Waar moet je nieuwe tuinbouwkassen plaatsen in een waardevol cultuurlandschap? En hoe kun je een kassencomplex zo ontwerpen dat het landschap ter plaatse wordt versterkt? Royal Haskoning en Bureau Lantschap zochten het uit voor de provincie Friesland.

In Noordwest Friesland, in de driehoek Waddenzee, Leeuwarden en Harlingen, wordt een plek gezocht voor een nieuw glastuinbouwgebied met een oppervlakte van ongeveer 450 hectare. Ongeveer de helft van het gebied komt daadwerkelijk onder glas te liggen. De andere helft zal gaan bestaan uit aanvullende voorzieningen zoals wegen, woningen, tuinen en waterbassins.
Noordwest Friesland maakt onderdeel uit van het Belvederegebied ‘Fries en Gronings terpengebied’. Dit betekent dat cultuurhistorische kenmerken niet alleen behouden, maar nadrukkelijk benut moeten worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. In opdracht van de provincie Friesland hebben Royal Haskoning en Bureau Lantschap onlangs een onderzoek gedaan naar glastuinbouwlocaties die vanuit cultuurhistorisch oogpunt meer of minder geschikt zijn. Ook is gekeken naar de wijze waarop een kassencomplex zo kan worden ingericht dat het omliggende landschap erdoor wordt versterkt.
Bij het zoeken van een nieuwe locatie voor glastuinbouw gaat de provincie uit
van een bepaalde vraag van Friese tuinders en van tuinders uit het westen des lands. Hoewel nog niet zeker is of deze vraag er komt, wordt op grond van de verwachte ruimtebehoefte een streekplanherziening voorbereid. Hiervoor is een Milieu Effect Rapportage (MER) nodig, waarin naar geschikte kassenlocaties wordt gezocht uit oogpunt van milieu- en landschap. Daarbij zal ook rekening worden gehouden met cultuurhistorie: de resultaten van het onderzoek van Royal Haskoning en Lantschap worden als basis voor de MER gebruikt. In dit onderzoek is bewust geen rekening gehouden met milieuaspecten zoals licht- en geluidsoverlast. Evenmin is gekeken naar de beschikbaarheid van arbeidskrachten, aanwezigheid van infrastructuur of de al aanwezige kassencomplexen bij Berlikum en Sexbierum, en ook niet naar bestaande beperkingen op ruimtelijke ontwikkelingen zoals de PKB-Waddenzee. Zo kon op een blanco manier de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkelingen worden bestudeerd.

Kwelderbekkens met waterloopjes

Het landschap van Noordwest Friesland is historisch gezien ruwweg in te delen in het oude kwelderlandschap van Westergo en het voormalige Middelzeegebied. Het kwelderlandschap bestaat uit een aantal lagere en hogere kwelderwallen, die min of meer evenwijdig aan de huidige kustlijn in het landschap liggen. Hiertussen liggen de lagergelegen kwelderbekkens met waterloopjes, onregelmatige verkaveling en zwaardere (knip)klei. Op de kwelderwallen liggen de terpdorpen, boerderijen en wegen. Meer recente ontwikkelingen hebben de oude patronen in het kwelderlandschap hier en daar verstoord. Het zuidelijk deel, tussen Harlingen en Leeuwarden, wordt doorsneden door infrastructuur. Meer naar het noorden is op sommige plekken de karakteristieke openheid in de kwelderbekkens door bebouwing verdwenen.
Het landschap in het voormalige Middelzeegebied heeft het rationele karakter van een landaanwinningsgebied: dijken en rechthoekige patronen van wegen en verkaveling bepalen het beeld. Bovendien is het landschap open en weids. Naar het noorden toe wordt het landschap steeds jonger, van het Oud Bildt via het Nieuw Bildt naar de polder Oude Bildtpollen.
De verdere ontwikkeling van glastuinbouw zal het landschap hoe dan ook veranderen. Uitgaande van een standaardkas – een vierkante kas van 8 tot 10 meter hoog met woonhuis en waterbassin bij de kas – is een aantal effecten op het landschap te verwachten. Zo moet voor de aanleg van kassencomplexen de ondergrond bouwrijp gemaakt worden. Dit brengt met zich mee dat kleinschalig reliëf, van bijvoorbeeld oude geulen en prielen of kruinige percelen, verdwijnt. Ook veranderen (standaard)kassen de structuur van een landschap: lineaire patronen die samenhangen met de kwelderwallen en dijken kunnen door de komst van kassen minder zichtbaar worden.
Bovendien komen glastuinbouwgebieden over alsof ze alleen voor bestemmingsverkeer toegankelijk zijn. Cultuurhistorische elementen die in het glastuinbouwgebied liggen, worden zo min of meer ontoegankelijk. Maar het meest ingrijpende gevolg is dat de beleving van het landschap verandert doordat een open gebied bebouwd raakt.

Cultuurhistorische randvoorwaarden

Voor het ontwikkelen van een locatiekeuzemethodiek is de cultuurhistorische kaart van Friesland als uitgangspunt gebruikt. Deze kaart bevat vier kaartlagen met cultuurhistorische informatie: aardkunde, archeologie, historische geografie en bouwhistorie. Uit deze kaartlagen is een selectie gemaakt van cultuurhistorische informatie die voor de aanleg van kassen relevant is. Voor elk van deze cultuurhistorische elementen is de waarde bepaald en is gekeken naar de mogelijke gevolgen van de komst van kassen voor deze waarden. Zo is het bijvoorbeeld afgeraden om binnen honderd meter van een terp of dijk een kassencomplex aan te leggen, om de zichtbaarheid van deze landschapselementen te handhaven.
De cultuurhistorische kaart is aangevuld met een globale kartering van de openheid van het landschap. Indien gewenst kan hetzelfde gedaan worden voor de nachtelijke duisternis. Met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS, een computerprogramma waarmee gemakkelijk ruimtelijke informatie aan beschrijvende informatie kan worden gekoppeld) ontstond vervolgens een zogenoemde kansenkaart voor glastuinbouw, met daarin drie typen gebieden.
Het eerste type is vanuit cultuurhistorisch oogpunt geschikt als glastuinbouwlocatie. Het tweede type gebieden bevat cultuurhistorische waarden, waarmee bij de ontwikkeling van kassen rekening kan worden gehouden. Het derde type gebied bevat belangrijke cultuurhistorische waarden en is daarom minder geschikt of ongeschikt voor kassen.
Het GIS instrument is overigens zo opgebouwd dat de gebruiker naar keuze het gewicht van de cultuurhistorische waarden kan aanpassen.

Ontwerpproces

Een kansenkaart levert nog geen landschappelijk ingepast kassencomplex op. Op deze kaart zijn slechts delen van Noordwest Friesland uitgesloten als locatie voor glastuinbouw. Een eventuele versterking van cultuurhistorische patronen – om over het creëren van ‘nieuwe cultuurhistorie’ niet te spreken – kan niet uit de kaart worden afgeleid. Daarom is in beeld gebracht hoe een cultuurhistorisch ‘verantwoorde’ inrichting er uit kan zien.
Gevoel voor de mogelijkheden ontstaat door schetsend te verkennen hoe kassen zouden kunnen aansluiten bij karakteristieken van het landschap. Zo wordt zichtbaar dat een heldere structuur van dijken en bewoningslinten andere aanknopingspunten biedt voor inrichting dan bijvoorbeeld een brede kleinschalige kwelderwal.
En het aansluiten bij een regionale structuur, zoals een karakteristieke polder, leidt tot andere inrichtingskeuzen dan rekening houden met lokale elementen als een kerkenpad of oude waterloop.

Nieuwe polders in de oude moederpolder

De verschillende ontwerpprincipes zijn op een aantal locaties uitgewerkt. De afbeeldingen laten twee voorbeelden zien. In het ene, ‘nieuwe polders in de oude moederpolder’, is de moederpolder tussen Franeker en Harlingen als vertrekpunt gekozen. De polder – mogelijk de oudste ter wereld – bestaat uit twee kwelderwallen die door dijkjes met elkaar verbonden waren. Deze structuur is niet meer herkenbaar in het landschap, maar kan weer zichtbaar worden met de komst van kassen. Voorgesteld is om de polder onder water te zetten. Het wateroppervlak is toereikend voor gietwater in de kassen. In kleine eenheden kunnen hierin kassen komen, alle verbonden met de kwelderwallen.
Het andere voorbeeld, ‘kassen en kamers’, toont de brede kwelderwal ten zuiden van Berlikum. Hier is een patroon gemaakt van open plekken in het kassengebied, waarin de cultuurhistorische waarden kunnen worden opgenomen. Ook passen hierin de gietwaterbassins en, óp deze bassins, de woningen. Aan een historische weg over de kwelder kan een groenzone worden gekoppeld waardoor de weg van belang blijft. Zo worden verschillende cultuurhistorische elementen samen met de kassen vertaald in een kleinschalige en heldere gebiedsopzet.
Welke optie het beste aansluit bij de wensen van de betrokken overheden, tuinders en lokale bevolking is niet duidelijk. Ook zal de definitieve keuze van een glastuinbouwlocatie niet alleen van cultuurhistorische waarden afhangen. Maar te hopen is dat de systematische behandeling van cultuurhistorie de rol ervan in planvormingprocessen zal vergroten. En dat creatieve verkenning van cultuurhistorisch ‘verantwoorde’ ontwerpen inspireert tot een samenhangende inrichting.

Frank Stroeken was projectleider van het onderzoek en werkt als landschapsarchitect bij de divisie ruimtelijke ontwikkeling van Royal Haskoning. Tialda Haartsen is cultureel geograaf en werkzaam bij Bureau Lantschap en de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is ook redacteur van Noorderbreedte.