Zijn de biovergisters die oprukken op boerenerven straks even omstreden als windmolens?

Om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen streven veel landen in Europa naar meer energie uit hernieuwbare bronnen als wind, zon en biomassa. Door de subsidiemogelijkheden voor ‘groene energie’ en de verruiming van de lijst van producten die mogen worden gebruikt voor schone energieproductie, komt de inzet van biomassa voor energie snel van de grond. Biomassa staat voor organisch materiaal zoals stro, mest, zuiveringsslib, snoeihout en voedselresten, en voor speciaal geteelde gewassen zoals hennep, maïs en olifantsgras. Door verbranding of vergisting wordt biomassa omgezet in bio-energie.
Frans Debets is projectleider van Bio Energie Noord (onderdeel van het Energy Valley-project). Hierin werken overheden, landbouworganisaties en bedrijven samen om de productie van energie uit biomassa in Noord-Nederland te bevorderen. Debets: ‘Er is al jaren een overschot aan landbouwgewassen voor de voedselvoorziening en voor de diervoederindustrie. Dat levert een slechte boterham op voor de boer. De landbouw zoekt dus een andere bestemming. Dan wordt het interessant om mee te denken over de ‘energietransitie’ – de vervanging van fossiele brandstoffen door duurzame bronnen. In Europa en ook in Nederland wordt gestreefd naar dertig procent duurzame energie in het jaar 2030. Het gevoel van urgentie wordt nog eens aangewakkerd door maatschappelijke thema’s als de klimaatverandering, de macht van Poetin en zijn Gazprom over de gaskraan en de situatie in het Midden-Oosten. En zo wordt de geopolitieke situatie in de wereld nu vertaald in lokaal beleid en springen de boeren in het energiegat.’

Koeien de deur uit

Begin jaren tachtig kwam de mestvergisting volop in de belangstelling, enerzijds door de oliecrisis en anderzijds omdat het een mogelijkheid was om stankoverlast te verminderen. Maar anders dan in bijvoorbeeld Duitsland kwam deze methode in Nederland niet van de grond.
Dat de mestvergisting weer volop in de belangstelling staat, komt mede door de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie van het ministerie van Economische Zaken: voor duurzame elektriciteit ontvangt men gedurende tien jaar een vast bedrag (in 2006 was dat 9,7 cent) per kilowattuur boven op de circa 6 cent die door de energiemaatschappij wordt betaald. Deze subsidie is onlangs door staatssecretaris Wijn overhaast stopgezet omdat er een ruime overbesteding dreigde. Dankzij de subsidie en de verruimde regels voor wat je mag vergisten, zijn de biovergisters als paddestoelen uit de grond geschoten.
Debets: ‘Uit een financieel oogpunt zie je al snel dat het voor een boer heel rendabel kan zijn om de koeien en het melkquotum de deur uit te doen en maïs te gaan verbouwen om daarmee biogasleverancier te worden’.
In de drie noordelijke provincies zijn momenteel 27 installaties in bedrijf, alle bij oorspronkelijk agrarische bedrijven, en er zitten er nog zo’n twintig in de pijplijn. ‘Vergeleken met bijvoorbeeld Duitsland of Denemarken is dit nog steeds heel weinig’, stelt Debets. ‘In Duitsland zijn er al zo’n vier- tot vijfduizend vergistingbedrijven.’

Bufferen

‘Covergisten’ is het tegelijk vergisten van verschillende biomassa-stromen in een vergistinginstallatie voor de productie van biogas. Vaak gaat het dan om combinaties van mest en van andere organische bestanddelen die op de lijst staan van (rest)producten uit de landbouw die mogen worden meevergist. Snijmais is op dit moment het belangrijkste coproduct.
Op industriële schaal wordt vergisting onder andere bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (slibvergisters) en stortplaatsen (stortgasinstallaties) toegepast, zoals bij Essent in Wijster.
Het geproduceerde biogas heeft een energie-inhoud die vijftig tot zeventig procent bedraagt van die van aardgas, en kan zonder al te veel aanpassingen worden ingevoerd in installaties die nu op aardgas of diesel draaien.
In de meeste vergistinginstallaties wordt biogas gebruikt om een motor en een generator aan te drijven. Daarmee wordt ongeveer evenveel elektriciteit als warmte geproduceerd. Het restmateriaal, dat digestaat genoemd wordt, is beter geschikt als meststof dan de niet vergiste mest. De elektriciteit wordt grotendeels teruggeleverd aan het net. Van de vrijkomende warmte wordt een klein deel in het proces zelf gebruikt; de rest wordt meestal met ventilatoren – die ook weer op stroom draaien! – de lucht in geblazen, wat natuurlijk heel jammer is. Debets: ‘Het zou veel beter zijn om biogas niet in stroom maar direct in gas om te zetten. Dat kun je bufferen en direct in het gasnet invoeren. Je zou ook de warmte beter kunnen benutten door die te gebruiken in andere processen of voor ruimteverwarming.

Ruimtelijke impact

De eerste bedrijven in Noord-Nederland begonnen klein, met een inzet van ongeveer 8.000 tot 10.000 ton biomassa per jaar. Nu zijn er al bedrijven tot 36.000 ton per jaar, een grens die samenhangt met de verplichting om voor een installatie bóven die hoeveelheid een milieu-effectrapportage te maken.
Debets: ‘Je kunt uitrekenen wat het betekent als 150 boeren met elk 150 koeien een covergister bouwen waarin 25.000 ton snijmais wordt gebruikt. Dan heb je een areaal maïsland nodig van 500 hectare per bedrijf, totaal 75.000 hectare. Daarmee kun je zo’n driehonderd megawatt (MW) elektriciteit opwekken, op jaarbasis ruim 2 miljard kilowattuur. Dat is best interessant, daarmee kun je ongeveer 500.000 huishoudens van stroom voorzien, maar het is niet zo dat we daarmee helemaal los komen van de fossiele brandstof. Een energietransitie naar biomassa heeft een vrij grote ruimtelijke impact. We hebben het nu alleen over de biovergistingsinstallaties maar ook de andere omzettingen van biomassa ontwikkelen zich, zoals ethanol uit suikerbieten of de olieproductie uit koolzaad, en die hebben ook een ruimtelijk effect.’
Cruciale vraag voor het noordelijke landschap is dan ook: hoe worden het sterk toegenomen aantal hectares maïs en die grote vergistinginstallaties beleefd door omwonenden? En hoe speelt het ruimtelijk beleid daarop in? In de wereld van de bestemmingsplannen en provinciale omgevingsplannen is nog weinig geregeld voor de inpassing van deze installaties, en het lijkt alsof het ruimtelijk beleid hier de werkelijkheid volgt, zoals dat eerder geschiedde bij windmolens en de grootschalige varkenshouderijen. Debets: ‘We moeten voorkomen dat je als het ware door de te snelle opschaling je eigen maatschappelijke verzet organiseert, zoals bij de windmolens is gebeurd.’
Acceptatie door de omgeving is een belangrijke peiler onder de nieuwe schone energiedragers. Met de volgende twee praktijkvoorbeelden wordt dit onderstreept.

Draagvlak in Koudum

In 2004 is, op initiatief van de Vereniging Dorpsbelangen, een haalbaarheidsstudie gedaan naar een mogelijke centrale mestvergister in het dorpsgebied van Koudum. De vergister zou de mest gebruiken van negen melkveehouders en een pluimveebedrijf. Uit het onderzoek bleek dat het met de toenmalige subsidie en mogelijkheden voor covergisting niet haalbaar was om één centrale installatie in gebruik te nemen. Belangrijk knelpunt was het extra transport van mest, cosubstraat en digestaat door de soms kleine straten van Koudum. Anton Stokman, rundveehouder met 120 melkkoeien in het buitengebied van Koudum, pakte de aanbeveling op om te streven naar een vergister voor de best passende combinatie van bedrijven. Samen met vijf andere veehouders en onder anderen gesteund door Frans Debets, ontwikkelt hij nu een plan om de gezamenlijke mest via flexibele persleidingen naar zijn eigen bedrijf te voeren, waar de vergister is gepland.
De buurbedrijven zullen hun mest als het ware laten veredelen in de vergister om daarna het digestaat als waardevolle meststof te kunnen gebruiken. De veehouders zien vooral een milieuvoordeel in hun participatie. De bedoeling is om al het biogas te zuiveren tot ‘aardgaskwaliteit’ en vervolgens rechtstreeks in het gasleidingnet te pompen. Stokman: ‘De provincie Friesland toont veel interesse en we hopen dat binnenkort een knoop wordt doorgehakt over een nieuwe subsidieregeling die niet uitkeert op basis van kilowatturen maar op basis van energie-eenheden, zodat ook “groen gas” daaronder valt.’
Over draagvlak voor de vergister heeft Stokman niet te klagen. ‘Dorpsbelangen nam het initiatief voor het haalbaarheidsonderzoek en sindsdien zijn zo veel mogelijk mensen in het dorp erbij betrokken geweest. Het hele concept past prima in de dorpsomgeving van Koudum. Het is een melkveehouderijgebied waar de boerderijen dicht bij elkaar in de buurt liggen. We pakken de van nature optredende methaanemissie uit mest aan, besparen op kunstmestinkoop en produceren straks nog duurzame energie ook. Ons vergistingsproject was een van de acht leefbaarheidsprojecten waarmee Koudum de Europese dorpsvernieuwingprijs 2006 in de wacht heeft gesleept’, aldus Stokman.
Hij kijkt nu al uit naar 2008. Dan mag Koudum de prijsuitreiking organiseren. Tegen die tijd hoopt hij heel Europa te kunnen laten zien welke rol de collectieve mestvergister speelt in ‘duurzaam Koudum’.

Huiver in Den Andel

In het dorp Den Andel in de Groningse gemeente Winsum heeft de dorpsbevolking moeite met de vestiging van een grote vergister aan de rand van het dorp. Daar is bij een bestaand boerenbedrijf een installatie gepland waaruit in drie warmtekrachtkoppelinginstallaties een hoeveelheid stroom van 5400 kilowattuur kan worden opgewekt. Het plan omvat de bouw van twee grote silo’s (van dertien bij twintig meter) en een grote schuur, maar voor de meeste bewoners aan de Streekweg is deze industrieel aandoende energieopwekker vooral vanwege het uitzicht niet welkom. Behalve voor verstoring van het uitzicht is men ook bang voor stankoverlast en verkeershinder.
Wethouder Tineke van der Schoor ziet die laatste punten niet zo: ‘Weliswaar kent het dorp aan de andere invalsweg ook al de aardappelverwerker Rixona en moeten we de stankoverlast dus zien te beperken, maar dat is technisch op te lossen. Omdat het bedrijf aan de doorgaande weg naar Westernieland ligt, hoeft het verkeer voor het bedrijf niet door het dorp heen, dus met die verkeersoverlast valt het wel mee.’
Ze is geschrokken van de protesten: ‘We hebben in Winsum en Aduarderzijl al twee kleinere biovergisters, en daar is nooit iemand over gestruikeld. En omdat in Winsum windenergie niet aan de orde is, vind ik het uit energieoogpunt juist goed dat we biogas als een vorm van duurzame energie kunnen inzetten. We zijn bezig voorschriften op te nemen in ons nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied om het geheel goed te regelen, want er lopen nog meer initiatieven in onze gemeente.’

Ondertussen worden de bezwaarprocedures tot aan de Raad van State gevoerd, ligt er een negatief advies van de Welstandscommissie en is de initiatiefnemer druk doende de plannen aan te passen. In verband met de subsidiemogelijkheden dringt de tijd. ‘De uitkomst is onzeker’, zucht de wethouder, ‘we zullen er voor volgende plannen goed achter moeten komen hoe dit soort zaken in het landschap en bij bebouwde kommen ingepast kunnen worden.’

Trefwoorden