04.09.2013 Views

Berigheid is een spel van factoren - Varkensbedrijf

Berigheid is een spel van factoren - Varkensbedrijf

Berigheid is een spel van factoren - Varkensbedrijf

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Omdat elke extra verliesdag<br />

1,5 tot 2 euro kost, gaan we<br />

in dit nummer in op facetten<br />

die het inseminatieresultaat<br />

sturen. Voeding, licht, beercontact<br />

en de wijze waarop<br />

de dieren zijn gehu<strong>is</strong>vest,<br />

zijn allen <strong>factoren</strong> die<br />

het hormonale <strong>spel</strong> <strong>van</strong><br />

berigheid beïnvloeden.<br />

Zo heeft varkenshouder<br />

Van der Pol zijn nieuwe<br />

inseminatie stal naar eigen<br />

inzicht ingericht. Het<br />

resultaat? Een verkorting<br />

<strong>van</strong> het interval spenendekken.<br />

Maar wanneer<br />

<strong>is</strong> nu eigenlijk het beste<br />

dekmoment en wat betekent<br />

het als er te vroeg of ju<strong>is</strong>t te<br />

laat geïnsemineerd wordt?<br />

Nicoline Soede heeft dat<br />

allemaal onderzocht en<br />

deelt haar conclusies in het<br />

interview.<br />

Maar de invloed <strong>van</strong> de<br />

varkenshouder blijft niet<br />

beperkt tot het kiezen <strong>van</strong><br />

het ju<strong>is</strong>te inseminatiemoment.<br />

Om topresultaat<br />

qua reproductie te boeken,<br />

moeten inspanningen<br />

geleverd worden in de<br />

kraamstal en de preparatie<br />

<strong>van</strong> gelten.<br />

w theMa : focus op vruchtbaarheid<br />

<strong>Berigheid</strong> <strong>is</strong> <strong>een</strong> <strong>spel</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>factoren</strong><br />

Tekst: Rob <strong>van</strong> Ginneken<br />

Beeld: Marcel Bekken en Twan Wiermans<br />

14 | www.varkensbedrijf.nl / nr 10 / nOveMber 2012 / theMa : focus


TH<br />

EMA<br />

Het moment <strong>van</strong> berig worden en de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> de bronst bepaalt in hoge mate de productie.<br />

Bronst gaat namelijk hand in hand met<br />

het aantal eicellen dat vrijkomt en de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> deze eicellen. Als <strong>een</strong> zeug de bronst<br />

minder goed toont, kan de varkenshouder niet<br />

het ju<strong>is</strong>te inseminatiemoment bepalen.<br />

Gelukkig hebben fokkerijorgan<strong>is</strong>aties door de<br />

jaren h<strong>een</strong> hun focus gelegd op reproductieresultaat.<br />

Inmiddels hebben de verschillende<br />

zeugenlijnen genet<strong>is</strong>ch <strong>een</strong> goede aanleg voor<br />

bronst. Desalniettemin <strong>is</strong> de bronst-uiting <strong>van</strong><br />

de zeug niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> genet<strong>is</strong>che aangelegenheid.<br />

Er zijn tal <strong>van</strong> <strong>factoren</strong> die de bronst <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> zeug kunnen stimuleren. Denk aan licht,<br />

beercontact en voeding <strong>van</strong> de zeug in de zoog-<br />

en inseminatieperiode.<br />

Voeding<br />

De mate waarin de zeug de bronst vertoont,<br />

<strong>is</strong> erg afhankelijk <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

follikels. Het berigheidshormoon oestrog<strong>een</strong><br />

wordt namelijk door de follikels geproduceerd.<br />

Een betere kwaliteit follikels geeft <strong>een</strong> hogere<br />

productie <strong>van</strong> oestrogenen en verbetert de<br />

bronstexpressie. Een zeug die niet lekker in<br />

haar vel zit, produceert follikels <strong>van</strong> mindere<br />

kwaliteit en dus minder oestrog<strong>een</strong>.<br />

De kwaliteit <strong>van</strong> de follikels <strong>is</strong> pas tegen de<br />

ovulatie te beïnvloeden. Een zeug draagt bij<br />

haar geboorte alle eicellen al bij haar, maar<br />

deze komen tot wasdom in de laatste week<br />

<strong>van</strong> de zoogperiode als het hormonale stelsel<br />

<strong>van</strong> de zeug zichzelf activeert. Fysiolog<strong>is</strong>ch zit<br />

de zeug dan nog in de negatieve energiebalans<br />

<strong>van</strong>wege de vraag naar energie door de<br />

zogende biggen en de eigen onderhoudsbehoefte.<br />

Die energievraag kan <strong>een</strong> zeug niet<br />

volledig beantwoorden met haar voeropname.<br />

De negatieve energiebalans <strong>is</strong> volgens Lia<br />

Hoving, technical support manager bij Provimi,<br />

In het streven naar<br />

<strong>een</strong> beperking <strong>van</strong> het<br />

aantal verliesdagen <strong>is</strong> het<br />

interval spenen-dekken<br />

<strong>een</strong> belangrijk ijkpunt.<br />

De bronst <strong>van</strong> <strong>een</strong> zeug<br />

lijkt prima gestimuleerd<br />

te kunnen worden,<br />

zo hebben meerdere<br />

onderzoeken bewezen.<br />

Dat betekent echter niet<br />

altijd dat het inseminatieresultaat<br />

steeds beter <strong>is</strong>.<br />

De kwaliteit <strong>van</strong> de eicel<br />

<strong>is</strong> immers afhankelijk <strong>van</strong><br />

het management in de<br />

kraamstal.<br />

niet te voorkomen. “In Zuid-Europese landen <strong>is</strong><br />

het wellicht mogelijk, omdat daar de productie<br />

lager ligt, maar daarentegen <strong>is</strong> ook de voeropname<br />

lager door de hogere temperaturen; en<br />

<strong>van</strong> D<strong>een</strong>se genetica wordt dit gesuggereerd<br />

omdat ze <strong>een</strong> grotere voeropnamecapaciteit<br />

(VOC) zouden hebben. Met de productie in<br />

onze regio en beschikbare voedermiddelen<br />

<strong>is</strong> het nagenoeg niet mogelijk om zeugen in<br />

<strong>een</strong> positieve energiebalans te krijgen na het<br />

werpen.”<br />

Hoving ziet het ook niet als <strong>een</strong> nadeel dat<br />

de zeug in <strong>een</strong> negatieve energiebalans zit en<br />

gewicht verliest. ”10 tot 13 procent gewichtsverlies<br />

<strong>is</strong> acceptabel. Als het gewichtsverlies te<br />

hoog <strong>is</strong>, beïnvloedt dat de follikelontwikkeling<br />

negatief.” Hoving legt uit: ”De zoogprikkel<br />

<strong>van</strong> de biggen en de negatieve energiebalans<br />

zorgen ervoor dat de productie <strong>van</strong> het<br />

luteïn<strong>is</strong>erend hormoon (LH) en het follikel<br />

stimulerend hormoon (FSH) vermindert.<br />

Tijdens de lactatie <strong>is</strong> deze afremming minder<br />

en kunnen de follikels uitgroeien tot 3 à4 mm.<br />

All<strong>een</strong> als de zeug in <strong>een</strong> erg negatieve energiebalans<br />

zit, neemt de productie <strong>van</strong> LH en FSH<br />

niet toe en zullen de follikels minder groeien.<br />

Daardoor zijn de follikels bij spenen mogelijkerwijs<br />

kleiner dan normaal.”<br />

Na het spenen valt de energievraag <strong>van</strong> de<br />

biggen weg en keert de zeug terug in <strong>een</strong><br />

positieve energiebalans; ook de zoogprikkel<br />

<strong>is</strong> weg. Op dat moment worden LH en FSH in<br />

<strong>een</strong> hogere frequentie afgegeven. De follikel<br />

rijpt af en vervolgens vindt de e<strong>is</strong>prong<br />

plaats. “Als de follikels bij het spenen te klein<br />

zijn, duurt de groei <strong>van</strong> de follikels langer<br />

en kun je bijvoorbeeld <strong>een</strong> verlengd interval<br />

spenen-bronst zien”, aldus Hoving. Omdat de<br />

energiebalans voor <strong>een</strong> belangrijk gedeelte<br />

aan de conditiescore <strong>van</strong> de zeug <strong>is</strong> gekoppeld,<br />

<strong>is</strong> conditie scoren <strong>een</strong> goede indicatie voor<br />

de mate waarop de zeug <strong>is</strong> voorbereid op de<br />

volgende worp.”<br />

Leptine en insuline<br />

Niet all<strong>een</strong> vermagerde zeugen hebben<br />

<strong>een</strong> verminderde vruchtbaarheid. Ook te<br />

vette zeugen zijn vatbaarder voor slechtere<br />

reproductieresultaten. Dat stelt Josine Beek,<br />

werkzaam bij de faculteit Diergeneeskunde<br />

<strong>van</strong> de Universiteit Gent. Eén <strong>van</strong> de betrokken<br />

<strong>factoren</strong> <strong>is</strong> het hormoon leptine, waar<strong>van</strong> de<br />

productie plaatsvindt in het vetweefsel <strong>van</strong><br />

zeugen. “Via de bloedbaan komt leptine op<br />

heel veel plaatsen terecht, onder meer in de<br />

baarmoeder en de eierstokken. De werking <strong>van</strong><br />

leptine <strong>is</strong> heel veelzijdig en complex, maar de<br />

voornaamste eigenschappen <strong>van</strong> leptine zijn de<br />

regeling <strong>van</strong> de energiebalans en het effect op<br />

de vruchtbaarheid.”<br />

Toch <strong>is</strong> leptine niet altijd schadelijk, betuigt<br />

Beek. “Leptine stimuleert in de hersenen de<br />

afgifte <strong>van</strong> onder meer FSH en LH. Dat <strong>is</strong> nodig<br />

voor <strong>een</strong> goede rijping <strong>van</strong> de eicellen en de<br />

e<strong>is</strong>prong. All<strong>een</strong> bij <strong>een</strong> zeer hoge concentratie<br />

leptine in het bloed blijkt dat het hormoon <strong>een</strong><br />

negatief effect heeft op de vruchtbaarheid.<br />

Dit negatieve effect komt enerzijds door de<br />

onderdrukking <strong>van</strong> de voeropname. Anderzijds<br />

heeft leptine mogelijk ook <strong>een</strong> direct effect op<br />

de eierstokken met verstoring <strong>van</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> eicellen en ontstaan <strong>van</strong> cysten als<br />

gevolg. Dat verklaart waarom te vette zeugen<br />

meer vruchtbaarheidsproblemen vertonen”,<br />

zegt Beek.<br />

www.varkensbedrijf.nl / nr 10 / nOveMber 2012 / theMa : focus | 15


w theMa : focus op vruchtbaarheid<br />

Een hormoon dat <strong>een</strong> positieve rol<br />

speelt bij follikelontwikkeling <strong>is</strong> insuline.<br />

Anne Wientjes doet momenteel<br />

promotieonderzoek bij Wageningen<br />

Universiteit naar het effect <strong>van</strong><br />

insuline op de vruchtbaarheid <strong>van</strong><br />

de zeug. “De werking <strong>van</strong> insuline<br />

<strong>is</strong> tweeledig. Enerzijds verhoogt<br />

insuline de afgifte <strong>van</strong> FSH en LH in<br />

de hersenen. Anderzijds stimuleert<br />

insuline ook direct de follikels en<br />

kan het de werking <strong>van</strong> LH en FSH<br />

op de follikels versterken door het<br />

aantal receptoren, de ont<strong>van</strong>gers<br />

<strong>van</strong> LH en FSH, te verhogen.” De<br />

geproduceerde hoeveelheid insuline<br />

<strong>is</strong> weer afhankelijk <strong>van</strong> het aandeel<br />

glucose in het rantsoen. Suikers<br />

zorgen voor <strong>een</strong> snelle en hoge, maar<br />

kortdurende insuline piek, terwijl<br />

zetmeelrijke rantsoenen <strong>een</strong> tragere,<br />

maar wel <strong>een</strong> meer pers<strong>is</strong>tente<br />

insulineverhoging veroorzaken. “Een<br />

combinatie <strong>van</strong> voedermiddelen met<br />

die specifieke inhoud <strong>is</strong> daarom het<br />

best”, aldus Wientjes.<br />

Voeropname vergroten<br />

Ondanks de rele<strong>van</strong>tie <strong>is</strong> het toch<br />

lastig om <strong>een</strong> grote hoeveelheid<br />

energie in de zeug te krijgen tijdens<br />

de kraamperiode. “De voergift wordt<br />

in de kraamstal afgetopt op 7,5 à<br />

8 kilogram, mede om lactatiebronst<br />

te voorkomen”, vertelt Jan Fledderus,<br />

nutrition<strong>is</strong>t bij Hendrix UTD. Niet<br />

alle zeugen hebben die voeropnamecapaciteit<br />

<strong>van</strong> 7,5 à-8 kilogram,<br />

omdat deze afhankelijk <strong>is</strong> <strong>van</strong> de<br />

omstandigheden in de kraamstal<br />

en ook genetica deels invloed heeft,<br />

evenals het drachtmanagement. Zo<br />

vergroot vezelrijk voer in de dracht<br />

de voeropnamecapaciteit door<br />

<strong>een</strong> gezonde darmflora te creëren.<br />

Fledderus waarschuwt wel voor de<br />

r<strong>is</strong>ico’s <strong>van</strong> het inzetten <strong>van</strong> heel<br />

vezelrijk voer. “De voerovergang naar<br />

lactovoer vraagt extra aandacht.<br />

Bij gebruik <strong>van</strong> dezelfde vezelrijke<br />

grondstoffen in dracht- en lactovoer<br />

zullen de mestcons<strong>is</strong>tentie en de<br />

darmflora gezond blijven.”<br />

De interactie tussen beer en zeug <strong>is</strong> belangrijk bij de vertoning <strong>van</strong> bronst. Meermaals daags bronst stimuleren<br />

bevordert het inseminatieresultaat, terwijl hu<strong>is</strong>vesting <strong>van</strong> de beer in de dekstal ju<strong>is</strong>t weer <strong>een</strong> nadelig effect heeft op<br />

de berigheidsduur.<br />

16 | www.varkensbedrijf.nl / nr 10 / nOveMber 2012 / theMa : focus<br />

Wat voeropname betreft zouden<br />

gelten meer aandacht mogen<br />

krijgen. Fledderus: ”Van gelten wordt<br />

meer gevraagd. Ze hebben <strong>een</strong> goed<br />

uier en <strong>een</strong> hoge melkproductie,<br />

dus er worden vaak meer biggen<br />

bijgelegd.” Omdat <strong>een</strong> gelt extra<br />

voedingsstoffen nodig heeft voor de<br />

eigen lichaamsontwikkeling en door<br />

<strong>een</strong> hoge melkproductie bovendien<br />

procentueel gezien sneller gewicht<br />

verliest, raakt ze vlugger in <strong>een</strong><br />

negatieve energiebalans met als<br />

gevolg minder ontwikkelde follikels.<br />

Het roept de vraag op of het wellicht<br />

beter <strong>is</strong> om twee soorten voer in de<br />

kraamstal te verstrekken, één voersoort<br />

voor oudereworpszeugen en<br />

<strong>een</strong> hooggeconcentreerd, energierijk<br />

voer voor gelten.<br />

Hoving en Fledderus begrijpen die<br />

redenering, maar stellen dat <strong>een</strong><br />

aparte voersoort voor gelten g<strong>een</strong><br />

zin heeft. Hoving: “Onderzoek heeft<br />

uitgewezen dat heel energierijk<br />

voer niet altijd <strong>een</strong> hogere energieopname<br />

met zich meebrengt. Het<br />

dier <strong>is</strong> sneller verzadigd en komt<br />

niet tot <strong>een</strong> maximale voeropname.<br />

Daarnaast kan voer met <strong>een</strong> hoog<br />

EW-gehalte oedeem op de uier<br />

veroorzaken, waardoor de zeug ook<br />

minder vreet. Overigens <strong>is</strong> de grenswaarde<br />

aan EW-opname per zeug<br />

verschillend.” Fledderus bevestigt dat<br />

en vult aan: “Ook kostprijs techn<strong>is</strong>ch<br />

<strong>is</strong> het niet aantrekkelijk om <strong>een</strong><br />

gelt heel energierijk voer te geven.<br />

De balans tussen aminozuren en<br />

energie in het voer moet behouden<br />

blijven. Vaak loont het dan meer om<br />

te kijken hoe je met <strong>een</strong> aangepaste<br />

voersamenstelling die voeropnamecapaciteit<br />

met <strong>een</strong> halve kilogram<br />

kunt verbeteren.”<br />

Flushen<br />

Om de zeug of gelt rond het sp<strong>een</strong>moment<br />

toch het gevoel te geven<br />

dat ze klaar <strong>is</strong> voor <strong>een</strong> volgende<br />

cyclus, <strong>is</strong> flushen <strong>een</strong> ingeburgerde<br />

toepassing. Door op vijf tot zeven<br />

dagen voor de verwachte berigheid<br />

de voergift te verhogen, ondergaat<br />

de insulineproductie <strong>een</strong> stimulans.<br />

Dit bevordert de e<strong>is</strong>prong en de<br />

kans op <strong>een</strong> geslaagde bevruchting<br />

<strong>is</strong> hoger. Onderzoek <strong>van</strong> Hazeleger


uit 2005 toont aan dat zeugen die geflusht<br />

werden gemiddeld 17,2 eicellen ovuleerden,<br />

terwijl de niet-geflushte referentie groep<br />

slechts 14,2 eicellen ovuleerden. De conclusie<br />

luidde dat de referentiegroep op dag 35 na<br />

inseminatie gemiddeld drachtig was <strong>van</strong><br />

14,2 embryo’s, terwijl de geflushte groep<br />

gemiddeld 15,2 embryo’s droeg.<br />

Wientjes doet in haar promotieonderzoek<br />

momenteel ook onderzoek naar het effect <strong>van</strong><br />

flushen op de uniformiteit. Niet alle follikels<br />

groeien namelijk even snel. Omdat de grotere<br />

follikels al maximaal groeien, veronderstelt<br />

Wientjes dat vooral de achterblijvende follikels<br />

baat hebben bij <strong>een</strong> insuline-boost door middel<br />

<strong>van</strong> flushen. “De om<strong>van</strong>g en kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

follikels houdt rechtstreeks verband met de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> de eicel. Als uniforme eicellen<br />

ovuleren, vormen zij waarschijnlijk allemaal <strong>een</strong><br />

gelijkwaardig embryo. Als deze embryo’s zich<br />

hechten in de baarmoeder nemen zij evenveel<br />

plaats in. De oppervlakte waarmee het embryo<br />

zich aan de baarmoederwand hecht, <strong>is</strong> vervolgens<br />

weer bepalend voor de ontwikkeling en<br />

vitaliteit <strong>van</strong> de big omdat via die oppervlakte<br />

voedingsstoffen worden uit gew<strong>is</strong>seld.”<br />

Uit eindelijk kan dit zowel effect hebben op<br />

het aantal biggen en de ontwikkeling en<br />

uniformiteit <strong>van</strong> de biggen”, verwacht Wientjes.<br />

Najaarsinvloeden<br />

Voer <strong>is</strong> echter maar één <strong>van</strong> de aspecten die<br />

<strong>een</strong> rol <strong>spel</strong>en bij het vertonen <strong>van</strong> bronst.<br />

Terwijl er over het effect <strong>van</strong> voer al veel<br />

antwoorden zijn gegeven, blijven er op andere<br />

gebieden nog veel open vragen.<br />

Neem bijvoorbeeld de najaarsdip. Vermoedelijk<br />

heeft de dip te maken met de aanmaak<br />

<strong>van</strong> het hormoon melatonine. Beek: ”Bij dieren<br />

met <strong>een</strong> seizoensgebonden voortplanting<br />

regelt melatonine de activiteit <strong>van</strong> de<br />

geslachtsorganen. De aanwezigheid <strong>van</strong> licht<br />

remt de aanmaak <strong>van</strong> melatonine waardoor<br />

het geslachtsapparaat beter functioneert.<br />

Omdat de productie <strong>van</strong> melatonine<br />

afhankelijk <strong>is</strong> <strong>van</strong> de blootstelling aan licht,<br />

bepaalt het dag- en nachtritme <strong>van</strong> de zeug<br />

de productiehoeveelheid <strong>van</strong> melatonine.”<br />

Omdat de dagen korten in het najaar verklaart<br />

dat waarom de zeug in het najaar minder<br />

<strong>een</strong>voudig berig wordt en luidt het advies<br />

om in dekstal minimaal 100 lux boven de kop<br />

<strong>van</strong> de zeug te installeren en deze verlichting<br />

minimaal 16 uur per dag te laten branden.<br />

Arno Joosten, manager sales en service bij<br />

Varkens KI Nederland, wijst nog <strong>een</strong> andere<br />

Na het spenen verdwijnt de zoogprikkel en wordt de afgifte <strong>van</strong> FSH en LH verhoogd.<br />

oorzaak aan <strong>van</strong> de najaarsdip. “Na <strong>een</strong> hete<br />

zomer zien we <strong>een</strong> stijging <strong>van</strong> het aantal<br />

verkochte doses sperma in het najaar. Dus ook<br />

de temperatuur in de zomer speelt <strong>een</strong> rol bij<br />

het ontstaan <strong>van</strong> de najaarsdip.”<br />

Inrichting dekstal<br />

Joosten onderschrijft echter wel dat de<br />

lichtvoorziening, en eigenlijk de hele inrichting<br />

<strong>van</strong> de dekstal, <strong>een</strong> belangrijke invloed uitoefent<br />

op de berigheid <strong>van</strong> de zeug. Zo heeft<br />

Amerikaans onderzoek (Knox) uitgewezen<br />

dat het hu<strong>is</strong>vesten <strong>van</strong> beren in de dekstal de<br />

mate <strong>van</strong> berigheid beïnvloedt. Gemiddeld<br />

werd 80 procent <strong>van</strong> zeugen binnen <strong>een</strong> week<br />

na het spenen berig als de beer in dezelfde stal<br />

was gehu<strong>is</strong>vest. Als de beer niet in dezelfde<br />

ruimte werd ondergebracht, werd 97 procent<br />

<strong>van</strong> de zeugen binnen <strong>een</strong> week na het spenen<br />

berig. Ook duurde de berigheid gemiddeld<br />

15 uur langer, namelijk 60 uur bij hu<strong>is</strong>vesting<br />

<strong>van</strong> de beer buiten de dekstal.<br />

Zo blijkt de interactie tussen zeug en beer<br />

heel belangrijk bij bronststimulatie. Joosten<br />

adv<strong>is</strong>eert daarom om bij voorkeur tweemaal<br />

per dag met de beer voor de zeug langs te<br />

gaan. Ook deze frequentie kan hij onderbouwen<br />

met onderzoek. Zeugen die tweemaal<br />

per dag in contact komen met <strong>een</strong> beer,<br />

hebben <strong>een</strong> berigheid die <strong>een</strong> kwart langer<br />

duurt (53 uur bij tweemaal daags bronststimulatie<br />

ten opzichte <strong>van</strong> 42 uur bij <strong>een</strong>maal<br />

daags bronststimulatie). Het <strong>is</strong> bewezen dat<br />

het percentage succesvolle eerste inseminaties<br />

binnen 24 uur met 41 procent veel hoger<br />

ligt dan de 19 procent bij <strong>een</strong> stimulatie <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong>maal daags. Overigens heeft de zeug wel<br />

<strong>een</strong> voorkeur voor echte beren, althans dat<br />

was het geval bij <strong>een</strong> onderzoek uit 2000, uitgevoerd<br />

onder toezicht <strong>van</strong> Nicoline Soede en<br />

Pieter Langendijk. In dat specifieke experiment<br />

waren de zeugen die contact hadden met <strong>een</strong><br />

echte beer 20 uur langer berig.<br />

Hu<strong>is</strong>vesting<br />

Een ander aspect <strong>van</strong> de inrichting wat zich uit<br />

in de mate waarop <strong>een</strong> zeug bronst vertoont,<br />

<strong>is</strong> de hu<strong>is</strong>vesting <strong>van</strong> te dekken zeugen.<br />

Promotieonderzoek <strong>van</strong> Pieter Langendijk uit<br />

2000 concludeerde dat individuele hu<strong>is</strong>vesting<br />

de berigheid bevordert. Zeugen in <strong>een</strong> groep<br />

tonen pas 105 uur na het spenen hun berigheid,<br />

terwijl zeugen in individuele hu<strong>is</strong>vesting<br />

dat al na 94 uur doen. Ook de spreiding in de<br />

lengte <strong>van</strong> de berigheid <strong>is</strong> groter bij zeugen<br />

die in <strong>een</strong> groep gehu<strong>is</strong>vest zijn. De spreiding<br />

loopt namelijk <strong>van</strong> 72 uur na spenen tot<br />

168 uur na spenen, terwijl de spreiding bij<br />

individuele hu<strong>is</strong>vesting varieert <strong>van</strong> 72 uur<br />

tot 120 uur. Al moet daar wel de kanttekening<br />

geplaatst worden dat dat onderzoek werd uitgevoerd<br />

in <strong>een</strong> tijd waarin groeps hu<strong>is</strong>vesting<br />

nog g<strong>een</strong> grote vlucht had genomen. In de<br />

actuele tijd waarin groepshu<strong>is</strong>vesting in de<br />

drachtperiode verplicht gesteld <strong>is</strong>, kan het<br />

wellicht zijn dat individuele hu<strong>is</strong>vesting meer<br />

stress veroorzaakt en de zeug daardoor ju<strong>is</strong>t<br />

weer eerder berig wordt.<br />

De relatie die stress en hu<strong>is</strong>vesting<br />

onderhouden <strong>is</strong> ook <strong>van</strong> belang bij de<br />

draagperiode. Het inmengen <strong>van</strong> zeugen in<br />

groeps hu<strong>is</strong>vesting <strong>is</strong> <strong>een</strong> stressvolle gebeurten<strong>is</strong><br />

en brengt r<strong>is</strong>ico’s met zich mee voor<br />

drachtbehoud. Tevens <strong>is</strong> berigheidscontrole<br />

in <strong>een</strong> groep veel lastiger uit te voeren en<br />

vragen terugkomers, zeker onregelmatige<br />

terugkomers, meer werk. Reden te meer om<br />

de eerste inseminatie tot <strong>een</strong> geslaagde te<br />

maken door de berigheid te stimuleren en het<br />

ju<strong>is</strong>te inseminatiemoment te kiezen. <<br />

www.varkensbedrijf.nl / nr 10 / nOveMber 2012 / theMa : focus | 17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!