bodemprofiel

Bodemkwaliteit Natura2000 Gelderland onvoldoende

Wageningen University
14-NOV-2009 - De bodemkwaliteit van nagenoeg alle aangewezen Natura2000-gebieden in Gelderland is onvoldoende om een duurzame staat van instandhouding te garanderen. Dat blijkt uit een nieuwe methode die Alterra heeft ontwikkeld waarin met behulp van plantengroei de kwaliteit van de bodem wordt bepaald. De methode is voor het eerst toegepast in Gelderland.

Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op zaterdag 14 november 2009

De bodemkwaliteit van nagenoeg alle aangewezen Natura2000-gebieden in Gelderland is onvoldoende om een duurzame staat van instandhouding te garanderen. Dat blijkt uit een nieuwe methode die Alterra heeft ontwikkeld waarin met behulp van plantengroei de kwaliteit van de bodem wordt bepaald. De methode is voor het eerst toegepast in Gelderland.

De methode
Plantengroei zegt iets over de kwaliteit van de bodem waarop die planten groeien. Dit is het uitgangspunt van de nieuwe methode om bodemkwaliteit in kaart te brengen, zonder dat daar kostbare en tijdrovende bodembemonsteringen aan te pas komen. De eerste resultaten van deze methode blijken voor zuurgraad verrassend goed overeen te komen met de ‘echte’ metingen, constateren onderzoekers van Alterra.

 
  Natuurlijk beekje op de Hoge Veluwe

Vijftien jaar lang hebben onderzoekers van Alterra vegetatieopnamen in combinatie met bodemmetingen verzameld. Op basis hiervan is per plantensoort een indicatorwaarde (optimum) geschat voor de abiotische factoren die voor een plant van belang zijn, zoals pH, grondwaterstand, stikstof-, fosfor-, kalium-, nitraat- en fosfaatgehalte. Voor bijna elke in Nederland voorkomende plantensoort is dit optimum vastgesteld. Op basis van de gemeten waarden is vervolgens voor elke factor de range vastgesteld waarbinnen een habitattype goed ontwikkeld kan voorkomen. De hieruit volgende grenswaarden kunnen worden gebruikt om te bepalen of de bodemkwaliteit voldoende is om een habitattype duurzaam te laten voorkomen.

Gelderse natuurgebieden onder de loep

 
Bodemprofiel aan de rand van het Wekeromse zand  
Deze methode is voor het eerst op grote schaal toegepast om voor de provincie Gelderland de bodemkwaliteit van de natuurgebieden te schatten. De resultaten waren ‘schokkend’. De bodemkwaliteit van nagenoeg alle aangewezen Natura2000-gebieden bleek onvoldoende om een duurzame staat van instandhouding te garanderen. Voor de Veluwe was de bodemkwaliteit bijvoorbeeld vooral onvoldoende voor het fosfor- en stikstofgehalte in de bodem (te hoog) en het calciumgehalte (te laag). Voor de natte gebieden was ook vaak de grondwaterstand te laag. Voor de venen in het oosten van de provincie, waaronder het Korenburgerveen, vormden vooral de grondwaterstand en het calciumgehalte een probleem (beiden te laag). Al met al komt het er op neer dat de vegetatietypen die men in de provincie voor ogen had misschien niet realistisch zijn; of dit bijvoorbeeld moet leiden tot ander beheer of tot aanpassing van doelen is onderwerp van discussie.

Hoe werkt het in de praktijk?

  • In het veld maakt men een vegetatieopname: alle voorkomende soorten worden genoteerd;
  • van die soorten is de indicatorwaarde bekend;
  • de gemiddelde indicatorwaarde van de voorkomende soorten geeft de bodemomstandigheden weer, bijv. voor pH of grondwaterstand;
  • deze waarde vergelijkt men met de grenswaarde van het habitattype.

Voor de exercitie in Gelderland is gebruik gemaakt van vegetatieopnamen in de Natura2000-gebieden en van de habitattypenkaart voor Gelderland. De geschatte waarden voor de bodem zijn vergeleken met de eisen die de geplande habitattypen stellen aan de abiotiek. Als de geschatte waarde niet voldeed aan de eis, is de grootte van het milieutekort (bijv. een te lage pH of een te hoog stikstofgehalte) berekend.

Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op www.kennisonline.wur.nl, www.abiotic.wur.nl  en in Alterrarapport 1892.

Tekst: Wieger Wamelink en Marjolein van Adrichem, Alterra Wageningen UR
Foto’s: Wieger Wamelink, Alterra Wageningen UR