Lees verder
Hoe vergroten en borgen agri-ondernemers hun waarde in biobased ketens? Het is niet gemakkelijk, maar zeker niet onmogelijk. Vraag vanuit de markt is een absolute voorwaarde om zulke ketens op te zetten. Goed nieuws voor de primaire sector is dat deze langzaam maar zeker op gang komt.

Dat stelt Patrick Lemmens die al meer dan vijf jaar intensief betrokken bij het opzetten van waardeketens in het biobased domein. Als projectleider bij het Innovatiecentrum Greenport Venlo (de voorloper van Brightlands Campus Greenport Venlo, red.) heeft hij de nodige projecten begeleid en/of geïnitieerd, waarbij verschillende partners uit de primaire sector waren – en nog steeds zijn – betrokken: interessante projecten, zoals champostverwaarding of extracten uit blauwe bessen.

Echter, de route naar de markt is in veel gevallen nog niet gevonden. Dat is volgens Lemmens vooral een kwestie van geduld. ‘Aanvankelijk dachten de meeste projectdeelnemers binnen twee jaar een marktrijp product te hebben. Dat bleek toch te hoog gegrepen. Een gemiddeld R&D-traject voor een groot bedrijf duurt ook rond de 5 tot 7 jaar. Dan kun je niet verwachten dat consortia van mkb-ers sneller opereren. Immers, de projectpartners zijn afhankelijk van elkaars tempo. De een wil en kan nu eenmaal sneller dan de ander.’

Kantelpunt

Een andere hobbel was ook dat eindafnemers minder interesse hadden in hoofd- en/of zijstromen uit de landbouw. Inmiddels spreekt Lemmens van een kantelpunt, waarbij producenten uit diverse applicatievelden meer en meer op zoek gaan naar alternatieve bronnen voor hun grondstoffen en/of halffabrikaten en op deze wijze bij de agro- en food sectoren uitkomen.

‘Een goed voorbeeld is de papierindustrie, waarbij bepaalde producenten hoogwaardige papiersoorten, deels op basis van plantenvezels, ontwikkelen en produceren. Ook op het gebied van toepassingsmogelijkheden voor plantaardige inhoudsstoffen, onder andere voor cosmetica en nutraceuticals, gebeurt inmiddels het nodige, waarbij vanuit de applicaties specifiek teruggeredeneerd wordt naar mogelijk alternatieve halffabrikaten en bijbehorende processen en grondstoffen. ‘

Goed nieuws dus, maar dat wil niet zeggen dat de primaire sector zo maar garen gaat spinnen bij deze ontwikkeling. ‘Daar zijn de boeren zelf bij’, aldus Lemmens. ‘Als zij zich neerzetten als toeleveranciers, dan komen zij in een identieke positie als met hun primaire producten. Uitwisselbaarheid is iets dat je moet voorkomen. Dan word je uiteindelijk puur op prijs beoordeeld.’

Naïef

Lemmens stelt dat een deelname aan projecten, waarbij de primaire sector en eindafnemers samenwerken aan marktrijpe concepten, geen garantie vormt dat deze partijen uiteindelijk met elkaar in zee gaan. Lemmens: ‘Je zou verwachten dat de betrokken partijen, omdat ze nauw samenwerken, een stevige band scheppen waardoor de verhoudingen aan de onderhandelingstafel wat meer amicabel zijn. Dat is wel erg naïef. Het komt nogal eens voor dat partijen al eerder, gaandeweg het project, afhaken waardoor er niet eens uitzicht is op een marktrijp concept. De kennis en expertise die de primaire sector heeft geleverd, bijvoorbeeld over de teelt en verwerking van biomassa, blijft dan onverwaard of ‘vloeit over’ naar de samenwerkingspartners. Het opbouwen van expertise over biomassa, bijvoorbeeld over veredeling, teelt en pretreatment, is onontbeerlijk, maar het is belangrijk om vooraf duidelijke afspraken te maken. Dat geldt voor zaken als kennis/IP, maar ook over de marktbewerking. Vaak stel ik de vraag: wat als? Stel dat er zicht is op een productmarktcombinatie: welke partijen betrek je dan bij de introductie en hoe ga je de markt op? Vaak hebben partijen uit de primaire sector daar nog geen kijk op. Dat is ook een kwestie van ervaring, het vereist een andere mindset. Ook ondernemers in de agrifood moeten nadenken over aanvullende businessmodellen naast hun dagelijkse business.’

Voorwaartse integratie

Behalve de kennis over de biomassa, zeg maar het domein van de primaire sector, kunnen boeren ook hun (meer)waarde realiseren door voorwaarts te integreren, aldus Lemmens. ‘Er liggen zeker kansen op gebied van kleinschalige bioraffinage of pretreatment/opwerking tot bruikbare halffabrikaten. Het ligt voor de hand dat deze activiteiten in een georganiseerde vorm, bijvoorbeeld een coöperatie of een derde partij, waarin boeren mogelijk participeren, worden uitgevoerd. Door de kennis en expertise die in deze fase wordt opgebouwd, kunnen partijen uit de primaire sector zich onderscheiden in de markt: van inwisselbaar tot onmisbaar.’

Een van de projecten dat tot stand kwam onder de paraplu van het Brightlands Campus Greenport Venlo is Paprikansen, waarbij de inzet van bepaalde inhoudsstoffen in food en farma centraal staat. Het project is inmiddels in een stadium waarbij gekeken wordt of de kennis over inhoudsstoffen vertaald kan worden in nieuwe producten op basis van paprika.

Lucratief

Anton Winkelmolen (Arvalis) stond aan de wieg van Paprikansen. Omdat het project inmiddels dichter bij de markt is gekomen, kan hij hierover niet in detail treden. Paprikakwekerij Litjens uit het Noord-Limburgse Meterik is onder meer betrokken bij het project. Voor de teler zijn nieuwe verwaardingen van zijn product interessant, aldus Winkelmolen, omdat het in tijden van overaanbod – waarin de paprikaprijzen dalen – een lucratieve bijverdienste kan vormen. ‘Het vinden van de juiste partners met de juiste kennis is cruciaal, in onze zoektocht heeft daar dan ook steeds de focus op gelegen, daar hebben we veel tijd aan besteed waardoor zaken niet altijd even snel gaan als misschien gewenst zou zijn. In de praktijk kun je wel uitkomen op een strak (tijd)plan, maar er komen altijd tweesprongen voor, waarbij het misschien interessanter is om een andere (om)weg te kiezen. Dat was ook het geval met Paprikansen.’

Beer en de huid

Winkelmolen stelt dat de uitdaging om een nieuwe waardeketen op te zetten, vooral schuilt in het vinden van een goed samenwerkingsmodel met partners. In het prille begin is nog te vroeg om gedetailleerde afspraken te maken. Immers, de markt is nog ver weg en het project kan nog alle kanten op. ‘Het helpt niet als je al gaat kissebissen over de verdeling van de huid, terwijl je nog geen beer hebt gezien, laat staan geschoten’, aldus Winkelmolen. ‘Echter, als de investeringen en belangen groter worden, zullen beide partijen zaken op papier moeten zetten. Dat gaat om zaken als cash, uren en intellectueel eigendom. Met name het laatste is wel lastig en kostbaar voor kleinere partijen. Er zijn ook goedkopere opties, zoals het vermelden in dossiers (gebruikelijk in de farmasector, red.). De borging is belangrijk, maar de essentie van de waarde die de primaire sector op kan bouwen, zit in de kennis en expertise om bepaalde biomassa tegen bepaalde specificaties te telen en – mogelijk – op te werken tot bruikbare halffabrikaten voor marktpartijen. Daar zouden zij hun energie op moeten richten.’

Paprikansen

Het project Paprikansen, is eind 2012 opgestart als een ‘zoektocht’  naar mogelijke marktroutes voor inhoudsstoffen en reststromen van paprika’s. Het gaat daarbij niet alleen om harde euro’s, maar ook om duurzaam produceren en maatschappelijk verantwoord ondernemen.