatst, rijksmonument), speeltuin, diverse hekwerken in en rondom het huis- en overpark, bruggen, banken, prullenbakken en een sculptuur op het gazon voor de oranjerie.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


De historische ontwikkeling van de buitenplaats Berbice is globaal weergegeven door middel van 4 kaarten. Met het oranje vierkant is de buitenplaats aangeduid. Uiterst linksboven: Kadastraal Minuutplan Voorschoten, sectie A, blad 03 uit 1811-1832. Op deze kaart worden alleen de gebouwen en de hoofdwaterpartij weergegeven. Het hoofdhuis heeft op deze kaart nog twee bijgebouwen en rechts van het hoofdhuis ligt de kleine geschulpte vijver. Coll. Beeldbank RCE

96

Uiterst linksonder: Topografische Militaire Kaart uit 1850, Stompwijk. Deze kaart geeft dezelfde structuur weer als het Kadastraal Minuutplan. De omvang van het Zocherpark is goed zichtbaar.

11.

Bron: www.watwaswaar.nl

8. 10. 4.

7. 5.

9.

6.

4.

12. 3.

1.

2.

Linksboven: Topografische kaart uit 1952, 30H. De parkaanleg wordt op deze kaart minimaal weergegeven. Er zijn echter diverse ontwikkelingen buiten de huidige contouren van Berbice te zien. Zo is de zilverfabriek gebouwd en zijn Beresteijn en Berbice niet meer met elkaar verbonden. Bron: www.topotijdreis.nl


4.4.2 Berbice, verdieping beheervisie en herstel

Linksonder: luchtfoto uit 2015. Het Zocherpark is in de 20e eeuw sterk verkleind tot een bescheiden park nabij het huis. De stippellijn geeft de grens van het rijksmonument aan. Het park aan de zuidoostzijde van de streeplijn is eigendom van de Stichting tot Behoud van Cultuurhistorische Buitenplaatsen. De hoofdonderdelen zijn: 1. Hoofdhuis 2. Portierswoning 3. Voormalige zilverfabriek 4. Grote zichtas 5. Slingervijver 6. Parkbos met heuvellandschap 7. Voormalige boomgaard 8. Rosarium / voormalige moestuin met oranjerie 9. Locatie voormalige tuinhuis 10.Locatie voormalige prieel 11.Corneliahoeve 12.Voormalige koetshuis Bron: gemeente Voorschoten

De buitenplaats Berbice in Voorschoten is eigendom van de Stichting tot Behoud van Cultuurhistorische Buitenplaatsen. Deze stichting is opgericht in 2000 op initiatief van de laatste particuliere eigenaresse, mejuffrouw Begeer. De vrijwilligers van de stichting onderhouden het park ingevolge de wensen van mejuffrouw Begeer. Het park is opengesteld voor donateurs van het Zuid-Hollands Landschap. Voor de parkaanleg is in 2011 een beheerplan opgesteld door de Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen (PHB). De tuin- en parkaanleg van Berbice is beschermd als rijksmonument. De huidige aanleg betreft het hart van de oorspronkelijk veel grotere historische tuin- en parkaanleg. De historische parkstructuur is in dit deel op hoofdlijnen aanwezig, maar is sterk versleten en verschraald. De paden zijn verlegd of verdwenen en de beplanting is op het eind van haar levensduur. De staat van onderhoud is, door lange tijd van extensief beheer, slecht. Op dit moment staat het wegwerken van achterstallig onderhoud, aan de hand van een streefbeeld, hoog op de agenda. A. Beknopte geschiedenis van de aanleg De buitenplaats is ontstaan in de tweede helft van de 17e eeuw, vanuit de boerderij Corneliahoeve. Hier heeft Pieter de la Court van der Voort zijn beroemde oranjerie gebouwd en proef-fruitmuren rond moestuin en boomgaard geplaatst. Tussen de nutstuinen en de Leidseweg werd een park aangelegd in geometrische stijl. Het huidige huis is met twee dienstgebouwen rond 1739 gebouwd door Jacob van Eijs. Ten westen van het huis werd de parkaanleg in geometrische stijl aangepast met een zichtas en boscomplexen. De oudere moestuin en boomgaard zijn opgenomen in deze aanleg. Rond 1755 is de buitenplaats door grondaankoop verdubbeld in oppervlak. In 1785 kreeg het huis de huidige vorm en is de parkaanleg vermoedelijk gewijzigd in de vroege landschapsstijl. In 1802-1803 wordt J.D. Zocher sr. in de kasboeken van Johan Pompe van Meerdervoort vermeld voor het aanleggen van het park. Dit wijst op een totale restyling in landschapsstijl. Het park bestond uit een parkaanleg met zichtas en vijvers ten westen van het huis en een groot bospark ten zuidwesten hiervan. In 1857 is door de familie Van Kempen op het naastgelegen perceel een zilverfabriek gesticht. Tussen 1857 en 1895 heeft deze familie het 18e-eeuwse voorplein met de bouwhuizen in twee fasen omgevormd in landschapsstijl, als ensemble met de toen nieuw gebouwde portierswoning. Begin 20e eeuw is het westelijk deel van het bospark weer omgevormd tot weiland. Het zuidwestelijk deel is gebruikt voor de bouw van een koetshuis en voor woningen en voorzieningen van personeel van de zilverfabriek. In de jaren ’30 is de J.D. Zocher sr.-structuur van het plein bij het huis en de paden in de zichtas omgevormd in

geometrische stijl. In de tweede helft van de 20e eeuw is de buitenplaats opgesplitst tussen vier erfgenamen. Het resterende bospark werd in eigendom bij het hoofdhuis gevoegd. De kern van het park, met hoofdhuis en moestuin en boomgaard, is als één geheel bewaard. In deze periode is de moestuin omgevormd tot rosarium en werd de grote zichtas beheerd als een geometrisch parkelement. De gespaarde J.D. Zocher sr. parkdelen daaromheen werden niet beheerd en raakten door ouderdom en verwildering in verval. De kleine vijver ten noorden van het huis werd gedempt als bladhoop. B. Het Zocher-aspect van de aanleg In 1803 is J.D. Zocher sr. ingehuurd om het gehele L-vormige park om te vormen in landschapsstijl. Van deze aanleg is geen ontwerptekening bewaard gebleven. Historisch kaart- en beeldmateriaal geeft echter voldoende inzicht in de aard en omvang van het project. Daarbij maakt herkenning van de ‘toolbox’ van J.D. Zocher sr. in de bestaande parkelementen het mogelijk de oorspronkelijke parkaanleg te reconstrueren. Het ontwerp van J.D. Zocher sr. voor Berbice omvatte:  Omvorming van de hoofdas aan de achterzijde tot een brede zichtas in landschapsstijl met uitdunning van het laanverband;  Omvorming van een bestaande wetering of vijver tot een kenmerkende slingervijver (de grote vijver);  Omvorming van een 18e-eeuwse goudviskom in landschapsstijl ten noorden van het hoofdhuis (de kleine vijver);  Een ontworpen heuvellandschap tussen de grote en de kleine vijver, wellicht als verwijzing naar het oude duinlandschap van de strandwallen;  De moestuin en boomgaard werden ongewijzigd ingepast binnen de nieuwe parkaanleg in landschapsstijl en afgeschermd als zelfstandige nutstuinen. Hoogstwaarschijnlijk heeft J.D. Zocher sr. niet geadviseerd over de inrichting van deze nutstuinen;  Ten zuidwesten van de zichtas is een bospark ontworpen met diverse rondwandelingen en een uitzichtpunt op de noordwestelijke parkhoek.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Uiterst linksboven: zicht op het hoofdhuis vanaf de grote vijver. De eiken in quinconce-verband, een 18e-eeuwse structuur, staan in het grasveld. Deze bomen variĂŤren sterk in leeftijd. Doordat deze 18e-eeuwse structuur in de afgelopen eeuw opnieuw is aangelegd, maar het parkbos is verruigd, is er een scheiding ontstaan tussen het hoofdhuis en de parkaanleg in landschapsstijl.

98 Uiterst linksonder: het parkbos is verruigd waardoor de beplantingsstructuur en zichtlijnen zijn vervaagd of verdwenen.

Links: de oeverlijn is verruigd door kruiden en opslag. De strakke oeverlijn is dan ook vervaagd aanwezig. Door de oeverlijn te beschoeien en de oever zelf afwisselend te laten begroeien met gras, kruiden, heesters en bomen wordt deze belijning versterkt. Foto’s M. Bos, 2016


C. Actuele situatie, problematiek en aanbevelingen

Aanbevelingen 

Ruimtelijke compositie en samenhang

Actuele situatie De overgebleven parkaanleg is een fragment van de originele aanleg door J.D. Zocher sr. op Berbice, maar het betreft wel de kern van de aanleg. In de afgekavelde parkdelen is de aanleg van J.D. Zocher sr. door latere aanpassingen niet of nauwelijks meer aanwezig. Het resterende parkdeel van Berbice heeft, ondanks aanpassingen en verval in de parkstructuur, kenmerken van de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. Het park heeft twee typerende hoofdmomenten: de grote zichtas naar het westen, en de dwarsas van het park ingericht met een grote slingervijver. Door het latere afwijkende beheer en herstel van de grote zichtas, is de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. met name herkenbaar in de parkstructuur van de dwarsas, de vormgeving van de grote vijver, het reliëf en de wandelpaden met restanten oude laanbeplanting. De moestuin / rozentuin en boomgaard zijn van oudere datum en ingepast in de parkaanleg van Zocher sr. Ook de voortuin is een afzonderlijk element. Deze situatie is nog als zodanig herkenbaar aanwezig.

Problematiek In de 20e eeuw is in het parkbeheer de nadruk komen te liggen op de geometrische parkaanleg in de zichtas en heeft er nagenoeg geen bosbeheer plaatsgevonden. Door dit beheer zijn aspecten van de aanleg van J.D. Zocher sr. beschadigd, verschraald en soms verloren gegaan. Het gaat hierbij om de volgende punten:  Door de verschraling, wijziging en slijtage van de algehele parkstructuur en de individuele structuurelementen is de algehele samenhang en beleving van de parkaanleg vervallen;  Door herinrichting en beheer van de grote zichtas als element in geometrische stijl, is de voor J.D. Zocher sr. kenmerkende aankleding met slingerpaden en golvende heesterranden verdwenen. De samenhang tussen het hoofdhuis en de Zocherparkaanleg is hierdoor verbroken;  Door de verkaveling en verdeling van de buitenplaats onder verschillende eigenaren is de rondwandeling om de slingervijver in de dwarsas niet meer mogelijk. Mede hierdoor is de beleving van de vijverpartij in de dwarsas als hoofdmoment in de parkaanleg beperkt.

Ondanks de afkaveling, wijzigingen, beschadigingen en verschraling, resteert er voldoende van de parkaanleg van J.D. Zocher sr. om herstel te ambiëren; dit is in lijn met de status als rijksmonument. Om deze reden is de aanbeveling een streefbeeld te maken van de algehele parkaanleg voor het herstel van de parkaanleg van J.D. Zocher sr. Voor de ruimtelijke compositie van Berbice betekent dit aandacht voor de samenhang van de parkaanleg op het terrein van de stichting. Indien mogelijk, en na overleg met de eigenaren, is het aan te bevelen de afgekavelde percelen die behoren tot de historische parkaanleg te betrekken in het streefbeeld.

Waterpartijen

Actuele situatie De parkaanleg heeft in oorsprong twee waterpartijen; de grote vijver in de dwarsas en de met bladafval gedempte kleine vijver ten noorden van het hoofdhuis. De grote vijver vormt één van de hoofdmomenten in de parkaanleg als onderdeel van de zichtas vanaf het hoofdhuis en van de dwarsas. Deze vijver is in de lengte van de dwarsas vormgegeven als slingerende beek met het eiland in de zichtas vanaf het hoofdhuis. De vormgeving is typerend voor J.D. Zocher sr. in de vroeglandschappelijke stijl. De grote vijver heeft geen oeverbeschoeiing. De vijver verkeert in redelijke staat, maar heeft achterstallig onderhoud. Er liggen takken en een boom in het water en er zijn ophopingen van bladeren. Ten noorden van het hoofdhuis heeft onder de bladhoop een V-vormige geschulpte vijver gelegen. Sinds enkele jaren wordt de bladhoop stapsgewijs afgegraven om dit deel van het park te kunnen herstellen.

Problematiek De hoofdvorm van de grote vijver is aanwezig. Door erosie, afkalving en achterstallig beheer mist de vijver de strakke en vloeiende vormen van oeverlijn en de glooiende en bolliggende taluds ontworpen door J.D. Zocher sr. De kleine, V-vormige vijver ten noorden van het hoofdhuis mist als onderdeel van de algehele beleving van de parkaanleg.

Aanbevelingen 

Grote vijver in de dwarsas: aanleggen van oeverbeschoeiing en het herstel van het oeverprofiel om de krachtige lijnvoering van J.D. Zocher sr. zichtbaar te maken. Overige werkzaamheden bij de waterpartij zijn het verwijderen van hout, baggeren ter versterking van de spiegelende werking van het water en de begroeiing van de oevers laten afwisselen tussen heesters / kruiden / gras gericht op de beleving van de oeverbelijning; Kleine vijver: bladafval weghalen en herstellen van de geschulpte vorm met oeverbeschoeiing en glooiende bolliggende oevertaluds.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

99


De beplantingsstructuur in de bosvakken van Berbice is verwaarloosd en deels vervaagd. Per foto wordt aangegeven wat de problematiek is van de desbetreffende locatie. Uiterst linksboven:  Zicht op de vijver is geblokkeerd door een jonge boom;  De oeverranden zijn verruigd waardoor de strakke lijnen van de oeverlijn vervagen;  De heesterlaag is verrommeld of verdwenen.

100

Uiterst linksonder:  Er is geen duidelijk zichtpunt waar je blik naartoe wordt geleid. Recht vooruit staat een sokkel in de beplantingen, maar deze vormt niet het middelpunt van het zicht;  De oeverranden zijn verruigd waardoor de strakke lijnen van de oever vervagen;  De heesterlaag is verrommeld of verdwenen. Linksboven:  De muur van de moestuin is zichtbaar;  De boomstructuur is verrommeld door het vele opschot;  Enkele heesters zijn zichtbaar maar zijn uitgegroeid, een duidelijke structuur ontbreekt. Linksonder:  Heesters en opschot nemen het zicht op het parkbos weg;  De boomstructuur is verrommeld;  De heesterstructuur is verruigd. Foto’s M. Bos, 2016


Beplantingen

Problematiek

Actuele situatie

Typerend voor J.D. Zocher sr. is de afwisseling tussen open grasveld, boomweides en parkbos en de manier waarop deze elementen in glooiende strak begrensde lijnen van elkaar gescheiden zijn. Dit is op kleine schaal op hoofdlijnen terug te zien in de parkaanleg van Berbice.

 

Het parkbos ligt voornamelijk aan de noordoostzijde van het park. Het bos bestaat vooral uit eiken, beuken en enkele kastanjes, waarvan slechts enkele exemplaren mogelijk uit de 18e en 19e eeuw dateren. Het grootste deel van het bos bestaat uit jongere bomen en opschot. Op slechts enkele plekken zijn de lanen van eiken langs de slingerpaden herkenbaar in het bos. Deze opzet met slingerlaantjes is kenmerkend voor de werkwijze van J.D. Zocher sr. De lanen verkeren in matige conditie. De solitaire bomen staan op twee locaties in de parkaanleg: in de zichtas en langs de vijver. In de zichtas staan diverse eiken van verschillende leeftijden in een quinconce-verband. Deze aanleg maakt waarschijnlijk deel uit van de oorspronkelijke geometrische aanleg die door J.D. Zocher sr. is ingepast en waar in de 20e eeuw nog bomen zijn bijgeplant. Langs de vijver staan enkele oudere bomen, voornamelijk beuken, die oorspronkelijke een solitaire functie hadden maar nu zijn opgenomen in het bos. De solitaire bomen verkeren in matige tot redelijke conditie. De heesterbegroeiing bestaat voornamelijk uit rododendrons op enkele plaatsen in het bos, maar vooral aan weerszijden van de zichtas en langs de westelijke grens van de moestuin. Zij verkeren in redelijke staat maar voldoen niet aan de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr., omdat ze bestaan uit één soort, in groepen die vormgeving missen. Grasvelden komen voor in de zichtas en in de moestuin. Het grasveld in de zichtas vanaf het hoofdhuis ligt een beetje hol en loopt richting de slingervijver. De iets holle ligging van het grasveld in de zichtas is kenmerkend voor J.D. Zocher sr. Op het talud naar de slingervijver is de oever dichtbegroeid met varens. De grasvelden worden beheerd als gazon en zijn in goede conditie. Verspreid door het parkbos en in de gazons staan uitgebreide groepen met diverse stinsenplanten. Zij vormen een bewust onderdeel van de historische ‘natuurbeleving’ in het 19e-eeuwse landschapspark. De stinsenplantenvegetatie is goed ontwikkeld. Bij de moestuin (rozentuin) en de boomgaard is de aanleg van J.D. Zocher sr. herkenbaar door de wijze waarop deze elementen door middel van een beplantingsrand worden gescheiden van de parkaanleg. De oostzijde van de moestuin wordt door een smalle beplantingsrand gescheiden van de parkaanleg rond de slingervijver. De moestuin is door mejuffrouw Begeer heringericht als rozentuin met leifruit langs de tuinmuren. De boomgaard wordt aan de zuidzijde begrensd door het parkbos op het heuvellandschap. De boomgaard is in de jaren ’30 omgevormd tot tuin.

Het parkbos is qua bosopbouw sterk verschraald door de ouderdom van enkele bomen, het vele opschot van voornamelijk esdoorns en de verdwenen heesterlaag. De historische bosstructuur is nagenoeg verdwenen. De lanen beginnen te verdwijnen door ouderdom of door verdrukking van overige bomen. Bijna alle solitaire bomen, op die in de zichtas na, zijn verdwenen uit de parkaanleg of opgenomen in het parkbos. In de zichtas zijn eind 20e eeuw jonge eiken bijgeplant in quinconce-verband. Door deze bijplant, weliswaar op de oorspronkelijke locatie, is het strakke beeld van dit verband vervaagd door de diversiteit in leeftijden van de bomen. Het sortiment heesters is eenzijdig (voornamelijk rododendrons) en is als onderbegroeiing in het parkbos nagenoeg verdwenen. Langs de zichtas staan grote groepen rododendrons, deze hebben echter niet de vormgeving en vloeiende lijnen van een ontwerp van J.D. Zocher sr. De grasvelden zijn niet strak belijnd waardoor de krachtige en glooiende lijnvoering van sr. mist in de parkbeleving. Langs de oevertaluds missen de grasranden ter versterking van de beleving van de vijver. Deze taluds zijn op het moment verruigd en begroeid met diverse kruiden en opslag. De beplantingsrand tussen moestuin en slingervijver begint door verruiging en achterstallig onderhoud doorzichtig te worden. Hierdoor vervaagt de J.D. Zocher sr.-opzet, waarbij park en moestuin duidelijk zijn gescheiden en de moestuin uit het zicht is geplant. Aan de westzijde van de moestuin begint de strakke lijn tussen het parkbos en de moestuin te vervagen door achterstallig onderhoud. Het parkbos aan de westzijde van de moestuin behoort tot een andere eigenaar.

Aanbevelingen  

 

Versterk de parkcompositie in de parkaanleg door de individuele structuurelementen te optimaliseren (zie hieronder); Parkbos: versterk en herstel de historische bosopbouw met heesterlagen en sierranden. Dit door het bos waar nodig uit te dunnen, bomen- en heesterdiversiteit te versterken en in de randen diverse sierheesters en kleine bomen aan te planten; Lanen: zet de laanbomen vrij en vervang deze bomen indien nodig; Solitaire bomen: zet deze bomen indien mogelijk vrij en plant verdwenen bomen opnieuw aan. Beoordeel de kwaliteit van de bomen in het quinconceverband en neem in het streefbeeld op hoe het toekomstige beheer en de herplant van deze bomen zal plaatsvinden; Heesters: versterk de soortenrijkdom en vul de heesterlaag aan in het parkbos en langs de zichtas. Herstel in de zichtas de glooiende lijnvoering van de heestervakken die tussen de in geometrisch stijl geplaatste eiken door loopt; Grasveld: herstel de strakke lijnvoering langs de wandelpaden en opgaande

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

101


beplantingen en herstel incidentele grasoevers langs de slingervijver; Overweeg om het gazonbeheer in de zichtas om te vormen naar historisch grasbeheer in de as en langs de oevers; circa 4x per jaar maaien. Dit geeft een historisch parkbeeld en het geeft de grasvelden een verhoogde natuurwaarde.

Wegen en paden

Actuele situatie De ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. is in het padenstelsel in essentie aanwezig. Herkenbaar zijn delen van de slingerende paden met relatief strakke bochtstralen, waarlangs restanten van laanbeplanting voorkomen. De toegangsweg en het gebied rond het hoofdhuis liggen in grind. Deze weg verkeert in redelijke conditie, de randen van de weg zijn niet opgesloten, waardoor het grind wegloopt. De vormgeving van de weg en het achterplein dateert uit respectievelijk circa 1890 en 1935. De wandelpaden in het park zijn onverhard. De paden liggen vermoedelijk nog op de oorspronkelijk locatie, maar de slingers zijn sterk verschraald. De paden aan weerszijden van de zichtas zijn rond 1935 rechtgetrokken. De paden verkeren in redelijke conditie.

Linksboven: de huidige structuur van de paden nabij de boogbrug bij de grote vijver. Rechts staan enkele eiken die resteren van vermoedelijk een eikenlaan. Deze eiken staan op gelijke afstand en vormen een prachtige gebogen lijn.

Problematiek 102

De padenstructuur van J.D. Zocher sr. is slechts fragmentarisch bewaard gebleven. Op diverse plekken is de padenstructuur aangetast door herindelingen van een gebied en / of het verloren gaan van paden. Hierdoor zijn delen van de parkaanleg onbereikbaar, hebben achterplein en zichtas een inrichting in geometrische stijl en loopt in het parkbos een pad enkele meters naast de nog bestaande eikenlaan. Het profiel van verschillende paden is aan het verlopen en de paden zijn qua locatie langzaam aan het verschuiven.

Aanbevelingen 

Herstel de historische padenstructuur aan de hand van de J.D. Zocher sr.ontwerpstijl, waar mogelijk aan de hand van relicten in het veld. Gebruik bij afwezigheid daarvan voor de juiste vormgeving voorbeelden uit andere bekende J.D. Zocher sr.-parken of –ontwerpen; Herstel het profiel van de paden door het aanleggen en behouden van strakke randen tussen het pad en het gras / opgaande beplanting en houd de paden schoon van onkruid.

Linksonder: de foto laat schematisch zien hoe het wandelpad vermoedelijk in de parkaanleg heeft gelegen. Foto en bewerking M. Bos, 2016


Reliëf

Actuele situatie Berbice heeft, in vergelijking met de omgeving, een reliëfrijke aanleg. Langs de oevers liggen de glooiende en bolliggende taluds en het grasveld in de zichtas ligt een beetje hol. Deze glooiingen zijn kenmerkend voor J.D. Zocher sr., maar op enkele punten liggen kleine heuvels: aan de zuidzijde van de slingervijver, in het parkbos en bij de kleine geschulpte vijver lag in het verleden een heuvel waar de vijver omheen was gedrapeerd. De combinatie van omvang en hoogte van het reliëf op Berbice is uniek in het plangebied en voor J.D. Zocher sr. De accidentatie in de parkaanleg erodeert op sommige plaatsen. De glooiing in de zichtas verkeert in goede conditie. De heuvels verkeren in een matige tot redelijke staat. Uiterst rechtsonder: uitzicht vanaf de locatie waar het prieel heeft gestaan over de vijver heen. Op de kop van de kom stond de tuinkoepel met volière. Foto M. Bos, 2016

slingervijver en een tuinkoepel met volière aan de noordzijde van de slingervijver hebben gestaan. Deze tuingebouwen vormden belangrijke zicht- en rustpunten in de rondwandeling door het park.

Aanbevelingen 

De parkaanleg versterken en aankleden zoals dit door J.D. Zocher sr. was bedoeld, met tuingebouwen op basis van nader historisch onderzoek naar de exacte locatie en aard van de bouwwerken en tuinsieraden op Berbice.

Problematiek Het reliëf is in essentie goed bewaard gebleven, de locaties van de glooiingen zijn nog steeds zichtbaar. De profielen van de taluds, glooiingen en heuveltjes zijn echter geërodeerd en langs de vijveroever afgekalfd. Dit doet afbreuk aan de parkbeleving.

Aanbevelingen 

Herstel het unieke reliëf van de oevertaluds, glooiingen en heuveltjes op Berbice.

103

Bouwwerken en tuinsieraden

Actuele situatie

Onder: aan de kop van de vijver van Berbice staat een 18eeeuwse sokkel. Deze is op het moment grotendeels opgenomen in de omringende beplanting. Foto M. Bos, 2016

In het park komen verschillende bouwwerken en tuinsieraden voor. Naast de centrale positie die het hoofdhuis in de aanleg inneemt, is alleen de boogbrug over de slingervijver direct te koppelen aan de parkaanleg door J.D. Zocher sr.:  Hoofdgebouw (circa 1739, rijksmonument);  Portierswoning (circa 1895, rijksmonument);  Oranjerie (circa 1695 / 1880, rijksmonument) met aan drie zijden tuinmuren (circa 1700, twee zijn rijksmonument);  Ingangen buitenplaats: hoofdingang met brug en ijzeren hekwerk met balustrade (18e eeuw, rijksmonument), en houten brug naar de zilverfabriek met een hekwerk en pijlers (20e eeuw, herplaatsing, rijksmonument);  Overige elementen: retranchementen-muur (circa 1700, rijksmonument), boogbrug over de vijverpartij (circa 1802-1803), graf van mejuffrouw Begeer (2009), hardstenen postament (18e eeuw, rijksmonument).

Problematiek De boogbrug verkeert in redelijke staat, maar de leuningen die oorspronkelijk op de brug stonden ontbreken. Vermoedelijk zijn enige tuingebouwen, deels uit de aanlegperiode door J.D. Zocher sr., in de loop der tijd verdwenen. Zeker is dat er een prieel ten oosten van de

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


De historische ontwikkeling van de buitenplaats Beukenhorst is globaal weergegeven door middel van 4 kaarten. Met het oranje vierkant is de buitenplaats aangeduid. Uiterst linksboven: Topografische Militaire Kaart uit 1850, Blad Wassenaar Het gebied als overtuin van Langenhorst. Aan de zuidwestzijde slingerpaden door een bosperceel en in het midden de vinkenbaan en open weiden. Tussen de twee weiden is de ligging van de huidige beukenlaan herkenbaar. Bron: www.watwaswaar.nl Uiterst linksonder: Topografische kaart uit 1952, 30H Deze kaart geeft de buitenplaats Beukenhorst weer. De toegangsdreef is duidelijk weergegeven en in stippellijnen de padenstructuur. Ook het hoofdhuis, het koetshuis en de portierswoning zijn ingetekend.

104

2. 3.

1. 3.

5. 6. 2.

Bron: www.topotijdreis.nl Linksboven: Beukenhorst op de Gemeentekaart Den Haag 1960, met de wegverbreding geprojecteerd. De parkstructuur is goed zichtbaar: de geschakelde open weiden rond het huis en de padenstructuur die de parkdelen verbindt. Bron: Rapport Beukenhorst, bureau VHP, 2001


4.4.3 Beukenhorst, wat hield het werk van Zocher in?

Linksonder: luchtfoto uit 2015, de buitenplaats in de actuele situatie. Met stippellijn is de begrenzing van het rijksmonument weergegeven en met streeplijn de verdeling in eigendom. De belangrijkste onderdelen zijn: 1. Particulier 1, hoofdhuis 2. Toegangsdreef met entrees 3. Voorpark met parkweiden 4. Achterpark 5. Particulier 2, voormalige dienstwoning 6. Gemeente Wassenaar Het park is sterk dichtgegroeid: de open ruimtes in het voorpark zijn nauwelijks nog herkenbaar. Aan de zuidzijde is een punt van het park verdwenen ten gunste van de wegverbreding. Bron: gemeente Wassenaar

De buitenplaats Beukenhorst ligt als een smal, bebost, rechthoekig perceel langs de drukke Rijksstraatweg in Wassenaar. De buitenplaats heeft een omvang van bijna zes hectare. Het terrein is niet opengesteld voor het publiek. Het eigendom is verdeeld over drie eigenaren. De (zuid)oostelijke parkstrook, ongeveer 45% van de aanleg, is eigendom van gemeente Wassenaar. De andere 55% is in circa 4 / 5 (hoofdhuis en park), 1 / 5 (bijgebouw en tuin) verdeeld over twee particulieren. De scheidslijn ligt dwars door de aanleg en parkelementen heen. De tuin- en parkaanleg van Beukenhorst is beschermd als rijksmonument. De historische parkstructuur is op onderdelen aanwezig, maar ernstig aangetast door verval, verkaveling van het park en verwijdering van een parkdeel ten behoeve van de A44. De staat van onderhoud is slecht tot zeer slecht. Er wordt geen gericht parkbeheer gevoerd en alleen de hoognodige werkzaamheden worden verricht, waardoor het park steeds verder vervalt. A. Beknopte geschiedenis van de aanleg Het terrein is oorspronkelijk de overtuin van buitenplaats Langenhorst, gelegen aan de zuidoostzijde van de Rijksstraatweg. Langenhorst is als buitenplaats gesticht in de 17e eeuw. De overtuin bestond in 1850 uit dicht parkbos met slingerende wandelpaden rond een open ruimte met vinkenbaan en weide. Beukenhorst is kort voor 1857 als zelfstandig ensemble aangelegd op deze overtuin. De kleine buitenplaats heeft een langgerekte, rechthoekige vorm met een eenvoudige aanleg in landschapsstijl. J.D. Zocher jr. kreeg in 1857 f 202,- betaald voor zijn betrokkenheid bij de aanleg. Het park is opgebouwd uit twee delen, van elkaar gescheiden door de ontsluitingsdreef tussen de zuidelijke en de noordoostelijke entree. Het noordwestelijke parkdeel is als een groen decor ingevuld met hoog opgaand parkbos. Hiervoor ligt centraal het hoofdhuis met de pronkgevel naar de Rijksstraatweg. Hoogstwaarschijnlijk is het hoofdhuis door J.D. Zocher jr. ontworpen. Het zuidoostelijke parkdeel is afwisselend ingericht; de open weide werd getransformeerd tot een parklandschap met in elkaar vloeiende open ruimtes, gescheiden door opgaande beplantingsgroepen. Deze gaan aan de noorden zuidzijde over in dicht parkbos. Langs de (boomloze) dreef werd een dienstgebouw geplaatst, verscholen in het bos ten zuiden van het huis.

Na 1861 heeft architect H.H.A. Wentzel het huis verfraaid en uitgebreid. In literatuur wordt vermeld dat architect C.E.A. Petzold het park heeft aangelegd. Dit idee wordt echter vanuit de bestaande parkaanleg niet ondersteund; het park draagt in zijn kleinschalige, gevarieerde opzet meer kenmerken die passen bij J.D. Zocher jr., dan bij Petzold, die grootschaliger parklandschappen ontwierp. Rond 1975 is de buitenplaats gesplitst en verkocht aan twee particulieren. De eigenaren van het hoofdhuis hebben het omringende park gedeeltelijk opgeknapt en aangekleed met nieuwe sierheestergroepen, bij het huis zijn borders aangelegd en aan de oostzijde een ronde vijver. Voor de aanleg van het viaduct in de Landscheidingsweg is rond 2002 een brede strook van het park door Rijkswaterstaat onteigend. De zuidoostelijke parkpunt is gekapt en opgenomen in de wegenstructuur. De oostelijke strook is iets versmald voor de aanleg van fietspaden, maar verder grotendeels intact gebleven. Het deel van Rijkswaterstaat dat niet is gebruikt voor wegaanleg is gekocht door gemeente Wassenaar. Sindsdien is de buitenplaats verdeeld over drie eigenaren: gemeente Wassenaar en twee particulieren. B. Het Zocher-aspect van de aanleg Het park van Beukenhorst heeft een sterk vervaagde, maar fraaie, gedetailleerde opzet die past bij de aanlegperiode rond 1857. In deze periode heeft J.D. Zocher jr. werkzaamheden verricht op de buitenplaats. Wat deze werkzaamheden precies inhielden is onbekend. Voor dit rapport is een beperkt onderzoek gedaan naar de historische ontwikkelingen van de buitenplaats, het is om deze reden raadzaam om een nader archiefonderzoek te doen naar de ontwikkeling van de parkaanleg. De gemeentekaart van 1960 geeft de parkstructuur van Beukenhorst weer zoals deze er vermoedelijk voor de verwildering van de buitenplaats uit heeft gezien. De ruimtelijke structuur zoals weergegeven op deze kaart past binnen de ontwerpstijl van J.D. Zocher jr. Op basis van de kaart en de actuele situatie is niet onomstotelijk vast te stellen dat een plan van J.D. Zocher jr. is uitgevoerd. Als het park naar ontwerp van J.D. Zocher jr. is aangelegd, dan heeft hij Beukenhorst vormgegeven als klassieke villa in een bospark. Onderdelen in de parkaanleg die het meest beïnvloed lijken door J.D. Zocher jr. zijn:  De ruimtelijke structuur van het voorpark met de geschakelde open weiden;  De lui slingerende ontsluitingsdreef zonder laanbomen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

105


Uiterst links: Een fraai doorzicht over de zuidelijke parkweide, in het voorpark van Beukenhorst. De oude bomen bevinden zich veelal in de aftakelingsfase, de heesterranden zijn sterk verwilderd. De schoonheid van het verval bevindt zich op het kantelpunt: zonder beheeringrepen zal de historische parkaanleg binnen afzienbare tijd onherkenbaar zijn vergroeid.

106

Linksboven: de noordelijke parkweide is in de loop der tijd sterk vernauwd door oprukkende beplanting. De oude boomstructuur is hier veelal verdwenen, de heestergroepen uit de jaren ’70 overwoekeren wandelpad en weide en tussendoor staat veel opslag. Door de dichte begroeiing is de stinsenflora hier steeds meer in ruststand en komt niet meer op.

Linksonder: in het parkbos rond de noordelijke toegangsdreef staan grote groepen heesters uit de jaren ‘70. Omdat (heester) onderhoud al langere tijd niet gepleegd wordt, verlegt de looproute zich naar gelang de heesters uitbreiden. De historische parkstructuur is hier sterk vervaagd. Foto’s M. Bos, 2016


C. Actuele situatie, problematiek en aanbevelingen

Waterpartijen

Actuele situatie Ruimtelijke compositie en samenhang

Actuele situatie

Beukenhorst heeft geen waterpartijen die dateren uit de aanlegperiode rond 1857. In de zuidoosthoek van het terrein is in het bodemreliëf rudimentair een verdwenen kleine, slingerende waterpartij herkenbaar. Deze is mogelijk rond 1857 aangelegd en tot begin jaren 1970 op topografische kaarten weergegeven.

De ontsluitingsdreef vormt de rode draad van de parkcompositie: hij verbindt het huis met de beide entrees en scheidt het voor- en achterpark van elkaar. Het hoofdhuis staat direct aan de dreef, het bijgebouw staat iets verder van de dreef af. Het merendeel van het park bestaat uit parkbos met sterk uitgegroeide heesters en solitaire bomen, die opgenomen zijn in de bosranden. Aan de oost-, zuid- en westzijde van het hoofdhuis liggen de parkweides. Deze lopen in elkaar over en worden beheerd als kruidenrijk grasland. De wandelpaden in het park zijn slechts rudimentair aanwezig, maar nog wel herkenbaar.

De inrichting van dit parkdeel is bij de weguitbreiding in 2002 sterk aangetast en na de werkzaamheden niet hersteld. De parkopbouw heeft hier weinig tot geen zichtbare historische elementen. De voormalige waterpartij ligt in verruigd terrein tegen de huidige parkgrens aan.

Problematiek

Aanbeveling

Een basisprobleem voor het duurzaam behoud van Beukenhorst is dat de drie eigenaren geen gezamenlijke visie op het parkbeheer hebben en niet samenwerken aan de instandhouding van het ensemble. In 1992 is een beheerplan opgesteld voor het gehele park. In dit rapport ontbreken een analyse van en visie op de historische parkaanleg. Hiermee ligt de nadruk op het in stand houden van de reeds verwilderde aanleg en natuurbeheer en niet op het in stand houden en het herstel van de 19e-eeuwse parkstructuur. Daarbij wordt het beheer door alle drie de eigenaren extensief uitgevoerd waardoor de ruimtelijke compositie van Beukenhorst, en de samenhang tussen de drie eigendommen, steeds meer vervaagt. Van de historische parkaanleg zijn rudimentaire sporen aanwezig in pad restanten en een tot greppel vergroeid waterloopje. Dit is een directe bedreiging voor de cultuurhistorische waarde van de buitenplaats.

Aanbevelingen 

 

Het is noodzakelijk dat de drie eigenaren van Beukenhorst gaan samenwerken in het beheer van de buitenplaats om de kwaliteit en het behoud van het rijksmonument voor de toekomst te waarborgen. Geadviseerd wordt om een beheerplan op te stellen waarin de historische samenhang van de ruimtelijke compositie wordt gewaarborgd door het afstemmen van het beheer tussen de drie eigenaren; Versterk de historische gelaagdheid in het park door deze elementen uit te lichten. Start met regulier onderhoud (waaronder blad verwijderen), zodat de nog aanwezige kwaliteit beter zichtbaar wordt.

Problematiek

Nader onderzoek is nodig om de aanlegperiode van de waterpartij en de wenselijkheid van herstel te kunnen vaststellen. Dit dient onderdeel te zijn van de integrale aanpak van de buitenplaats, door de gezamenlijke eigenaren.

Beplantingen

Actuele situatie In de beplantingsopzet van Beukenhorst zijn twee parkdelen te onderscheiden: het voorpark en het achterpark. Het voorpark ligt ten zuidwesten van de dreef en heeft een parkachtig karakter. Het noordoostelijk deel bestaat uit aaneengegroeide groepen parkbos en heesterranden, langs drie geschakelde parkweiden. Het aaneengegroeide parkbos bestaat uit een aaneenrijging van opslag en, vermoedelijk oorspronkelijk kleinere, boomgroepen langs de parkweiden. Door ouderdom, verval en verwildering zijn deze elementen met elkaar vergroeid tot één bosgebied. In de onderlaag is een rijke stinsenflora aanwezig. Door de verbossing van het park gaat een steeds groter deel van deze beplanting in ruststand. De eigenaresse ziet in de loop der jaren steeds minder bloeiende stinsenplanten. Het bos verkeert in matige staat. Op de overgang van de boomgroepen en de parkweiden staan diverse oude, van oorsprong solitaire bomen. De meeste bomen zijn ingegroeid geraakt in opslag en verkeren door ouderdom in matige conditie. De bewust gekozen locatie van deze bomen doet denken aan de werkwijze van J.D. Zocher jr., waarbij solitaire bomen de decoratieve overgang vormen tussen bosvakken en open ruimte. Door verwildering van de parkstructuur en uitval van de bijzondere (solitaire) bomen, zijn deze speciale plekken onherkenbaar geworden.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

107


Uiterst links: aan de zuidzijde van de noordelijke parkweide staat een oudere, solitaire beuk. De onderbegroeiing van rododendron rukt langzaam op, langs de boom over de weide.

Linksboven: in het achterpark staat de beukenlaan. Het padtracé dateert uit de periode vóór 1857, toen de buitenplaats nog overtuin van Langenhorst was. Door verwildering van het omringende bos en uitval van laanbomen, is dit oude structuurelement steeds minder herkenbaar.

108

Linksonder: de beplantingsstructuur van het achterpark is sterk aan het vervagen: veel oude bomen zijn uitgevallen en de jonge(re) opslag bestaat veelal uit beuk. De heesterlaag is mede daardoor slecht ontwikkeld en bestaat vooral uit taxus– en rododendrongroepen en opslag. Bij het uitblijven van parkbeheer groeit het achterpark door tot een eenvormig, hol hallenbos. Foto’s M. Bos, 2016


Uit de inventarisatie van 1992 blijkt dat langs de ontsluitingsdreef en in het voorpark op dat moment 19 bijzondere (solitaire) bomen aanwezig waren (Acacia, Tulpenboom, Rode beuk, één Zuileik, Paardenkastanje, één Gouden regen). De huidige solitairen bestaan uit een beperkt aantal soorten, voornamelijk oude eiken en beuken. De meer bijzondere boomsoorten in de parkaanleg zijn op dit moment: in het noordoostelijk deel een Acacia, bij de trap naar het huis een Thuja, langs de zichtas vanuit huis een Zuileik en ten zuidwesten van het huis op de overgang tussen twee parkweiden een Rode beuk. Deze parkbomen verkeren allen in matige conditie. De heesterlaag is wisselend ontwikkeld en bestaat uit groepen (zeer) oude sierheesters, rododendrons en delen met opslag. De sierheesters zijn circa een halve eeuw oud en zijn merendeels nieuw aangeplant rond 1975. Bij de samenstelling van de groepen en hun locatie in het park is niet aangesloten bij de wijze waarop J.D. Zocher jr. heesterranden vormgaf. De heesters staan vooral groepsgewijs per soort,. Er komen geen doorlopende, afwisselend opgebouwde heesterranden langs de boomgroepen voor. De oude heestergroepen zijn zeer sfeerbepalend in de huidige parkaanleg. Dankzij het extensieve beheer zijn dergelijke oude, uitgegroeide heestergroepen aanwezig. Zij verkeren echter in matige staat. Ten noordoosten van het huis staan oude, sterk uitgegroeide groepen bladverliezende sierheesters. Ten zuidoosten van het huis staan bij de grens met het bijgebouw-perceel oude exemplaren laurierkers. De drie parkweiden zijn verkleind en vervormd door de verwildering van de opgaande beplanting. Hierdoor is de historische parkstructuur vervaagd en deels verdwenen. De weiden worden beheerd als gazon en verkeren in redelijke staat. Beheer als gazon is echter atypisch voor landschapsparken uit het midden van de 19e eeuw. Het achterpark ligt ten noordwesten van de ontsluitingsdreef en bestaat uit een smalle strook dicht parkbos. Deze strook loopt naadloos over in het (beuken)bos op de aangrenzende percelen. Het bos verkeert in matige tot slechte conditie. Door ouderdom, verval en verwildering mist het parkbos structuur, de enkele open ruimtes lijken vooral ontstaan door de uitval van oude bomen en groeien langzaam dicht met opslag. De boomlaag heeft een dicht kronendak en bestaat voornamelijk uit (spontaan) gegroeide esdoorns en beuken. De heesterlaag is, mede door weinig lichttoetreding, matig ontwikkeld en bestaat uit oude en uitgezaaide taxussen, rododendrongroepen en matig ontwikkelde spontane ondergroei. Door de uitval van de oude boomstructuur en de verwildering is een voor J.D. Zocher jr. kenmerkende parkbosopzet niet aantoonbaar.

Centraal in het bos ligt een rechte beukenlaan, parallel aan de dreef. De laan vormt een hoofdmoment door het parkbos. De opzet als rechte laan past niet bij een vormgeving door J.D. Zocher jr. Hoogstwaarschijnlijk is de laanstructuur een restant van de oudere laan / pad langs de vinkenbaan en weide. De laanbeplanting is op leeftijd, verkeert in redelijke tot matige conditie en wordt bedreigd door de oprukkende omringende beplanting. Een aantal laanbomen is uitgevallen; hun plek wordt ingenomen door opslag van beuk. Langs de noordoostgrens van het bos staat het verwilderde restant van een recht taxuslaantje. Het laantje dateert vermoedelijk van na 1860.

Problematiek Het zuidoostelijke deel van het voorpark mist een duidelijke parkstructuur, mede door het verdwijnen van de wandelpaden en de erf- en tuininrichting rond het nieuwe bijgebouw. Het parkdeel is daarbij sinds 2002 ernstig gemankeerd door de grootschalige kap en afkaveling ten behoeve van de weguitbreiding. Als geheel is de beplantingsstructuur van de huidige parkaanleg sterk verbost en verschraald. Hierdoor is de historische aanleg weinig beleef- en herkenbaar. In de basis is de historische parkstructuur van rond 1857 met name in het voorpark herkenbaar. Het achterpark bevat daarbij elementen uit de oudere periode als overtuin.

Aanbevelingen De vormgeving van de oude beplantingsstructuur past bij de wijze waarop J.D. Zocher jr. werkte. Vanuit zijn ontwerpstijl zijn de volgende punten aan te dragen voor het herstel en de renovatie van de historische beplantingsstructuur:  Parkbos: herstel de bosopbouw met diverse boomsoorten en creëer een bosrand met sierwaarde door heesters en kleine bomen. Door deze structuur zal er in het voorjaar meer lichttoetreding tot de bodem plaatsvinden, waardoor de stinsenplanten weer zullen opkomen;  Solitaire bomen: zet solitaire bomen en boomgroepen vrij en vervang ze indien nodig, waarbij de nadruk ligt op een grote diversiteit aan boomsoorten;  Heesters: herstel, verjong en renoveer heestergroepen langs de bosrand en solitaire heesters ter versterking van de parkstructuur, waarbij de nadruk ligt op een grote diversiteit aan heestersoorten;  Grasvelden: hanteer een strakke lijnvoering bij de randen van de grasvelden langs paden en opgaande beplantingen ter versterking van de parkstructuur.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

109


Uiterst links: de ontsluitingsdreef vanaf het huis naar de zuidelijke entree. De dreef heeft een J.D. Zocher jr.-vormgeving, maar is verworden tot een agrarisch pad met middenberm. Er is nog heesterbeplanting aanwezig maar door verwildering van de omringende beplanting is de oorspronkelijke aankleding met sierheesters en bijzondere bomen nauwelijks meer herkenbaar.

Linksboven: het huis, gezien vanuit de weide in het voorpark. De beplanting aan weerszijden van de trappartij is zo uitgegroeid, dat het huis steeds meer uit het zicht raakt en het glooiende reliëf, waarmee het huis iets boven het voorpark ligt, niet meer beleefbaar is.

110

Foto’s M. Bos, 2016

Linksonder: uitsnede van een ansichtkaart, circa 1905, gemeente Wassenaar, inv nr 02317 Het huis gezien vanaf de parkweide. De beplanting vormt de aankleding van de ornamentele trappartij. Het reliëf tussen weide en huis is goed beleefbaar en het huis lag in een arcadische setting gericht naar de Rijksstraatweg. Zichtbaar is ook dat het achterpark was aangekleed met diverse coniferen.


Wegen en paden

Actuele situatie Over de gehele lengte van de buitenplaats loopt de ontsluitingsdreef zonder laanbeplanting. De dreef slingert met een luie beweging tussen de oostelijke en westelijke entree. Bij het hoofdhuis verbreedt de dreef zich tot klein plein. De vormgeving van de dreef past geheel bij de wijze waarop J.D. Zocher jr. een parkontsluiting vormgaf. De dreef verkeert in matige tot slechte staat. Vanaf de dreef zijn diverse aantakkingen op wandelpaden die onverhard in het park liggen. Na de splitsing van de buitenplaats zijn de doorlopende paden opgeheven of in onbruik geraakt. Door het extensieve beheer zijn de overige wandelpaden vervaagd en deels verdwenen. Vanwege de uitdijende heestergroepen zijn sommige paddelen in het noordoostelijke voorpark verlegd. Door deze omstandigheden lopen paden ‘dood’ in het gras of de bosgrond. De padenstructuur verkeert in slechte staat, waardoor de bewust vormgegeven / geleide parkbeleving sterk is verminderd.

het lager gelegen deel van het achterpark gescheiden door een balustrade. Het bordes en tuin gaan via een trappartij over in de parkweide voor het huis. De hogere ligging van het huis ten opzichte van het voorpark is uniek voor Zocherparken in het plangebied. Daardoor had Beukenhorst oorspronkelijk een unieke arcadische uitstraling in het hoofdzicht vanaf de Rijksstraatweg.

Problematiek Het reliëf rond het huis verkeert in redelijke staat, maar is door de verwilderde beplantingen matig zichtbaar. Het reliëf is op diverse plekken geërodeerd.

Aanbevelingen 

Herstel het arcadisch karakter in het reliëf rondom het hoofdhuis door verwijdering en intoming van verstorende beplanting en aanvulling van geërodeerde gronddelen; Neem het behoud van het reliëf, als belangrijk belevingsaspect, mee in het beheer van de parkaanleg.

Problematiek De dreef is grotendeels verworden tot een pad met twee rijsporen, gescheiden door een grasbaan, tussen oprukkende beplanting. Door de matige staat van onderhoud is de herkenbaarheid van de dreef als hoofdmoment van de parkaanleg van Beukenhorst zeer sterk verminderd. De opzet als boerderijpad met middenberm wordt overigens in het beheerplan van 1992 als streefbeeld benoemd. Daarmee is een gegroeide situatie bewust voortgezet en is verzuimd de buitenplaats-uitstraling te herstellen. De padenstructuur van het park is sterk vervaagd. Uit de kaart van 1960 blijkt dat het park ontsloten was door middel van een bescheiden netwerk van slingerende wandelpaden, met in het achterpark enkele rechte paddelen. Met name in het voorpark passen zij qua vormgeving bij de J.D. Zocher jr.-ontwerpstijl.

Bouwwerken en tuinsieraden

Aanbevelingen

Herstel de wegen- en padenstructuur volgens de historische opzet, met de kenmerkende heldere vormgeving en samenhang:  De ontsluitingsdreef als hoofdstructuur, met fraai vormgegeven entrees en ontvangstplein bij het hoofdhuis;  Door in het voor- en achterpark het stelsel van slingerende wandelpaden te herstellen. Hierdoor worden de verschillende parkdelen van Beukenhorst weer met elkaar verbonden en is de buitenplaats als ensemble beleefbaar. Reliëf

Actuele situatie Beukenhorst ligt op de rand van de strandwal. Met name het achterpark heeft van nature een zeker reliëf. Dit is bij de aanleg als buitenplaats duidelijk bewust vormgegeven rond het hoofdhuis: het huis ligt met het plein achter en het bordes voor, iets verhoogd ten opzichte van het omringende park. Het plein wordt van

Actuele situatie  

Hoofdgebouw (circa 1857, rijksmonument). Waarschijnlijk naar ontwerp J.D. Zocher jr., met zekerheid rond 1861 verbouwd door H.H.A. Wentzel. Stibadium met peristylium (circa 1861, rijksmonument) terzijde van het hoofdhuis. Tussen stibadium en huis ligt een bloementuin met vasteplantenborders, aangelegd in jaren ‘70 / ’80 van de 20e eeuw. Toegangshekwerken aan de Rijksstraatweg en Zijdeweg (19e eeuw). De lage, gietijzeren hekwerken bij de entrees dateren hoogstwaarschijnlijk uit de aanlegperiode als buitenplaats. Zij verkeren in matige staat. Dierenbegraafplaats (20e eeuw, rijksmonument) in het voorpark, op de grens van twee parkweiden. Stenen balustrade (vermoedelijk circa 1861) tussen plein en achterpark. De balustrade wordt in oorsprong geflankeerd door buxus. Deze zijn in circa 150 jaar zo uitgegroeid, dat de balustrade vanaf het plein nauwelijks meer zichtbaar is. Trappartij (na 1861, na 1975 hersteld) op de overgang van de tuin bij het huis naar de voorliggende parkweide. De trappartij verkeert in slechte staat.

De balustrade en de trappartij aan de voor– en achterzijde van het huis geven als bouwkundig element de overgang tussen huis en park vorm. Beide dateren van na 1857 en zijn daarmee latere toevoegingen aan de oorspronkelijke parkaanleg. Het is niet bekend of in de oorspronkelijke aanleg bouwwerken of tuinsieraden opgenomen waren. Om deze reden zijn er in relatie tot een aanleg door J.D. Zocher jr. geen problematiek of aanbevelingen te benoemen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

111


De historische ontwikkeling van de buitenplaats Oosterbeek is globaal weergegeven door middel van 4 kaarten. Met het oranje vierkant is de buitenplaats aangeduid, de huidige contouren worden aangehouden. Uiterst linksboven: Kadastraal Minuutplan Wassenaar, sectie E, blad 03 uit 1822 Dit minuutplan laat vrij veel zien van de parkaanleg in deze periode. Zo zijn de diverse huizen, de moestuin, de waterpartijen en zelfs de eikenslingerlaan zichtbaar. Links van het park ligt de boerderij ‘t Uylenest. Coll. Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed

112

Uiterst linksonder: Topografische Militaire Kaart uit 1840, omgeving Den Haag De inrichting van de buitenplaats is op deze kaart niet gewijzigd. Wel is de padenstructuur zichtbaar.

11. 10. 7. 10.

6.

Coll. Nationaal Archief, inv. nr. 7.30.3

9.

5. 2. 1.

3.

8.

4.

Linksboven: Topografische kaart uit 1950 Enkele ontwikkelingen op de buitenplaats zijn op deze kaart zichtbaar. Zo is het hoofdhuis uitgebreid voor Filmstad en de Julianakazerne is gebouwd op de plek van de boerderij. Bron: www.topotijdreis.nl


4.4.4 Oosterbeek, puntjes op de i

Linksonder: luchtfoto, 2015 Het Zocherpark in de actuele situatie. Met stippellijn is de grens van het rijksmonument aangegeven. De belangrijkste onderdelen zijn: 1. Locatie voormalige hoofdhuis 2. Diverse opstallen 3. Voormalige boerderij ‘t Uylenest / Prinses Julianakazerne 4. Oprijlaan 5. Slingervijver 6. Beek 7. Eikenlaan 8. Koepelberg 9. Vogeltuin 10. Drie bunkers 11. Verbinding met Clingendael Bron: gemeente Wassenaar

De historische buitenplaats Oosterbeek ligt aan de Benoordenhoutseweg in het overgangsgebied tussen Den Haag en Wassenaar. Oosterbeek is in eigendom en beheer bij de gemeente Den Haag, maar ligt op het grondgebied van de gemeente Wassenaar. De buitenplaats is momenteel in gebruik als openbaar wandelpark. In het recente beheerplan van de gemeente Den Haag staan drie hoofdfuncties centraal: park, natuur en cultuurhistorie. Deze functies leggen, in nauwe samenhang met elkaar, de basis voor het huidige streefbeeld en het beheer. De gemeente Den Haag heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan een omvangrijk project inzake herstel en kwaliteitsverbetering van Landgoed Oosterbeek. In het kader van dit project is uitgebreid historisch onderzoek gedaan. De tuin- en parkaanleg van Oosterbeek is beschermd als rijksmonument. De historische structuur is tamelijk goed bewaard gebleven. Op enkele plekken ontbreken wandelpaden. Een groot gemis in de parkstructuur is het ontbrekende hoofdhuis. De staat van onderhoud is redelijk en in het parkbos matig: het parkbos is lange tijd beheerd zonder rekening te houden met het Zocheraspect, waardoor de beplanting is doorgegroeid van parkkwaliteit naar algemene bosvegetatie. Het recent uitgevoerde herstelproject heeft veel veranderingen en verbeteringen gebracht, maar er zijn nog meer aspecten en plekken die kunnen worden aangepakt. A. Beknopte geschiedenis van de aanleg Oosterbeek ligt in de binnenduinrand op de overgang van een hoger gelegen strandwal (oude duinen) en een lager gelegen strandvlakte (veenweide). De buitenplaats ligt een stukje ten noorden de oude kern van Den Haag aan de oude doorgaande weg naar Wassenaar en Leiden. De geschiedenis van Oosterbeek begint met een boerderij ter plaatse van het latere hoofdhuis. Vanaf de aankoop in 1629 door Jonathan van den Luchtenburgh (?-1659) krijgt de boerderij ook een functie als buitenplaats. Bij de toegangsdreef vanaf de weg door het Haagse bos wordt een ‘speelhuis’ gebouwd en op het daarachter gelegen perceel wordt een grote gecombineerde moes- / siertuin in geometrische stijl aangelegd. In 1745 vererft Oosterbeek op Nicolaas van der Dussen (1718-1770), die Oosterbeek uitbreidt tot een grote volwaardige buitenplaats met een omvangrijke aanleg in geometrische stijl. Op de plaats van de boerderij wordt een groot landhuis gebouwd dat uitkijkt over een grand canal. Deze hoofdas wordt ter plaatse van het voorplein gekruist door een dwarsas met een menagerie aan de noordzijde en een theekoepel op een bergje aan de zuidzijde. Een groot deel van de bijbehorende landbouwgrond wordt omgevormd tot (hakhout)bos. In 1783 koopt Ignatius Johan van Hees (1732-1786) de buitenplaats Oosterbeek. Hij begint met de omvorming van de geometrische

aanleg tot een aanleg in landschapsstijl naar ontwerp van J.D. Zocher sr. Na zijn plotselinge overlijden in 1786 wordt Oosterbeek in 1791 gekocht door de familie De Moraaz, die het werk voortzet. Omstreeks 1855 werkt J.D. Zocher jr. in opdracht van baron Van Brienen van de Groote Lindt (tevens eigenaar van het naastliggende landgoed Clingendael) aan enkele kleine wijzigingen van de aanleg. Vanaf 1935 is Oosterbeek in gebruik als ‘filmstad Wassenaar’, waarbij grote studiogebouwen naast het hoofdhuis verrijzen. In WOII worden op Oosterbeek een V1 Lanceerplatform en een serie kazematten gebouwd, waarbij de grote moestuin uit de 17e eeuw verloren gaat. Ter plaatse van de boerderij ‘t Uylenest en de naastgelegen parkweide, die in de aanleg waren opgenomen, wordt een grote nieuwe politiekazerne gebouwd. In 1944 bombarderen de Geallieerden het hoofdgebouw en de filmstudio’s van Oosterbeek. Na de oorlog worden de resten van de vernielde bouwwerken afgebroken en wordt Landgoed Oosterbeek vanaf 1953 officieel in gebruik genomen als openbaar wandelpark. De buitenplaats is als wandelgebied vooral populair bij bewoners van de naastgelegen Haagse woonwijk Benoordenhout. In 1993 is het terrein van de voormalige grote moestuin in gebruik genomen door de Dierenambulance & hospitaal Den Haag. De weidegronden aan de zuidzijde van de buitenplaats zijn in 2000 grotendeels bebouwd. B. Het Zocher-aspect van de aanleg Vanaf 1783 is Oosterbeek door J.D. Zocher sr. omgevormd naar een aanleg in landschapsstijl. Met uitzondering van de toegangslaan en de grote moestuin uit de 17e eeuw transformeerde hij de gehele aanleg op voor hem kenmerkende wijze met vaste ‘ingrediënten’, vertaald en toegepast op de vorm en schaal van Oosterbeek. Van de aanleg op Oosterbeek is geen ontwerptekening bewaard gebleven. Typerend voor het werk van J.D. Zocher sr. op Oosterbeek is het hoofdmoment van de grote vijver, het netwerk van gebogen eikenlanen en de grote afwisseling van parksferen met een transparante beplanting die vloeiend in elkaar overlopen. Daarnaast schemert de geometrische aanleg ook nog door de aanleg in landschapsstijl heen door de inpassing van de reeds bestaande bouwwerken. Het ontwerp van J.D. Zocher sr. voor Oosterbeek omvatte:  De omvorming van het grand canal in de hoofdas van het huis tot een grote slingervijver met een centrale zichtlijn, een eilandje en een omwandeling;  Verwerking van de dwarsas voor het huis met behoud van de menagerie en de berg met de koepel;  De aanleg van een slingerende ‘bosbeek’, begeleid door een reeks verhoogde koppen en bergjes en een wandeling;  De aanleg van een netwerk van slingerlanen. Getuige de bewaard gebleven

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

113


114

Boven: de ruimtelijke compositie van Oosterbeek, gezien vanaf de huisplaats. Het beeld toont het belang van op Zocher-kwaliteiten gericht parkonderhoud: de sterke, strakke vormgeving van J.D. Zocher sr. is recent hersteld, maar begint binnen één seizoen te vervagen door extensief beheer van de oevers en de padranden. Gecombineerde foto’s, M. Bos 2016

Uiterst linksonder: aan de westzijde gaat de vijver op voor J.D. Zocher sr. kenmerkende wijze over in twee dwarsarmen, die als beken het parkbos inlopen. Beheer gericht op helder, spiegelend water en schone, glooiende oevers zijn een belangrijk aandachtspunt.

Linksonder: de beek door het zuidelijke parkbos geeft een zeer aangename sfeer en beleving. Door de verwilderende oeverbegroeiing begint het historische beeld van de slingerende beek te vervagen. Foto’s M. Bos, 2016


resten wordt dit lanenstelsel geheel in eik aangeplant; Een aansluitend netwerk van wandelpaden door de aanleg; De aanleg van verschillende grasvelden; ten zuidwesten van de grote vijver, in de omgeving van de berg met koepel en kleine grasveldjes verspreid door de aanleg;  De aanleg van de rondwandeling om het grote weiland van boerderij ‘t Uylenest. De boerderijgebouwen en het weiland werden verwerkt als een pittoresk parktafereel in de aanleg in landschapsstijl. Kort voor 1855 reorganiseert J.D. Zocher jr. in opdracht van de familie Van Brienen van de Groote Lindt, die dan tevens het naastliggende landgoed Clingendael in bezit heeft, de beplanting van het park enigszins en hij ontwerpt een tuinmanswoning met een voorgevel in eclectische stijl met gotische elementen. Tevens ontwerpt hij een nieuwe verbindingslaan van Clingendael naar Oosterbeek. Deze laan ligt aan de zuidwestzijde van de aanleg en voert feitelijk om de bestaande parkaanleg heen. Bij de aanpassingen door J.D. Zocher jr. blijft de aanleg van Zocher sr. op enkele kleine aanpassingen na geheel intact.  

     

Het stelsel van slingerlanen is sterk gehavend en fragmentarisch bewaard; De rondwandeling om de politiekazerne is niet meer intact; De voormalige moestuin is niet herkenbaar als onderdeel van het complex; Het herstel van de omgeving van de koepelberg is als onvoltooid te beschouwen omdat de aanwezige laan geen pad heeft gekregen; De dwarsas vanaf de menagerie tot de koepelberg is niet duidelijk beleefbaar; De door J.D. Zocher sr. gehandhaafde oprijlaan voelt, door de hoeveelheid inrichtingselementen en het gebruik als parkeerplaats, niet als parkonderdeel.

Aanbevelingen     

Aandacht voor herstel van de originele rondwandelingen, inclusief de rondwandeling rondom de politiekazerne; Aanpak van de erfafscheidingen rond de aanwezige woningen en, met name bij de tuinmanswoning, de voortuin weer betrekken bij het park; Betrek het terrein van de Dierenambulance (moestuin) bij de parkaanleg; Nieuw toegangshek die de nieuwe iets verlegde entree markeert; De inrichting van de oprijlaan zo vormgeven, dat de laan weer een verbindend onderdeel van de parkaanleg wordt.

C. Actuele situatie, problematiek en aanbevelingen Waterpartijen Ruimtelijke compositie en samenhang

Actuele situatie Grote delen van de historische parkaanleg van Oosterbeek zijn nog intact, zij het in verschraalde staat. Dit betreft met name het centrale deel van de historische aanleg door J.D. Zocher sr. Door de bouw van de politiekazerne, het gebruik van de voormalige moestuin door de organisatie ‘Dierenambulance & hospitaal’ en de bebouwing van de weilanden met appartementencomplexen zijn deze parkdelen eigenlijk niet meer beleefbaar als onderdeel van de aanleg. Van de oorspronkelijke weidegronden aan de zuidzijde is slechts een zeer klein deel ten westen van de oprijlaan nog als zodanig beleefbaar. Bij het recent uitgevoerde herstel- en verbeteringsplan van de gemeente Den Haag heeft de aanleg een enorme impuls gekregen. Het padenstelsel is opgeknapt, er zijn zichten en zichtlijnen geopend, er is een begin gemaakt met de noodzakelijke herplant van lanen en de waterpartijen en bruggen hebben een grote onderhoudsbeurt gekregen. Sluitstuk van het project vormde de heraanleg van de directe omgeving van het huis, waardoor het oude hart van de aanleg herkenbaar is. De huisplaats zelf is daarbij op creatieve wijze aangeduid. Oosterbeek is hierdoor voor de bezoeker weer herkenbaar als historische buitenplaats. Helaas bleek dat er in het plan onvoldoende middelen voorzien waren om ten aanzien van de Zocheraspecten alle wensen compleet te vervullen.

Problematiek Ondanks de duidelijke impuls zijn de volgende punten ten aanzien van de ruimtelijke compositie en samenhang nog te verbeteren:

Actuele situatie De waterpartijen vormen de hoofdmomenten in de parkaanleg, met name de grote slingervijver voor de huisplaats. Deze vijver is ontstaan uit de restanten van de huisgracht en slingert naar het noorden, waar een eiland is gecreëerd. Ter hoogte van dit eiland verandert de vijver in een smalle slingerende bosbeek die door het parkbos loopt en uitmondt in omliggende sloten. De vijver heeft een houten beschoeiing, de bosbeek heeft een natuurlijke, onbeschoeide oever. De vorm van de vijver met een vroeg-landschappelijke slingerende bosbeek is typerend voor J.D. Zocher sr. De grote slingervijver verkeert na het recente herstel in goede conditie. De beek verkeert in redelijke tot goede conditie, op enkele plekken kalft de oever af en zijn bagger en bladophopingen in de beek aanwezig.

Problematiek     

De gracht om de huisplaats is incompleet; De door extensief maaibeheer ontstane hoge oeverbegroeiing op de oevers van de grote vijver maakt de sterke grafische lijnvoering van de vijver onzichtbaar; De actuele bosachtige beplanting op het eilandje in de grote vijver is niet origineel en verstoort de zichtlijnen; De beschoeiing van de vijver is vooral technisch vormgegeven. Dit geeft voor een Zocherpark een te hard en nadrukkelijk aanwezig beeld. De bosbeek sluit niet meer op originele wijze aan op de omringende sloot. Oorspronkelijk lag de aansluiting van de bosbeek nabij de koepelberg, waardoor beide parkdelen fraai in elkaar overvloeiden.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

115


Uiterst linksboven: door het noordelijke parkbos ligt de voor J.D. Zocher sr. typerende brede, slingerende eikenlaan als hoofdontsluiting van het parkdeel. De bermbegroeiing rukt langs de bomen op tot op het pad. Hierdoor vervaagt de historische laanstructuur van bomen in het padprofiel, met daarachter de laanberm.

Uiterst linksonder: in het zuidelijke parkbos is recent een eikenlaan hersteld. Het pad in de laan is als smal wandelpad aangelegd en de bermen worden extensief beheerd. Hierdoor mist de laan het historische laanbeeld dat op de ontwerptekeningen van J.D. Zocher sr. zeer herkenbaar is.

116

Linksboven: solitaire bomen langs de zuidelijke bosrand, gezien vanaf de huisplaats. Oosterbeek heeft hier een fraaie afwisselende structuur met gevarieerde soorten loofbomen en coniferen.

Linksonder: in het noordelijke parkbos wordt de heesterlaag bepaald door grote groepen rododendrons. De heestergroepen dreigen de paden en open ruimten te overgroeien. De parkstructuur heeft bewust Zocherpark-beheer nodig, om de historische opzet duurzaam in stand te houden

Foto’s M. Bos, 2016


Aanbevelingen 

Grote vijver: herstel de oeverbeschoeiing en de oorspronkelijke inrichting van het eiland. Houd de oevers vrij van kruiden door het grasbeheer door te zetten tot aan de waterlijn; Bosbeek: herstel de originele aansluiting op de omringende sloot aan de zuidzijde, herstel lokaal de oeverlijn en bagger lokaal om de bladophopingen te verwijderen; Gracht om huisplaats: herstel het ontbrekende deel van de gracht om de huisplaats zodat de overgang van de huisplaats naar het bospark weer in originele opzet beleefbaar is.

Beplantingen

Actuele situatie Het parkbos is opgedeeld in twee bostypen: aan de noordzijde een oud eikenbos met enkele beuken en kapvlakte in het noordoosten en in het zuiden een oud beukenbos met enkele eiken. Daarbij loopt er langs de randen van het park een brede bosrand. Door de vormgeving van de bossen ontstaat een besloten park met een (open) middendeel en dichte / brede parkbosranden. De bossen verkeren in redelijke conditie. Aan de noordzijde heeft het bos een gesloten kronendak en weinig tot geen onderbegroeiing. Aan de zuidzijde heeft het bos een gesloten kronendak met enkele plekken waar het licht doorgelaten wordt. Op deze plekken en langs de waterpartij is een variatie aan heesters aangeplant. In de huidige situatie is er vrij open zicht in beide bostypen, dit zal in de toekomst deels veranderen gezien de jonge aanplant van heesters in het zuidelijke bos. De actuele aanwezige bosachtige beplanting op het eilandje in de grote vijver is niet origineel en bederft de zichten. Op Oosterbeek zijn enkele lanen en laanrestanten aanwezig. Deze worden per object kort toegelicht. De oprijlaan bestaat uit twee delen, de nieuwe aanplant in het zuiden en de oudere bomen tussen de huizen. Beide delen verkeren in goede conditie. Bij de aanplant van de jonge bomen is echter geen rekening gehouden met het stramien van de oude laanbomen. De laandelen sluiten om deze reden niet op elkaar aan. In het verlengde van de oprijlaan ligt de slingerende eikenlaan, ten oosten van de vijver, die één van de hoofdpaden in het park begeleidt. Deze laan verkeert in matige conditie. De laan is wisselend beleefbaar door sterke uitval van bomen. Aan de oostzijde van de waterpartij staat een beukenlaan ter begeleiding van een pad, die in goede conditie verkeert. Een recent aangeplante eikenlaan in het oosten van het park verkeert in goede conditie. In het zuidoosten van het parkbos nabij het koepelbergje staat in het bos een oorspronkelijke eikenlaan waar geen pad doorheen loopt. Deze laan verkeert in redelijke conditie maar wordt door het bos deels verdrukt.

In de parkaanleg staan enkele solitaire bomen. Deze staan voornamelijk rond het voormalige hoofdhuis en op de zonneweide naast de grote vijver. Deze bomen op de huisplaats zijn relatief jong en verkeren in goede conditie. Twee oude beukenbomen staan ten westen van de waterpartij. Deze bomen zijn in goede conditie, al is recent een grote tak afgebroken in de treurbeuk. Overige solitaire bomen zijn met de jaren vermoedelijk opgenomen in de bosstructuur. Door het gehele park heen staan heestergroepen. Deze zijn voornamelijk bij het recente herstelplan aangeplant. Per terreintype zullen globaal de aanwezige vormen van heesters besproken worden. In het bos komen twee typen voor: recent aangeplante groepen rododendrons en recent aangeplant bosstruweel aan de oostzijde langs het Vogelreservaat. De rododendrons staan in groepen verspreid in het bos, voornamelijk langs de oevers van de waterpartijen. De groepen verkeren in goede conditie, maar zijn op enkele locaties zodanig uitgegroeid dat het zicht op de beek wordt belemmerd. Het bosplantsoen verkeert in goede conditie. In de zonneweide te zuiden van de grote vijver staan op diverse plekken grote groepen. Aan de zuidwestzijde van de vijver staat een recent aangeplante groep rododendrons die de kop van de vijver omarmt. Aan de westzijde van het huisperceel is recent een bonte variatie aan sierheesters aangeplant in een ovale vorm. En aan de oostzijde van de huisplaats zijn onder bomen sierheesters aangeplant. Deze groepen verkeren in goede conditie. Ten westen en oosten van de waterpartij liggen grasvelden. Het grasveld aan de westzijde is een zonneweide. De oevers langs de waterpartij worden beheerd als kruidenrijk grasland, verschillende kleurrijke kruiden komen hierin voor. De grasvelden verkeren in goede conditie. In verband met historisch beheer is het aan te raden om de oever aan de zuidzijde nabij de huisplaats te beheren als gazon.

Problematiek 

 

Parkbos: de parkaanleg is op een aantal plekken nog steeds sterk verbost en verwilderd. Typerend voor J.D. Zocher sr. is de afwisseling tussen open gazon, bomenweides en bos en de manier waarop deze elementen in elkaar overvloeien. In de huidige parkaanleg is deze thematische aanleg in verschraalde staat aanwezig. De bosvakken bestaan voornamelijk uit dezelfde boom- en heestersoorten waardoor de parkdelen een eenduidige aanleg hebben gekregen; Lanen: het stelsel van eikenlanen verkeert deels in slechte staat en is zeer incompleet; Heesters: het sortiment van de beplanting in het park is sterk verschraald. Met de recente verbeteringen is veel variatie aangebracht, maar de wijze van aanplant in grote groepen van dezelfde soort komt niet overeen met de planttraditie van de Zochers. Ook kan er meer variatie worden toegepast in gebruikte soorten.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

117


Uiterst linksboven: de parkbosrand ten noorden van de grote vijver. De structuur van de bosrand is aan het vervallen door ouderdom van de bomen, wildgroei en het niet herplanten van gevarieerde sierbomen in de parkrand. Foto M. Bos 2016

118

Uiterst linksonder: reliĂŤf dat door J.D. Zocher sr. is vormgegeven, neemt op Oosterbeek een bescheiden plaats in. In het zuidelijke parkbos ligt in een ruime bocht van de beek een heuvel. Deze heeft aan de parkzijde flauwe hellingen en aan de beekzijde een steile helling, wat de natuurlijke en landschappelijke uitstraling van de parkaanleg versterkt.

Links: beukenlaan door het zuidelijke parkbos. Door uitval van bomen is de laanstructuur aan het vervagen. Het pad heeft intensiever onderhoud nodig, om de strakke, slingerende lijnvoering beleefbaar te houden en tot zijn recht te laten komen. Foto’s K. Aschman, 2016


Aanbevelingen

Reliëf

Actuele situatie

Parkbos: het bos actief beheren om de variatie in boomsoorten te versterken en te behouden, indien nodig diverse boomsoorten aanplanten. De variatie in het bos versterken door het parkbos af te wisselen met graslandjes en boomweides. De zichten in het bos op de waterpartij versterken door de oevers afwisselend te bekleden met bomen, heesters en grasland; Lanen: herstel van de beplanting als eikenlaan langs de hoofdstructuur van de wandelpaden. Indien nodig de bosvakken aan weerszijden van de laan dunnen; Heesters: aanbrengen van verschillende heestersoorten in het parkbos, boomweides, bosranden en graslanden ter versterking van het parkdeel en ter begeleiding van zichtlijnen; Grasveld: maaibeheer van het grasveld doorzetten tot aan de oevers om verruiging te voorkomen.

Wegen en paden

In het park komen op enkele plekken grondwerken / ontworpen accidentatie voor. De subtiele undulaties en glooiingen langs de waterpartijen zijn aangelegd naar ontwerp van J.D. Zocher sr. Deze accidentatie is aangebracht langs de oevers van de beek met als hoogtepunt een heuveltje aan de noordwestzijde, vanwaar oorspronkelijk uitzicht was op de (niet meer bestaande) boerderij ‘t Uylenest. Deze accidentaties rondom de beek verkeren in redelijke tot goede conditie. De hoge grondwerken van de drie bewaard gebleven bunkers aan de noordzijde van het park vormen een markante verschijning maar ze verstoren de historische parkaanleg nauwelijks. Deze bunkers vormen een losstaand element in de parkaanleg.

Problematiek Het reliëf van de heuvel langs het zuidelijke deel van de ‘bosbeek’ is beschadigd en op enkele plekken is het oevertalud langs de bosbeek afgekalfd.

Actuele situatie Vanaf de zuidelijke toegang tot vlak na de woningen ligt de toegangsweg in asfalt. Deze weg verkeert in goede conditie. De wandelpaden van Oosterbeek zijn gelegd in grind zonder kantopsluiting. De paden verkeren in redelijke conditie. De randen van de paden zijn rommelig door weglopend grind. Op enkele plekken zitten er graspollen in het pad en maaisel van het gras blijft op het pad liggen. De ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. is in het padenstelsel in essentie, maar incompleet aanwezig. Herkenbaar zijn de slingerende paden met relatief strakke bochtstralen die door verschillende thematische parkdelen voert waarbij door middel van lanen een onderscheid is gemaakt tussen de hoofd- en substructuur. De oorspronkelijke padenstructuur is fijnmaziger geweest. Zo missen enkele doorsteken tussen de paden en zijn delen van het terrein, bijvoorbeeld de koepelberg, onbereikbaar.

Aanbevelingen 

Het reliëf van de heuvel en de oevertaluds herstellen.

Bouwwerken en tuinsieraden

Actuele situatie In het park komen diverse bouwwerken en tuinsieraden voor:  Hoofdhuis, aangegeven met een stenen rand (21e eeuw);  Overige gebouwen: tuinmanswoning (19e eeuw, rijksmonument), garage (20e eeuw) en chauffeurswoning (20e eeuw), diverse opstallen aan de oostzijde van het park (20e eeuw) en drie bunkers (1940-1945) aan de noordzijde van het park;  Overige elementen: bruggen, toegangshek in art deco-stijl, verkeersborden, banken, anti-parkeerpaaltjes, prullenbak (allen 20e en 21e eeuw).

Problematiek Het patroon van wegen en paden is in bepaalde parkdelen incompleet waardoor de beleving van deze parkdelen is verschraald.

Aanbevelingen   

Aanvullen van de padenstructuur om alle gebieden in het park te kunnen bereiken; Versterken van de architectonische lijnenstructuur van de paden door de paden vast te leggen; Herstellen van het profiel van de paden en de paden schoon houden van onkruid en maaisel.

Problematiek De aanwezige woonhuizen en schuren en de omliggende tuinen zijn niet echt onderdeel van de aanleg door al te nadrukkelijk geplaatste moderne erfafscheidingen, schuttingen en hekwerken.

Aanbevelingen  

Aandacht voor een fraaiere en passende oplossing voor erfafscheiding van de tuinen van de aanwezige woonhuizen; Bij herstel en / of vervanging van bouwkundige elementen rekening houden met de parksfeer en in de geest van Zocher elementen terugplaatsen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

119


Foto van B. Bruining uit 1872 De parkaanleg van Raaphorst (Wassenaar) in 1872, gezien vanaf de seringenberg naar het zuidwesten. Op de voorgrond het gevarieerde, aantrekkelijke parklandschap op Raaphorst, tegen de achtergrond van het bos van Eikenhorst. Oude afbeeldingen en foto’s zijn een belangrijke bron om de opbouw van de 19e-eeuwse parkcompositie te leren begrijpen. In combinatie met historische gegevens geven zij directe handvatten om de parkaanleg te ‘lezen’. Dit is een eerste basis om in het actuele park de juiste beheermaatregelen op te zetten.

120

Op basis van de historische gegevens is de parkaanleg op de foto als volgt te lezen: Op Raaphorst zijn de oudste parkbomen vanaf 1783 geplant door eigenaar Pieter Twent. De jongvolwassen bomen zijn rond 1840 geplant op advies van J.D. Zocher jr. en de jonge bomen rond 1855 op het advies van C.A.E. Petzold. Goed zichtbaar is hoe een wandelpad door een parkaanleg hoort te voeren, langs open weiden en gesloten beplanting. De overgang tussen gras en beplanting is strak vormgegeven, maar is geen ‘harde’ grens door de toepassing van solitaire bomen en heestergroepen langs de bosranden. Coll. KHA, kopie in coll. GAW, id.nr 46040


4.5 Kennisbehoefte bij de parkbeheerders “Ook het veelvuldig bekijken van het werk van Zocher helpt bij het nemen van beslissingen, je moet gaan denken als Zocher.” (Marcel Valentijn, tuinbaas Huis te Linschoten) Om deze handreiking Zocherparken bruikbaar te laten zijn in de beheerpraktijk, is aan tuinbazen en groenbeheerders in het plangebied een vragenlijst met betrekking tot "hun" Zocherpark voorgelegd. De vragenlijst had betrekking op hun ervaring en vragen bij het beheer en de instandhouding van het betreffende park. Schriftelijk en telefonisch zijn de parkbeheerders van de bestaande Zocherparken in het plangebied hierover benaderd. De (inhoudelijke) respons hierop was te weinig om als gerichte basis voor de handreiking te dienen. Daarom is de vraag naar de kennisbehoefte breder uitgezet bij enkele beheerders van Zocherparken elders in het land. Van de dertien Zocherpark-beheerders in het plangebied waren twee beheerders zich er niet van bewust dat zij een Zocherpark beheren. Het betreft in beide gevallen parken waar later (grote) aanpassingen hebben plaatsgevonden. De parkbeheerders zijn zonder uitzondering enthousiast over ‘hun’ park. Bij de meeste beheerders bestaat een grote behoefte aan kennis over de historische achtergrond van hun park en hoe zij die op verantwoorde wijze kunnen toepassen in het parkbeheer. Twee tuinbazen vonden dat de (vervaagde) Zocherstructuren te veel aandacht krijgen ten opzichte van de actuele situatie.

van de buitenplaats is vaak niet bekend. De term ‘het park is van Zocher’ blijft daarmee vaak een algemeen begrip, waarin vooral de naam van Zocher een zekere status geeft. Het gebrek aan inhoudelijke informatie over de specifieke Zocherkenmerken van het park wordt door de meeste parkbeheerders als een gemis ervaren. De vragen die rond het beheer en herstel van een Zocherpark leven, zijn zeer praktisch en gericht op specifieke parklocaties: welke beplanting(ssoorten) pas ik toe? Welke zichtassen, vijvervorm en -afwerking? Bij Zocherparken die nu als openbaar park fungeren, hebben de betreffende beheerders behoefte aan informatie hoe de Zocher-aanleg ‘publieks-proof’ kan worden beheerd. De parkaanleg in eerste instantie bekijken als één samenhangende compositie is daarbij vaak een onderbelicht thema. Een eerste toelichting hierover tijdens de gesprekken blijkt een eyeopener voor beheerders. De manier waarop het park een samenhangende compositie vormt, als basiskenmerk van een Zocher-ontwerp, is daarmee een belangrijk startpunt voor de handreiking. Van daaruit kan gericht ingezoomd worden op de structuurelementen en algemene principes van de invulling. Deze basisbeschrijvingen geven de parkbeheerder handvatten om gericht locatiespecifieke maatregelen uit te werken. De vragen op detailniveau van de betreffende buitenplaats, zoals een toegesneden streefbeeld en beplantingsplan met soortenkeuze, kunnen worden aangescherpt aan de hand van de basisprincipes in de handreiking.

Verschillende tuinbazen doen zelf onderzoek naar historische achtergronden en geven hier een interpretatie van in hun parkbeheer. Het specifieke ‘Zocher-aspect’

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

121


Voor Kasteel Keukenhof is in 1854 door J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher een ontwerp gemaakt. Dit ontwerp is uitgevoerd en in de huidige parkaanleg nog zichtbaar. Wel is de nadruk met de jaren steeds meer komen te liggen op bollen die op kunstzinnige wijze worden gepresenteerd. Coll. Nationaal Archief Links: 930-2115, 04-‘79 Rechtsboven: 912-3552, 04-‘61 Rechtsonder: 924-4438, 04-’71

122


4.6 Conclusie In dit hoofdstuk is geïnventariseerd aan welke projecten de Zochers in ZuidHolland hebben gewerkt. Ook is geïnventariseerd hoe in het plangebied de actuele situatie van hun parken is en welke beheervraagstukken daarbij spelen. Landgoederenzone Zuid-Holland hofleverancier van Zocherparken De familie Zocher heeft in de provincie Zuid-Holland aan 64 objecten gewerkt, waarvan 45 buitenplaatsen. Binnen het plangebied van dit onderzoek, in het zuidelijke deel van de Landgoederenzone Zuid-Holland, hebben de Zochers gewerkt aan 21 buitenplaatsen (47% van het totaal). Van de 19 uitgevoerde Zocherparken in het plangebied zijn nog 14 parken in wisselende staat aanwezig. De Landgoederenzone Zuid-Holland is daarmee tot op heden hofleverancier van Zocherparken in de provincie:  Het herbergt tuinhistorisch een zeldzame schat;  Van deze schat is per park weinig schriftelijk gedocumenteerde kennis voorhanden: de betrokkenheid van een Zocher blijkt alleen uit kasboekvermeldingen, opmetingskaarten en literatuur;  Om de werkwijze van de Zochers beter te begrijpen, is analyse van de door hun aangelegde parken en ontwerpen buiten het plangebied nodig. Zocher-ontwerpstijl op hoofdlijn herkenbaar aanwezig Uit analyse van en veldbezoek aan 12 van de 14 bestaande Zocherparken blijkt dat geen enkele parkaanleg gaaf bewaard is gebleven. Bij alle parken is de omvang gereduceerd en de resterende parkaanleg sterk verschraald. De ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. of jr. is op hoofdlijnen echter nog steeds herkenbaar. Dit uit zich als volgt:  Waterpartijen en reliëf; de best bewaarde structuurelementen in de parken;  De ontworpen massa-ruimteverhouding; die is in grote lijnen herkenbaar, maar de kenmerkende afwerking en detaillering heeft aan belang ingeboet.  Per park is de historische padenstructuur verschillend bewaard gebleven. Dit varieert van goed herkenbaar tot vrijwel geheel verdwenen. Kenmerkende Zocher-detaillering verdwenen De meeste parken hebben hun kenmerkende scherpte in lijnvoering verloren. Hierdoor missen de parken de gestyleerde uitstraling die Zocherparken zo bijzonder en gewild maakten.  De strak vormgegeven randen tussen paden, gras en opgaande beplanting zijn veelal verrommeld, waardoor het heldere beeld dat een Zocherpark kenmerkt is verdwenen;  De overgang van open ruimte naar opgaande beplanting is verhard door het verdwijnen van solitaire bomen en van randen met sierbomen en –heesters.

Staat van onderhoud: redelijk tot matig De staat van onderhoud van de meeste parken varieert van redelijk tot matig. Daarbij is onderscheid gemaakt in de gaafheid van de ruimtelijke opzet en de onderhoudstoestand van de parkaanleg. Met name beplantingen en padenstructuren in de 12 parken, hebben door verwildering, aanpassing en een niet op de Zocher-kenmerken gericht beheer hun oorspronkelijke Zocher-aspect vaak zowel in ruimtelijk opzet als in soortensamenstelling verloren.  De bestaande beplanting uit de Zocherperiode bestaat in ieder park uit nog slechts enkele bomen. Soms zijn bomen herplant, maar meestal is het parkbos verwilderd doorgegroeid.  De originele heesters zijn vanwege de natuurlijke levensduur overal verdwenen. De heesterstructuur is doorgaans niet onderhouden en verjongd, waardoor dit belangrijke parkelement vaak is vervaagd tot verwilderde ondergroei. De opgave: kwaliteitsimpuls en kennisvermeerdering De historisch waardevolle Zocherparken hebben voor hun duurzame toekomst op alle vlakken een kwaliteitsimpuls nodig. De opgave daarin is om bij beheer en herstel allereerst een Zocherpark te beschouwen als een samenhangende totaalbeleving. Van daaruit kan gericht worden gekeken naar de verschillende structuurelementen waaruit het park is opgebouwd. Deze integrale aanpak van een park is de basis voor een Zocher-gericht beheer van de parken en een verbetering van de algehele onderhoudstoestand. De parkbeheerders zijn zich er vrijwel allemaal van bewust dat zij een Zocherpark beheren en dat veel kenmerkende finesses verloren (zijn ge)gaan. Duidelijke informatie over hoe dit tij te keren, ontbreekt tot op heden. De beheerders hebben daarom grote behoefte aan specifieke, gedetailleerde kennis voor behoud en herstel van hun park. Hiervoor biedt hoofdstuk 5 algemene handvatten, als basis voor het nader onderzoek naar historie en opbouw van een specifiek park. Nader onderzoek noodzakelijk Voor dit project is gekeken naar de Zocherparken op buitenplaatsen. Alleen al dit oeuvre-deel geeft een schat aan informatie over de Zocherwerkwijze en de actuele onderhoudsbehoefte. Voor verdieping van de kennis over het werk van de familie Zocher, wordt aanbevolen om ook hun stads– en villaparken en begraafplaatsen in Zuid-Holland te onderzoeken. In dit bredere oeuvre speelt de Zocherrijke stad Rotterdam een belangrijke rol. Om het historisch en actueel belang van het Zocher-oeuvre in een integrale, bredere context te kunnen plaatsen, verdient het ook aanbeveling het onderzoek uit te breiden naar de andere provincies. ‘Zogher, de fameuse aanlegger’

123


124


5

Help! Ik heb een Zocherpark De parken van de Zochers worden tegenwoordig, zo’n 200 tot 150 jaar na aanleg, nog steeds hoog gewaardeerd. Hieruit blijkt de kracht die aan een typisch Zocherontwerp ten grondslag ligt. De parkaanleg verbeeldt altijd een ideaal arcadisch landschap, waarin verwijzingen naar de klassieke oudheid worden gecombineerd met grote vijverpartijen, die natuurlijke en landschappelijke waterlopen verbeelden, rondwandelingen met steeds wisselende uitzichten en een fraaie beplanting van bomen, heesters, bloemperken en grasvelden. In de parken van de Zochers zijn deze aspecten zelfs circa 200 jaar na aanleg nog beleefbaar. Tegenwoordig hangt er in de beter bewaarde Zocherparken doorgaans een verstilde en soms zelfs deftige sfeer. Dit wordt veroorzaakt door de harmonisch ogende aanleg in landschapsstijl en de sobere, tot monumentaal formaat uitgegroeide, oude boombeplanting. In sommige gevallen is het verwaarlozing die bijdraagt aan het effect van verstilling. Er zijn echter ook Zocherparken die minder goed zijn bewaard. Deze zijn fragmentarisch bewaard gebleven en / of zijn in een latere periode sterk gewijzigd. Ook komt het voor dat de parkaanleg in een slechte staat verkeert. In deze parken is het Zocheraspect minder goed beleefbaar, maar altijd schemert er nog iets van de vergane glorie doorheen. Het beheer van een Zocherpark blijkt in de praktijk een grote en tegelijkertijd uitdagende opgave voor eigenaren en beheerders. Vaak is er het gevoel dat er ‘iets’ mis is aan de parkaanleg. Ook rijzen diepgaande vragen als: hoe zag het ontwerp er eigenlijk uit en op welke manier kunnen we dat ontwerp weer terugbrengen? En hoe komen we aan de kennis die nodig is voor het herstel en beheer van een Zocherpark? De beplanting blijkt in de meeste parken de belangrijkste uitdaging. Verjongen en herplanten is daarom één van de belangrijkste opgaven bij het voortbestaan van het Zocher-erfgoed in de komende decennia. Hoofduitgangspunt daarbij is dat een Zocherpark één samenhangend geheel vormt (zie §5.4).

Het proces van het maken van een beheerplan is hier weergegeven in de vorm van een diagram

   

soortenrijkdom); Wandelpaden zijn sterk gewijzigd of afwezig; De aanleg is versnipperd over verschillende eigenaren; Hoe ga je om met natuurwaarden?; Het parkbeeld wordt gedomineerd door later ingebrachte bouwwerken, tuinen en andere voorzieningen.

In de dagelijkse praktijk van het beheer van een Zocherpark blijkt dat de typische Zocheraspecten vaak nog aanwezig zijn, maar in sterk wisselende mate zijn aangetast. Daarom zijn veel Zuid-Hollandse Zocherparken toe aan goed doordachte toekomstvisies, herstel- en beheerplannen, met nadrukkelijk aandacht voor de Zocheraspecten. Herstel van de historische ruimtelijke opzet blijkt vaak verrassend goed te combineren met hedendaagse vormen van parkgebruik en beleving van de historische parkaanleg. Ook is gebleken dat de typische Zocheraspecten van een historische aanleg vaak door de beheerder niet genoeg worden herkend en in de planvorming zijn verwerkt. In het voorliggende hoofdstuk komen daarom alle stappen en aandachtpunten kort aan de orde, die moeten worden doorlopen bij het opstellen van een toekomstvisie voor het Zocheraspect van een parkaanleg. Vóórdat keuzes worden gemaakt op het gebied van doelstelling, streefbeeld, herstelwerkzaamheden en beheermethodes (§ 5.3) is het belangrijk de ontwikkelingsgeschiedenis van de parkaanleg te onderzoeken (zie § 5.1). Het terrein zelf vormt de belangrijkste bron. Historisch onderzoek aan de hand van (historisch) kaartmateriaal en ontwerptekeningen, afbeeldingen en geschreven bronnen brengt in beeld wanneer de Zocheraanleg is ontstaan en welke Zocher betrokken is geweest. Onderzoek maakt tevens duidelijk welke oudere en / of nieuwere tijdslagen in de aanleg aanwezig zijn.

Om Zocherparken te herstellen en de instandhouding voor de toekomst te waarborgen is zorgvuldig overwogen beheer en onderhoud nodig. Veelvoorkomende problemen en uitdagingen bij het beheer van Zocherparken zijn:  Algeheel verlies aan parkbeleving, uitstraling en schoonheid;  Oorspronkelijke boombeplanting is aan het einde van de levensduur;  Beplanting is uit proportie gegroeid en doorzichten geblokkeerd;  Oorspronkelijke boom- en heesterbeplanting is geheel verdwenen;  Beplanting heeft haar oorspronkelijke diversiteit verloren (verschraling van de

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

125


Een overzicht van historische documenten van Duivenvoorde: Uiterst linksboven: Topografische Militaire Kaart van circa 1850. Deze kaart laat het begin zien van de aanleg van J.D. Zocher jr. Dit is bijvoorbeeld te zien in de oprijlaan en de vijver voor het hoofdhuis en de aanleg met open weides achter het huis.

Uiterst links midden: de luchtfoto van Duivenvoorde van 1937. Op deze foto is de gehele parkaanleg met gebogen padenpatronen en open weiden van J.D. Zocher jr. zeer duidelijk zichtbaar.

126 Onderin: een uitsnede van het kasboek van 1837 van Duivenvoorde, waarop zichtbaar is dat J.D. Zocher jr. betaald is voor het maken van het ontwerp. Coll. Kasteel Duivenvoorde

Links: foto’s worden genomen ter herinnering aan een locatie of een activiteit maar geven ook veel informatie over het landschap. Op deze foto van 1918 is de parkaanleg van Duivenvoorde zichtbaar. De brug op de achtergrond is nog steeds aanwezig in de huidige parkaanleg, evenals de strakke belijning van de gebogen en open oever. Coll Rijksdienst Cultureel Erfgoed Obj.nr. 195.561


5.1 Onderzoek de ontwikkelingsgeschiedenis Literatuur Begin met het lezen van literatuur over de buitenplaats. Bijna altijd is er in een artikel of boek al wel geschreven over de buitenplaats. De bestaande literatuur vormt een goede inleiding op het onderzoek en helpt met het opsporen van beschikbaar archiefmateriaal. Kaartmateriaal en ontwerptekeningen In het gunstigste geval is er een ontwerp bekend van de parkaanleg door één van de Zochers. In de praktijk is dit echter eerder uitzondering dan regel. Als er een ontwerptekening beschikbaar is, kan die worden gebruikt om te bepalen welke onderdelen van het ontwerp zijn uitgevoerd. Let op: tussen de ontwerptekening en de uitgevoerde aanleg kan veel verschil bestaan. Het komt vaak voor dat onderdelen van het ontwerp tijdens de aanleg naar smaak en behoefte werden gewijzigd. Kaartmateriaal is er in diverse vormen en maten en uit verschillende perioden. De oudste kadastrale kaarten uit het begin van de 19e eeuw (Kadastraal Minuutplan) en de bijbehorende perceelsbeschrijving (Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel) geven gedetailleerde betrouwbare informatie en zijn een belangrijke bron voor het onderzoek. Vanaf 1850 zijn er opeenvolgende topografische kaarten beschikbaar, waarop de ontwikkeling van de parkaanleg in grove lijnen kan worden gevolgd (zie kadertekst). Beeldmateriaal Beeldmateriaal geeft inzicht in de ruimtelijke indeling van de parkaanleg door de jaren heen. Dit betreft schilderijen, aquarellen, tekeningen, gravures en vanaf het eind van de 19e eeuw (familie)foto’s en ansichtkaarten. Familiefoto’s tonen eigenaren, familieleden en bezoekers die trots poseren in hun park. Vooral foto’s geven een gedetailleerd en betrouwbaar beeld van de parkaanleg. Geschreven bronnen Geschreven bronnen geven inzicht in het reilen en zeilen van het park. In kasboeken, brieven en dagboeken zijn vermeldingen van wijzigingen in de parkaanleg terug te vinden. Het terrein als bron Ook de huidige parkaanleg zelf is een belangrijke bron voor het doorgronden van de ontwikkelingsgeschiedenis. Allerlei restanten en fenomenen in de aanleg zoals ooit vrijstaande bomen, terreinverhogingen, dichtgegroeide open ruimten en resten van (voormalige) paden vertellen een deel van het verhaal. Om in de actuele parkaanleg de Zocheraanleg te herkennen, is het van belang om de

ontwerpstijl van de desbetreffende Zocher te doorgronden. De ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. en jr. staat omschreven in hoofdstuk 3. Zowel vader als zoon staan erom bekend dat ze zeer stijlvast te werk gaan bij hun parkontwerpen. Wees erop verdacht, dat de hier beschreven ontwerpstijl algemeen van aard is en niet specifiek. Elk park is door de Zochers op maat ontworpen. Daarbij zijn de diverse elementen op eigen wijze gecomponeerd tot een uniek ensemble. Ook is het raadzaam om andere parken van de desbetreffende Zocher te bezoeken. Op die manier kan de ontwerpstijl op een praktische manier worden herkend. Daarbij geeft een bezoek inzicht in de parkbeleving, de structuren en de lijnwerking. Een ander voordeel is dat de aanleg van andere Zocherparken als vergelijkingsmateriaal kan dienen voor het eigen park. Kijk bij veldonderzoek naar de parkaanleg in zijn geheel en naar de structuurdragende elementen. Waterpartij(en), oude bomen, padenstructuren en zichtlijnen bieden hierbij het meeste houvast omdat zij het meest vorm- en locatievast zijn. Over het algemeen veranderen of verdwijnen deze elementen alleen bij een structurele reorganisatie van de parkaanleg of bij afkaveling van de parkaanleg. Probeer per structuurelement te achterhalen in welke tijdsperiode het is ontstaan. Uiteraard kan een element uit een oudere laag gehandhaafd en hergebruikt zijn. Door literatuur, kaartmateriaal, beeldmateriaal, geschreven bronnen en het terrein als bron te combineren krijg je inzicht welke Zocher heeft gewerkt aan de parkaanleg, wanneer dit heeft plaatsgevonden, welke parkdelen zijn omgevormd, wat de ruimtelijke indeling van deze parkdelen was en of deze parkdelen nog onderdeel uitmaken van de huidige begrenzing van de buitenplaats of het landgoed.

Bovenstaande is een beperkte omschrijving van de diverse aspecten die komen kijken bij een tuinhistorisch onderzoek. In de ‘Richtlijnen Tuinhistorisch Onderzoek’ (Amersfoort, 2012) wordt de methodologie van tuinhistorisch onderzoek in detail uiteengezet, net als het belang van een tuinhistorische waardestelling. Informatieve websites voor historisch onderzoek:  Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl)  Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed (www.beeldbank.cultureelerfgoed.nl)  Gemeente en provincie archieven  Overzicht van de Nederlandse archieven (www.archieven.nl)  Overzicht van diverse topografische kaarten (www.topotijdreis.nl)

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

127


Het J.D. Zocher jr.-park van Dordwijk (Dordrecht). Het oog wordt op aantrekkelijke wijze door de aanleg geleid. Dit komt omdat de verschillende structuurelementen niet op zichzelf staan, maar een doordachte, samenhangende ruimtelijke compositie vormen: de slingerende vijver met glooiende oevers, de afwisselende boomsoorten, een pad dat uitnodigt om verder te wandelen en de aankleding van het geheel met een fraaie brug en oranjerie. Het park is rond 2000 hersteld. Coll. Particuliere Historische Buitenplaatsen, 2004

128


5.2 Hoe staat de Zocheraanleg er nu bij? Maak na het historisch onderzoek een opname van de actuele situatie van de parkaanleg. Daarbij staan de volgende vragen centraal:  Uit welke onderdelen bestaat de aanleg?  Wat is de actuele staat van onderhoud?  Wat zijn grote en kleine beheervraagstukken die in de nabije toekomst aandacht nodig hebben? Maak de opname aan de hand van de volgende structuurelementen:  Waterpartijen, met als aandachtspunten:  Het onderscheid tussen beeldbepalende ornamentele waterpartijen (vijvers, ‘rivieren’ en ‘beeklopen’) en functionele watergangen (omringende sloten en watergangen);  Oeverbelijning, oeverafwerking (wijze van beschoeien), opbouw talud; opslag van elzen en berken en dergelijke op de oeverlijn;  Waterpeil (te laag of te hoog) en visuele waterkwaliteit (helderheid, spiegelende werking, etc.), noodzaak en tijdstip baggeren.  Beplantingen, met als aandachtspunten:  Bossen: variatie aan boomsoorten, locatie, leeftijdsopbouw, onderbegroeiing (heesters en voormalig hakhout), bosranden, doorzichten;  Lanen: locatie, laanstructuren, boomsoort, leeftijd, profielopbouw;  Solitaire bomen: locatie, boomsoort, leeftijd, (visuele) gezondheid; NB. Let bij het zoeken naar oude elementen en structuren vooral op de (kroonvorm van) oude eiken en linden. Beuken kunnen snel groeien en door hun omvang ouder lijken dan zij zijn.  Moestuin: locatie, structuur en ruimtelijke opbouw;  Heesters: variatie aan heestersoorten, locatie, leeftijdsopbouw, doorzichten;  Vakken met vaste planten en éénjarige beplanting: locaties en soorten;  Grasvelden: locatie, contouren en reliëf, soortenrijk of soortenarm.  Wegen en paden, met als aandachtpunten:  Locatie, de opbouw van de padenstructuur, materiaal, opsluiting, onderhoudstoestand.  Reliëf: locatie, hoogte; heeft het reliëf een natuurlijke of kunstmatige oorsprong? Hoe heeft Zocher het reliëf bewerkt of gevormd?;  Bouwwerken en tuinsieraden: gebouwen, hekwerken, bruggen, tuinsieraden, tuinmuren, kassen, broeibakken, zitbanken, prullenbakken.

Bij deze inventarisatie kan het praktisch zijn om het park in te delen in deelgebieden. De indeling van deelgebieden wordt bepaald op basis van de specifieke functie of het hoofdthema van het parkdeel (bijvoorbeeld een indeling in: Voorpark, Achterpark, Bospark, Vijverpark, Ronde weide, Moestuin etc.). Beoordeel vervolgens de parkaanleg op basis van gaafheid en staat van onderhoud. Dit kan als geheel, of meer gedetailleerd per deelgebied en / of structuurelement. Bepaal door middel van vergelijking met de verzamelde historische kaarten en afbeeldingen of de aanleg in originele staat verkeert en of er in de loop der tijd wijzigingen zijn doorgevoerd. De kwaliteit wordt beoordeeld in de categorieën slecht / matig / redelijk / goed. Geef de bevindingen weer op een kaart. Na de inventarisatie volgt een analysefase. Bedenk daarin ook wat de hoofdontwikkelingsrichting is van de aanleg en de diverse structuurelementen. Stel aan de hand van het systematisch doorwerken van de bovenstaande punten vast wat de grote en kleine opgaven voor de toekomst zijn. Is te verwachten dat de oude bomen in de aanleg binnenkort aan het einde van hun levensloop komen? Of vragen de waterpartijen de meeste aandacht? Benoem voor alle onderdelen welke opgave er liggen en maak dan keuzes aan de hand van budget, gewenste focus, etc. Een beoordeling van bovenstaande punten geeft aan waar de belangrijkste zorg– en verbeterpunten liggen.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

129


Deze foto is genomen op Oosterbeek, vlak na het herstel van de parkaanleg. Tijdens dit herstel is onder andere de contour van de waterpartij hersteld. Ook zijn de solitaire bomen fraai vrijgezet waardoor de verschillende structuren en kleuren goed beleefbaar zijn. Foto P. Verhoeff, 2014

130


5.3 Maak een herstel- en beheerplan Het onderhouden en beheren van een historische parkaanleg is een grote uitdaging. De beheerder moet rekening houden met wet– en regelgeving (zie kader), beperkingen in beheer- en onderhoudsmogelijkheden (tijd, materiaal, zeggenschap, etc.), eventueel verschillende eigenaren en met het feit dat er aanzienlijk minder personeel is dan in de periode van aanleg. Ook de parkaanleg zelf vormt vanwege veroudering vaak een bron van zorgen. Toch kan de beleefbaarheid van Zocherparken met de juiste beheermaatregelen sterk worden verbeterd. In deze paragraaf wordt beschreven hoe je een Zocherpark planmatig kan beheren, verbeteren of herstellen door gebruik te maken van een goed onderbouwde en realistische doelstelling, streefbeeld en een beheerplan.

Herstelplan van Vredenoord Ontwerp P. Verhoeff, 2014

Formuleer een toekomstvisie en een doelstelling De toekomstvisie en doelstelling dienen als basis voor het streefbeeld en beheerplan, samen met de ontwikkelingsgeschiedenis en de actuele staat van onderhoud. In de doelstelling leg je vast wat het hoofddoel van het park is en wat de ontwikkelingsrichting in de komende beheerperiode wordt: wat heb je, wat wil je behouden, wat wil je herstellen? Kijk naar andere eisen vanuit gebruik, natuur en archeologie en bedenk wat de prioriteiten zijn. Overweeg hierbij de volgende vragen (NB als het park niet is opengesteld kunnen enkele vragen worden overgeslagen):  In welke mate is het park opengesteld?;  Wat is de bezoekersdruk in het park en welke voorzieningsmaatregelen moeten hiervoor getroffen worden?;  Welke functies heeft het park / moet het park bezitten en welke voorzieningen moeten hiervoor getroffen worden?;  De gelaagdheid van een park maakt dat er ook andere niet Zocher-onderdelen en latere toevoegingen in de aanleg aanwezig kunnen zijn die een eigen intrinsieke cultuurhistorische waarde hebben waarmee rekening gehouden dient te worden. Hoe ga je hiermee om?;  Naast cultuurhistorische waarden heeft een parkaanleg ook andere waarden waarmee rekening gehouden dient te worden, zoals natuurwaarden en archeologische waarden. Hoe ga je hiermee om?;  Welke vergunningen zijn noodzakelijk inzake herstel en beheer?  Welke watergangen vallen onder het Waterschap? Is er een samenwerking mogelijk en zo ja, op welke manier?  Welke onderdelen zijn subsidiabel?

Bepaal het streefbeeld Het streefbeeld is een concrete uitwerking van de doelstelling. In een streefbeeld omschrijf je het gewenste eindproduct in woord en beeld, maak je een ontwerp voor een samenhangende ruimtelijke compositie en werk je dit uit aan de hand van de verschillende structuurelementen. Hier verantwoord je per onderdeel de gemaakte keuzen. Enkele aandachtspunten bij het ontwikkelen van het streefbeeld zijn de inpassing van recentere tijdslagen, de mate van openstelling en hedendaagse voorzieningen. Het is mogelijk dat er ná de aanleg door Zocher wijzigingen zijn doorgevoerd in de parkaanleg door landschapsarchitecten of eigenaren, bijvoorbeeld om te voldoen aan hedendaagse eisen aan een park. Deze wijzigingen kunnen cultuurhistorische waarde hebben. Welke tijdslaag voorrang krijgt in het streefbeeld moet zorgvuldig worden overwogen. Als recente wijzigingen worden gehandhaafd, moet gekeken worden naar de mate van inpassing in de Zocheraanleg, en hoe deze inpassing geoptimaliseerd kan worden met respect voor en behoud van beide tijdsperiodes. Veel Zocherparken zijn geheel of gedeeltelijk opengesteld voor publiek. De hoeveelheid bezoekers is mede bepalend voor de keuzes die je maakt. Aanpassingen aan hoge bezoekersaantallen hoeven geen afbreuk te doen aan de beleefbaarheid van Zocher en de algehele parkbeleving van de bezoeker. Voorbeelden zijn de paden in park Sonsbeek (Arnhem), die de vormentaal van J.D. Zocher jr. volgen in de aanleg, maar zijn verbreed en bekleed zijn met asfalt, afgewerkt met een passende grindlaag, om het park toegankelijk te maken voor elke bezoeker. Park Rosendael (Rozendaal) is een voorbeeld waar bouwwerken en tuinsieraden zijn toegepast op een historisch verantwoorde wijze. Van belang is dat keuzes worden gemaakt in de geest van de Zochers.

Historische parken worden in eerste instantie beschermd via de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Wanneer eigenaren ingrepen plannen, komen zij daarmee in aanraking, maar ook met andere wet- en regelgeving, zoals de Bomenverordening, de Boswet en de Flora- en faunawet. Voor het omgaan met deze wet– en regelgevingen heeft de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed de volgende brochure uitgegeven: ‘Een toekomst voor groen, handreiking voor de instandhouding van groene monumenten’, (Amersfoort, 2012). In hoofdstuk 2, pagina 23-31, wordt de wet– en regelgeving behandeld. Deze brochure is te downloaden via de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

131


Grasveld op Beukenhorst gevuld met boshyacinten in het voorjaar. De stinsenflora is rijk aanwezig, omdat het grasveld pas wordt gemaaid na de zaadzetting. Foto M. Bos, 2016

132


Werk een beheerplan uit Een beheerplan geeft een overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor het realiseren van het streefbeeld en het daarop volgende reguliere onderhoud. Het is gebruikelijk voor de visie een planperiode van 10 tot 20 jaar aan te houden en voor het beheerplan een periode van 6 tot 10 jaar. In deze periode is het raadzaam het beheerplan tussentijds te evalueren en waar nodig aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Een voorbeeld van omgaan met natuurwaarden bij beplantingen is het toepassen van ‘inheems plantmateriaal’. Hiermee wordt beplanting bedoeld die is gebaseerd op de potentieel natuurlijke vegetatie (PNV) ter plaatse van de parkaanleg. Deze zogenaamde PNV-soorten versterken de kansen voor een goed ontwikkelde flora en fauna. De Zochers pasten PNV-soorten toe omdat deze pasten bij lokale planttradities, maar combineerden deze altijd met bomen en heesters met een hoge sierwaarde. Dit combinatieprincipe is ook tegenwoordig nog goed toepasbaar.

Onderwerpen die in een beheerplan aan bod moeten komen zijn:  Het onderhoudsniveau per structuurelement of deelgebied;  Eenmalige en terugkerende beheermaatregelen;  Een plan van aanpak voor het in stand houden van de beplantingen;  Verwachtingen ten aanzien van en anticiperen op de toekomst;  De omgang met extern beleid, regelgeving en subsidies.

Een ander voorbeeld zijn de waterpartijen in de parkaanleg van Zocher. In de parkcomposities van de Zochers is een duidelijk onderscheid tussen beeldbepalende ornamentele waterpartijen (de vijvers, ‘rivieren’ en ‘bosbeken’ ) en functionele watergangen. De ornamentele waterpartijen hebben een zorgvuldig ontworpen lijnvoering, met strakke contouren en glooiende oevers. In dit strakke parkbeeld detoneert de ruige beplanting op de waterlijn. Een verwilderde, onbeschoeide oever in de ornamentele waterpartijen doet daarmee afbreuk aan de gehele ruimtelijke compositie en beleving van de Zocheraanleg. Onbeschoeide en wat ruiger begroeide oevers kunnen wel worden toegepast in de sloten en andere functionele watergangen die het park omringen. Hier vloeit de parkaanleg geleidelijk over in het omliggende (agrarische) landschap en is een natuurrijke oeverbegroeiing wel op haar plaats.

Over het regulier beheer in historische tuinen en parken is recent een zogenaamde ‘uitvoeringsrichtingslijn’ verschenen: Ontwerp-Uitvoeringsrichtilijn Onderhoud en beheer Groen Erfgoed, URL 6010 (Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentzorg, 11 maart 2016). In deze uitgebreide richtlijn wordt omschreven waaraan het regulier beheer van onderdelen van historische tuinen en parken moet voldoen en wat de specifieke aandachtspunten hierbij zijn. Voor het regulier beheer wordt daarom verwezen naar deze publicatie. Wel worden in de hierna volgende paragrafen aandachtspunten uitgewerkt die specifiek van toepassing zijn op Zocherparken. Omgaan met natuurwaarden Een belangrijk onderdeel van het hedendaags beheer van buitenplaatsen en landgoederen is de natuurwaarde. Veel Zocherparken hebben inmiddels ook naar de huidige maatstaven een hoge natuurwaarde, onder andere vanwege de aanwezigheid van oud landgoedbos en door een kleinschalige afwisseling van terreintypen en gradiënten (overgangen). Bepaalde hooggewaardeerde natuurdoeltypen, zoals kruidenrijk grasland, solitaire bomen en oude bossen, zijn hiermee eigenlijk al aanwezig. Vaak zijn er bijzondere waarden op het gebied van vogels, (kleine) zoogdieren, vleermuizen, insecten, amfibieën, aquatisch leefmilieu en mycelium (paddenstoelen etc.). Vanzelfsprekend is de bestaande algemene regelgeving op het gebied van natuur en ecologie hierop van toepassing. Daarnaast heeft iedere gemeente en provincie eigen beleid voor natuur en ecologie. Hoe dit uitpakt verschilt sterk. Zorg dat je op de hoogte bent van de regelgeving, en doe zo mogelijk aanvullend onderzoek op het gebied van natuurwaarden.

Reserveer voldoende budget Het onderhoudsbudget en de mogelijkheid tot investeren vormen een belangrijk kader voor het streefbeeld en het beheerplan. Houd bij het opstellen van de doelstelling, streefbeeld en beheerplan in het achterhoofd dat de kosten voor herstel eenmalig zijn, en dat herstel alleen zin heeft als ook de kosten voor het daaropvolgende regulier onderhoud gedekt zijn. Inventariseer ook de mogelijkheden voor subsidies voor herstel en voor beheer. Denk daarbij aan Provincie, Gemeentes en fondsen.

In 2015 is door de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) de ‘Ontwerp -Uitvoeringrichtlijn Onderhoud en beheer Groen Erfgoed’ (URL 6010) vastgesteld. In dit document worden diverse onderwerpen aangehaald ten behoeve van het behoud van groen erfgoed. Het biedt een solide basis voor een beheerder / eigenaar van een landgoed. Dit hoofdstuk dient als aanvulling op deze URL en richt zich op specifieke Zocheraspecten.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

133


Tekening van de Laiterie van Spaarnhoven (Haarlem), G.J. MichaĂŤlis, niet gesigneerd en niet gedateerd Het parklandschap met de Laiterie (melkerij) is een mooi voorbeeld van de complexiteit van een Zocher-compositie. Gebouw, park en uitzicht zijn door J.D. Zocher jr. in samenhang met elkaar ontworpen. De uitstraling van het gebouw in Zwitserse chaletstijl wordt gecompleteerd door het zicht naar de duinen, die hier refereren aan de Zwitserse Alpen. Coll. Noord-Hollandsarchief, inv.nr. NL-HlmNHA_53002860_M

134


5.4 Beschouw de parkaanleg als één geheel Bij het opstellen van een plan voor een Zocheraanleg, is het van belang om het gehele parkgebied te zien als één samenhangende ruimtelijke compositie. Een historisch park bestaat meestal uit verschillende tijdslagen en is opgebouwd uit meerdere structuurelementen. In de ‘Zocherlaag’ kunnen onderdelen missen, waardoor de parkaanleg in de actuele situatie incompleet is. Herstel ligt dan voor de hand.

Hoe hoort een Zocherpark er als geheel uit te zien? Parken van J.D. Zocher sr. en jr. zijn zo ontworpen dat de aanleg, zowel in zijn geheel als op het niveau van de individuele elementen, kan dienen als gespreksonderwerp tijdens een rondwandeling. Alle parkcomposities van de Zochers verbeelden een arcadisch parklandschap, met bosvakken, solitaire bomen, ruime gazons, waterpartijen, bouwwerken en tuinsieraden en een rondwandeling over een netwerk van wandelpaden. De Zochers streefden altijd een natuurlijk en landschappelijk ogende parkaanleg na. In de opvatting van de Zochers staat de expressie van de verschillende beplantingsvormen centraal (habitus, bladkleur, bloeikleur, etc.). Zij vonden het belangrijk dat een boom kon uitgroeien in zijn eigen karakteristieke habitus. Ook schakeerden zij beplanting zo dat deze eigen habitus, bladkleur en textuur contrasteren of uitkomen ten opzichte van naastgelegen beplanting. Door herhaling en menging van soorten kregen de bos- en struweelachtige beplantingen als geheel een landschappelijke uitstraling.

Kenmerkend voor J.D. Zocher sr. is:  De kleinschalige afwisseling van verschillende zones in de parkaanleg, met ieder een eigen identiteit of thema en beplantingsinrichting;  De zuivere cirkelvorm die bij vrijwel alle structuurelementen in het park voorkomt;  De geometrische stijl die nog herkenbaar is in de rechte hoofd- en dwarsassen en bij de bijgebouwen en rechthoekige moestuinen;  De wegen en paden werden wel grotendeels opnieuw ontworpen.

Een parkcompositie van Zocher bestaat uit de volgende onderdelen:  Een hoofdgebouw, dat tevens een belangrijk hoofdelement in de parkcompositie vormt;  Een waterpartij die een rivier of beek verbeeldt;  Een afwisseling van dichte (bos)beplantingen en open ruimten;  Een afwisseling van deelgebieden met een specifiek thema (bv. het vijverpark, het bospark, het weidepark, etc.);  Een gevarieerde beplantingsstructuur op het niveau van bomen, bosplantsoen en (sier)heesters, waarbij de typerende vormen en texturen markant tot uiting komen. Hierbij werd er een smaakvolle compositie gemaakt met planthoogte, kroonvorm, bladvorm en bladkleuren in diverse seizoenen en structuren;  Een netwerk van onkruidvrije (‘schone’) wandelpaden met strakke randen, vanwaar de wandelaar de parkaanleg als een verrassende opeenvolging van interessante en smaakvolle parktaferelen kan beleven;  Zichtlijnen en perspectieven voor dieptewerking. Deze staan op ontwerptekeningen nooit ingetekend;

Het park is verder ‘gestoffeerd’ met decoratief vormgegeven bruggen, zitbanken, kunstobjecten en tuingebouwen (priëlen en dergelijke), in verschillende stijlen.

Ondanks de vele overeenkomsten zijn er ook aanmerkelijke verschillen tussen de aanleggen van J.D. Zocher sr. en jr.

Kenmerkend voor J.D. Zocher jr. is :  Een opzet met een vrijere ruimtelijke opzet en lijnvoering, waarin de omringende landschappelijke omgeving ook een rol speelt;  Zijn ontwerpen zijn in vormgeving overtuigend, hebben niet het detailniveau van de ontwerpen van zijn vader, maar geven juist de ruimte om bij de uitvoering veel vrijer te werken;  Zijn ontwerpen bevatten vaak forse en gedurfde ingrepen, waarbij sprake is van veel grondverzet en het verleggen van bestaande waterlopen en zelfs openbare wegen;  Hij werkte vanuit het ideaal van een grootschalig arcadisch landschap met groots uitgewerkte parktaferelen die vloeiend in elkaar overgaan, ruime en krachtige perspectieven en een gevarieerde opgaande beplanting en ingepaste fraaie architectuur.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

135


136

Uitsnede van het Kadastraal Minuutplan van 1819 De contouren van de grote waterpartij naar ontwerp van J.D. Zocher sr. zijn goed herkenbaar. Aan de hand van de veldsituatie, historische afbeeldingen en overig kaartmateriaal kon ook de overige parkaanleg worden gereconstrueerd. Coll. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Reconstructie van de parkaanleg van Vredenoord rond 1850. De aanleg van de buitenplaats bestaat dan uit J.D. Zocher sr.en een J.D. Zocher jr.-deel: Boven het besloten park met de grote waterpartij van J.D. Zocher sr. Onder de latere uitbreiding door J.D. Zocher jr. met de open parkweide met rondwandeling en de nieuwe, grootse entreepartij (rechtsonder). 2005, P. Verhoeff. Opgenomen in ‘Herstelplan buitenplaats Vredenoord Den Haag’, Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen.


Problematiek Een Zocheraanleg is in de praktijk vaak zelden compleet aanwezig of is slechts op hoofdlijnen bewaard gebleven. Dit kan bijvoorbeeld komen door afkaveling van percelen, waardoor de parkaanleg versnipperd is geraakt, of omdat een belangrijk origineel compositie-element, zoals het hoofdhuis, is weggevallen. In beide gevallen is de samenhangende ruimtelijke compositie van de parkaanleg aangetast. Daarnaast kan een Zocheraanleg onherkenbaar zijn door algehele slijtage, verschraling van structuurelementen en latere wijzigingen. Later ingebrachte parkelementen of objecten en tuindelen kunnen een te nadrukkelijke eigen hedendaagse vormgeving hebben, waardoor zij detoneren in de Zocheraanleg. Een ander veelvoorkomend probleem is dat de heesterbeplantingen en wandelpaden (sterk) zijn verschraald of zijn gewijzigd. Tevens kunnen belangrijke zichtlijnen zijn dichtgegroeid. Tenslotte kan het zijn dat het beheer van de diverse parkdelen sterk van elkaar verschillend is. Dit gaat ten koste van het gevoel van eenheid, van de samenhang en van de belevingswaarde. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Bij het herstel van onderdelen moet de gehele parkaanleg als één samenhangende ruimtelijke compositie worden beschouwd. Alleen dan is de herstelde parkaanleg overtuigend als een arcadisch parklandschap;  Bepaal, door middel van historisch onderzoek, de omvang van het originele parkgebied ontworpen door Zocher en zie dit gebied als een eenheid. Als het parkgebied onder verschillende eigenaren valt: kom tot een gezamenlijke overeenkomst in streefbeeld en beheermaatregelen om de eenheid van het park te waarborgen;  Vergroot en versterk de samenhang van de parkaanleg door bij het herstel de ontwerpstijl of vormentaal van J.D. Zocher sr. dan wel jr. consequent toe te passen. Dit kan door het in balans brengen van de massa- / ruimteverhouding in het park, het herstel van (hoofd)zichtlijnen, herstel van het netwerk van paden als verhalende lijn door de verschillende deelgebieden en het herstellen en versterken van de thematische deelgebieden;  Het streefbeeld is een parkcompositie met scherpe, helder gedefinieerde oeverlijnen en schone (onkruidvrije) scherp gestoken paden, scherpe overgangen tussen beplantingsmassa en grasvelden en de compositie van vrijstaande bomen. Ook is een gevoel van eenheid en samenhang erg belangrijk. Pas daarom door de gehele parkaanleg een consequente doorgevoerde vormgeving, materialisatie en beheer toe.

137

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


De langzaam stromende ‘rivier’ door de parkaanleg van Duivenvoorde (Voorschoten), ontworpen door J.D. Zocher jr. Links: De geometrische hoofdzichtlijn vanuit het kasteel. Deze is opgenomen in de landschapsstijl door twee vijverpartijen door de as te laten slingeren. Onder: De ‘rivier’ die met luie bochten door het landschap beweegt. Waarbij de contouren worden versterkt door het grasland en de paden. Foto links K. Aschman, 2015 Foto onder P. Verhoeff, 2016

138

‘Gezigt in Hofstede Oosterbeek’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854 Deze prent laat de grote vijver zien van Oosterbeek. De vijver is door J.D. Zocher sr. ontworpen. Dit is herkenbaar aan de slingerende contouren van passerbogen.


5.5 Waterpartijen Een grote ornamentele waterpartij is één van de belangrijkste structuurelementen in een Zocheraanleg. Ze hebben een centrale positie in de parkcompositie. Daarnaast komen er in de parken ook smalle (bos)beken en slingerende sloten om weilanden voor. Vaak zijn de historische contour en de vorm van een waterpartij goed bewaard gebleven, net als het reliëf van de oeverafwerking. In praktijk zijn de meeste waterpartijen toe aan een grote opschoonbeurt. Hoe hoort een waterpartij van Zocher eruit te zien? De ornamentele waterpartijen in Zocherparken verbeelden altijd een meertje, traag stromende rivier of beek en vormen vrijwel altijd een hoofdmotief of leidmotief in de aanleg. De ornamentele waterpartijen hebben, vanwege de ligging in de centrale open ruimte van de parkcompositie, ook altijd een grote dichtheid aan zichten en zichtlijnen. Een veelvoorkomende ontwerpmotief is een klein, deels met bomen beplant eilandje. Dit eilandje fungeert als een coulisse waardoor er bij een rondwandeling steeds wisselende zichten over de waterpartij te beleven zijn. De contouren van de waterpartijen en het eilandje zijn altijd scherp belijnd en vormen een belangrijk grafisch vormgevingselement in de parkcompositie. De oevers zijn altijd schoon, zonder rietkraag of oeverbeplanting. De ‘bosbeken’ in de parkcompositie zijn vrijer vormgegeven en zijn vaak niet beschoeid, met als resultaat een meer natuurlijk en landschappelijk ogende oever. Dergelijke beken, die door een bos voeren, betreffen smalle waterlopen. De vijverpartijen zijn over het algemeen wel voorzien van een onopvallend geplaatste houten beschoeiing. Het complete waterstelsel van de parkaanleg maakt integraal onderdeel uit van de lokale waterhuishouding. De waterpartijen in de parken verraden vaak of het een ontwerp van jr. of sr. betreft. J.D. Zocher sr. ontwierp de waterpartijen op de locatie van de bestaande sloten, grachten of grand canals. Hij ontwierp nieuwe slingerende contouren met behulp van zijn kenmerkende passerbogen. Kenmerkend voor de waterpartijen van J.D. Zocher jr. is de vrijere lijnvoering. Deze belijning zorgt voor het beeld van een traag voorbij stromende rivier die meandert door de parkaanleg en wegdraait naar een fictief eind- of verdwijnpunt. Typerend voor de parkontwerpen van J.D. Zocher jr. zijn ook de zogenaamde ronde weiden, waarbij hij een bestaande weide opnam in de aanleg door deze te omringen met een nieuwe gebogen of slingerende sloot en een begeleidend wandelpad.

Problematiek De algehele staat van onderhoud van de waterpartijen verschilt sterk per park. Dit heeft verschillende oorzaken: een te laag waterpeil, een verslechterde waterkwaliteit, oevererosie en verwildering. Veel buitenplaatsen en landgoederen kampen met een te laag waterpeil door het regionale waterbeheer ten behoeve van woonwijken, akkerbouw en veeteelt. Een verslechterde waterkwaliteit ontstaat door achterstallig onderhoud in het baggeren van de vijver, maar ook door een slechte doorstroming van het water. Oevererosie heeft diverse oorzaken, waaronder eenden, honden, weer en wind, te lage waterstand, omgevallen bomen langs de vijver, vergane of ontbrekende oeverbeschoeiing, etc. De oeverlijnen en het eiland zijn vaak verwilderd door natuurvriendelijk oeverbeheer, waterplanten, opschot en kruiden. Dit alles maakt dat de contouren en de waterpartij als geheel minder goed beleefbaar zijn. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Een samenwerking met het Waterschap om de waterkwaliteit en -peil goed te beheersen. Bij ingrepen zowel bij het Waterschap als de gemeente navragen hoe het zit met milieuwetgeving, vergunningen en subsidies;  Een Zochervijver speelt een belangrijke rol in de parkcompositie door zijn spiegelende werking en de subtiel belijnde scherpe overgang tussen de oevers en grasvelden. Dit is te bereiken door het herstellen van de oorspronkelijke contouren, het verhogen van het waterpeil, het verbeteren van de waterkwaliteit en het verbeteren en vrijhouden van de oeverprofielen.;  Herstel de oorspronkelijke vijvercontouren en het slotenstelsel en leg deze vast met behulp van oeverbeschoeiing, bij voorkeur onzichtbaar, onder het waterniveau. Dit is mogelijk door het waterpeil te verhogen naar het historische niveau;  Hou het waterpeil, indien nodig, stabiel door middel van stuwen, sluizen of pompen. Als er al maatregelen bekend zijn voor een stabiel waterpeil, loop deze na op eventuele verstoppingen;  De spiegelende werking van een waterpartij wordt veroorzaakt door de waterkwaliteit. Deze is te verbeteren door jaarlijks blad en takken te verwijderen, door periodiek (circa elke tien jaar, afhankelijk van de hoeveelheid blad) te baggeren en door een goede doorstroom van het water;  Het oevertalud van de waterpartij vormt een bolle maar strakke glooiing tussen de oeverlijn en het maaiveld (zonder insteek). De oeverlijnen dienen vrij gehouden te worden van oeverplantingen, kruiden en opslag. De strakke oeverlijn kan bijvoorbeeld beschermd worden door het plaatsen van eendentrapjes.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

139


Uiterst links: De ‘beek’ als onderdeel van de zeer uitgebreide waterpartij op kasteel Duivenvoorde. De oevers volledig dichtgegroeid met (hoge) kruiden en oeverbeplantingen. In de waterpartij zelf zijn diverse waterplanten aanwezig. Hierdoor zijn de contouren van de vijver weinig tot niet beleefbaar, en is de spiegelende werking verdwenen. Aanbevelingen: De Zocher vormgeving beleefbaar maken door intensiever maaibeheer van oever, herstel van de beschoeiing en opschonen van de watergang. Foto K. Aschman, 2014

140

Links: De vijver van J.D. Zocher sr. op Berbice (Voorschoten). De doorstroming van het water is onvoldoende waardoor het is vol gegroeid met kroos. Daarbij zijn de contouren van de oevers minimaal beleefbaar door kruidranden en opslag, nabij de brug is een gevallen boom in het water blijven liggen. Aanbevelingen: Herstel van de spiegelende vijver met strakke contouren, door heraanleg van de grasoevers en verbetering van de doorstroming. Foto M. Bos, 2016


141

De hoofdvijver van Vredenoord (Den Haag) in 2013 (boven) en 2016 (rechts), hersteld naar ontwerp van landschapsarchitect P. Verhoeff. Het parkontwerp van J.D. Zocher sr. was verwaarloosd geraakt. Het park is integraal hersteld waarbij de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr. diende als leidraad. Kenmerkende elementen van J.D. Zocher sr. in de herstelde vijver zijn:  De strakke oevercontouren met een vrijwel onzichtbare oeverbeschoeiing;  De slingerende contouren van passerbogen;  Een onbereikbaar eiland aan het einde van de vijver;  Een glooiend, bol oeverprofiel;  En de spiegelende werking van het water. Foto’s P. Verhoeff, 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Foto van de achterzijde van De Paauw (Wassenaar) uit circa 1860

142

J.D. Zocher jr. heeft de vijver en directe omgeving aangepast tot een voor hem kenmerkende parkcompositie. Veel structuurelementen en beplantingscategorieën zijn zichtbaar:  Een schoon, strak vormgegeven wandelpad,  Een kort gemaaid grasveld, aangekleed met heesterpoef en tuinornament,  De grote spiegelende vijver met strakke oeverlijn, die voor het oog van linksvoor naar rechtsachter door het park stroomt,  Solitaire (sier)bomen langs de oever,  Zichtlijn naar het omringende landschap, waardoor het park oneindig lijkt door te lopen,  Zitbank aan de overzijde, die dient als wandelaanleiding,  Gevarieerd parkbos als achtergronddecor. Coll. gemeente archief Wassenaar id.nr. 03540


5.6 Beplantingen De aard en het karakter van de beplanting vormen een belangrijk en beeldbepalend onderdeel van een Zocheraanleg. De Zochers streefden enerzijds naar een natuurlijke en landschappelijk uitstraling en tegelijkertijd naar een rijke schakering van groentinten. Hoewel de Zochers bekend stonden als zeer ervaren op het gebied van beplantingen, zijn er weinig concreet uitgewerkte beplantingsplannen bekend. Wel zijn er enkele korte bestellijsten en zeer uitgebreide catalogi van de kwekerij Rozenhagen bewaard gebleven. Deze documenten maken inzichtelijk dat er een sterk gevarieerd sortiment aan boom- en plantensoorten werd toegepast in Zocherparken. Uit bewaard gebleven briefwisselingen blijkt dat de beplanting vaak niet van te voren exact werd uitgedacht, maar aan de hand van eenvoudige plantlijsten ter plaatse naar inzicht werd uitgezet. Waar J.D. Zocher sr. vaak wat receptmatiger werkte, stond J.D. Zocher jr. meer bekend als een vrije arrangeur van beplantingen. Tegenwoordig is in de parken de oorspronkelijk grote variatie en rijke schakering van beplantingen sterk verschraald. Om een goed beeld te krijgen van de beplantingsopbouw van een Zocherpark, worden de volgende beplantingscategorieën besproken: 5.6.1 Bossen; 5.6.2 Lanen en boomrijen; 5.6.3 Solitaire bomen en boomgroepen; 5.6.4 Heesters; 5.6.5 Bloemperken, bloementuinen en kuipplanten; 5.6.6 Grasvelden, weiden en hertenkampen; 5.6.7 Moestuin, kweektuin en boomgaard.

143

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


144

‘Het Huis ter Wegen’ met parkaanleg door J.D. Zocher sr. uit circa 1805. P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), ca 1855 De bosvakken aan weerszijden van het hoofdhuis bestaan uit verschillende soorten bomen. Door deze combinatie ontstaat een rijke variatie aan structuren. Tussen bos en grasveld staat een rand van los geplaatste bomen.

Foto middenboven: bos op de duinglooiingen van Voorlinden (Wassenaar). Dit nu eenvormige bos heeft een rijke kruidenlaag, maar mist de heesterlaag. Aanbevelingen: bosopbouw herstellen door verwijdering van opslag, herstel van soortenvariatie en aanplanten van heesters. Foto rechtsboven: het bos op Oosterbeek (Den Haag). Dit bos is verschraald tot voornamelijk eiken en beuken, en de heesterlaag is verruigd. Aanbevelingen: het bos uitdunnen en het stimuleren / aanplanten van diverse boomsoorten, aanplanten en versterken van de heesterlaag. Foto links: het bos in het noordelijk parkdeel van Zuydwijk (Wassenaar). Dit bos, geen Zocher-ontwerp, heeft een klassieke opbouw: Op de voorgrond een boomweide, rijk begroeid met stinsenplanten. Op de achtergrond het bos met verschillende boomsoorten en een heesterlaag. Foto’s van M.Bos, 2016


5.6.1 Bossen De bosbeplanting vormt, naast de waterpartijen, een van de meest structuurbepalende elementen in de parkaanleg. Deze vakken vormen en begeleiden de zichtlijnen en creëren de verschillende deelgebieden. Ze zijn bepalend voor de massa-ruimteverhouding van een parkaanleg. Er komen grote aaneengesloten bosvakken voor, maar ook kleinere vrijstaande bosjes. De Zochers pasten ook bestaande bosbeplantingen in hun ontwerpen in. In de huidige situatie zijn bosbeplantingen vaak sterk uitgegroeid, verouderd of juist verwilderd en qua sortiment verschraald. Ook de variatie in boomsoorten (afwisseling van loof- en naaldbomen) is vaak verloren gegaan. Onder de hoge boomkronen mist vaak een onderbeplanting waardoor het bos ‘hol’ is geworden en de bedoelde ruimtelijke werking als massa-element sterk is verminderd. Hoe hoort een bosbeplanting in een Zocherpark eruit te zien? Bosbeplantingen in Zocherparken zijn altijd gemengd en soortenrijk, hebben een transparante open kroonlaag, zijn deels wintergroen en kennen een onderbeplanting met (bos)heesters. Bosvakken zijn altijd scherp omlijnd ten opzichte van omringende grasvelden en grasbermen en kennen een randbeplanting met heestersoorten. De vorm van de bosvakken is bij beide Zochers verschillend in vormgeving, formaat en in de overgang tussen de thematische parkdelen. J.D. Zocher sr. maakt gebruik van zijn kenmerkende passerbogen, afzonderlijke thematische deelgebieden en afgesloten tuinen. J.D. Zocher jr. maakt gebruik van vrije en grootschalige lijnen en thematische deelgebieden die in elkaar overlopen. Vader en zoon ontwierpen beiden transparante en licht doorlatende bossen waarbij variatie in beplantingssoorten en beheertypen voorop stond. De opbouw van een bosvak bestond uit: een kern van diverse opgaande boomsoorten (loofbomen, naaldbomen), hakhout, schaduw minnende (sier)heesters en stinsenplanten, omringd door een bosrand met een sterke variatie van sierbomen en -heesters. In de loofbomen werd onderscheid gemaakt in lichtboomsoorten (eiken, linde, berk, populier, etc.) voor de transparantie en lichtdoorlatendheid en schaduwboomsoorten (beuk, taxus, esdoorn, hazelaar, etc.) voor een gesloten sfeer met weinig onderbegroeiing. Een voordeel van deze combinatie is dat er een onderbegroeiing van heesters en stinsenplanten mogelijk is. Dit geldt ook voor hakhout: door de lichtval van de boomkronen van de overstaanders heen konden de afgezette heesters en bomen opnieuw uitgroeien zodat je twee soorten opbrengst van hetzelfde stuk grond hebt.

Problematiek De boskern en -randen zijn in veel parken verschraald en verrommeld, zowel in boom- als in heesterlaag. Dit komt doordat ’hardhout’ boomsoorten een langere levensduur hebben dan ’zachthout’ boomsoorten. Dit resulteert in een soort hallenbos van voornamelijk eiken en beuken wat afbreuk doet aan de massaruimte verhouding van de parkaanleg. Doordat de kroonlaag dicht is geworden, is deze niet meer licht doorlatend en kan de heersterlaag zich niet goed ontwikkelen. Een gevolg hiervan is dat de afwisseling en diversiteit tussen de verschillende thematische deelgebieden verdwenen zijn. Verrommeling komt door achterstallig bosbeheer. Zo ontstaat een wanordelijk en eentonig beeld. Ook kunnen bosvakken zijn dichtgegroeid. In de ontwerpen van de Zochers werden bosvakken afgewisseld met grasvelden en boomweides. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Bosvakken in Zocherparken zijn in de praktijk vrijwel altijd toe aan een grote onderhoudsbeurt, waarbij licht en ruimte wordt gecreëerd voor een gevarieerde beplanting met boomsoorten, heestersoorten en boskruiden. Daarbij worden sterk uitgezaaide boomsoorten en ruigtekruiden verwijderd, de oude en te behouden toekomstbomen door middel van snoei of vrijstelling verzorgd en een gevarieerd sortiment nieuwe bomen en heesters aangeplant. Daarbij kan worden gedacht aan een soortencombinatie van potentieel natuurlijke vegetatie (PNV)-soorten en bijzondere boom- en heestersoorten, boskruiden en bolgewassen (stinsenplanten);  De kern van de bosvakken bestaat uit een combinatie van verschillende boomsoorten en bosplantsoen. Richting de randen neemt de verscheidenheid aan boom- en heestersoorten toe. De selectie vindt plaats op basis van sierwaarden, zoals seizoenskenmerken (zoals herfstkleuren, vruchtvorming, etc.), bladstructuur, groeivormen, hoogte, etc. Maar ook in beheer, bijvoorbeeld door herinvoering van een perceel hakhout. Een mengeling tussen harde loofhoutsoorten (eiken, beuken, kastanjes) en zachte loofsoorten (populieren, wilgen, berken), en naaldbomen is mogelijk. De aanplant is niet groepsgewijs per boom- en heestersoorten, maar gemengd;  De Zochers lieten bomen in hun natuurlijke vorm uitgroeien met lage betakking, ook in bosverband. Bestaande structuurbomen moeten om deze reden zo lang mogelijk, indien ze gezond zijn, in stand worden gehouden met de benodigde beheermaatregelen. Dode takken en bomen vormen echter geen onderdeel van een parkaanleg van Zocher en dienen langs paden en open ruimten verwijderd te worden, ook in verband met veiligheid. In de boskernen kunnen aftakelende en dode bomen aanwezig blijven, vanwege hun natuurwaarde voor onder meer holenbroeders en insecten.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

145


146 ‘Backershagen’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854 Rechts op de prent wordt de laan weergegeven die in het padprofiel staat. De bomen staan op gelijke afstand. Langs een deel van de laan staat een heesterrand, waardoor de parkbeleving afwisselend wordt.

Rechts: twee foto’s van Paleis Soestdijk De ruimtelijke werking van een laan in een Zocher-ontwerp, is goed zichtbaar in het park van Soestdijk (Baarn). Boven de situatie met de laan in 1896. Onder de actuele situatie zonder laan en met een jaren-dertig heestergroep voor de Soestervleugel. Door het verdwijnen van de laan is de compositie van Zocher verschraald en heeft het park minder zeggingskracht: er een is te grote open ruimte ontstaan, die afbreuk doet aan de parkbeleving. Aanbeveling: herstel de historische massa -ruimtestructuur en parkbeleving door herplant van de ontbrekende laan en solitaire bomen, terugbrengen van de heesters in hun oorspronkelijke vorm en aanplanten van bloemdecoraties bij de gevels. Rechtsboven: ‘Paleis Soestdijk, Drie eeuwen huis van Oranje’, pg. 244, D’ARTS Amsterdam, Waanders Uitgevers Rechtsonder: foto P. Verhoeff, 2014


5.6.2 Lanen en boomrijen Lanen en boomrijen geven een park een statige uitstraling en worden vaak gebruikt bij de hoofdroutes door de parkaanleg. Laanbeplanting bestaat uit bomen van dezelfde soort en leeftijd en heeft door begeleidingssnoei een uniforme stamhoogte en kroonopbouw gekregen. Momenteel kennen oorspronkelijke laanbeplantingen veel uitval; de laanbomen komen aan het einde van hun levensduur. Hoe hoort de beplanting van een Zocherlaan eruit te zien? Lanen en boomrijen in een Zocherpark zijn een beetje deftig. Ze zijn altijd van één boomsoort (van de eerste orde) in traditionele en beproefde laanboomsoorten als eik, iep, beuk, linde en paardenkastanje. Boomsoorten met specifiek sierlijke kwaliteiten, zoals bijvoorbeeld rode beuk of bontbladige soorten, werden niet gebruikt als laanboom. Het laanprofiel is tot achter de bomen vrij van opgaande beplanting en opslag zodat de boomstammen in een fraai ritme zichtbaar zijn. De boomrijen aan weerszijden van het pad, buigen bij het einde van de laan en bij laanovergangen uit waardoor vloeiende overgangen ontstaan. J.D. Zocher sr. werkt met nadrukkelijk slingerende lanen, die bestaan uit geschakelde passerbogen. Het lanenstelsel speelt in ontwerpen van sr. een hoofdrol in de parkcompositie. J.D. Zocher jr. werkte met flauw slingerende lanen opgebouwd uit langzaam verlopende, maar ‘gespannen’ bogen. Beide Zochers ontwierpen lanen, maar verwerkten ook bestaande rechtlijnige lanen in hun parkontwerpen. J.D. Zocher jr. verwerkt in latere ontwerpen steeds minder lanen en boomrijen. De wegen en paden bestaan uit een laanprofiel (doorsnede) en een plantverband. De breedte van het laanprofiel hangt af van de ‘status’ van de laan; of het een hoofd- of substructuur is. Zo varieert het profiel van een belangrijke dreef tussen de zes en tien meter, en is een wandellaantje gemiddeld vier meter breed. Daarnaast kan het profiel variëren bij bijvoorbeeld kruispunten waar het laanprofiel zich verbreedt of zelfs verloopt. In de ontwerpen van de Zochers komen eenzijdige en tweezijdige laanbeplantingen voor. Meerdere rijen of dubbele lanen komen niet voor in de ontwerpen van Zocher, tenzij ze zijn overgenomen uit de geometrische aanleg. Qua plantafstand hebben de Zochers een duidelijke voorkeur voor een statige plantafstand van zes meter hart op hart in de rij. De lanen worden dus niet in een specifiek vierkants- of diagonaalverband aangeplant. Problematiek De lanen in de parkaanleg zijn veelal in hun beplanting en / of als structuurelement aangetast. Dit heeft diverse, vaak samenhangende, oorzaken. In de afgelopen eeuw zijn vier onderdelen een rol gaan spelen: de wegen en paden, de omliggende beplantingen, de vitaliteit van de laanbomen en verjonging of herplant van de laan. Met de jaren is de wegen- en padenstructuur in de parkaanleg vaak verschraald of verlegd, met functieverlies tot gevolg. Vaak zijn

lanen langzaam opgenomen in de bosvakken en daarmee nog maar minimaal beleefbaar. De lanen in bosvakken worden vaak, door achterstallig bosbeheer, verdrukt door omstaande bomen waardoor de vitaliteit en de beleving van de laan achteruit gaat. In de lanen vindt (veel) uitval plaats van laanbomen. Dit komt door ouderdom, maar ook door externe omstandigheden zoals achterstallig bosbeheer, veranderd waterpeil, bodemverzuring, etc. De beleefbaarheid van de laan is hierdoor sterk verminderd of zelfs verdwenen. Als laatste kan de laan zijn aangetast door inboeten of door herplant. Bij het inboeten worden om diverse redenen soms andere boomsoorten gebruikt. Bij de herplant van de laan wordt soms het plantverband en / of de plantafstand in de rij gewijzigd. In beide gevallen wordt de beleving van een statige en eenvormige laan aangetast. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Lanen zijn statig vanwege de eenvormigheid in boomsoort, plantafstand en plantverband en hebben een schoon en breed profiel;  Bestaande lanen moeten zo lang mogelijk in stand worden gehouden met de benodigde beheermaatregelen. Dode takken en bomen vormen echter geen onderdeel van een parkaanleg van Zocher en dienen verwijderd te worden, ook uit veiligheidsoverwegingen;  Bij het verjongen van lanen dienen het historisch laanprofiel en plantverband behouden dan wel hersteld te worden. Om het streefbeeld van een statige laan te behalen is het raadzaam om bomen van eenzelfde leeftijd, kweker en soort te gebruiken. Na de aanplant, en nadat de bomen zijn aangeslagen, is begeleidingssnoei belangrijk om een eenvormig beeld te krijgen in de vormen van de bomen. Na deze ‘jeugdfase’ is snoei enkel nodig om schade aan de boom en aan de omgeving van de boom te voorkomen;  Het streefbeeld van de laan is een laan met bomen van vrijwel identieke vorm en leeftijd. Bij het inboeten van individuele bomen van een verjongde laan moet hier dan ook rekening mee gehouden worden. Het is daarom raadzaam om, zeker in de eerste jaren, enkele bomen op een andere locatie maar onder gelijkwaardige omstandigheden achter de hand te houden. Op deze manier kan er ingeboet worden met gelijkwaardige bomen qua soort, vorm en hoogte. Vanaf een bepaalde leeftijd - dit wisselt per boomsoort en situatie - is het te overwegen om te stoppen met inboeten, om de statige uitstraling van de laan te behouden en verrommeling te voorkomen. Het inboeten van bomen in een laan waardoor er een zichtbaar leeftijdsverschil optreed tussen de bomen past dan ook niet bij het laanbeeld en –beheer zoals de Zochers dit nastreefden;  Veel gebruikte laanbomen zijn eiken, beuken, lindes en iepen;  De laanbeplanting staat los van de omringende beplanting. Dit bevordert de beleving van de laan en komt de groei en vitaliteit van de bomen ten goede.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

147


148

‘St. Annelands-Clingendal’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854 Rechts op de afbeelding wordt een laan weergegeven die in het padprofiel staat. De bomen staan op gelijke afstand. Links staan de bomen in losse groepen, als een boomweide aangeplant.

Solitaire bomen in gras op Vreugd en Rust (Voorburg). Deze bomen staan op voldoende afstand van elkaar om te kunnen uitgroeien in de eigen typerende habitus. Op deze buitenplaats is een rijk scala aan boomsoorten toegepast. Foto M. Bos, 2016


5.6.3 Solitaire bomen en boomgroepen In de Zocherparken zijn solitaire bomen en boomgroepen op een grasveld sfeeren beeldbepalend en zorgen voor dieptewerking in de parkcompositie. Niet zelden zijn dit de ‘kalenderplaatjesbomen’ van de parkaanleg. Deze bomen zijn soms de traditionele eerste orde soorten als eik, iep, beuk en linde, maar vaak zijn het soorten met een specifieke sierwaarde (o.a. habitus, kleur en bladvorm). In veel Zocherparken zijn de oorspronkelijke beeldbepalende bomen en boomgroepen aan het einde van hun levensloop en is het noodzakelijk om aan herplant te denken. Hoe horen solitaire bomen en boomgroepen in een Zocherpark eruit te zien? Solitaire bomen en boomgroepen zijn onmisbaar in een Zocheraanleg. Deze bomen staan altijd vrij in de parkruimte op een grasveld langs wegen en paden waardoor de habitus, kleur en bladvormen goed uitkomen tegen een achtergrond van bosbeplantingen. De bomen fungeren hierdoor enerzijds als een botanische bezienswaardigheid, en anderzijds als focuspunt in de ruimtelijke compositie van het park als geheel of in een specifiek ontworpen parktafereel. De bomen zijn altijd solitair of in losse groepjes aangeplant in het gras met voldoende afstand tussen de bomen om een eigen typerende habitus uit te laten komen. De bomen werden aangeplant in een contrastrijke en rijkgeschakeerde compositie van planthoogte, kroonvorm, bast en bladstructuur, bladvorm en bladkleuren in diverse seizoenen. Ook werd gekozen voor diverse boomsoorten in plaats van diverse variëteiten van één boomsoort. Om dit markante solitaire boombeeld te optimaliseren waren de bomen vaak laag vertakt en werden ze goed verzorgd en regelmatig gesnoeid. In de vormgeving in de ontwerpen van J.D. Zocher sr. en jr. zitten enkele verschillen. Door de wijze van tekenen is dit vooral zichtbaar in de boomgroepen in gras. Zo ontwierp J.D. Zocher sr. meer bosketten in cirkelvorm die het middelpunt vormden van een tuinkamer. Deze bosketten hebben verschillende beplantingsthema’s, afhankelijk van de tuinkamer. J.D. Zocher jr. doet ongeveer hetzelfde maar met een vrijere en ruimere lijnvoering waarbij de ‘tuinkamers’ elkaar vloeiend opvolgen. Ook plaatst hij, in plaats van lanen, grotere groepen van diverse soorten naaldbomen langs grasvelden en paden en plaatst hij vaak één solitaire boom op een padkruising. Problematiek De problematiek rondom solitaire bomen en boomgroepen ligt voornamelijk bij het steeds ouder worden van de individuele bomen. Vaak zijn ze op het einde van hun levensloop en moet er aan vervanging worden gedacht. De afwezigheid van solitaire bomen en boomgroepen betekent een verschraling van de parkaanleg. Bomen vallen uit door ouderdom of andere externe omstandigheden zoals achterstallig boombeheer, veranderd waterpeil, bodemverzuring, etc. Door

achterstallig parkbeheer groeien de open ruimtes tussen solitaire bomen, boomgroepen en bosvakken dicht. Uitgevallen bomen worden niet altijd op een historisch verantwoorde wijze herplant:  De vervangende boom blijkt in de praktijk vaak te ontstaan uit vrijgestelde natuurlijke verjonging, met als gevolg dat de oorspronkelijke bedoelde parkaanleg wordt aangetast;  De vervangende boom wordt naast de oorspronkelijke locatie geplant, waardoor de parkcompositie niet meer ‘klopt’;  Er worden standaard boomsoorten gebruikt, waardoor de Zochereske diversiteit aan boomsoorten afneemt;  Er worden te veel bomen aangeplant;  De uitgevallen boom wordt om bepaalde redenen niet herplant. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  De Zochers lieten bomen in hun eigen typerende habitus uitgroeien. Bestaande (solitaire) bomen moeten om deze reden zo lang mogelijk, indien ze gezond zijn, in stand worden gehouden met de benodigde beheermaatregelen. Dode takken en bomen vormen echter geen onderdeel van een Zocheraanleg en dienen verwijderd te worden, ook in verband met veiligheid;  Als bomen vervangen moeten worden, plant dan nieuwe bomen in op dezelfde locatie;  Solitaire bomen en boomgroepen in de parkaanleg bestaan uit bijzondere boomsoorten, waarbij de boomgroepen een onderbeplanting hebben van (sier) heesters. Deze bomen staan, individueel of als groep, als afzonderlijke elementen los van de omringende beplantingsgroepen. Het wordt om deze reden aanbevolen om deze elementen te herstellen door boom- en heestersoorten aan te vullen en opschot te verwijderen;  Boomgroepen bestaan uit een combinatie van verschillende boomsoorten, en ook solitaire bomen worden in een verscheidenheid van soorten aangeplant. In een boomgroep worden deze bomen aangevuld met bosplantsoen met aan de randen (sier)heesters. De selectie van deze boomsoorten vindt plaats op basis van sierwaarden, zoals seizoenskenmerken (herfstkleuren, vruchtvorming, etc.), bladstructuur, groeivormen, hoogte, etc;  Een afwisseling tussen loof- en naaldbomen is noodzakelijk. De boom- en heesterssoorten zijn gemengd aangeplant, niet in groepen van dezelfde soort.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

149


150

Linksboven: de heesterlaag in het bos van Beukenhorst (Wassenaar). De heesters zijn sterk uitgegroeid en verwaarloosd waardoor de bosstructuur is verdicht en zichtlijnen zijn verdwenen. Aanbevelingen: Herstel van de duidelijke massa-contouren, door herplant, door de heesterlaag uit te dunnen en indien nodig door heesters te verwijderen. Foto M. Bos, 2016

Linksonder: de parkaanleg bij het vroegere huis Oosterbeek (Wassenaar). Het voorplein is aangekleed met een grote ‘poef’ van heesters. Coll. De Paauw, schilderij van Oosterbeek

Boven: ‘Het Huis de Pauw aan de achterzijde’, P.J. Lutgers, circa 1854 Langs de vijver van De Paauw (Wassenaar) is rond 1845 een variatie aan heestertoepassingen zichtbaar:  Links een rond (rozen)perk voor een groep zuilvormige bomen en een golvende heesterrand langs het parkbos tot aan de waterlijn;  Midden een aankleding van het huis met lage heestergroepen,;  Rechts heestergroepen boven op de oeverglooiing.


5.6.4 Heesters Tegenwoordig wordt een treurbeuk als boom aan de waterkant met een partij rodondendrons beleefd als een typisch Zocherbeeld. Dit doet geen recht aan de grote variatie en verscheidenheid in heesterbeplantingen zoals de Zochers deze gebruikten. Heesters zijn sfeerbepalend in een Zocherpark, omdat zij de botanische verscheidenheid sterk verrijken, zichtlijnen begeleiden, ruimtelijkheid versterken en deelgebieden begrenzen. Hoe hoort een heestervak er in een Zocherpark eruit te zien? In Zocheraanleggen brengen heesters botanische variatie en een bloemrijk kleuraccent. Ze zijn vrijwel altijd gemengd aangeplant, in een rijke soortenvariatie. De sierwaarde van heesters (denk daarbij aan bladvorm, kleur en silhouet) staat centraal. Heesters zijn in Zocherparken op drie manieren aangeplant: in bosverband, als randen langs bosvakken, en als heesterpoef of groep solitaire heesters. Heestergroepen in bosverband bestaan altijd uit een mengeling van traditionele bosheestersoorten. In de schaarse documentatie die bewaard is, worden onder andere meidoorn, sleedoorn en hazelaar genoemd. Dit zijn soorten die ook een bepaalde nutswaarde hadden. Soms worden heesters in bosvakken beheerd als hakhout. Heesterranden langs bosvakken functioneren als omlijsting. Ze zijn aangeplant in grote vakken in gemengd verband, in een contrastrijke schakering. Omdat de lichttoetreding langs bosranden groter is dan in bosvakken, is langs de randen een groter soortensortiment toegepast, met nadrukkelijke aandacht voor de afwisseling van bloem- en bladkleuren. Heesters zijn in de ontwerpstijl van beide Zochers onderdeel van bosvakken, een losse heestergroep komt dan ook niet vaak voor. Als ze er wel zijn, hebben heesterpoefen een expliciete functie, omdat ze de blik van de bezoeker sturen. Heesterpoefen vormen botanische accenten in de voorgrond van een parktafereel. Ze bestaan altijd uit sierheesters. Het komt voor dat er in een poef met één soort is gewerkt, maar ook dat soorten gemengd zijn aangeplant.

Problematiek Omdat de levensduur van een heester zo’n 25-30 jaar is, zijn er nauwelijks oorspronkelijke heesters in Zocherparken, op enkele uitzonderingen na (oude taxussen, kornoeljes, rododendron ponticum). Het nog aanwezige heestersortiment is vaak zeer verschraald in omvang en in soortenrijkdom, en daarmee in kleur, textuur, vorm en maat. Dit komt door achterstallig onderhoud (opschot / uitzaaiing van boomsoorten of woekering van één heestersoort). Door verkeerd beheer is er openheid waar beslotenheid gewenst is, of andersom, met verrommeling van de ruimte- / massawerking tot gevolg. Daarnaast is bij renovaties doorgaans een te beperkt sortiment toegepast. Heesters zijn hierbij aangeplant in grote groepen van eenzelfde soort, waardoor het Zochereffect van een rijke schakering ontbreekt. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  De sleutel tot goed heesterbeheer, is de heesters jong houden door snoei, uitdunning en inboeten, zodat ze vitaal blijven en heestervakken binnen de contouren blijven. Het is essentieel om een soortenrijke heesterbeplanting te durven realiseren. Bij de selectie van heestersoorten is bodemsoort en lichttoetreding van belang;  Er zijn geen vaste recepten te geven; beplantingsplannen zijn altijd maatwerk. Algemene aanbevelingen zijn: gebruik loof- en naaldheesters en varieer in grootte en opzet. Maak combinaties waarin de individuele botanische kenmerken van de naast elkaar geplante soorten goed tot uiting komen en de heesters zowel in winter als in zomer een sprekende compositie vormen. De sierwaarden van verschillende soorten moeten elkaar versterken. Heesters dienen gemengd en met onregelmatige herhaling te worden toegepast;  Bij het herstel van de heesterbeplanting staat de werkwijze van de Zochers centraal in sortimentkeuze en wijze van aanplant. Daarbij kan zowel gekozen worden voor authentieke 19e-eeuwse soorten als voor een hedendaags sortiment. Let er bij de aanschaf van een hedendaags sortiment op dat moderne cultivars het beeld kunnen overheersen door kleur of overvolle bloeiwijze;  Verwijder heesters die op verkeerde locaties zijn geplant en zo de zichtlijnen en ruimtewerking in het park verstoren.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

151


Uiterst linksboven: ‘Vreugd en Rust’, P.J. Lutgers Het aanzicht van huis Vreugd en Rust (Voorburg) vanaf de weg, rond 1845. In deze romantische setting zijn de bloemperken in het voorpark een smaakmaker.

Uiterst linksonder: het aanzicht vanaf de weg, rond 2015. Het voorpark is nog steeds aangekleed met een groot perk. De haag is echter streng beeldbepalend aanwezig, dit gaat ten koste van de historische romantische uitstraling van Vreugd en Rust.

152

Bron: www.landgoedenbuitenplaatszh.nl

Links boven en onder: om de zeggingskracht van zijn ontwerp te waarborgen, gaf Zocher op zijn ontwerp aan waar bloemperken konden worden aangelegd. Op Rosendael (Rozendaal) blijkt de huidige symmetrische aanleg met bloemperken de Zochercompositie te verstoren. Boven de bestaande situatie. Onder een bewerkte foto, met de originele ruimtelijke werking: Het zicht vloeit naar het gebied achter de fontein en versterkt de dieptewerking. Foto en bewerking P. Verhoeff, 2016


5.6.5 Bloemperken, bloementuinen en kuipplanten Hoewel de Zochers niet zo gecharmeerd waren van bloemperken in hun parkaanleggen, komen bloemperken in al hun parken voor. De perken werden op verzoek van de eigenaar ingetekend, maar de invulling werd veelal overgelaten aan de tuinbaas. De Zochers ambieerden in het algemeen een natuurlijke en landschappelijke uitstraling waarin de expressie van de verschillende beplantingsvormen centraal staat. Een bloemenperk zagen zij niet als onderdeel van de ‘natuur’.

verloren gegaan. Dit heeft voor een groot deel te maken met veranderingen in smaak, het arbeidsintensieve onderhoud en de beperkte levensduur. Voor kuipplanten ontbreekt tegenwoordig vaak een opbergmogelijkheid voor de winter, omdat oranjerieën zijn verdwenen of van functie veranderd. Tot slot zijn bij naZocherse wijzigingen in de parkaanleg bloemperken soms op verkeerde plekken in het park toegepast.

Hoe horen bloemaccenten er in Zocherpark uit te zien? Op bekende ontwerptekeningen en plantlijsten staat weinig informatie, maar op historische afbeeldingen is te zien dat kuipplanten, bloemperken en bloementuinen een vast onderdeel waren van de tuin- en parkaanleg op buitenplaatsen. Kuipplanten werden veelal langs het padenstelsel en / of terrassen nabij het hoofdhuis en de oranjerie geplaatst. Bloemperken en -tuinen werden door de Zochers in grasvelden nabij het hoofdhuis, en overige opstallen in de parkaanleg, ontworpen. De perken hebben ronde en vloeiende vormen en liggen direct in de (hoofd)zichtlijnen.

Streefbeeld en beheer  Bloemperken, -tuinen en kuipplanten horen in een Zocheraanleg en liggen in de parkaanleg veelal rondom bouwwerken;  De perken hebben ronde en vloeiende vormen en liggen direct in de (hoofd) zichtlijnen;  Omdat de Zochers zelf geen invulling gaven aan de bloemsoorten staat het vrij te kiezen welke soorten worden toegepast;  Het onderhoud is kostbaar en arbeidsintensief. Denk daarom goed na over de soort beplanting. Er zijn alternatieven die minder onderhoud kosten en minder kostbaar zijn, zoals verschillende soorten sierheesters of vaste planten;  Kuipplanten kunnen ’s winters, bij afwezigheid van een eigen oranjerie, vaak worden ondergebracht bij lokale hoveniers.

Problematiek Verfijnde aanleggen en decoraties, zoals bloemperken, zijn nagenoeg altijd

153

Sierheestergroepen, bloemperken en kuipplanten zijn voor parkgebruikers belangrijke belevingsdetails in een aanleg. Dit is goed zichtbaar op het voorplein van kasteel Rosendael. Zocher nam deze wens tot decoratie mee en gaf hier richting aan door de locaties van groepen en perken in te tekenen in zijn ontwerpen: de heesterpoef benadrukt de fraaie gebogen vorm van het grindplein en geeft diepte aan de compositie. Foto’s P. Verhoeff, 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Grasveld op Berbice gevuld met stinsenplanten in het voorjaar. Maaibeheer met een historische frequentie verhoogt de potentiële natuurwaarden. Coll. Archief Berbice

‘Gezigt in de Hofstede Vreugd en Rust’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden)

154

Deze prent laat het hertenkamp zien van Vreugd en Rust. Dit hertenkamp is vrij open met slechts enkele solitaire bomen. Ook is te zien hoe strak de grasoever langs het water loopt.

Drie soorten grasbeheer in park Sonsbeek (Arnhem). Rechtsonder relatief kort gemaaid gras in de omgeving van het hoofdhuis, in het midden kruidenrijk grasland, links achter het hek ligt een weide. Foto P.Verhoeff, 2016


5.6.6 Grasvelden, weiden en hertenkampen Grasvelden, weides en hertenkampen vormen, samen met de waterpartijen, de open ruimtes in de parkcompositie. Ze spelen een rol als onderdeel van perspectieven en zichtlijnen. Grasvelden worden gemaaid. Weides worden begraasd. Het beheer van grasvelden is buitengewoon sfeerbepalend. Hoe horen grasvelden, weiden en hertenkampen er in een Zocherpark uit te zien? Grasvelden, weides en hertenkampen hebben, als open ruimten in de parkaanleg, heldere contouren met strakke belijning. De contouren in een aanleg van J.D. Zocher sr. hebben passerbogen, die van J.D. Zocher jr. hebben vrijere, verlopende boogstralen. Ze worden begrensd door bosvakken, waterpartijen of paden. Het hedendaagse zeer kort gemaaide gazon komt in een originele Zocheraanleg niet voor. Een grasveld van Zocher is soortenrijk grasland, waarbij het gras tot enkelhoogte doorgroeit en in praktijk een keer of vijf per jaar wordt gemaaid. Het maaisel werd als hooi afgevoerd. Bijkomend effect van dit maaibeheer is dat de verspreiding van stinsenplanten en kruiden werd gestimuleerd. Grasvelden in de nabijheid van bouwwerken werden verfraaid met bloemperken. In het algemeen werden ze ook gedecoreerd met solitaire bomen en boom- of heestergroepen, zonder het open karakter aan te tasten. Een weide wordt begraasd. Het kwam voor dat een weide in het voorjaar als hooiland werd beheerd. Een weide heeft een specifieke omheining met slingersloten of hekwerken (níet met hagen, vanwege de gewenste openheid). Een hertenkamp is een speciaal soort weide met een symbolische dimensie. Een hert is een edel dier; het bezit van een hertenkamp verleent de eigenaar status. Een hertenkamp op een buitenplaats heeft dan ook alles te maken met show en pronk. De omheining is praktisch, de hertenstal kent een ornamentele uitwerking. In zeldzame gevallen komen akkers voor als open ruimten. Bij weiden en akkers staat het agrarisch beheer centraal.

Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Behoud de functie van het hertenkamp als open ruimte in het park. De basisopzet bestaat bij J.D. Zocher jr. uit een weide met een open middendeel en daarlangs (een) boomgroep(en), omringd door een slingerende beek en afgescheiden met een eenvoudig metalen of houten hek. De hertenkamp is onderdeel van een zichtlijn;  Concentreer de dierenverblijven op één plek aan een rand van de weide, zodat het open middenterrein beleefbaar blijft;  De hertenkamp dient natuurlijk over te komen. Zorg ervoor dat er niet teveel herten en / of andere diersoorten gehuisvest zijn;  Geef grasvelden en weides zorgvuldige contouren;  Gras wordt slechts circa vijf keer per jaar gemaaid, met als doel een natuurlijk en landschappelijk ogend grasland waarin ook kruiden en klavers groeien. Plan de eerste maaibeurt in juni, ruim ná de bloei van stinsenplanten, zodat hun zaden verspreid worden. Dit geeft een historisch parkbeeld en het geeft de grasvelden een verhoogde natuurwaarde;  Intensiveer het grasbeheer op de oevers langs de waterpartijen. Langs paden en beplantingsvakken worden grasranden strak gestoken, met golvende grenslijnen;  Let er bij intensief gebruik van het grasveld, bijvoorbeeld voor een evenement, op dat de schade aan het gras beperkt blijft. Stel hiervoor een plan op dat wordt vastgesteld door alle partijen.

Problematiek Vaak is de oorspronkelijke vorm van een grasveld aangetast, bijvoorbeeld doordat de randen niet vaak genoeg gestoken zijn of er verrommeling en verruiging is opgetreden in de overgang naar opgaande beplanting aan de randen van grasvelden en weides. Ook kan het open karakter zijn aangetast door dreigende dichtgroei met solitaire bomen of heesters. De kwaliteit van grasvelden en weides laat vaak te wensen over omdat er te veel of te weinig gemaaid wordt en / of de soortenrijkdom is aangetast.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

155


Uiterst linksboven: zicht op de ingang van de moestuin op Berbice. De toegang ligt bewust niet exact in het verlengde van de brug. Vanaf deze zijde is de moestuin door de beplantingsrand minimaal beleefbaar. Door verwildering wordt de rand steeds doorzichtiger en komt de moestuin langzaam te veel in het zicht te liggen. Aanbevelingen: herstel van de dichte afscheiding door uitdunnen van de bosrand, verwijderen van het opschot en aanplant van diverse soorten heesters. Foto M. Bos, 2016

156

Linksboven: de moestuin op Vreugd en Rust ligt achter de dichte, fraai gevarieerde heesterrand met enkele bomen aan de rechterzijde. Slechts de ingang van de moestuin is minimaal beleefbaar. Foto M. Bos, 2016

Onder: de moestuinmuur op Blanckenburg (Wassenaar). Deze muur is naar de ontwerpstijl van de Zochers te aanwezig in de parkaanleg. Vermoedelijk is hier de afschermde heesterrand verdwenen. Aanbeveling: de moestuinmuur afplanten met diverse soorten heesters. Foto M. Bos, 2016


5.6.7 Moestuin, kweektuin en boomgaard In Zocherparken zijn eerder aangelegde moestuinen, kweektuinen en boomgaarden doorgaans ongewijzigd in het parkontwerp opgenomen. De Zochers beschouwden deze functionele tuinen niet als onderdeel van het arcadische landschap. Daarom werden de tuinen aan het oog onttrokken door zichtlijnen aan te passen of te verleggen en compacte beplantingsranden toe te passen langs de randen van deze tuinen. De moestuin, kweektuin en boomgaard zelf werden niet meegenomen in het ontwerp. De vorm en locatie zijn vaak te herleiden naar de eerdere geometrische aanleg. Hoe horen moestuinen, kweektuinen en boomgaarden er in een Zocherpark uit te zien? De moestuin, kweektuin en boomgaard maakten bij J.D. Zocher sr. en jr. geen onderdeel uit van de nagestreefde arcadische parkaanleg. Deze tuinen werden gehandhaafd, ze waren immers functioneel voor de eigenaren, maar werden aan het oog onttrokken door groepen (sier)heesters of bosvakken, met de voor de Zochers kenmerkende meanderende buitenrand. De functie van een moestuin, kweektuin of boomgaard werd pas duidelijk bij de ingang van het desbetreffende parkonderdeel.

Problematiek In de meeste gevallen hebben deze nutstuinen niet meer hun oorspronkelijke functie. Ze zijn veelal omgevormd, tot tennisbaan, kerstbomenplantage, siertuin of zelfs bebouwd. De functieverandering betekent doorgaans dat de tuinen integraal onderdeel zijn geworden van de parkaanleg in plaats van aan het oog onttrokken te zijn. Hierbij zijn de beplantingsranden gewijzigd of verschraald en verstoren de beleving van de oorspronkelijke Zochercompositie. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Behoud en versterk de dichte beplantingsranden rond moestuinen, kweektuinen en boomgaarden, zodat deze functionele tuinen slechts in beperkte mate beleefbaar zijn in de parkaanleg;  Gebruik bij voorkeur voornamelijk wintergroene (sier)heesters als onderlaag van de bosvakken. Het gebruik wordt zo pas zichtbaar vanaf enkele meters voor de ingang van deze functionele tuinen.

157

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Voorbeeld van gebruikte beplantingssoorten door de Zochers

Abeel

Hemelboom

Beukenbos

Beuk

Rode beuk

Sfeerbeeld van een historisch park met Zocheriaanse sierheesterbeplanting, op Sterreschans (Nieuwersluis).

Grove den

Zomereik

Tulpenboom

Van de Zochers zijn geen exacte beplantingsplannen bekend. Om toch een beeld te krijgen welke plantensoorten de Zochers tot hun beschikking hadden, zijn de bekende kwekerijcatalogi en plantlijsten voor parkaanleggen van de Zochers geanalyseerd. Hieruit komt een rijkdom aan boom- en heestersoorten naar voren. Het soortenaantal groeit in de periode 1830-1860 licht. Voor de parkbeheerder die historisch sortiment wil gebruiken, is deze analyse een handvat. Hiernaast wordt een eerste indruk gegeven, met per structuurelement enkele boom- en heestersoorten met hun Nederlandse (familie)naam. De opsomming geeft een beeld van het sortiment maar zegt nog niets over de toepassing ervan in menging en aantallen.

Bosvakken

158

   

Abeel Gewone beuk Zomereik Gewone es

Treurwilg

Solitaire bomen en bosranden (groot)   

Grove den Haagbeuk Linde

           

Acacia Berk Zomereik Groenblijvende eik Zuileik Rode beuk Hemelboom Iep Italiaanse populier Kers Libanonceder Linde

          

(Oosterse) plataan Paardenkastanje Tamme kastanje Thuja occidentalis Treurwilg Treurbeuk Tulpenboom Vleugelnoot Valse Christusdoorn Weymouthden Zwarte noot


Koelreuteria

Catalpa

Sleedoorn

Rhus

Jasmijn

Goudenregen

Taxus

Peterselievlier

Weigelia

159

Judasboom

Peer

Solitaire bomen en bosranden (klein)    

Gouden regen Judasboom Koelreuteria Magnolia

   

Meidoorn Sierappel Catalpa Pyras

Liguster

Blazenstruik

Heesters in een boskern

Heesters in een bosrand of heestergroep

   

Hazelaar Hulst Liguster Meidoorn

   

Sleedoorn Taxus Vlier Vuilboom

         

Azalea (Bonte) Aucuba Berberis Blazenstruik Bruidsbloem Erwtenstruik Cotoneaster Gelderse roos Hortensia (Rode) Hazelaar

Toverhazelaar

         

(Bonte) Hulst Jasmijn Rododendron Peterselievlier Rhus Struikkamperfoelie Toverhazelaar Viburnum rhytidophyllum Viburnum tinus Weigelia

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Voorbeeld van de toepassing van de beplantingssoorten in het park Schematische doorsnede van buitenplaats Vredenoord

160

Laanbomen

Toepassing van de beplantingssoorten Naast historische beplantingssoorten zijn eigentijdse beplantingssoorten geschikt voor een Zocherpark. Bij de soortkeuze is het van belang dat er een afweging wordt gemaakt over de context waarin de beplantingssoort wordt geplaatst en / of deze kan voldoen aan het gewenste Zocherbeeld. Deze doorsnede geeft een globale indruk waar de verschillende categorieĂŤn beplantingssoorten in het park geplaatst worden en waar deze keuze op is gebaseerd. Bij elke categorie is de afweging te maken tussen de beplantingssoorten op basis van hun seizoenskenmerken, bladstructuur, groeivormen, hoogte, etc.

Bosvak met (sier)heesters

Solitaire boom in gras

Solitaire boom met sierheesters

Boomgroep in gras

Bosvak met (sier) heesters De kern van het bos bestaat uit bomen uit een

bosvak met een onderbegroeiing van heesters in een boskern. De bomenstructuur is een afwisseling van diverse boomsoorten, die zijn geselecteerd op hun sierwaarde. Actief bosbeheer is noodzakelijk om de bomen te kunnen laten uitgroeien in hun natuurlijke vorm en de onderlaag van heesters te behouden. Bij de soortkeuze voor de heesterlaag als onderbegroeiing in het bosvak is het belangrijk om heesters te kiezen die bij beperkt licht kunnen gedijen.

Bosvak met (sier)heesters

Langs de bosranden zijn de solitaire bomen en bosranden (groot en klein) te vinden, met een onderbegroeiing van heesters in een bosrand. Deze bomen en (sier) heesters hebben voldoende licht nodig en worden mede door hun sierwaarde in de bosranden geplaatst.

Boomgroepen bestaan uit de soorten die omschreven staan op p. 159 onder “solitaire bomen en bosranden (groot en klein)�. Deze bomen hebben een centrale functie in de aanleg als eindpunt of als begeleiding van een zichtas. De bomen worden gekozen op hun sierwaarde en de fraaie natuurlijke vorm.


Laanbomen

Solitaire bomen met sierheesters / in gras De solitaire bomen worden gekozen uit

solitaire bomen en bosranden (groot en klein). Deze bomen staan in gras of staan in enkele gevallen in een (sier)heestervak. De bomen zijn zodanig van elkaar af geplaatst dat hun fraaie natuurlijk vorm tot uiting komt. Afhankelijk van de locatie in de parkaanleg wordt gekozen voor een kleine of een grote boom.

Boomgroep in gras

Weide

Weide

Solitaire bomen in gras

Laanbomen

(Sier) heestergroepen

Zowel vader als zoon behielden oude lanen in de herinrichting van een park. Voornamelijk J.D. Zocher sr. ontwierp nieuwe lanen in de parkaanleg, waarbij de slingerende eikenlaan een terugkomend fenomeen is.

Heestersoorten voor losstaande groepen bestaan uit soorten van heesters in een bosrand of heestergroep. Deze soorten hebben een hoge sierwaarde en worden geplant in gemengde groepen.

Weide

De heesters onder de solitaire boom hebben een hoge sierwaarde.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

161


Een asfaltpad met een toplaag van grind in Sonsbeek. Het pad heeft door het materiaal een strakke maar toch natuurlijke uitstraling. Daarbij zijn deze paden relatief vrij van onderhoud. Het pad komt hier samen bij de waterpartij en volgt daarna de contour het water. Foto P. Verhoeff, 2016

‘Oosterbeek’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden), circa 1854

162

Op deze prent zijn enkele paden te zien die langs de vijver en voorlangs het huis lopen. Deze paden versterken de contouren van de vijver. Voor het huis ligt een ovaal van wegen zodat de koetsen konden keren. Dit geeft als bijkomend effect diepte door de herhaling van de lijnen in de parkaanleg.


5.7 Wegen en wandelpaden Wandelen is in de 19e eeuw een belangrijke sociale activiteit. Wegen en paden zijn in de Zocherparken niet alleen bedoeld als functioneel wandelpad, maar sturen ook het oog van bezoekers door de parkaanleg en nodigen uit tot een wandeling en tot conversatie. De parkcomposities van de Zochers moeten uitdrukkelijk worden beleefd vanaf de paden. Hoe horen de wegen en wandelpaden er in een Zocherpark uit te zien? J.D. Zocher sr. en jr. hebben ieder een specifiek eigen stijl voor de vormgeving en ruimtelijke inpassing van wegen en paden. De paden van sr. kennen een nadrukkelijke hiërarchie: er zijn lanen, wandelpaden en kleine wandelpaden. Specifieke tuinkamers in een sr.-ontwerp hebben soms een eigen padenpatroon. De padennetwerken van jr. vloeien, vergeleken met die van zijn vader, meer vanuit een eenheid in elkaar over, met een vrijere vormgeving. Paden zijn bij de Zochers altijd onkruidvrij met een scherpe contour, en verleiden de bezoeker tot een wandeling. Dit effect wordt bereikt door de ‘spannende’ boogstralen, die de bezoeker de aanleg in lokken en hun nieuwsgierigheid opwekken: wat is er om de hoek? De routes ogen heel vanzelfsprekend en slingeren strategisch om bosvakken, heestergroepen en langs open ruimten, en nooit zo dat de bezoeker het gevoel krijgt dat een bocht afgesneden kan worden. Door het uitgekiende padenpatroon toont het park groter dan dat het daadwerkelijk is. In het algemeen zagen paden eruit als aangeharkte paden afgestrooid met zand. Veelbereden plekken zijn verhard met grind en bij een hek of bouwwerk heel soms met klinkers. Wandelpaden zijn aangelegd met lokaal voorhanden materiaal. In het plangebied zijn dat duinzand en schelpen. Deze paden worden jaarlijks opnieuw aangevuld. Paden zijn altijd minimaal 1.80 m. breed zodat wandelaars naast elkaar lopend kunnen converseren.

Problematiek Een veel voorkomend probleem is dat padennetwerken in Zocherparken zijn versimpeld en verschraald. Delen van het park zijn daarmee onbereikbaar en niet beleefbaar. Omdat paden de leidraad vormen voor de parkbeleving, verliest een Zochercompositie zonder paden zijn zeggingskracht. Dit kan ook gebeuren door het ontbreken of wegvallen van begrenzing van de ruimte, bijvoorbeeld door heestergroepen. Omdat het beheer van paden vrij intensief is, worden paden niet altijd hersteld. Ook komt het voor dat paden niet onkruidvrij zijn gehouden of dat de overgang naar aangrenzend gras of beplantingen diffuus is geworden in plaats van scherp gestoken. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Een voorwaarde voor het herstel van paden is goed beheer, waarbij paden schoon worden gehouden en strak zijn vormgegeven;  Omdat het onkruidvrij houden van paden arbeidsintensief is, kan een vorm van verharding die onkruidgroei tegengaat worden overwogen;  Houd bij herstel van het padennetwerk in de gaten dat de rondwandeling door alle parkdelen voert. Het padennetwerk vormt de hoofdstructuur van het park en zorgt voor samenhang; Er is geen vast recept voor de verharding van een Zocherpad. De verharding is afhankelijk van grondsoort, gebruiksintensiteit en financiële middelen. De paden moeten een uitstraling hebben van een onkruidvrij pad dat in kleur contrasteert met het maaiveld van de directe omgeving.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

163


Links: de toegangsdreef van Beukenhorst heeft aan beide zijden van de buitenplaats een ingang. Deze ongebruikte noordentree is in de loop der jaren verwaarloosd geraakt: het pad mist profiel en de bosbeplanting is opgerukt tot op de padrand. Aanbevelingen: herstel van de structuur als hoofdentree: een breed, schoon en strak vormgegeven pad, zie fotobewerking onder. Geef de dreef de historische, lui slingerende vorm die past bij de ontwerpstijl van J.D. Zocher jr.

164

Rechts: het parkbos op Berbice, langs de oostzijde van de vijver. Rechts op de foto is een met mos begroeid wandelpad te zien. Dit wandelpad is bewust verplaatst of verschoven door achterstallig onderhoud. Dit is zichtbaar aan de oude eiken die links in een lichte boog staan: Het wandelpad heeft oorspronkelijk daarlangs gelopen, zie fotobewerking onder. Aanbevelingen: het huidige pad verwijderen en opnieuw aanleggen langs de eiken, in een gebogen vorm die aansluit bij de ontwerpstijl van J.D. Zocher sr.

Foto’s M. Bos, 2016 Bewerking K. Aschman


Rechts: het achterpark van Vredenoord. Het pad volgt de contour van de waterpartij. Dit is kenmerkend voor de ontwerpen van J.D. Zocher sr. Foto M. Bos, 2016

165

Uiterst rechts: samenkomst van paden op Sonsbeek met op de kruising een solitaire boom. Dit en de vloeiende samenkomst van de paden is kenmerkend voor J.D. Zocher jr. Foto P. Verhoeff, 2016 ‘Zogher, de fameuse aanlegger’


166

‘Gezigt in de Hofstede VoorLinde’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden) Het arcadische parklandschap op Voorlinden. De afbeelding toont de grootse slingervijver, met glooiende oevers en afwisselende beplanting. Het reliëf vormt de opmaat voor het zicht op de duinen in de verte.

De oudere glooiingen van duinkopjes op Blanckenburg zijn door J.D. Zocher jr. opgenomen in de parkaanleg. Foto M. Bos, 2016


De glooiende oevertaluds van de vijver op Berbice. Door de bolle glooiing wordt het slinger-effect van de vijver versterkt.

5.8 Reliëf

Foto K. Aschman, 2016

Oevers, bergjes, hellingen en glooiende gazons vormen een onmisbaar onderdeel van de parkcompositie. Daar waar een parkgebied nadrukkelijk reliëf bevat, is dit in de Zocheraanleg versterkt en gedramatiseerd. Reliëf is in historische parken over het algemeen redelijk goed bewaard gebleven. Hoe hoort reliëf er in een Zocherpark uit te zien? Bijzonder is dat reliëf door de Zochers nooit op ontwerptekeningen is aangegeven. Reliëf wordt door de Zochers op subtiele wijze toegepast. Het betreft bescheiden glooiingen en hoogteverschillen, maar als het van nature aanwezig is kan reliëf ook zeer nadrukkelijk zijn verwerkt. Reliëf is altijd met vloeiende vormen vormgegeven. Exemplarisch is dat het maaiveld van gazons altijd langzaam overgaat in grasoevers. Er zijn geen taluds met een scherpe insteek, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is. Problematiek Glooiingen en reliëf kunnen zijn verdwenen, verrommeld of onherkenbaar zijn geworden. Vaak is het reliëf hierdoor niet beleefbaar. Erosie kan oneffenheden veroorzaken en glooiende en bolliggende taluds eroderen. Bij latere aanpassingen of herstelwerkzaamheden zijn taluds bij waterpartijen soms te scherp opgezet. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  Het behoud van het reliëf dient als wezenlijk onderdeel van de Zocheraanleg meegenomen te worden in de brede beheerfocus op de samenhangende parkcompositie. Het bestaande reliëf is vaak origineler dan je in eerste instantie zou vermoeden;  Herstel waar nodig de kenmerkende zachte glooiingen in het reliëf en creëer daarbij vloeiende contouren;  Oeverprofielen dienen waar nodig geherprofileerd te worden tot een bolle maar strakke glooiing tussen de oeverlijn en het maaiveld. Om afkalving van oeverranden door eenden en honden te voorkomen kunnen eendentrapjes geplaatst worden.

Licht hol glooiend grasveld in de zichtas vanuit huis Berbice. J.D. Zocher sr. heeft hiermee de 18eeeuwse zichtas aangepast in landschapsstijl. Foto M. Bos 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

167


Een presentatietekening van een brug getekend door J.D. Zocher jr. of L.P. Zocher. Deze brug komt sterk overeen met de brug op Duivenvoorde. Bron: Architectuur als sieraad

168

van de natuur, De architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr (17911870) en L.P. Zocher (18201915), Constance D.H. Moes, p.

157

‘Kasteel Duivenvoorde’, P.J. Lutgers (Gezigten in de omstreken van ‘s Gravenhage en Leyden). De Zocherbrug op deze prent van kasteel Duivenvoorde ligt nog steeds op dezelfde plek in de parkaanleg en vormt een belangrijk onderdeel van de parkbeleving.


5.9 Bouwwerken en tuinsieraden Zocherparken waren altijd gestoffeerd met een grote hoeveelheid zorgvuldig ontworpen bouwwerken en tuinsieraden, zoals bruggen, huisjes en dienstwoningen. Als bouwarchitecten hadden de Zochers die expertise ook in huis. Deze bouwwerken vormden door hun vormgeving en decoratie een gespreksonderwerp in de aanleg. Het waren attracties waar naartoe gewandeld kon worden. Hoe horen bouwwerken en tuinsieraden van Zocher eruit te zien? J.D. Zocher sr. en jr. pasten bouwwerken en tuinsieraden op vergelijkbare wijze toe. Het hoofdhuis is vrijwel altijd het hoofdmoment in de aanleg. Vaak is er sprake van een ensemble van overige bouwwerken en tuinsieraden. Die zijn op te delen in vier categorieën: gebouwen (opstallen en (dienst)woningen), verpozingsplekken (van priëlen tot losse banken), bruggen, beelden en andere ornamenten. Vrijstaand meubilair staat niet op ontwerptekeningen, bouwwerken zijn ingetekend als roze vlakjes. Daarbij is de stijl niet aangegeven. Uit latere afbeeldingen blijkt dat de stijl varieert van classicistisch en rustiek tot Zwitsers en neogotisch. Bouwwerken zijn hoofdpunten in parktaferelen; ze zijn decoratief ingepast, als onderwerp en aankleding van zichtlijnen. Langs wandelpaden staan zitbanken opgesteld. In de 19e eeuw worden deze ’s winters binnengezet. Zij hebben een gietijzeren onderstel met houten zit- en rugplank. Bouwwerken zonder ornamentele functie worden weggewerkt met beplantingen. Tuinsieraden zijn een belangrijk onderdeel van de parkaanleg, maar de plaatsing werd vermoedelijk overgelaten aan de eigenaar van het park. Tuinsieraden weerspiegelen daarmee eerder de smaak en persoonlijkheid van eigenaren dan die van de Zochers.

Problematiek Bouwwerken kunnen zijn verdwenen, niet meer tot het park behoren of hun zeggingskracht hebben verloren door een latere verbouwing. Met het verdwijnen van verpozingsplekken verdwijnen ook rustpunten in de aanleg. Als bouwkundige objecten zijn vervangen, past de nieuwe vormgeving meestal niet in de ontwerpstijl van de Zochers. Wanneer bouwwerken als woning in gebruik worden genomen, krijgen zij vaak een eigen afgescheiden tuinaanleg. De tuinaanleg kan niet harmoniërend zijn met de Zocheraanleg en / of het bouwwerk te sterk van het park scheiden. Streefbeeld en beheer: aanbevelingen  In een Zocheraanleg horen bouwwerken en tuinsieraden als parkaankleding te functioneren. Waar ze ontbreken kan gekozen worden voor reconstructie of voor het plaatsen van objecten met een hedendaagse vormgeving, mits die harmonieert met de aanleg;  Probeer aanwezige resten zo veel mogelijk in authentieke sfeer en opzet te herstellen, waar mogelijk aan de hand van historische afbeeldingen. Plaats een bouwwerk, indien mogelijk, op de originele locatie, in verband met de door Zocher ontworpen parkcompositie;  Zorg dat bebouwing geen losse entiteit wordt, zowel in plaatsing als in beheer. Leg dit ook juridisch goed vast.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

169


Uiterst linksboven: een menagerie met koepel, in het door J.D. Zocher jr. ontworpen park van buitenplaats Groeneveld (Baarn). Prins Frederik wilde in 1841 op De Paauw een kopie van deze menagerie laten bouwen. Foto 1866. Coll. Rijksdienst Cultureel Erfgoed obj.nr 83.692

170

Linksboven: het hertenkamp van Vreugd en Rust in 1956, met de oorspronkelijke stal in de boomgroep aan de rand van de weide. Deze stal in chaletstijl is mogelijk ontworpen door J.D. Zocher jr. Recent is de vervallen stal gesloopt en vervangen door een modern gebouw midden op de weide, waardoor de Zocher jr.-parkcompositie met een open weide ernstig is verstoord. Gemeentearchief LeidschendamVoorburg, 1V1956-14.

Onder: de Vlotbrug op Duivenvoorde, naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Verschillende soorten bruggen zijn een belangrijk onderdeel van de afwisselende parkbeleving. Foto P. Verhoeff, 2016


Rechts: de bloemenbrug van Dordwijk. Ontworpen door J.D. Zocher jr. in een rustieke stijl, gerestaureerd circa 2005. www.panoramio.nl, Mart61

Uiterst rechtsboven: ‘de Zocherbank’ op Duivenvoorde. Een vergelijkbare bank is gevonden in een Zocherpark, waardoor het vermoeden is ontstaan dat deze bank een onderdeel was van de aanleg. Om deze reden heeft een fabrikant de bank gereproduceerd.

171

Foto P. Verhoeff, 2016

Uiterst rechtsonder: moderne kunst in Sonsbeek als onderdeel van de tentoonstelling transACTION 2016. Foto P. Verhoeff, 2016

‘Zogher, de fameuse aanlegger’


Geraadpleegde literatuur, bronnen en noten Geraadpleegde literatuur en bronnen die voor dit onderzoek relevante informatie bevatten Contemporaine literatuur  Aa, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden (…), Gorinchem 1837-1851  Craandijk, J., Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 3, Kruseman & Tjeenk Willink, Haarlem z.j. [1878], gedigitaliseerde versie DBNL 2007  Eynden, R. van den, en A. van de Willigen, Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst, deel IV, 1840 p. 265  Hofdijk, W.J. en P.J. Lutgers, Gezigten in de omstreken van ’s Gravenhage en Leyden, naar de natuur geteekend en op steen gebragt, Amsterdam 1855  Immerzeel, J., De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders (...), J.C. van Resteren, Amsterdam 1842 / 1843 Checkdocument  Oldenburger-Ebbers, C.S., en J. Oldenburger, Zochers online, groenprojecten van de Zochers in perspectief, landschapsarchitectuur in 19e-eeuws Nederland, Oldenburgers Historische Tuinen / OHT, versie 26-10-2011-2

 

      

172

Hedendaagse literatuur  Albers, drs L.H., Landgoederen in de gemeente Wassenaar, Historie en waarde, rapport i.o.v. gemeente Wassenaar, sep. 1997  Backer, A.M., (eindred.), Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur, deel West (Noord-Holland en Zuid-Holland), Rotterdam 1998  Bezemer-Sellers, V., Courtly Gardens in Holland 1600-1650, Amsterdam 2001  Bosch, J.W. Landschapsatlas van Walcheren, inspirerende sporen van tijd, Koudekerke 2008  Broeke, M. van den, Jan Arends, Buitenplaatsen op Walcheren, Alphen aan den Rijn 2001  Bulte, M.A en W. Post, Bloeiende bedrijvigheid: 400 jaar bloembollenbedrijven in ZuidKennemerland, Haarlem 2002  Does, A. van der, J. Holwerda, en H. Rampen, (eindred.), Tuingeschiedenis in Nederland, veelzijdig erfgoed in ’t groen, Utrecht 2009  Gemeente Den Haag, R. van Immerseel en P. Verhoeff, Welkom op landgoed Oosterbeek, Den Haag 2015  Haan, J. de, Villaparken in Nederland – een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Daal te Bloemendaal 1897-1940, Haarlem 1986  Haverman, M., ‘Onderzoek naar de bloem- en plantenkwekerij Rozenhagen van de familie Zocher’, ongepubliceerd onderzoek in het kader van het project Kwaliteitsimpuls Zocherparken, Delft / Amersfoort 2016  Heiningen, E. van, ‘Het verhaal van Weizigt’, in: Oud Dordrecht, 2005 / 3, p. 24-32  Helmink-Habes, H., ‘Zakelijk talent, De firma Zocher en de ontwikkeling en financiering van het stedelijk groen in Rotterdam, 1844-64’, in: Tuinkunst 3, Nederlands Jaarboek voor de Geschiedenis van Tuin- en landschapsarchitectuur, Amsterdam 1998, p. 95-120

   

       

Hoey Smith, J.R.P. van, en J. Voskuil, Bomenrijk in Rotterdam, Arboretum Trompenburg, Stichting Arboretum Trompenburg, Rotterdam 1983 Immerseel, R. van, en H.M.J. Tromp, ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. jr.‘, in: Tuingeschiedenis in Nederland, veelzijdig erfgoed in ’t groen, A. van der Does, J. Holwerda en H. Rampen e.a. (eindred.), Utrecht 2009, p. 65-78 Krelage, E., ‘Jacobus Johannes Kerbert’, Jaarboek Vereniging Haerlem, Haarlem 1931, p. 28-30 Landheer-Roelants, A., Romantisch buiten wonen in de stad, 125 jaar Van Stolkpark, Utrecht 1999 Leeuw, A.G. de [Geertruida Carelsen], ‘L.P. Zocher’, in: Eigen Haard, jrg. 41, 1915, p. 807-809 Leeuw, A.G. de [Geertruida Carelsen], ‘Het werk der Zochers’, in: Tijdspiegel, 1917 I, p. 205220 Moes, C.D.H., Architectuur als sieraad van de natuur (…), Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam 1991 Oldenburger-Ebbers, C.S., ‘Zochers' tuinarchitectuur- en architectuurprojecten: (…)’, in: Cascade, Bulletin voor Tuinhistorie, jrg. 1, nr. 1, 1991, p. 35-45 Oldenburger-Ebbers, C.S., ‘Zoektocht naar Zocher in België’, in: Vakblad Groen, maart 2016, nr. 3, p. 12-19 Oosterom, A. van, ‘Johann Georg Michael (1738-1800) en zijn zoon Johan George Michael (1765 -1858)’, in: HGMK Ledenbulletin, 2010, 33, p. 7-28 Rijken, H., De Leidse Lustwarande, geschiedenis van de tuinkunst op kastelen en buitenplaatsen rond Leiden, 1600-1800, Leiden 2005 Rohde, M. von, Muskau bis Konstantinopel, Eduard Petzold ein europäischer Gartenkünstler 1815-1891, Verlag der Kunst, Dresden 1998 Scheffer, drs C., ‘De stedenbouwkundige ontwikkeling van een buitenplaatsenlandschap naar een bosrijk villadorp. De waardering voor en omgang met historische buitenplaatsen in Wassenaar na 1900’, in: Jaarboek Monumentenzorg 1998, Buitenplaatsen, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1998, gedigitaliseerde tekst via www.dbnl.org i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013 Smit, J., en R. van Beekum, J.D. Zocher jr., 1791-1870, Architect en tuinarchitect, Stichting BONAS, Rotterdam 2009 Stenvert, R., e.a., Monumenten in Nederland. Zuid-Holland, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zwolle 2004, gedigitaliseerde versie DBNL 2010 Stichting In Arcadië, Malieveld, Koekamplaan en Koekamp, tuinhistorische verkenning, Amersfoort dec. 2015 Stichting PHB, Beheersplan Landfort 2005-2015, 2006 Stöver, J., e.a., Kastelen en buitenplaatsen in Zuid-Holland, Zutphen 2000 Tromp, H.M.J., De Nederlandse landschapsstijl in de achttiende eeuw, Leiden 2012 Tuynenburg Muys, G., 'Bijdorp', in: Tussen Wilgenplas en Rotte, afl. 36 (1996), p. 12-16 Wesseling, M.M., ‘Het bos van Wijkerslooth’, in: Over Oegstgeest, halfjaarlijks tijdschrift van de Vereniging Oud Oegstgeest, jrg. 17, nr.1, apr. 2005, p. 13-17


Zocherparken in het plangebied

Hierna is hierboven genoemde algemene literatuur niet opnieuw opgenomen. Den Haag Huis ten Bosch  Loonstra, M., Het Koninklijk Paleis Huis ten Bosch historisch gezien, het huijs int bosch, Zutphen 1985  Haverman, M., en R. van Immerseel, ‘Villa Boschlust en de Koekamp: “Een uitmuntend geheel”’, Arcadië , jrg. 8, nr. 17, nov. 2016, p. 22-25 Paleis Noordeinde  Laarse, R. van der, ‘Koninklijk erfgoed van het verlies, Het Haagse Willemsparkhof in negentiende-eeuwse Europese context’, in: KNOB Bulletin, jrg. 109, nr. 5, 2010, p. 172-189  Cleverens, R., De Koningsvleugel, geschiedenis van de particuliere appartementen in het Paleis Noordeinde, Hilversum, 2001  Beeldbank, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Vredenoord  Immerseel, R.H.M. van, Historisch onderzoek buitenplaats Vredenoord, Stichting PHB, Heerde september 2005 Leidschendam-Voorburg Vreugd en Rust  SB4, Tuinhistorische analyse en toekomstvisie Vreugd en Rust / Juliana-Bernhardpark / Boerenbosje te Voorburg, Wageningen december 2000 Voorschoten Berbice  Scheffer, C., en E. Fischer, (eindred.), Begeerlijk Berbice, de buitenplaats en haar bewoners, Vereniging OGLV - Werkgroep Historisch Berbice, Voorschoten 2014  Stichting In Arcadië, Beheerplan buitenplaats Berbice te Voorschoten, Amersfoort november 2011 Duivenvoorde  Aschman, K.D., Buitenplaats Duivenvoorde, Tuinhistorische waardestelling van de beschermde parkaanleg, Utrecht nov. 2015  Vries, A. de, (red.), Duivenvoorde, bewoners, landgoed, kasteel, interieur en collectie, Zwolle 2010

Wassenaar Backershagen  Aschman, K.D., Buitenplaats Backershagen, Tuinhistorische waardestelling van de beschermde parkaanleg, Utrecht, concept januari 2016  Laarse, R. van der, ‘Koninklijk erfgoed van het verlies, Het Haagse Willemsparkhof in negentiende-eeuwse Europese context’, in: KNOB Bulletin, jrg. 109, nr. 5, 2010, p. 172-189  Poort, J., (eindred.), Backershagen, Backershagen BV, 1985 Beukenhorst  Lieverse, R., NLB Zuid-Holland, Beheersplan Beukenhorst, Gouda juli 1992  Scheffer, C., ‘4.4 Beukenhorst’, in: thema-uitgave gemeente Wassenaar i.k.v. Open Monumentendag 2011, p. 12-16  VHP, Beukenhorst, Rotterdam maart 2001, rapportage i.k.v. aanwijzing als rijksmonument en reconstructie N44 Clingendael  Stichting In Arcadië, Landgoed Clingendael te Wassenaar, quickscan en voorlopige waardestelling Achterpark en Koeieneiland, Amersfoort 2014 Duinrell  Dietz, L., Duinrell 1935-2010. Kroniek van een familiebedrijf, Utrecht 2010  Stichting In Arcadië, Zichtlijnen parkaanleg Duinrell, historie en huidige situatie, Amersfoort juni 2015 Oosterbeek  Stichting In Arcadië, Buitenplaats Oosterbeek te Wassenaar, Historisch onderzoek en waardestelling tuin- en parkaanleg, Amersfoort 25 september 2014 De Paauw  Aschman, K.D., Buitenplaats De Paauw, Tuinhistorische waardestelling van de beschermde parkaanleg, Utrecht concept januari 2016  Briët, M., De bouwgeschiedenis van het huis de Paauw te Wassenaar, doctoraalscriptie, Leiden 26 juni 1974  Gemeente Wassenaar, ‘De Wassenaarse prins’, in: 8 eeuwen Wassenaar, publicatie bij gelijknamige tentoonstelling in raadhuis de Paauw, 2004

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

173


Noten Raaphorst  Aschman, K.D., Koninklijk Landgoed De Horsten, Tuinhistorische waardestelling, Utrecht mei 2016 Voorlinden en Blanckenburg  Beek & Kooiman Cultuurhistorie, Landgoed Voorlinden, Wassenaar, Cultuurhistorische analyse, concept 27 oktober 2011  Noord Peil landschapsarchitekten, Blanckenhoeve Wassenaar, structuurplan, Sneek december 2004 Zuidwijk  ‘Wat ik op Zuydwijk wenschte…’ Verslag van het onderzoek naar het park van Zuydwijk te Wassenaar. Versie 30 juni 2016.

 

 

  

174



 

 



Oldenburger, C. en J., Zochers Online, op http: / / www.oldenburgers.nl / pdf / zocheronline.pdf. Oldenburger, C.S. ‘De tuinarchitectuur van de Zochers. Deel 1 t / m 4. In: Groen 46 (1990), nr 7, 9-13; Cascade Bulletin voor Tuinhistorie 1 (1991), nr 2, 35-47; Groen 47, nr 3, 73-39, nr 4, 22-27 en nr 10, 23-29. Moes, C.H.D., Architectuur als sieraad van de natuur: de architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870) en L.P. Zocher (1820-1915) (Rotterdam 1991). Smit, J., J.D. Zocher jr. Architect en tuinarchitect 1791-1870 (Rotterdam 2008); Van Immerseel, R. en H. Tromp, ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. jr. ‘, in: Tuingeschiedenis in Nederland, veelzijdig erfgoed in ’t groen, H. Rampen e.a. (ed.), (Utrecht 2009), 65-78. Oldenburger, C., ‘Zoektocht naar Zocher in België’ in Vakblad Groen, jg. 72, maart 2016, nr.3, pp. 12-19 aldaar p. 13. Oldenburger, C. en J., Zochers Online, op http: / / www.oldenburgers.nl / pdf / zocheronline.pdf, p.99-104. Oosterom, A. van, ‘Johann Georg Michael (1738-1800) en zijn zoon Johan George Michael (1765 -1858)’ HGMK Ledenbulletin (2010) 33, p.22. Oosterom, A. van, ‘Johann Georg Michael (1738-1800) en zijn zoon Johan George Michael (1765 -1858)’ HGMK Ledenbulletin (2010) 33, p.22.In een advertentie in de Oprechte Haarlemse Courant van 27 november 1810 adverteert Michael op Roosesteijn te Velsen als kweker met diverse boomsoorten, ‘veele Americaansche zoo bonte als bloeijende HEESTERS en STRUIKGEWASSEN (…) en veele andere soort van PLANTZOEN’. NHA, Bibliotheek, inv.nr. 7992 Rekeningen van Jan David Zocher te Haarlem ten laste van de heer Valkenaar, 1813-1814. J.D. Zocher: volledig assortiment catalogus: circa 1830. J.D. Zocher & Comp: volledig assortiment catalogus: circa 1835. J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt: volledig assortiment catalogus: 185? en overige prijscouranten van bloembollen; 1887, 1892. Zocher & Co, volledig assortiment: 1880, 1882, 1886, 1888-1889, 1893, 1894 (ontbreken wel pagina's), 1905, 1909, 1911 Overige verkorte catalogi en prijscouranten van o.a. bloembollen, knolbegonia's & dahlia's, handelsaanbiedingen enz.: 1880 t / m 1886, 1888-1917. Van een selectie van de catalogi zijn de relevante onderdelen (de boom- en heestersoorten) getranscribeerd door Merel Haverman. Bulte en Post, 2002: 49 Wageningen Universiteit en Research Centre (WUR), Wageningen, speciale collecties, fotokopie aanwezig van ‘Catalogus van de kweekerij en enterij Rozenhagen, bij Haarlem’ van J.D. Zocher, circa 1830. NHA, 1617 Notariële protocollen en akten van notarissen te Haarlem (Oud Notarieel Archief Haarlem, 1570-1840, inv.nr. 87: Numero 6501 Contract: ‘[d]e Negotie en Affaire, welke door de wederzijdsche Comparanten, gedreven en gedaan word, zal bijzonder de Cúltúúr en Handel in Boomen, Planten en Bloembollen ten doel hebben, en Canteeren op de firma van J.D. Zocher & Compagnie’


 WUR, speciale collecties, fotokopie aanwezig van ‘Catalogus van de boomkweekerij en bloemisterij bij den Architect J.D. Zocher, op Rozenhagen bij Haarlem’ van J.D. Zocher en Comp., circa 1835.  Opregte Haarlemsche Courant, 22 februari 1831. Onder rubriek ‘Nederlanden’.  Bulte, M.A. en W. Post, Bloeiende bedrijvigheid: 400 jaar bloembollenbedrijven in ZuidKennemerland (Haarlem 2002), 49.  NHA, Gemeenteverslagen 1862: 314-315. De firma betaalt voor de grond 505 gulden per jaar. In 1861 besluit de Gemeenteraad dat de huur verhoogd moet worden tot 800 gulden. De firma is het hier niet mee eens en besluit daarom de huur op te zeggen. De grond wordt daarop in vijf percelen verdeeld en te huur aangeboden.  Haverman, M., Onderzoek naar de bloem- en plantenkwekerij Rozenhagen van de familie Zocher (conceptversie onderzoek stageopdracht UVA, augustus 2016)  Tromp, H.M.J., De Nederlandse landschapsstijl in de achttiende eeuw (Leiden 2012), 353.  Nationaal Archief, toegang 2.01.12 (inventaris archief Binnenlandse Zaken, 1796-1813), inv. nr. 911. NB een model van de vuurtoren uit 1838 bevindt zich in de collectie van het Rijksmuseum, objectnummer NG-MC-829.  Brief dec. 1835, huisarchief Twickel, inv.nr. 3016.  Haverman, M., Onderzoek naar de bloem- en plantenkwekerij Rozenhagen van de familie Zocher (conceptversie onderzoek stageopdracht UVA, augustus 2016 en Stichting P.H.B., Beheerplan Keppel te Laag Keppel (Heerde 2009), p. 51.  Brief dec. 1835, huisarchief Twickel, inv.nr. 3016.  Carelsen, G. Het werk der Zochers. Tijdspiegel, 74, 1917, p. 211-212.  Stichting P.H.B., Beheerplan Keppel te Laag Keppel (Heerde 2009), p. 51.  Immerseel, R. van en H. Tromp, ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. jr. ‘, in: Tuingeschiedenis in Nederland, veelzijdig erfgoed in ’t groen, H. Rampen e.a. (ed.), (Utrecht 2009), 65-78, p. 70.  Ibid, p. 76.  Ibid, p. 73.  Landheer-Roelandts, Romantisch buiten wonen in de stad, 125 jaar Van Stolkpark, p.18.  NA, 2.21.028 Archief van J. van den Bosch. Inv. nr. 867  NHA, 3819 – Heerlijkheid Bennebroek, 1653-1899, 494.  Oldenburger, C. en J., Zochers Online, versie 26-10-2011 op http://www.oldenburgers.nl/pdf/ zocher-online.pdf, p. 130.  www.virtueeldelftslexicon.nl zoekterm Zocher.  Helmink-Habes, H., ‘Zakelijk talent – De firma Zocher en de ontwikkeling en financiering van het stedelijk groen in Rotterdam 1844-64’ in: Tuin-kunst, Nederlands Jaarboek voor de Geschiedenis van Tuin- en Land-schapsarchitectuur, deel 3, 95-120, p. 95-96.  Opregte Haarlemsche Courant, 21 maart 1866.  NA, 2.21.028 Archief van J. van den Bosch. Inv. nr. 867, brief van J.D. Zocher aan Johannes

        

       

van den Bosch, november 1836. Utrechts Archief, toegang 84 Huis Linschoten, inv. nr. 546. Smit, J., J.D. Zocher jr. Architect en tuinarchitect 1791-1870 (Rotterdam 2008), p. 38-40. Kladversie 14 dec. 1835 in het Huisarchief Twickel, inv.nr. 3016. Brief dec. 1835, huisarchief Twickel, inv.nr. 3016. Stichting PHB, Beheersplan Landfort 2005-2015 (2006), p. 20. Oldenburger, Zochers online, p. 117. Bosch, J.W., Landschapsatlas van Walcheren, inspirerende sporen van tijd (2008), p.217 Van Immerseel en Tromp, ‘Onbekende werken’, p. 74. C.A. van Groningen, De Utrechtse Heuvelrug. De Stichtse Lustwarande. Buitens in het groen (Zeist 1999), 298 Bij gardeneske beplantingen ligt de nadruk meer op exoten en gekweekte planten en ook op de manier van aanplant, vaak in geometrische bedden en niet in lossere vormen zoals in de natuur. In de tweede helft van de 19e eeuw werd deze manier van beplanten ook veelvuldig in Nederland toegepast, vooral in de nabijheid van het huis. Groningen, C.A. van, De Utrechtse Heuvelrug. De Stichtse Lustwarande. Buitens in het groen (Zeist 1999), 298. Smit, J.D. Zocher, p. 20. Oldenburger, Zochers online, p. 120. Ibid, p. 121. Ibid. Haan, J. de, Villaparken in Nederland – een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Daal te Bloemendaal 1897-1940 (Haarlem 1986). N.H.A., toegang 2295 Gemeentebestuur van Haarlem (gemeente Haarlem), inv.nr. 211, brief 27 maart 1895 Leeuw, 1915: 807-808. Gehele citaat luidt: “maar hij [L.P.] liet zich daarbij meer en meer

assisteren door zijn vaders eenigen leerling J.J. Kerbert, die reeds sinds eenige jaren als lid der firma was opgenomen. Op zijn beurt stelde nu Zocher het ontwerp der werken vast of hechtte daar, in artistieken zin, zijn zegel aan, terwijl de uitvoering aan den jongeren compagnon werd opgedragen”.        

Leeuw, 1915: 808. Krelage, 1931: 29. Krelage, 1931: 29. Anoniem. ‘De Heer J.J. Kerbert Overleden.’ Haarlem’s Dagblad, 21 april 1931. Bijlage catalogus 1917. Krelage, 1931: 30. Krelage, 1931: 27. Geciteerd in Van Immerseel en Tromp, ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr .jr.’ in: Tuingeschiedenis in Nederland. Veelzijdig erfgoed in ’t groen (Utrecht 2009), 65-78, 67. Leeuw, 1917: 213.

‘Zogher, de fameuse aanlegger’

175


Samenstelling klankbordgroep en projectgroep Klankbordgroep Kwaliteitsimpuls Naam Natascha Lensvelt Heimerick Tromp Hein Krantz Hennie Vรถlker-Dieben Frits Bekker Martin van Bleek Martin Efdee Marjolein Sanderman Hanneke Ronnes Maarten Koenders Dorothee Koper (agendalid)

176

Projectgroep Organisatie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Deskundige buitenplaatsen Nederlandse Tuinenstichting Stichting Oud-Poelgeest Het Zuid-Hollands Landschap Gelders Genootschap Gemeente Rijswijk Gemeente Rheden Universiteit van Amsterdam Provincie Zuid-Holland Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Naam Onno Helleman Carla Scheffer Elise Coenen / Lennert Langerak Erik Rinia Wim Borgdorff Hennes Claassen Elise Mutter Margriet Panman Els Fischer

Organisatie Erfgoedhuis Zuid-Holland Gemeente Wassenaar en Voorschoten Pact van Duivenvoorde / Duin Horst en Weide Gemeente Leidschendam-Voorburg Particuliere buitenplaats eigenaar Gilde van Tuinbazen Gemeente Den Haag Gemeente Delft Erfgoedhuis Zuid-Holland


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.