Toespraak van de Prins van Oranje bij de jaarvergadering van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, 15 mei 2010

Water als basis voor menselijke ontwikkeling.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren ereleden, leden en directeuren van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, dames en heren,

Het is alweer jaren geleden dat ik een van de beste adviezen kreeg uit mijn loopbaan tot nu toe. Het kwam van mijn vader. Hij raadde me aan mijn pijlen op waterbeheer te richten.

Mijn vader heeft zijn jeugd in het toenmalige Tanganika doorgebracht, heeft veel ontwikkelingslanden bezocht en zich zijn hele werkzame leven ingezet voor ontwikkelingssamenwerking . Hij had gezien dat schoon drinkwater en goede sanitatie de basis vormen voor een menswaardig leven en voor persoonlijke, sociale en economische ontwikkeling. Water is een conditio sine qua non voor het leven op aarde. Als je niet in staat bent meest fundamentele elementen voor het leven op aarde te beheren, hoe kan je dan verwachten je verder te ontwikkelen?

Mijn vaders liefde voor het water en zijn passie voor Afrika en ontwikkelingssamenwerking hebben hun uitwerking op mij niet gemist. Ik ben er trots op dat ik dankzij zijn inzichten en zijn overtuiging nu zelf actief bezig kan zijn met waterbeheer en het verbeteren van de ontwikkelingskansen van vele mensen op aarde.

In de 12 jaar die ik mij nu in binnen- en buitenland met water bezig houd is er veel gebeurd. Ik heb veel interessante en vaak hartverwarmende ervaringen opgedaan. Ik heb intensieve gesprekken gevoerd met bezorgde boeren die moesten wijken voor rivierverruimingsprojecten en met wetenschappers met rotsvaste overtuigingen over de zin en ook over de onzin van dijkversterkingen. Maar ik heb ook met eigen ogen gezien hoe de mensen in de krottenwijken van Kibera in Nairobi of Rocinho in Rio de Janeiro het moeten stellen zonder fatsoenlijk drinkwater of sanitaire voorzieningen.

Het afgelopen decennium heeft water steeds meer de aandacht gekregen die het verdient. Hier in Nederland, maar ook internationaal, in ontwikkelings- en in donorlanden en op de hoogste niveaus van de Verenigde Naties.

Drie weken geleden was ik nog in Washington. Het deed me goed om daar te horen dat de regering Obama water en sanitatie tot één van de speerpunten van het buitenlandse ontwikkelingsbeleid heeft verklaard . De minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton is zeker een grote bondgenoot. Haar speech ter gelegenheid van Wereld Waterdag op 22 maart jongslede is zeer de moeite waard en een belangrijke steun in de rug voor allen die in dit veld actief zijn. Ik geef u een citaat van haar uit 2009 bij de presentatie van de "Water for the Poor act" in het Congres in Washington:
"Perhaps no two issues are more important to human health, economic development, peace and security than basic sanitation and access to sustainable supplies of water."

Hillary Clinton verwoordt daarmee precies de missie die UNSGAB, de Adviesraad voor Water en Sanitatie van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, al sinds 2004 probeert uit te dragen. Als voorzitter van die Adviesraad ben ik daar uiteraard heel blij mee, maar eigenlijk is het verbazingwekkend dat deze problemen nu pas nu echt onder de aandacht komen.

In wetenschappelijke kring is er veel langer geen enkele twijfel over het belang van water en sanitatie als basisvoorwaarde voor een goede gezondheid en een menswaardig bestaan, voor goed onderwijs en sociaal-economische ontwikkeling.

Zo noemen de lezers van het British Medical Journal sanitatie de belangrijkste medische vooruitgang van de laatste 160 jaar, belangrijker nog dan de uitvinding van penicilline. Dit kan goed geïllustreerd worden met de ontwikkelingen in steden als Parijs, Londen en ons eigen Amsterdam.

Amsterdam kende in 1850 nog het fenomeen van de "Boldootkar", waarmee ontlasting in houten tonnen werd opgehaald. Riolering bestond niet en het meeste afval verdween direct in grachten en kanalen. Dat veroorzaakte allerlei ziekten, zoals cholera, tyfus en diarree. Met de aanleg van een goed rioleringssysteem ging de gezondheidssituatie met sprongen vooruit, daalden de sterftecijfers spectaculair en nam de levensverwachting toe.

En kijk eens naar het leven van nu. Een jaar geleden, toen de Mexicaanse griep enige tijd een reële dreiging leek, kreeg je overal adviezen voor het wassen en ontsmetten van je handen. Een eenvoudig voorbeeld van de manier waarop mensen door goede hygiëne zelf ziektes kunnen voorkomen. Let wel: dat kan in óns deel van de wereld. In grote delen van Afrika, Azië en Zuid Amerika lijkt de klok sinds 1850 stil hebben gestaan. En zelfs dichterbij, in Midden en Oost-Europa, leven nog miljoenen mensen in achtergebleven sanitaire omstandigheden, zelfs binnen de grenzen van Europese Unie.

Hoe kan zoiets essentieels als water en sanitatie bij ons doodgewoon zijn en elders nog een onmogelijkheid?
Hoe kan het dat wereldwijd 2,6 miljard mensen nog altijd geen toegang hebben tot een behoorlijke WC en elementaire sanitatie?
Hoe is het mogelijk dat wereldwijd jaarlijks 1,6 miljoen kinderen doodgaan door diarree, veroorzaakt door onveilig drinkwater en slechte hygiëne?

U hoeft geen prijsvraag onder jonge wetenschappers uit te schrijven om de oplossing te vinden.
De oude Grieken en Romeinen wisten al hoe ze deze problemen moesten aanpakken. De kennis is voorhanden, de sleutel ligt in goed waterbeheer. De vraag is alleen hoe we de wereld zover krijgen de bestaande kennis en ervaring op watergebied overál toe te passen. Daarvoor is politieke wil nodig. En om die te creëren is vooral brede bewustwording van groot belang.

Tegen deze achtergrond wil ik u vandaag graag informeren over mijn activiteiten op het gebied van het waterbeheer. Internationaal is mijn insteek UNSGAB, de United Nations Secretary-General's Advisory Board for Water and Sanitation. Binnen Nederland ben ik vooral actief onder de vlag van de AcW, de Adviescommissie Water.

Rode draad door het verhaal is samenwerking. Samenwerking op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Samenwerking tussen burgers, overheden, private ondernemingen, wetenschappers en maatschappelijke organisaties. Samenwerking binnen en buiten de waterwereld.

Het is alweer tien jaar geleden dat 189 landen, destijds alle lidstaten van de Verenigde Naties, onder leiding van toenmalig secretaris-generaal Kofi Annan zich unaniem committeerden aan de zogenoemde 'Millennium Development Goals', kortweg MDG's.

Doelstellingen, vond men toen, die aan duidelijkheid weinig te wensen overlieten. Heldere afspraken over zaken als armoedebestrijding, onderwijs, gezondheidszorg, duurzame ontwikkeling, gelijke rechten voor man en vrouw en eerlijke handel.

Zelden waren de VN-lidstaten het zo eens. Het was een heel bijzonder moment. Armoede, ziekte en honger werden als vijand nummer 1 bestempeld en moesten in 2015 met forse percentages zijn gereduceerd. Gelukkig zaten ook water en - met enige vertraging - sanitatie in het pakket. Afgesproken werd dat het aantal mensen dat niet beschikt over schoon drinkwater en een goede sanitaire voorzieningen voor 2015 gehalveerd moest worden.

Nu worden er wereldwijd honderden overeenkomsten, verklaringen en verdragen opgesteld. Verreweg de meesten daarvan belanden na korte of iets langere tijd in de overbekende stoffige la. Dat is met de MDG's nooit gebeurd. Alleen al daarin zijn ze uniek te noemen. Na tien jaar zijn ze nog springlevend. Ze halen nog altijd de krant en ze zijn nog altijd de leidraad voor ontwikkelingsstrategieën, vooral in Afrika en Azië. Ze maken nog altijd deel uit van nationaal beleid. Ja, zelfs in gemeente- en dorpsraden zijn de MDG's een zaak van gewicht.

Maar in de kracht van de millenniumdoelen zit tegelijkertijd de kwetsbaarheid. Of zoals Lucebert het zei zo mooi zei: Alles van waarde is weerloos. Als het niet lukt het doel te bereiken dat de wereldgemeenschap zichzelf heeft gesteld, dan verloopt het tij. Het wordt dan veel moeilijker om de draad weer op te pakken.

Hoe staat het met de voortgang van Millenium Development Goal nummer 7, de water en sanitatie doelstelling?

Al vrij snel na de eerste euforie van het succes van de Millennium Summit brak het besef door dat de opgave voor water en sanitatie een heel belangrijke, maar ook een heel moeilijke was.
En dus besloot Kofi Annan in 2004 om extra druk op de uitvoering te zetten. Hij deed dat door de instelling van UNSGAB, een speciale adviesraad voor water en sanitatie.

UNSGAB kreeg de taak wereldwijde actie op het gebied van water en sanitatie te stimuleren. Zonder succes op dat terrein zou de hoop op het uitbannen van honger en het bereiken van duurzame ontwikkeling opgegeven kunnen worden. Oud-premier van Japan Hashimoto werd benoemd tot voorzitter. De raad werd samengesteld uit circa 20 onafhankelijke prominenten met bewezen ervaring in het in beweging zetten van overheidsmachinerieën en het werken met de media, de financiële wereld, de wetenschap, de private sector en maatschappelijke organisaties.

In 2006 publiceerde UNSGAB het zogenaamde Hashimoto Action Plan, een compendium van acties gericht op realiseren van doorbraken op strategische onderdelen van het internationale water beheer. Het Hashimoto Action Plan, kortweg HAP, richtte zich op zes grote deelgebieden: drinkwater, sanitatie, monitoring en rapportage, financiering, integraal waterbeheer en rampenbeheersing.

Na het plotselinge overlijden van de heer Hashimoto werd ik aangezocht als nieuwe voorzitter, een functie die ik sinds eind 2006 met veel plezier verricht.
De adviesraad is eigenlijk een vreemde eend in de bijt van de Verenigde Naties.
Want hoewel de letters UN prominent voorkomen in onze naam is UNSGAB geen VN instelling.

Er zijn overigens niet minder dan 26 VN organisaties die zich met water bezighouden: UNEP, de WHO, de FAO, UNDP, UNICEF, UN-HABITAT, de ILO, de WMO, UNCTAD, noem maar op. UNSGAB onderscheidt zich in alle opzichten van die organisaties. UNSGAB heeft geen groot kantoor of apparaat. Onze ondersteuning bestaat uit precies 4 mensen. UNSGAB heeft geen geld en is zeker geen donororganisatie. UNSGAB kent geen ingewikkelde procedures en UNSGAB produceert geen papier.

Wat doen we dan wel? Ik noem u drie belangrijke thema's:

  1. Advocacy, het goede Nederlandse woord voor pleitbezorging, het op het goede moment en de juiste plaats pleiten voor de goede zaak.
  2. Bewustwording vergroten. Bewustwording van de noodzaak van duurzame oplossingen. Bij politici, bij maatschappelijke organisaties, bij de private sector, bij financiële instellingen, bij burgers. En vandaag bij u.
  3. Bruggen slaan, tussen verschillende organisaties of landen, bijvoorbeeld door het uitwisselen van kennis en ervaringen in regionale ministersconferenties.

Juist omdat we zo klein en onafhankelijk zijn, zijn we zo effectief. Voor iedereen een gesprekspartner, voor niemand een gevaar.
Op deze manier hebben we de afgelopen jaren veel resultaat geboekt. Ik geef u een paar voorbeelden.

  • Op voorspraak van UNSGAB heeft de Algemene Vergadering van de VN het jaar 2008 uitgeroepen tot International Year of Sanitation. Dit heeft wereldwijd bijgedragen aan de vergroting van de bewustwording van het sanitatieprobleem en van het doorbreken van het taboe op sanitatie. Afrikaanse staatshoofden en regeringsleiders durven tegenwoordig over dit onderwerp te spreken of zich zelfs met een toilet te laten fotograferen. Ook in Nederland zien we een enorme belangstelling voor onze waterthema's. Zo nemen er duizenden mensen deel aan initiatieven als Wandelen voor Water of de Live Earth Run for Water en is sanitatie nu officieel een Nederlands woord.
  • Dankzij onze inspanningen heeft de Afrikaanse Unie in 2008 in Sharm el Sheikh concrete besluiten genomen over de uitvoering van grote sanitatie-maatregelen en de financiering daarvan. Het was een fascinerende ervaring om bij die gelegenheid 53 staatshoofden en regeringsleiders te mogen toespreken over dit onderwerp, als start van een voor dit gezelschap unieke en succesvolle discussie. Water stond later dat jaar zelfs op de Agenda van de G8.
  • UNSGAB was de initiator van de oprichting van een wereldwijd "Water Operators Partnership". Dit is een samenwerkingsverband tussen drinkwaterbedrijven uit ontwikkelde en ontwikkelingslanden gericht op de uitwisseling van praktische kennis en ervaring bij de productie en distributie van drinkwater.
  • UNSGAB heeft samenwerkingsovereenkomsten met grote financiële instituten zoals de Wereldbank, de Afrikaanse, de Aziatische, de Islamitische en Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbanken en de OECD. Doel van deze overeenkomsten is het vergroten van de geldstromen voor water en sanitatie en vooral het verbeteren van de effectiviteit daarvan.
  • Onder UNSGAB vlag is vorig jaar met grote internationale steun ook het eindrapport van een special Panel for Water and Disaster gepresenteerd. Hiermee wordt de weg gebaand voor een groot aantal maatregelen ter voorkoming van waterrampen, ter verbetering van het optreden tijdens en na rampen, onder andere in opvangkampen voor de daklozen en vluchtelingen en ter stimulering van wederopbouwacties.

Ik durf te beweren dat UNSGAB de afgelopen jaren zeer effectief en efficiënt gewerkt heeft en veel heeft bereikt.
Maar wij worden straks - in 2015 - niet afgerekend op onze inspanningen. Bij de MDGs gaat het om kille cijfers: een reductie van vijftig procent van het aantal mensen zonder veilig drinkwater en zonder goede sanitaire voorzieningen. Ik zal nu wat verder ingaan op de belangrijke en soms verwarrende rol van deze cijfers.

Later dit jaar, in september rond Prinsjesdag, zal de VN gemeenschap in New York een belangrijke tussenbalans opmaken, tien jaar na de feestelijke vaststelling van de MDGs, vijf jaar voor hun einddatum. Die dagen zullen vele staatshoofden en regeringsleiders in New York de Millennium Development Goals tegen het licht houden, niet alleen voor water, maar op alle terreinen.

Vandaag probeer ik in dit illustere gezelschap alvast een voorschot te nemen op de discussies die komen gaan.
Vorige maand publiceerden UNICEF en de WHO een voortgangsrapport over MDG-7. De simpele vraag of we voor water en sanitatie de beoogde halveringsdoelstelling bereiken wordt daarin beantwoord in 56 bladzijden met cijfers. Ik geef u er een paar:

Sinds 1990 hebben 1,3 miljard mensen toegang gekregen tot verbeterde sanitatie. Maar toch gaan we het doel met zo'n miljard mensen missen. 2,6 miljard mensen zitten nog zonder. 72% daarvan leeft in Azië.
In dezelfde periode kregen 1,8 miljard drinkwater tot hun beschikking. Op dit moment zijn bijna 900 miljoen mensen nog niet aangesloten op een goede drinkwaterbron. 37% daarvan woont in sub-Sahara Afrika.
Getalsmatig betekent dit dat het drinkwaterdoel zeer waarschijnlijk wel gehaald gaat worden. Wel gehaald op wereldschaal. En dat is zo uniek aan de MDG's, die zijn destijds zo geformuleerd dat ze op macro niveau haalbaar en realistisch zijn.

Hoe goed kunnen we nu uit de voeten met deze cijfers?

Allereerst geldt dat de groei van de wereldbevolking de interpretatie van de cijfers behoorlijk bemoeilijkt. Al onze inspanningen lijken bijna even snel teniet te worden gedaan door een constante bevolkingsaanwas.

Jan Vandemoortele, voormalig econoom van het VN-ontwikkelingsprogramma UNDP, concludeert ook dat verschillende belangengroepen de MDG's hebben misbruikt om hun eigen doel te dienen. Vandemoortele betoogt dat de behaalde resultaten daarbij onder grote druk zijn komen te staan door de zogenoemde 'terreur van de gemiddelden'. Daardoor lijkt het soms alsof er nauwelijks vooruitgang is geboekt, terwijl de werkelijkheid veel genuanceerder ligt.

Laat ik dat illustreren aan de hand van de situatie in Afrika.
Je hoeft maar een rapport open te slaan of je leest dat Afrika achterloopt op vrijwel alle doelstellingen. Afgaand op wereldwijde statistieken zullen de water- en sanitatiedoelen voor miljoenen Afrikanen niet gehaald worden. Dat is een somber en ontmoedigend beeld. Afrika is met zo'n beeld niet geholpen.

Het is een beeld gebaseerd op de relatieve indicatoren waarmee de MDG's worden gedefinieerd en gemeten. Zeker, die meetmethode verschaft een nuttig inzicht in de wereldwijde ontwikkelingen. Maar ze vertelt niet het hele verhaal.

Om te beginnen is het percentage mensen in Afrika dat niet beschikt over schoon water en goede sanitaire voorzieningen hoog. De opgave om dat aantal te halveren is daar dus extra zwaar, te meer omdat de bevolking ook nog eens snel groeit.

Toch heeft Afrika wel degelijk indrukwekkende vooruitgang geboekt op het gebied van water en sanitatie. Als je uitgaat van het absolute aantal mensen dat voor het eerst toegang krijgt tot sanitaire voorzieningen, dan zitten 17 Afrikaanse landen bóven het wereldwijde gemiddelde. En kijken we naar drinkwatervoorziening dan presteren 21 Afrikaanse landen even goed, of zelfs beter dan het wereldwijde gemiddelde. Nemen we water en sanitatie samen, dan overtreft bijna een derde van de landen in Afrika de rest van de wereld.

Dat is goed en hoopgevend nieuws over dat continent. We zijn er nog niet, er is nog heel veel werk te doen, maar het is wel bemoedigend dat het in veel Afrikaanse landen de goede kant opgaat. En dat blijft jammer genoeg onderbelicht. Wie op die manier naar de opbrengst van de MDG's kijkt, komt tot andere, meer genuanceerde inzichten over de effecten.

Onze allereerste zorg nu is natuurlijk om toch zoveel mogelijk inspanningen te plegen om in 2015 zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke doelstelling te komen.

Vervolgens is het van groot belang dat we al onze cijfermatige inzichten meenemen bij het formuleren van eventuele nieuwe MDG doelstellingen voor na 2015. De wetenschap heeft daarbij een belangrijke rol te vervullen, want alleen op basis van feiten, goede analyses en modellen kunnen wereldleiders in 2015 tot weloverwogen vervolgafspraken komen.

We moeten in ieder geval zien te voorkomen dat de doelen hetzelfde blijven en alleen de mondiale deadline naar achter schuift. Daarmee halen we de druk van de ketel.

Om straks goede besluiten te kunnen nemen, is er eerst een grondige analyse nodig van de stand van zaken en de sterktes en zwaktes van de gevolgde aanpak. Ik noem drie voorbeelden:

  1. In het huidige MDG systeem wordt water en sanitatie op scholen niet meegeteld voor de doelstelling omdat er geen aantallen mensen die toegang krijgen mee te benoemen zijn. Dus voor donoren vaak niet interessant. Maar voor de leerprestaties en de mogelijkheid voor meisjes en jonge vrouwen om überhaupt deel te nemen aan het onderwijs (een andere MDG!) van levensgroot belang. Dat zal in de toekomst zeker anders moeten.
  2. In de huidige systematiek wordt alleen het aantal aansluitingen voor drinkwater geteld. Nergens wordt gerept over de kwaliteit van dit water. Dat betekent dat vele mensen op dit moment vervuild water te drinken krijgen. Zo spannen we het paard achter de wagen. Zo vergiftigen wij mensen langzaam met uitermate goede bedoelingen.
  3. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat er directe samenhangen zijn tussen de verschillende MDGs. Schoon water verbetert de voedselproductie, bevordert deelname aan het onderwijs en vermindert kinder- en moedersterfte en watergerelateerde ziektes. Dit soort samenhangen zou een belangrijke rol moeten spelen bij het formuleren van nieuwe internationale ontwikkelingsdoelen.

Vandemoortele pleit ervoor om vooral niet halsoverkop te willen besluiten over nieuwe MDGs. Een speciaal VN panel zou de opties op een rij moeten zetten en vooral stakeholders uit ontwikkelingslanden zouden daarbij een belangrijke stem moeten krijgen.

Ook UNSGAB zal zich de komende tijd beraden over de toekomst van de MDGs en zijn rol daarbij.

Ik wil bij dit onderwerp aansluitend, ook graag nog een opmerking maken over de Nederlandse ontwikkelingshulp, die ook voor een groot deel is gebaseerd op de MDG's.

Nederland is een grote speler op het wereldwijde veld van water en sanitatie. De Nederlandse regering heeft zich tot doel gesteld in de periode 2005-2015 niet minder dan 50 miljoen mensen van veilig drinkwater en goede sanitatie te voorzien.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft onlangs in het rapport 'Minder pretentie, meer ambitie' een buitengewoon nuchtere kijk gegeven op de mogelijkheden en onmogelijkheden van ontwikkelingshulp. De WRR is heel duidelijk: het gaat erom landen te helpen zich op te richten en overeind te blijven. Het accent zou in de eerste plaats moeten liggen op zelfredzaamheid van landen en niet op directe armoedebestrijding. En daarbij spelen mondiale vraagstukken over ontwikkelingen op het gebied van economie, milieu en klimaat een grote rol.

U weet dat mijn vrouw als special advocate van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties voor inclusive finance for Development nauw betrokken is bij het toegankelijk maken van microkredieten, microverzekeringen en toegang tot bank en spaarrekeningen, overal ter wereld, ook in eigen land. Daar zit op kleinere schaal dezelfde gedachte achter; je geeft mensen de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven terug. En als het lukt om dat op te bouwen, dan zie je dat ze daar ontzettend trots op zijn. Op zo'n manier help je mensen sterker te worden, in plaats van ze afhankelijk te maken van de westerse hulpstroom.

Ontwikkelingshulp zou een katalyserend effect moeten hebben. Voor UNSGAB is dat één van de speerpunten.
We moeten er naar streven dat elke Euro ontwikkelingshulp een vliegwiel effect heeft. Door de centrale rol van water en sanitatie temidden van de andere MDGs kunnen we dit ook realiseren. Studies wijzen uit dat iedere in water en sanitatie geïnvesteerde Euro een opbrengst van 9 Euro kan genereren! Nu zie ik U al kijken, hier staat een nieuwe Madoff met een prachtig piramide spel voor onze neus! Een rendement van 900%, dat zijn kansen die je in het huidige economische klimaat niet aan je voorbij mag laten gaan! Helaas is de return on investment indirect en slechts toepasbaar op samenlevingen in zijn geheel. Hoe komen wij dan aan die gesuggereerde opbrengst? De VN heeft berekend dat er jaarlijks 3,8 Miljard dollar geïnvesteerd zou moeten worden om de achterstand van het water en sanitatie doel weg te werken.

  • Daarmee worden wereldwijd 20 miljard extra werkdagen geschapen, inclusief 5,5 miljard dagen die nu verloren gaan door water halen en diaree. Zo is voor Sub Sahara Afrika berekend dat het 5% van BNP verliest door gebrek aan sanitatie. In 2003 bijvoorbeeld was dat rond 28,4 miljard dollar, meer dan de regio ontving in ontwikkelingshulp en schuldsanering bij elkaar!
  • Kinderen die in de eerste levensjaren ondervoed zijn, hebben daar blijvend last van bij de verdere ontwikkeling. Om het plastisch uit te drukken, voedingstoffen die er niet uitgaan hoef je ook niet extra bij te geven om ondervoeding te bestrijden.
  • 443 miljoen schooldagen per jaar gaan verloren aan water gerelateerde ziekten. Minimaal een zelfde aantal aan meisjes die dagelijks voor het gezin water moeten halen of thuis moeten blijven tijdens menstruatie en het niet voorhanden zijn van afgescheiden sanitaire voorzieningen.
  • In Sub Sahara Afrika zijn meer dan 50% van de ziekenhuisbedden bezet met zieken die lijden aan een water gerelateerde ziekte. In totaal sterven meer kinderen wereldwijd aan dit soort ziekten dan aan AIDS, malaria en tuberculose bij elkaar.
  • vermindering van de bacteriële waterverontreiniging, minder zuiveringskosten en daardoor grotere opbrengsten uit recreatie, landbouw en industrie.

Rekenaars hebben het fictieve rendement van de eerder genoemde 3,8 miljard gesteld op 35 miljard, dus globaal 1 op 9. En met de miljarden die ons nu dagelijks om de oren vliegen moet dat toch geen probleem zijn? Zeker niet als je je realiseert dat de WRR in zijn kritische rapport water noemt als één van de belangrijkste terreinen waar Nederland zich op zou kunnen specialiseren.

Naast vergroting van de financiële effectiviteit valt er zeker ook winst te halen in een verbetering van de organisatie van alle internationale hulpinspanningen. De WRR spreekt daar ook over.

Mij gaat het hierbij vooral om het verminderen van de administratieve lasten voor landen die ontwikkelingsgelden ontvangen. Nationale Parlementen in donorlanden concentreren zich, mede onder druk van steeds mondigere burgers, meer en meer op het controleren van de uitgegeven ontwikkelingsgelden.
Daar is niets mis mee; het is hun taak hun regering nauwkeurig te controleren bij het uitgeven van belastinggeld. Dit heeft echter als bijeffect dat de ontvangende landen voor alle donoren permanent data verzamelen om aan iedereen in uniek format te kunnen rapporteren en verantwoording af te leggen.

Het beslag op middelen, tijd en capaciteit om aan al deze verzoeken te voldoen gaat ten koste van waar ze eigenlijk voor bedoeld waren, namelijk de ontwikkeling van de allerarmsten. Ik pleit dan ook voor striktere naleving van de Verklaring van Parijs inzake de effectiviteit van hulp, gericht op een effectiever gebruik van ontwikkelingsgelden. Gelukkig heeft ook de Verenigde Naties dit probleem onderkend en is een start gemaakt met pilots voor een "One UN" formule: één loket voor alle VN organisaties. Na aanvankelijke argwaan bij de ontvangende landen blijkt dit zo goed te werken dat deze landen nu in de rij staan ook met het programma mee te mogen doen, ook al zijn de pilots nog niet eens afgerond en geëvalueerd.

Water kan het verschil maken tussen ziek en gezond, tussen dood en leven.

Tot nu toe heb ik vooral gesproken over de noodzaak van schoon drinkwater en sanitatie. Niet de techniek, maar juist de organisatie, het waterbeheer en de politieke wil zijn doorslaggevend voor het succes.
Dat geldt ook voor de aanpak van het gevaar van overstromingen. De kans daarop stijgt door de gevolgen van klimaatverandering. Ook die kunnen levensbedreigend zijn. En dat geldt zeker niet alleen voor ontwikkelingslanden.
Het is nog geen drie maanden geleden dat een heftige storm de Franse westkust teisterde. Het was springtij in die nacht van 27 op 28 februari. De metershoge golven sloegen gaten in de dijken, overstroomden verschillende dorpen. Er vielen meer dan vijftig doden.
Ondertussen hebben Rio de Janeiro en Tennessee ook zwaar te leiden gehad van aardverschuivingen en overstromingen als gevolg van hevige regenval.

We zien het overal ter wereld gebeuren. Het aantal overstromingen met grote schade is de afgelopen 25 jaar verviervoudigd. Een groot probleem daarbij is de trek naar de economisch aantrekkelijkste gebieden, de trek naar de stad. Het is niet voor niets dat bijna de helft van de wereldbevolking in laaggelegen rivierdelta's woont. In die gebieden valt iets te verdienen. Maar het zijn helaas ook de gebieden die het snelst onder water lopen.

Kijk naar ons eigen land: bijna zestig procent is kwetsbaar voor overstromingen. En juist daar wordt tweederde van ons Bruto Nationaal Product verdiend.

De Rotterdamse wereldhaven en luchthaven Schiphol, onze trotse mainports die ons verbinden met de rest van de wereld, liggen er middenin. Schiphol ligt viereneenhalve meter onder de zeespiegel. U bent pas boven water als u de hele vliegtuigtrap bent opgeklommen.

Het zal u overigens niet ontgaan zijn dat er onlangs nog een hele discussie was over dit getal van 60%. Het was onjuist geformuleerd in een IPCC rapport. Kwetsbaar voor overstromingen is namelijk niet hetzelfde als onder de zeespiegel. In de discussie werd zelfs de integriteit van de wetenschap even in twijfel getrokken. Ook hier zien we nog maar eens dat cijfers soms een eigen leven kunnen gaan leiden.

In ons land is er sinds de watersnood van 1953 niemand meer om het leven gekomen door een overstroming. De beelden van die ramp van toen, de verwoesting en de ontreddering liggen opgeslagen in ons collectieve geheugen.

Dat willen we niet meer meemaken! Daarom is het Nederlandse beleid er in de eerste plaats op gericht overstromingen te voorkomen. Nederland is nog nooit zo veilig geweest. En daar mogen we ook zeker trots op zijn. Maar, we moeten wel scherp blijven. De situatie is er niet naar om achterover te leunen. De normen die we stellen aan onze dijken zijn nu nog gebaseerd op de situatie na de watersnoodramp in 1953. Sindsdien is de bevolking bijna verdubbeld en is het geïnvesteerde vermogen verveelvoudigd. Als er iets misgaat is de schade dan ook veel groter dan vroeger.

En u weet, door de klimaatverandering nemen ook hier de kansen op een overstroming toe. Er mag misschien debat zijn over de precieze reikwijdte van deze mondiale ontwikkelingen, de trend is duidelijk. Ook hier in Haarlem, liggend in dijkring 14 met een overstromingskans van 1 op de 10.000 jaar, kan het dus nog steeds gebeuren dat U geen droge voeten houdt. En met een leadtime van 8 tot 10 uur is het uitgesloten dat alle 4,5 miljoen inwoners van die dijkring op ordentelijke wijze geëvacueerd kunnen worden. Het is in New Orleans niet gelukt 800.000 inwoners in 3 dagen te evacueren, dus is het een illusie dat dat hier wel zou lukken binnen 1/6 van de tijd met 6 keer zo veel inwoners en dan nog eens over infrastructuur die zelf meters onder zeeniveau ligt. Dus moet je nu enerzijds communiceren dat het nog nooit zo veilig is geweest, maar tegelijkertijd ook communiceren dat vluchten geen zin heeft en dat het opzoeken van geschikte hoge gebouwen de beste kans op overleven geeft.

De paradox is dat de burger zich weinig zorgen maakt. Het gaat alweer jaren goed. De gemiddelde Nederlander heeft een rotsvast vertrouwen in de overheid waar het de bescherming tegen overstromingen betreft. Het is dus zaak dat vertrouwen niet te schenden! De Adviescommissie Water heeft daarom in 2006 al aangedrongen op een actualisering van het waterveiligheidsbeleid en het zeker stellen van de financiering daarvan. Inmiddels hebben we een deltacommissaris. Een van zijn eerste taken is het opstellen van een deltaprogramma, inclusief de vernieuwing van de waterveiligheidsnormen. Maar tegelijkertijd hebben we te maken met financiële heroverwegingen.

We doen er in dit land dus alles aan om een waterramp te voorkomen. En dat houdt meer in dan dijken bouwen alleen. Het gaat ook om de organisatie. Om maatregelen die dichtbij de burger liggen. We hebben daarin een lange traditie. De Nederlandse waterschappen hebben een geschiedenis die teruggaat tot de dertiende eeuw.

Ik merk tijdens mijn bezoeken aan het buitenland dat men met bewondering kijkt naar de manier waarop Nederland het waterbeheer heeft georganiseerd. Men komt hier graag zijn licht opsteken.
Waterveiligheid en zoetwatervoorziening verdienen een stevige plek op onze agenda voor de toekomst. Nederland is het eerste land ter wereld dat daarbij honderd jaar vooruitkijkt. Succesvol waterbeheer moet ook verankerd zijn in de samenleving. Het gaat immers om beslissingen en maatregelen die kunnen ingrijpen in het dagelijks leven van mensen.

U beseft ook dat waterbeheer staat of valt met een goede samenwerking tussen overheden onderling. Doelmatigheid en efficiëntie tellen extra zwaar in een tijd als deze, waarin de overheidsfinanciën onder druk staan.

Op dit moment worden we overspoeld met rapporten en uitspraken over de manier waarop we doelmatig waterbeheer kunnen invullen. Daarbij komen ook voorstellen naar voren die flink wat kunnen betekenen voor de vormgeving van het openbaar bestuur, ons vertrouwde huis van Thorbecke.

Binnen de Adviescommissie Water hebben we boeiende discussies over dit onderwerp. Of dit al dan niet tot een advies gaat leiden weet ik nog niet.

Maar de commissie is in ieder geval van mening dat we heel zorgvuldig moeten zijn met ingrepen in het water bestuur. Bezint eer u begint. We mogen de verworvenheden, inhoudelijk en institutioneel, op het gebied van waterveiligheid en waterkwaliteit niet zomaar op het spel zetten.

Goede waterbeheer kan alleen in een goede balans tussen beleid en uitvoering. In een goede samenwerking tussen verschillende bestuurslagen, met duidelijke rollen voor iedere laag. Samenwerking en communicatie zijn absolute basisvoorwaarden om ervoor te zorgen dat we ook op watergebied het maximale halen uit elke euro die we besteden. En nabijheid bij de burger is nodig om daarvoor het nodige draagvlak te verwerven.

Dames en heren,

Ik heb u meegenomen in de wereld van het waterbeheer, internationaal en nationaal.
We willen het water bedwingen, we willen het water te vriend houden, we willen het water voor ons laten werken. Daar gaat het ons watermanagers om.

Ik ben tot op de dag van vandaag ontzettend blij dat mijn vader mij op het idee bracht om deze richting in te slaan.

Laten we het water de aandacht blijven geven die het verdient en daarmee ons en onze medemensen de kans bieden op een gezond, een veilig en een menswaardig bestaan. Ieder kan daaraan zijn steentje bijdragen. Ook u.