Het ideale gezin: een jongen en een meisje

Nederlandse en Surinaamse ouders met een kinderwens hebben geen voorkeur voor een zoon of een dochter en willen het liefst van allebei een. Turkse en Marokkaanse ouders hebben een duidelijke voorkeur voor jongens.

Wanneer een derde kind?

Het CBS heeft de gezinsontwikkeling onderzocht van ouders die de afgelopen 18 jaar hun eerste kind hebben gekregen.

Ongeacht of het eerste kind een jongen is of een meisje, krijgt 50 procent van de autochtone moeders een tweede kind. Heeft de moeder twee kinderen gekregen, dan hangt het onder andere van de geslachtssamenstelling van het kindertal af of er nog een derde kind komt. Heeft een moeder twee jongens, dan is de kans om nog een kind te krijgen 25 procent. Eenzelfde percentage geldt voor moeders met twee meisjes. Echter, als de moeder al een jongen en een meisje heeft, dan is de kans op een volgend kind 20 procent.

Niet het geslacht van de kinderen is van belang, maar de variatie. Zijn er alleen jongens dan willen de ouders nog graag een meisje, zijn er alleen meisjes dan heeft een jongen de voorkeur. Zijn er een jongen en een meisje, dan is de kans groter dat er geen volgend kind meer komt.

Kans op een derde kind, autochtone en Surinaamse moeders

Surinaamse ouders lijken op autochtonen

Surinaamse ouders delen de voorkeur van autochtonen voor een gezin met een jongen en een meisje. Zij zijn zelfs wat meer uitgesproken in hun voorkeur voor zowel een jongen als een meisje. Indien het gezin bestaat uit een jongen en een meisje, dan krijgt zo’n 30 procent van de Surinaamse ouders een volgend kind. Bestaat het gezin uit twee meisjes dan krijgt 40 procent nog een derde kind.

Turkse ouders gaan door voor een zoon

Turkse ouders delen die voorkeur voor een gezin met een jongen en een meisje niet. Zij hebben het liefst een zoon. Als het gezin uit twee meisjes bestaat dan ligt de kans om nog een kind te krijgen op 50 procent. Als er al één of twee jongens zijn geboren, is de kans op een derde kind zo’n 35 procent.

Marokkaanse ouders hebben grote kans op een zoon

Marokkaanse ouders hebben geen enkele voorkeur. De kans op een derde kind ligt op zo’n 45 procent, ongeacht of er twee jongens, twee meisjes, of een jongen en een meisje zijn geboren. Marokkaanse ouders krijgen meer kinderen en hebben daardoor sowieso meer kans op minstens één jongen.

Kans op een derde kind, Turkse en Marokkaanse moeders

Een vierde kind

De verschillen in strategisch vruchtbaarheidsgedrag van autochtone en allochtone ouders blijven bestaan als er al drie kinderen zijn geboren. Nederlandse en Surinaamse moeders met drie meisjes of drie jongens hebben meer kans om een vierde kind te krijgen. Voor Turkse vrouwen met drie meisjes is die kans 65 procent tegen 45 tot 50 procent voor combinaties met ten minste één jongen. Marokkaanse vrouwen vertonen minder strategisch vruchtbaarheidsgedrag. Zij hebben voor elke combinatie van kinderen een ongeveer even grote kans (65 tot 70 procent) op een vierde kind.

Andries de Jong