In De Strubben/Kniphorstbosch krijgen cultuurhistorische waarden voorrang boven natuurdoelen. Het draait om de beleving en de beeldkwaliteit van die waarden, in het deze maand gepresenteerde plan van aanpak voor dit archeologisch reservaat.

‘Randstad van de Prehistorie’ of ‘het Pompei van Drenthe’: zo noemen kenners De Strubben/Kniphorstbosch omdat dit tussen Schipborg, Anloo en Annen gelegen gebied bezaaid is met archeologische monumenten. De hunebedden, grafheuvels, karrensporen en urnenvelden stammen uit verschillende perioden en hebben onderlinge relaties, waarvan deskundigen het belang steeds meer onderkennen. Daarom is De Strubben/Kniphorstbosch (295 hectare) in 2000 in zijn geheel één groot archeologisch reservaat geworden.
Er vallen ook recentere cultuurhistorische waarden in het gebied te vinden, zoals strubben (grillig of kringvormig gegroeide eiken), markegrenzen, restanten van landgoed Kniphorst, bomkraters uit de Tweede Wereldoorlog en sporen van gebruik door Nederlandse militairen. Tot 2006 gebruikte Defensie namelijk twee derde van het gebied als militair oefenterrein, waaraan het de ruige inrichting met veel bos dankt.
Sinds 2006 heeft Staatsbosbeheer het hele terrein in eigendom en beheer. Vandaar dat er een inrichtings- en beheerplan moest komen. Strootman Landschapsarchitecten uit Amsterdam kreeg hiervoor de opdracht, het bureau dat een paar jaar geleden al de Landschapsvisie Drentsche Aa maakte en daarmee de Harry de Vroomepenning won. Berno Strootman licht zijn jongste plannen toe.

Dichtgegroeid

De Strubben/Kniphorstbosch is het enige archeologische reservaat in Nederland en het grootste archeologische rijksmonument. Toen de overheden het gebied als zodanig aanwezen, stelden zij dat de zichtbaarheid van de archeologische monumenten moest worden vergroot en de oorspronkelijke relatie met het landschap hersteld. Hoe ging de landschapsarchitect daarmee om? Strootman: ‘Aan de monumenten zelf komen we niet. We zijn vooral bezig geweest met de context waarin ze liggen. Op sommige grafheuvels zijn bomen gegroeid, die het zicht wegnemen en de inhoud van de heuvels kunnen beschadigen. Als belangrijke eenmalige maatregel verwijderen we een deel van de spontane opslag van beplanting. Zo maken we de hunebedden, grafheuvels en karrensporen weer zichtbaar in het landschap.’
Strootman kiest hiermee positie in een breed gevoerde discussie over de vraag hoe we moeten omgaan met natuurgebieden waarin veel cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. De afgelopen dertig jaar is het beheer van natuurgebieden in Nederland sterk gericht geweest op natuurbeheer, en veel minder op de vaak volop aanwezige cultuurhistorische waarden. Onder invloed van dit natuurbeheer, en door teruglopende beheerbudgetten, verruigden veel natuurgebieden en groeiden voorheen open gebieden vaak dicht door spontane opslag van beplanting. Strootman: ‘Voor sommige plaatsen speelt de vraag of dat de meest wenselijke situatie is. Voor De Strubben/Kniphorstbosch is het antwoord duidelijk “nee”. De historische waarden van het gebied zijn zodanig groot dat volgens Staatsbos-beheer de natuurdoelen volgend moeten zijn op de cultuurhistorie.’

Compositie en sfeer

Het accent leggen op cultuurhistorie en de beleving daarvan in beheerplannen is een nieuw fenomeen in Nederland, volgens Strootman. Verder valt op aan het plan dat het gemaakt is door een ontwerpbureau en niet door mensen die vooral verstand hebben van beheer. ‘We hebben het opgevat als een ontwerpopgave. Dat betekent dat we veel aandacht hebben besteed aan de ruimtelijke compositie van het gebied, aan ruimtelijke contrasten, verschillende sferen en aan de beleving van de cultuurhistorische rijkdom. Het beheer stuurt op “beeld” en niet meer op natuurdoelen. Daarom is ons plan ook beeldend, met een groot aantal schema’s, schetsen en principeprofielen. Dat is nieuw, omdat in het beheer van natuurterreinen het beeld een ondergeschoven kindje was. Wij vinden dat je daardoor allerlei kwaliteiten onvoldoende benut.’
Vanwege deze vernieuwende aanpak heeft Staatsbosbeheer besloten dat het plan een voorbeeldstatus krijgt. Nederland bezit nog vele andere natuurgebieden waar een combinatie van natuur- en cultuurbeheer kan komen. Het Stimuleringsfonds voor Architectuur gaf subsidie voor een publicatie om het plan op grote schaal te verspreiden en het debat over het beheer van natuurgebieden met cultuurhistorische waarden breed te voeren. Theo Spek en Hans Elerie schreven een essay over de integratie van natuurbeheer en erfgoedzorg, als voorwoord bij het inrichtings- en beheerplan.

Relaties tussen monumenten

Tot 150 jaar geleden bestond het hele gebied van De Strubben/Kniphorstbosch uit heidevelden, waar vooral schapen graasden. Momenteel valt het duidelijk uiteen in delen die wel, en delen die niet ontgonnen zijn. Vanaf eind negentiende eeuw is het centrale deel van het gebied ontgonnen, waardoor het landgoed Kniphorst ontstond. Toen is ook veel productiebos aangeplant. Ten noorden en zuiden van het ontgonnen gebied liggen de onontgonnen delen, waar zich een groot deel van de archeologische monumenten bevindt.
In de toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied moeten de aanwezige verschillen veel sterker naar voren komen. Verder maakt het gedeeltelijk verwijderen van opslag de relaties tussen de monumenten duidelijk. Zo zijn de middeleeuwse karrensporen ontstaan in een tijd waarin het gebied één groot heideveld was. De bestuurders van de karren bepaalden hun koers door van het ene baken in het landschap naar het andere te rijden. De karrensporen waren in eerste instantie georiënteerd op de kerktorens van Zuidlaren, Anloo (ook de molen) en Gieten. De sporen werden verlegd als ze onbegaanbaar werden. In de achttiende eeuw werden de routes vastgelegd. Grafheuvels en hunebedden vormden belangrijke ‘landmarks’.

Nieuwe strubben

Een geleidelijke ruimtelijke overgang van de bosgordel rond de es van Schipborg naar de open heidevelden ten zuidoosten daarvan, moet zorgen voor een betere herkenbaarheid van de strubben. Dat zijn eikenstruiken die door begrazing in hun groei werden gefrus-treerd en uitgroeiden in grillige vormen en boomkringen. Nadat er een eind was gekomen aan de begrazing, konden de eikenstruiken uitgroeien tot de huidige omvang.
Strootman: ‘We proberen zowel de bestaande strubben te behouden als nieuwe te laten ontstaan. Bestaande strubben kunnen langer leven als we alle opslag van bomen en struiken uit hun omgeving weghalen. Ze worden nu vaak “onder de voet gelopen” door opslag van berken en Amerikaanse vogelkers. En we hopen dat er door begrazing weer nieuwe strubben ontstaan. Een schaapherder laat zijn kudde gebieden begrazen in de omgeving van De Strubben/Kniphorstbosch. Het lijkt erop dat hij dit gebied er graag bij wil doen.’
In het gebied komen geen informatieborden te staan. ‘Het is juist zo leuk aan het landschap dat er steeds dingen te ontdekken vallen’, zegt Strootman. ‘Die gelaagdheid in informatie is bijzonder: de oppervlakkige bezoeker geniet daarvan en ook voor mensen die het gebied beter kennen, valt er nog van alles te ontdekken. We wilden die sfeer handhaven in het plan.’ Bij een parkeerplaats aan de zuidkant van het gebied komt wel een bord te staan. En het informatiecentrum Homanshof in Anloo gaat veel aandacht besteden aan De Strubben/Kniphorstbosch.

Natuurconsumentenwensen

Volgens het inrichtings- en beheerplan gaat er in principe geen schop in de grond. Wel zal de zaag flink ter hand genomen worden om het gebied opener te maken. Sluit dat aan bij de wensen van ‘de natuurconsument’, die eigenlijk het liefst bos wil? Maakt Strootman geen beleidsmakers- en landschapsarchitectennatuur? ‘Zo zou je het kunnen zien’, antwoordt hij. ‘Mensen gaan inderdaad graag naar bossen. Ikzelf ook, maar het gaat wel erg ver om nu het hele land te laten dichtgroeien met bomen. Op sommige plaatsen in Nederland is de situatie zo bijzonder dat je die moet afzetten tegen de waarde die dat bos heeft. Bovendien vinden de meeste mensen open plaatsen, randen, overgangen en contrasten juist het leukst daaraan. En daarvan zullen er straks alleen maar meer zijn.’
Overigens valt het Strootman op dat mensen in de omgeving dit plan in hoge mate ondersteunen. ‘Er is relatief weinig weerstand tegen het verwijderen van de opslag, mits het niet al te rigoureus gaat. Mensen hebben door dat je er veel kwaliteiten voor terugkrijgt.’
Voor sommigen hebben de archeologische monumenten diepere, energetische betekenis. Ook zien mensen de boomkringvormige strubben soms als uitingen van energiebanen, zoals ook van bepaalde composities van stenen extra kracht uitgaat. ‘We hebben geprobeerd iets concreets te doen met de energetische waarden van het gebied, maar dat lukt niet. Het gaat om betekenissen die individuen aan elementen uit het gebied toekennen, en die laten zich lastig vastleggen in een landschapsontwerp.’
Om de meer recente geschiedenis van De Strubben/Kniphorstbosch niet te verloochenen, wil Strootman de overblijfselen van gebruik door Defensie, zoals de stormbaan en de loopgraven, betrekken in het plan. Het is niet zijn bedoeling het gebied weer te maken zoals het vroeger was. ‘We ontwerpen landschappen voor de toekomst. Het landschap wat hier nu gaat ontstaan. bevat historische elementen en principes, maar is een nieuw landschap dat er nooit eerder is geweest.’

—————————————————–

Van Eenheidsoefenterrein naar Archeologisch Reservaat

Gewapend met schetsboeken en klapstoeltjes trok op een zaterdag in de herfst van 1982 een groep Drentse kunstenaars het militair oefenterrein De Strubben/Kniphorstbosch in. Zij gaven daarmee gehoor aan de oproep van de kunstschilder Evert Musch uit Anloo om de unieke landschappelijke waarde van het reservaat uit te beelden in tekeningen, foto’s, aquarellen en olieverf. Met deze manifestatie wilden zij de landschappelijke belevingswaarde van het terrein vastleggen om het te behoeden voor een inrichting als Eenheidsoefenterrein, die het geschikt moest maken voor ‘gemechaniseerde’ oefeningen. De aansprekende actie kreeg een vervolg in een expositie en een ‘catalogusmanifest’ voor de minister van Defensie. De artistieke verbeelding werkte als een katalysator die begon met een flinke maatschappelijke en politieke commotie en eindigde in een ‘waardenmanifest’ dat door vakdeskundigen van verschillende pluimage werd samengesteld. En als klap op de vuurpijl verwierf het oefenterrein in 2000 de status van ‘Archeologisch reservaat’.

Fragment uit het essay van Theo Spek en Hans Elerie dat is opgenomen in het Inrichtings- en beheerplan De Strubben/Kniphorstbosch

Trefwoorden