Tijdens het Saalien, de voorlaatste ijstijd, werd door het uitbreidende landijs een grote hoeveelheid puin vanuit Scandinavië meegesleurd. De poolijskap breidde zich over Nederland uit tot ongeveer de lijn Haarlem-Nijmegen. Na het afsmelten van het ijs bleef het over de bodem meegeschuurde materiaal ter plekke liggen: de zogenoemde grondmorene, vooral bekend onder de naam keileem.

De Hondsrug, van Emmen tot Groningen, vormt de scherpe grens tussen het Drents Plateau en het oerstroomdal van de Hunze. Het is de meest oostelijke van een aantal rechtlijnige en parallelle ruggen die zuidoost-noordwest zijn georiënteerd. Over het ontstaan van dit ruggencomplex is lang gespeculeerd en meestal wordt het in verband gebracht met de beweging van het landijs. Het bewijs hiervoor is echter nog steeds flinterdun en daarom wordt ook niet uitgesloten dat de Drentse ruggen door een breukenpatroon in de aardkorst zijn ontstaan.
Kenmerkend voor het Drents Plateau is de aanwezigheid van een laag keileem die gedurende de laatste ijstijd is bedekt door een decimeters tot meters dikke deken van zand dat door de wind is afgezet. Keileem bestaat uit materiaal dat werd getransporteerd en achtergelaten door gletsjerijs. Schurend vanuit Scandinavische richting nam het landijs alles mee wat los en vast zat. Anders dan bijvoorbeeld door de wind afgezet zand, is keileem niet opgebouwd uit laagjes. Onder het honderden meters dikke ijspakket werd het gekneed en samengeperst. Keileem is dan ook een dicht op elkaar gepakte mengelmoes van klei, leem, zand, grind en grotere stenen (hunebedstenen). Door de aanwezigheid van veel fijne deeltjes en door de dichte pakking, is keileem slecht waterdoorlatend. De dikte van keileem in Noord-Nederland varieert tussen de twee en acht meter.

Drifttheorie

De landijstheorie stamt pas uit halverwege de negentiende eeuw. Voordien geloofde men dat zwerfstenen achtergebleven waren na de zondvloed. Later had men een wetenschappelijker verklaring en deed de zogenoemde drifttheorie zijn intrede. Die ging uit van een hoge zeespiegel waarbij met puin beladen ijsbergen over zee naar het zuiden afdreven. Het meegevoerde puin daalde na het smelten op de zeebodem neer.
Uit de soorten stenen die in het keileem voorkomen, is af te leiden waar het materiaal oorspronkelijk vandaan komt. De makers van de Bodemkaart 1:50.000 beschrijven ter hoogte van de Hondsrug twee typen keileem naar het verschil in zwerfstenensamenstelling en naar het verschil in kleur. Grijze keileem komt wijd verbreid voor ten westen van de Hondsrug en bevat bijvoorbeeld veel vuurstenen. Een relatief groot aantal zwerfstenen in de grijze keileem komt uit Darlana en omgeving (westelijk deel van Midden-Zweden).
De andere soort, bruinrode keileem, komt in hoofdzaak voor op en ten oosten van de Hondsrug. Dit type bevat weinig vuurstenen en de andere stenen hebben een overwegend bruinrode tot rode kleur. Het zwerfsteengezelschap wijst op een herkomst uit het gebied van de Botnische Golf. De stenen zijn door het landijs meegevoerd vanaf de Åland-eilanden, tussen Zweden en Finland.

Groeiende stenen

Zo hier en daar, met name op de genoemde ruggen in Drenthe, ligt het keileem bijna aan de oppervlakte. Het gefotografeerde bodemprofiel is gelegen op de Hondsrug, even ten zuiden van Annen. Meestal veroorzaakt ondiep liggend keileem veel vochtoverlast omdat het water nauwelijks kan wegzijgen. Grasland is dan een van de weinige gebruiksmogelijkheden. Hier op de oostflank van de Hondsrug hebben we echter te maken met een hellend terrein. Door ondiep drainagebuizen aan te brengen is een gebruik als akkerland mogelijk.
Onder de donkergekleurde bovenlaag, de zogenoemde bouwvoor, zien we op ongeveer dertig centimeter diepte een grillige donkerbruine inspoelingslaag als overblijfsel van de oorspronkelijke humuspodzol. Zowel bouwvoor als inspoelingslaag zijn ontwikkeld in het tijdens de laatste ijstijd door de wind afgezette dekzand. Direct onder de inspoelingslaag begint het keileem. Overal in het profiel zijn stenen waar te nemen en opvallend is de sterk roestbruine kleur die door oxidatie is ontstaan. Het woest grillige uiterlijk is het gevolg van het intens doorkneden van het materiaal onder het dikke pakket landijs. Dit heeft ervoor gezorgd dat zowel zandige als lemige banen kriskras door elkaar lopen. In de zandige gedeelten kon meer zuurstof doordringen dan in de lemige, waardoor roestbruine en grijzige kleuren elkaar afwisselen.
Door de aanwezigheid van keileem dicht onder de oppervlakte kwamen boeren op de Hondsrug van oudsher veel stenen tegen. Vroeger dacht men dat de keien in de bodem groeiden. Wanneer dit werd tegengesproken wees men eerst op het voorhoofd en dan op de worteltjes die veel stenen in de grond omgeven. Tegenwoordig weten we dat door het afwisselend bevriezen en ontdooien van de bovengrond stenen langzaam ‘opvriezen’, waardoor jaarlijks bij het ploegen weer nieuwe stenen aan de oppervlakte kunnen komen.