Lees verder
Nog voor de zomervakantie heeft Michael Boot de gang gemaakt naar de Kamer van Koophandel. Met zijn start-up Vertoro gaat hij een proces verder opschalen om op basis van zwavelvrije lignine een crude lignin oil (CLO) te produceren. 'Ons geheim? Voornamelijk dat we ons proces niet mooier maken dan het hoeft te zijn.'
Lucien Joppen

Vertoro komt voort uit het InSciTe-project Lignin RICHES, met Boot als projectleider. ‘Doel van het project was om via een thermokatalytisch proces deze CLO produceren. De feedstock is in eerste instantie lignine die vrijkomt als bijproduct van tweede generatie bio-ethanolproductie. Deze wordt voornamelijk gebruikt als energiebron voor het bovengenoemde productieproces, maar zou, omgezet tot CLO, het viervoudige op kunnen brengen.’ Volgens Boot is er zeker een markt voor CLO op basis van biomassa. Immers, de fossiele stookolie, gangbaar in de scheepvaart, bevat zwavel (3 tot 5 procent) en is zeer vervuilend. Bovendien is elektrificering in de scheepvaart vooralsnog geen thema, zodat stookolie daar nog geruime gebruikt zal blijven worden.

Opschalen op Brightlands Chemelot Campus

Zo ver is het nog niet. Boot gaat eerst het proces opschalen op Brightlands Chemelot Campus in Geleen. Boot, in deeltijd als fellow werkzaam bij de TU Eindhoven: ‘Deze site is qua voorzieningen (vergunningen e.d.) en uitstraling de beste keuze. Medio 2018 openen we een multipurpose pilot plant waarin we het proces op gaan schalen. Per dag moet er een barrel (160 liter) uit gaan rollen. Qua technologie is ons proces vrij eenvoudig en robuust. Ik kan hier helaas niet in detail op ingaan omdat octrooi-aanvragen nog lopen. Wel kan ik zeggen dat we goed hebben gekeken naar de petrochemie, met name de winning van teerzandolie. We hoeven geen eindproduct te produceren met een zuiverheidsgraad van 99,4 procent, het gaat primair om een verpompbare olie. De viscositeit speelt dus wel een rol.’ De grootste uitdaging schuilt volgens Boot in het verlagen van de productiekosten en het verder finetunen van het proces. Dan gaat het onder meer om variabelen als procestemperaturen, concentraties van solvents, verblijftijden et cetera. ‘De mate waarin we solvents en katalysatoren opnieuw in kunnen zetten, bepaalt in hoge mate de kostenefficiëntie van ons proces.’

Op zoek naar partners

Deze efficiëntie zal verder toenemen, naarmate de productiecapaciteit wordt opgeschroefd. ‘Uiteindelijk gaan we een fabriek bouwen (geschatte investering minimaal 20 miljoen euro, red.) die in de buurt van een bestaande bio-ethanolfabriek moet komen. Dat kan in de VS zijn, maar ook in Europa zijn er dergelijke productielocaties. De financiering voor zo’n fabriek is een enorme uitdaging. Vandaar dat we ook industriële partners zoeken in de waardeketen, waarmee we samen de eerste fabriek kunnen realiseren. De toepassingen van CLO gaan verder dan alleen marine fuel. Binnen InSciTe hebben we ook samengewerkt met producenten en ontwikkelaars van harsen, phenol en octaanverbeteraars. Binnen de zusterprojecten BIO-HArT (Interreg) en SCeLiO-4B (OP Zuid) wordt samen met diverse industriële partners ook naar deze CLO-toepassingen gekeken, maar dan op pilotschaal. BIO-HArT, SCeLiO-4B en Lignin RICHES zijn aanzienlijke onderzoeksprogramma’s met een gecombineerd budget van ruim 20 miljoen euro. Dat illustreert het potentieel van deze route.’Â