Dit hele jaar in Noorderbreedte aandacht voor landbouw in Noord-Nederland. Durven jonge agrariërs het bedrijf van hun ouders nog over te nemen in deze onzekere tijden? Twee portretten van boeren die volmondig ja zeggen op die vraag.

‘Een superplaatje’, roept boerin Annely Langereis uit Ten Boer enthousiast uit als ze door de nieuwe halfopen stal loopt. ‘Automobilisten die over de rijksweg rijden, zeggen vaak: wat leuk dat we koeien zien.’ Ze wijst op de auto’s die in de verte voorbij rijden. De halfopen stal voor de 180 koeien staat symbool voor de openheid die Annely en haar man Adrian met hun bedrijf willen uitstralen. ‘We hebben niks te verbergen en de koeien krijgen nu veel frisse lucht.’ De stal werd een halfjaar geleden gebouwd bij hun boerderij, die op tien minuten rijden van hartje Groningen ligt. Tijdens de open dag die ze toen organiseerden, brachten tweeduizend mensen een bezoek aan hun melkveebedrijf.
De runderen staan of liggen in diepstrooiselboxen, die zijn gevuld met droge mest. De voermengwagen strooit een ‘stamppot’ van gemalen gras, maïs, soja en aardappelen voor het vee neer, dat gretig toehapt. In een deel van een oudere stal is een groot hok vol stro gereserveerd voor drachtige koeien. ‘Hé, er ligt al een kalfje’, zegt Annely als ze naar het pas gebaarde diertje wijst. Ze roept haar man. Doorgaans halen ze kalveren vrij snel bij de moederkoe weg. ‘Voor de koe is het niet goed dat haar kalf lang bij haar blijft.’ Zielig? ‘Ik kan me voorstellen dat je dat denkt, maar ik vind dat niet’, zegt Annely. ‘Koeien zijn productiedieren, geen huisdieren. Als een kalfje te lang bij de moederkoe blijft, eet die te weinig, omdat ze alleen met het kalf bezig is.’

Toekomst in Nederland

Adrian (32) en boerendochter Annely (31) Langereis bestieren de melkveehouderij sinds 2008. In 1986 verhuisden Adrians ouders vanuit de Noord-Hollandse Bollenstreek in Breezand naar Groningen. Langereis senior zag meer toekomstperspectief op het Groninger land, waar hij zijn bedrijf kon uitbreiden. Voor Adrian was het een logische stap om de melkveehouderij over te nemen, vertelt hij. ‘Als tiener hielp ik al mee en zo rolde ik erin. Ik heb nooit serieus nagedacht over iets anders.’ Annely: ‘Je ouders waren blij dat je boer werd.’
Voor noordelijke begrippen hebben ze met hun 180 stuks vee en een jaarlijkse opbrengst van 1,4 miljoen kilogram melk een groot melkveebedrijf. Ze werken hard, maar kozen er bewust voor een melker in dienst te nemen. Adrian wil ook tijd hebben voor zijn gezin. ‘We genieten ervan als we nu eens met onze drie kinderen samen aan tafel kunnen eten.’
Ja, ze hebben weleens overwogen te emigreren naar Canada of Oost-Europa, maar zou het daar zoveel beter zijn? ‘Er is altijd toekomst voor boeren in Nederland, als je maar goed met je omgeving omgaat.’ Ja, de regels kennen ze. Maar daar zijn ze mee opgegroeid. Met de mineralenboekhouding bijvoorbeeld. In 2015 verdwijnt het melkquotum. Dat kan overigens positief uitpakken. ‘Kosten om extra melkquota te kopen vallen weg. De grondprijzen stijgen. Als je een goede balans hebt tussen hectare land en hoeveelheid vee kun je goed geld verdienen. En wat die regels betreft: je moet je eigen lijn en visie volgen, beklemtonen ze. Je moet weten wat je wilt.

Koe en Jij

Annely en Adrian vinden het ook belangrijk om anderen bij het boerenleven te betrekken. Hun visie brengen ze naar buiten in het project Koe en Jij, waarbij ze bijvoorbeeld schoolklassen uitnodigen op hun bedrijf te komen kijken. Het beeld dat veel mensen van een boerenbedrijf hebben, verschilt vaak van de werkelijkheid, vindt Annely. ‘De media berichten over dierziekten, ruimingen en antibioticagebruik.’ Ze krijgt dan ook weleens kritische opmerkingen van bezoekers. ‘Dat we beter een grupstal kunnen nemen, zoals boeren vroeger hadden. Wij vinden dat betutteling van bovenaf. Veel mensen hebben een te romantisch beeld van een veehouderij. De koeien zorgen voor ons inkomen, dus zorgen wij goed voor ze. We kennen onze dieren en gaan met respect met ze om.’
De toekomst zien ze vol vertrouwen tegemoet. ‘We kunnen niet zonder de export van onze melk en melkproducten. Maar we zien dat streekgebonden producten die herkenbaar zijn voor de consument steeds belangrijker worden. Kijk maar naar de Gijslijn die supermarkt Plus nu heeft opgezet. Misschien kan er ooit ook eens een Adrianlijn komen.’

www.koe-en-jij.nl

In een loods bij de boerderij van zijn ouders in het Friese Firdgum wijst akkerbouwer Leo Vogels (26) naar grote, opgestapelde jutezakken vol pootaardappelen. ‘Deze gaan naar België’, zegt hij, ‘en die naar Servië. Dat is de Romano, een roodschillige.’ In de loods staat een enorme sorteermachine, die de piepers op grootte schift. ‘Pootaardappelen moeten, in tegenstelling tot consumptieaardappelen, dezelfde maat hebben’, legt Vogels uit. De jonge akkerbouwer klimt op de tractor. Daarop staan de kisten pootgoed die zo meteen gepoot worden in de kleigrond. ‘We doen acht hectare per dag. In totaal moeten er binnen veertien dagen ongeveer vijfhonderd kisten van in totaal 1.250 kilo aardappelen in de grond zitten.’

Eigen baas 

Leo Vogels zit sinds drie jaar in de maatschap met zijn vader Emile (60) en moeder Grietje (58). Hij woont samen met zijn vriendin Willeke op een kilometer afstand van hen in een eigen pleats (boerderij) met loods. Het is een bedrijf dat zijn ouders in 2005 overnamen. Het plan is dat Vogels de gehele onderneming over vijf jaar overneemt. Dan beheert hij het bedrijf zelfstandig. Hij is de vierde generatie die boert. Vogels volgde de hogere landbouwschool en studeerde tuin- en akkerbouw aan Van Hall Larenstein in Leeuwarden. Als jochie van acht, negen jaar hielp hij zijn vader al mee. Het reilen en zeilen op het bedrijf boeide hem. ‘Vooral de machines’, zegt hij glimlachend aan tafel in zijn woonkeuken. ‘Het zat er al vroeg in. Ik ben met de akkerbouw opgegroeid.’ De vrijheid, eigen baas zijn; dat trekt hem aan. ‘Mijn ouders vonden het natuurlijk leuk dat ik ook op het bedrijf ging werken, maar ze stonden er wel op dat ik een hbo-opleiding zou afmaken.’

Midden-Oosten

De Vogels verbouwen voornamelijk pootaardappelen, maar ook uien, suikerbieten, consumptieaardappelen en wintertarwe. In totaal gebruiken ze 250 hectare land. Ze hebben twee medewerkers in vaste dienst en nog een stagiair. Vijf fte’s. Vogels vertelt enthousiast over het akkerbouwbedrijf. ‘Je stopt iets in de grond, verzorgt dat het hele jaar door, oogst en uiteindelijk heb je een mooi product.’ Spunta is het aardappelras dat de Vogels het meest verbouwen. ‘Die gaat naar Egypte, Syrië en Algerije. Ja, de export naar die landen gaat altijd door. Voedsel houdt zijn prioriteit. De Spunta is een lange aardappel, die goed tegen warmte kan en tussen de rotsen kan groeien. Dus geschikt voor het Midden-Oosten. En hij betaalt goed uit.’
Op de vraag hoe zijn dag eruitziet, antwoordt Vogels dat hij beter kan vertellen hoe het er elk seizoen aan toe gaat. ‘In maart, april gaan de gewassen de grond in, nadat we het land eerst hebben bewerkt. In mei is het iets rustiger. We sproeien dan (gewasbeschermingsmiddelen red.) en wachten tot de aardappels boven de grond komen. De planten die virussen bevatten, halen we eruit. Ja, met de hand. We lopen dan ongeveer acht weken lang gemiddeld zo’n vijftien tot twintig kilometer per dag. Daarna maken we de machines klaar voor de oogst die eind juli, begin augustus begint en die doorloopt tot eind september, met uitzondering van de suikerbieten. Nadat de aardappelen geoogst zijn begint half september het rooien en oogsten van de uien. In oktober zaaien we de wintertarwe in. In de wintermaanden tot maart sorteren we de aardappelen en maken we ze exportklaar.’

Grote bedrijven

De toekomst ziet hij zonnig in. ‘Wij telen pootgoed en dat kan maar op een paar plekken in de wereld: in Nederland is dat in Friesland, de Noordoostpolder, Noord-Holland en een gedeelte van Zeeland. Hier is ook de kennis om dat goed te doen, je weet wat een aardappel nodig heeft. De ziektedruk is hier laag. Van de ziekte phytophthora hebben wij minder last dankzij de zeewind hier in het kleigebied.’ Vogels denkt dat akkerbouw-
bedrijven steeds groter zullen worden. ‘We zijn de afgelopen jaren gegroeid en hebben diverse akkerbouwbedrijven overgenomen. Alleen op die manier kun je de kosten laag houden. Ik schat in dat het aantal bedrijven de komende jaren zal afnemen. De bedrijven die er zijn worden groter. Waarmee ik niet beweer dat kleinere geen bestaansrecht hebben. Voorwaarde is wel dat ze zich specialiseren of een neventak hebben.’

Trefwoorden