Op de bodem van de stadswateren van Groningen bevindt zich een keur aan historische verontreinigingen. Van kwik en asbest tot grof vuil en handgranaten. In 2001 is daarom een groot baggerproject gestart. Komende zomer is de Diepenring rond het centrum aan de beurt.

Het is een zonnige en koude namiddag als we in de Groningse Oosterhaven praten met Roel Voetberg, waterbodemdeskundige van waterschap Hunze en Aa’s, over sanering en onderhoud van binnenstedelijk water. Groningen vormt een knooppunt van verschillende stroomgebieden en op de bodem van de stadswateren heeft zich in de loop der tijd een enorme hoeveelheid grof vuil en verontreinigd slib opgehoopt. Sinds 2001 zijn baggeraars bezig dat weg te werken. Een megaklus.
Grote charterschepen liggen deze winterperiode in de Oosterhaven afgemeerd aan lange drijvende steigers. ‘Dit moet straks de tijdelijke huisvesting van woonschepen worden’, zo legt Voetberg uit. Voor de komende zomer staat namelijk de Diepenring (de gordel van grachten rond de binnenstad) op het programma. ‘De woonschepen, binnen het plangebied in totaal 450, zijn een van de grootste obstakels bij het baggeren in Groningen. Vissen en
vogels zoeken zelf een veilig heenkomen. Maar met mensen ligt het anders: hoewel je misschien denkt dat wonen op een schip een soort nomadenbestaan is, is het soms erg moeilijk om woonschepen tijdelijk te verplaatsen. Dat bleek afgelopen jaar al, toen we gingen baggeren in het Oude Winschoterdiep. Daar lag één schip zelfs helemaal ingegraven in het slib; dat was zijn houvast geworden.’
In de komenden maanden moeten alle boten uit de Noorderhaven of naar de Oosterhaven, of via een doorschuif-
systeem verplaatst worden. ‘We hebben daarover iedereen geïnformeerd en een voorlichtingsavond georganiseerd’, vertelt Voetberg. ‘Met de meeste woonschepenbewoners zijn goede afspraken te maken, met sommigen ligt dat moeilijker. We stuiten af en toe ook op lastige situaties. Zo is het Pannenkoekenschip ter plaatse afgebouwd; het past niet door de Poelebrug of Steentilbrug.’

De overeenkomst

Op 24 september 2001 ondertekenden de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest, de gemeente en de provincie Groningen een overeenkomst: in totaal zal 380.000 kubieke meter vervuild baggerslib tussen 2001 en 2006 worden verwijderd van de bodem van de stadswateren. Het betreft een van de grootste baggerprojecten in zijn soort in Nederland.
De verschillende partijen hebben elkaar hard nodig; elk heeft zijn eigen taken en verantwoordelijkheden wat betreft de kwaliteit van het water, het op goede diepte houden van de vaarwegen en de veiligheid voor burgers. Voetberg: ‘In het eerste jaar zijn we begonnen met het Reitdiep en het Balkengat. In dat jaar zijn tevens de Hunzehaven en het Eemskanaal nautisch gebaggerd, dat wil zeggen: weer op de vereiste vaardiepte gebracht. De laatste tijd moesten de coasters met containers door een één meter dikke, sterk verontreinigde sliblaag ploegen om bij de kade van de Hunzehaven te kunnen komen. In 2002 is de opschoning van het Reitdiep binnen de stadsgrenzen, en van het Balkengat afgerond. In dat jaar is tevens Oosterhamrikkanaal uitgebaggerd. De vijvers van het Noorderplantsoen zijn in de winter van 2002 en 2003 gesaneerd. Een kwart van de totale operatie was daarmee uitgevoerd.’

Beruchte kwiklozingen

Het verontreinigde slib in de stad is ontstaan door lozingen van bedrijven, riooloverstorten, de scheepvaart en het stadsverkeer. Een belangrijke vervuiler in het verleden was onder andere de bestrijdingsmiddelenfabriek Aagrunol aan het Oude Winschoterdiep, die de beruchte lozingen van kwik op haar geweten heeft. Doordat de voormalige elektriciteitscentrales van de stad, de Hunze- en de Helpmancentrale, via hun koelwaterinnamen en -lozingen het water rondpompten door de stadsgrachten, is de vervuiling overal in de waterbodems neergeslagen en ook tot ver daarbuiten, onder meer tot Delfzijl en Hoogezand.
Het meeste baggerslib uit de wateren van Groningen behoort tot de vuilste soorten: klasse 3 en 4. Klasse 3-slib, waarvan tot nu toe 60.000 kubieke meter is gebaggerd, is definitief gestort in het gemeentelijk baggerdepot Driebond, langs het begin van het Eemskanaal. Een even grote hoeveelheid klasse 4-slib is afgevoerd voor definitieve storting in het depot IJsseloog in het Ketelmeer, terwijl zo’n 1.000 kubieke meter niet reinigbaar klasse 4-slib is hergebruikt onder een weg op een toekomstig industrieterrein in Groningen (Eemspoort II). Dit gebeurde na koude immobilisatie, waarbij de verontreinigde stoffen worden omgevormd tot granulaat- of betonachtige producten.
Verder worden grote hoeveelheden grof vuil – tot nu toe maar liefst 4.500 ton – aangetroffen in de stadswateren, en ook veel asbest: 1.200 ton van het vuil is asbesthoudend. Via bemonstering met een speciale schepemmer aan een steel wordt vooraf op asbest gemeten. Grof vuil wordt via een rooster en zeven afgescheiden en apart afgevoerd. Voor het afvoeren van het grof vuil en asbest uit het Oosterhamrikkanaal waren de kosten hoger dan die van de totale slibafvoer zelf.

Problemen tijdens de uitvoering

Vorig jaar waren het Oude Winschoterdiep en het Helperdiep aan de beurt. Voetberg: ‘Voor dit werk was een aparte persleiding aangelegd waardoorheen het slib werd afgevoerd. Omwonenden hebben daar minder last van dan van vrachtauto’s. Gedurende de werkzaamheden in het Helperdiep werden door middel van speciale trommelzeven geweerpatronen, een mortiergranaat en handgranaten gevonden. Het werk werd daarom stilgelegd.
In het Oude Winschoterdiep werd het werk in onvoltooide staat beëindigd wegens te lage productiviteit. Voorlopig blijft de rest van die klus liggen; misschien komt het Helperdiepje weer op de lijst van 2006 te staan.’
Baggerklussen worden aanbesteed volgens Europese richtlijnen. ‘Je hebt altijd met dezelfde aannemers te maken’, vertelt Voetberg. ‘De baggerwereld is een aparte wereld, met nogal een vechtcultuur. Om een klus binnen te halen gaat men soms onder de marktprijs zitten, en dan gaan dingen mis, zoals wij gemerkt hebben bij het Oude Winschoterdiep. We vragen vanaf nu daarom een duidelijk plan van aanpak en stellen scherpe eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van de omgang met schippers, het opruimen van granaten en andere zogeheten niet-gesprongen explosieven en de verwijdering van grof vuil en
asbest.’

Restanten van de oorlog

Voetberg legt uit dat gezien de positie van Groningen in de Tweede Wereldoorlog en de gevechtshandelingen die overal hebben plaatsgevonden, ‘de hele stad in principe verdacht is wat betreft de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven’. De gemeente moet als bevoegd gezag hierop alert zijn. Maar er zit soms wel een adder onder het gras: het onderzoek hiernaar ligt tegenwoordig in handen van commerciële bureaus. Dat zijn dezelfde bureaus die ook in opdracht de explosieven ruimen en de gemeente hierin adviseren. Soms maken ze de risico’s groter dan ze in werkelijkheid zijn en trekken zo werk naar zich toe. Zo zijn in het Noorderplantsoen vermeende explosieven nooit aangetroffen; het zoeken daarnaar zorgde voor veel vertraging. Deze kwestie heeft vorig jaar zelfs tot Kamervragen geleid.
In het Noorderplantsoen zijn deze winter, evenals vorig jaar, veel werkzaamheden uitgevoerd. Door het oponthoud als gevolg van het explosievenonderzoek en doordat men zich in een park moet houden aan de Flora- en Faunawet, konden de werkzaamheden vorig jaar niet in één keer worden uitgevoerd. Grote machines en baggerschuiten bepaalden de hele winter de aanblik van het park. Dat leidde bij bewoners in de omgeving tot onbegrip en boosheid.
De vorig jaar uitgebaggerde plantsoenvijvers krijgen in opdracht van de gemeente een nieuwe oeverbeschoeiing. Bovendien worden de twee grootste riooloverstorten van de stad, die in deze vijvers uitkomen, gesaneerd.
‘De vijvers moeten na alle klussen zodanig schoon zijn’, zegt Voetberg, ‘dat er een betere natuurfunctie ontstaat, een betere waterkwaliteit en een goede leefomgeving voor mens, dier en plant.’ <