Bos

Schonere lucht, maar wat is schoon genoeg?

Wageningen University
18-JUL-2009 - In de afgelopen 20-30 jaar is de luchtverontreiniging in Europa sterk afgenomen, mede dankzij internationale overeenkomsten. Toch blijven er gebieden in Europa waar de huidige depositie van stikstof zo hoog is dat er negatieve effecten op de ecosystemen optreden. Om op Europees niveau een betere schatting te kunnen geven van de maximaal toelaatbare hoeveelheid stikstof voor ecosystemen, wordt er gewerkt aan de aanpassing en uitbreiding van bestaande modellen.

Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op zaterdag 18 juli 2009

In de afgelopen 20-30 jaar is de luchtverontreiniging in Europa sterk afgenomen, mede dankzij internationale overeenkomsten. Toch blijven er gebieden in Europa waar de huidige depositie van stikstof zo hoog is dat er negatieve effecten op de ecosystemen optreden. Om op Europees niveau een betere schatting te kunnen geven van de maximaal toelaatbare hoeveelheid stikstof voor ecosystemen, wordt er gewerkt aan de aanpassing en uitbreiding van bestaande modellen.

Als we de uitstoot van verzurende en vermestende stoffen in 2010 vergelijken met die van 1960 is er in Europa veel bereikt: de emissiereductie voor zwavel bedraagt ruim 60%, voor NOx 40% en voor NH3 (ammoniak) 17%. Dat is geen gering resultaat, maar het kan en moet nog beter, omdat waardevolle ecosystemen nog steeds te lijden hebben van de door deze emissies veroorzaakte depositie. Internationale afspraken voor de terugdringing van de uitstoot zwavel en stikstof in Europa zijn mede gebaseerd op een vergelijking van de huidige depositie met het zogenaamde kritische depositie niveau. Het kritische depositieniveau is de maximale hoeveelheid van een stof die voor een ecosysteem op lange termijn niet tot negatieve effecten leidt. Daar waar het kritische depositieniveau wordt overschreden, moet de depositie worden verminderd.

 
 

Door internationale afspraken is in Europa de
depositie
van verzurende stoffen sterk
afgenomen: goed nieuws voor de bossen.

Kritische depositieniveaus voor stikstof zijn gebaseerd op ervaringen in het veld (empirische niveaus) of op modelberekeningen. De modellen waren tot voor kort vooral gericht op de abiotische effecten van depositie zoals nitraatconcentraties. Inmiddels neemt de vraag vanuit de internationale gemeenschap naar de modellering van biotische effecten toe. Men wil bijvoorbeeld weten hoe de plantensamenstelling in bossen en natuurterreinen onder invloed van stikstofdepositie verandert. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten de bestaande modellen worden aangepast.

In het lopende onderzoek wordt een bestaand, eenvoudig Europees bodemverzuringsmodel aangepast zodat de stikstofkringloop beter wordt meegenomen. Vervolgens zal het worden gekoppeld aan een model dat de kans op voorkomen van plantensoorten berekent. Dit model is weer gebaseerd op een database met een groot aantal waarnemingen in Europa van plantensoorten en bijbehorende ecologische condities zoals pH en stikstof karakteristieken. Het nieuwe model zou dan in staat moeten zijn om schattingen van kritische depositie niveaus te geven op basis van de eisen die gesteld worden aan de soortensamenstelling van planten in bossen en natuurterreinen. Deze eisen kunnen gebaseerd zijn op beleid dat zich richt op het behoud van biodiversiteit of de bescherming van rode-lijst soorten.

Meer informatie op www.kennisonline.wur.nl

Tekst en foto: Gert Jan Reinds, Alterra Wageningen UR