Biologische akkerbouw in Groningen

Page 1

Special BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN Groningen 2018

Een speciale uitgave van Uitgeverij van Westering vof Gratis Ekoland Special

www.ekoland.nl

Biologische akkerbouw in de noordelijke kleischil

Van Veenkoloniaal bouwplan naar veelzijdig biologisch bedrijf

Natuurinclusieve plus biologische landbouw



EKOLAND

special BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN  | 2018

8

Omschakelen

Van Veenkoloniaal bouwplan naar veelzijdig biologisch bedrijf De broers Arjan en Fokko Prins dachten al langer na over biologische landbouw. Fokko bijt zich graag vast in teeltkennis. Biologische teelt is voor hem een leuke puzzel, waarbij het aankomt op de finesses. Uiteindelijk ging ook Arjan om, ondanks de zorgen over de onkruidbeheersing.

10

14

Akkerbouw

iologische akkerbouw in de B noordelijke kleischil

Natuurinclusief

Waar natuurinclusieve en biologische landbouw matchen

Een uitgekiende en stabiele vruchtwisseling met bijbehorend bemestingsplan is de basis voor een stabiele biologische akkerbouwproductie. Dit valt af te leiden uit de resultaten op SPNA proefboerderij Kollumerwaard.

Inhoud

Special Groningen

Markt

7 Berichten

OMschakelen

8 Van Veenkoloniaal bouwplan naar veelzijdig biologisch bedrijf Technische mogelijkheden mechanische onkruidbestrijding zijn gegroeid

Natuurinclusief

10 Waar natuurinclusieve en biologische landbouw matchen Naar een biodivers systeem in een veelzijdig en rijk landelijk gebied

Akkerbouw

14 Biologische akkerbouw in de noordelijke kleischil De grond van Kollumerwaard ­behoort tot de beste van Nederland OP DE cover: Ebelsheerd - proefvelden graanrepubliek FOTO: peter brul

onderzoek

Onderzoek

omschakelen

Innovaties

16 ‘De plant voedt ook de bodem’ Inzicht in bodem-plantrelaties gunstig voor bodemvitaliteit en productkwaliteit 18 Overnemen én omschakelen ‘Met bio op een moderne manier terug in de tijd’

akkerbouw

20 Veelbelovende bonen

Heeft de teelt van peulvruchten in Nederland nog toekomst?

Omschakelen

22 Omschakelen draait om het juiste bouwplan Productiekosten in de hand houden is een grote uitdaging

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

26 Blauwdruk voor circulaire ­landbouw Proefveld bereikt veelbelovende resultaten stikstofefficiëntie 28 Nieuwe perspectieven door ­bioraffinage Efficiëntere winning, minder kosten, meer milieuwinst

onderzoek

30 Strokenteelt vraagt denkwerk Vermindering bladluizen in erwt geteeld in de stroken

Mechanisatie

32 Steeds preciezer schoffelen Praktijkervaring van biologische boeren belangrijk voor innovatie schoffelmachines

3


• Verkoop luzerne-structuurbalen en compact balen van 20 kg, óók EKO. • Loondrogen van gras en luzerne zowel in structuurbalen als in 6mm pellets. • Contracten voor EKO-luzerne teelt. • Leverancier van gras- en luzerne-pellets. • Leverancier van gehakseld en gemalen tarwe- en koolzaadstro in balen van 20/25 kg.

B.V. Oldambt | Langeweg 5 | 9682 XR Oostwold

Tel: 0597 - 55 13 02 | www.oldambt.nl


voor woord Een uitnodiging aan akkerbouwers in Groningen Groningen heeft een rijke traditie in de akkerbouw. De huidige bedrijven worden gekenmerkt door een stevige bedrijfsomvang voor Nederlandse begrippen en verhoudingsgewijs veel jonge ondernemers. Dat biedt perspectief. Minister van Landbouw Carola Schouten heeft kort geleden haar visie gepresenteerd. De Nederlandse landbouw is teelttechnisch van hoog niveau maar zal zijn werkwijze toch drastisch moeten veranderen, richting een meer circulaire manier van werken. Laat dat nu een werkwijze zijn waarmee de biologische sector al tientallen jaren ervaring heeft. Het gaat hierbij ook nog eens om een goed georganiseerde en gereglementeerde sector, met een solide markt die een redelijke prijsvorming laat zien. Een sector waar teelttechnische ontwikkelingen snel worden opgepakt en via studieclubs door­ gegeven. Dat biedt juist kansen aan bedrijven in Groningen: jonge ondernemers met een stevig bedrijf, die willen en kunnen investeren in duurzame bodemvruchtbaarheid en in behoud of verbetering van biodiversiteit en landschappelijke waarde. Waarmee ook een goede boterham te verdienen valt. In het Oldambt wordt op grote schaal wintertarwe geteeld als voer voor koeien, kippen en varkens. Dat is een anonieme markt die niet bepaald aan de bovenkant zit. De biologische akkerbouw in het kader van de Graanrepubliek is opgezet om een grote diversiteit aan granen te telen die in de regio direct te verwerken tot hoogwaardige menselijke consumptiewaren. Dit gebeurt onder meer in mouterij, brouwerij, distilleerderij, bakkerij, pasta­ makerij en vlokkenmakerij. In combinatie met de teelt van hoger salderende groentegewassen kan ook grootschalige akkerbouw weer veel meer een maatschappelijk positief gewaardeerde

rol spelen. Er is meer arbeid nodig (in plaats van chemie), de diversiteit wordt sterk vergroot en het wordt voor consumenten ervaarbaar dat de akkerbouw in de regio ook de basis is voor hoogwaardige en lekkere producten. Het programma ‘Stimulering omschakeling naar biologische landbouw in Groningen’ is gestart in het voorjaar van 2016. Van een onderzoekend begin met twee bijeenkomsten voor melkveehouders en akkerbouwers, is het stimulerings­programma uitgegroeid tot een evenwichtig en samenhangend pakket met cursussen, studieclubs, excursies, keukentafelgesprekken, omschakelingsplannen en een investeringsregeling. Dat heeft ertoe geleid dat een behoorlijk grote groep ondernemers begonnen is met omschakeling van het bedrijf of zich daarop oriënteren. De volgende, logische stap is een convenant met een groep bedrijven, vaak marktleiders, die aangeven welke biologische akkerbouwproducten ze willen hebben en in welke volumes, op korte en middellange termijn. Die marktzekerheid kan de drempel voor omschakelende bedrijven verlagen. Deze speciale uitgave, als onderdeel van het Groningse programma, is een uitnodiging aan akkerbouwers om zich te oriënteren op een ecologisch en economisch duurzame vorm van landbouw. Opdat de rijke traditie van de Groninger akkerbouw kan voortbestaan.

Peter Brul

Hoofdredacteur

colofon ISSN: 0926-9142

Uitgever Jaap van Westering

Hoofdredacteur

Vormgeving

Redactie-adres

Uitgeverij van Westering vof, Baarn

Postbus 16, 3740 AA Baarn T 035-8873531 E redactie@ekoland.nl

Druk Drukkerij Veldhuis Media, Raalte

Peter Brul

Aan dit nummer werkten mee

Eindredacteur

Dirk van Apeldoorn, Wridzer Bakker, Diana Beekvelt, Niels van der Boom, Geert-Jan van der Burgt, Peter Brul, Fogelina Cuperus, Margot Faber, Kees Hagendijk, Matthijs de Kruijff, Arnold van der Leij, Peter Roelfsema, Walter Rossing, Johan Sanders, Harpreet Singh Sondh, Wijnand Sukkel, Marc Versprille

Bernard Faber

Bladmanager Annemieke Praamstra

Deze special is een gratis uitgave van de provincie Groningen i.s.m. Uitgeverij van Westering vof

www.ekoland.nl

Advertentieacquisitie Uitgeverij van Westering vof, Baarn T 035-8873531 | E sales@ekoland.nl

Abonnementen­administratie Uitgeverij van Westering vof Postbus 16, 3740 AA Baarn T 035-8873531 E abonnementen@ekoland.nl

Ekoland is een uitgave van Uitgeverij van Westering vof

Abonnementen De reguliere editie van Ekoland verschijnt 11x per jaar. Een jaarabonnement kan elke maand ingaan en kost € 104,99 (NL) inclusief BTW. Een abonnement aanvragen kan via www.ekoland.nl (zie abonnee service). ©2018. Het geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen en/of ­illustraties is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie noch de uitgever aanvaardt enige verantwoor­ delijkheid voor schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan na gebruikmaking van gegevens uit dit blad.

Contactpersonen Project Biologische Landbouw Groningen @vakbladekoland

www.groningen.nl

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Michiel Bus 06-194 97 145 Peter Brul 06-579 33 452 Ramon Klaassen 06-223 11 893

5


Advertorial

“De Naïo Oz landbouwrobot kan veel meer dan alleen wieden”

Leo Steenpoorte uit Oosterland (Zeeland) die een glastuinbedrijf van 2 ha heeft voor het kweken van zaadproductie van diverse gewassen en ca 14 ha akkerbouwgrond zocht in 2017 een klein elektrisch trekkertje en kwam via internet bij de Naïo Oz robot terecht. Na een bedrijfsbezoek zag Steenpoorte mogelijkheden en ging met de Naïo robot aan het werk.

Werken met een robot Robots kunnen zelfstandig wieden en helpen bij het planten en andere werkzaamheden. Leo Steenpoorte uit het Zeeuwse Oosterland deed ervaring op met de Naïo Oz. Tekst Erik Roelofs | Foto’s Reesink Agri

L

eo Steenpoorte, akkerbouwer in Zeeland, is de eerste Nederlandse gebruiker van de Franse landbouwrobot Naïo Oz : “Het doel van de aanschaf van de Naïo Oz landbouwrobot is arbeids­ besparing. Omdat we veel handarbeid in de zaadteeltgewassen hebben, zochten wij hulp. Sinds begin 2018 hebben wij de Naïo Oz in gebruik. Onkruid wordt tussen de gewassen gewied, er wordt mee geplant en de plantgaten worden geperforeerd. Daarnaast heeft de Naïo Oz in de kas geassisteerd bij het plaatsen en ophalen van de stokken tussen de zaadgewassen en het bevestigen van de clips. Tot nu toe zijn dat de werkzaamheden waarvoor wij de Naïo Oz hebben gebruikt. In Frankrijk gebruiken ze de Naïo alleen voor het wieden. Maar hij kan veel meer.”

6

“De robot Naïo Oz bevalt ons goed. Het vraagt enige aanpassing in de manier van werken en denken. Maar, als je eraan gewend bent en je hebt een beetje gevoel hoe en wat hij kan, dan is het een nuttig hulpje. We hebben bij een aantal gewassen wat aanpassingen in de rijafstand moeten doen omdat de robot er anders niet tussendoor kon. De betonplaten die we als pad in de kas hebben moeten in de winter naar be­neden zodat het grond­oppervlak gelijk komt met de betonplaten. Dan kan hij zelf uitrijden zonder opritje. Voor het werkgemak willen we dat aanpassen. De Naïo Oz werkt autonoom via een touchscreen waarin opdrachten worden geprogrammeerd en /of via een afstandsbediening. Ook voor de zaadteelt

buiten gaan we de Naïo Oz inzetten. De Naïo Oz maakt de verwachtingen zeker waar.” Deze landbouwrobot is geschikt voor bedrijven die actief zijn in de groenteteelt, boomkwekerij- en tuinbouwgewassen en ook voor bedrijven die in de wat fijnere sierteelten zitten. Naast de Naïo Oz zijn ook de Naïo Dino en Naïo Ted leverbaar via importeur ReesinkAgri. Erik Roelofs is productmanager bij Reesink Agri (Meer informatie via erik.roelofs@reesinkagri.com of via 06-18780171)

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Markt

Biologisch en dichterbij Al tientallen jaren groeit de biologische landbouw en de markt voor gecertificeerde biologische producten gestaag door. 1e decennium van deze eeuw: De consumptie van biologische voedingsmiddelen groeit in Noordwest Europa veel sneller dan de productie. Daardoor wordt er steeds meer geïmporteerd uit vaak verre landen. Dit is niet erg duurzaam, past eigenlijk absoluut niet bij de basisideeën van biologische landbouw en is dus ook niet in overeenstemming met de verwachtingen van consumenten. Het bewustzijn van consumenten verandert en daarmee ook de vraag vanuit de markt en de marktpartijen. Als producten van dichtbij kunnen komen, moet dat ook eigenlijk en niet uit ‘verweggistan’. Voor koffie en bananen is het (natuurlijk) geen probleem dat ze uit de tropen komen. Maar biologische granen zouden toch eigenlijk wel uit eigen land of in elk geval de EU moeten komen, in plaats van importen uit Oekraïne, Argentinië of Canada. ‘Regional ist erste Wahl’ zeggen onze oosterburen, regionaal is eerste keuze. Dat wordt een steeds sterkere trend, het is een heel logisch

en vanzelfsprekend aspect van de biologische beweging. Dat vertaalt zich ook in aanscherping van de normering. Nu wordt bijvoorbeeld nog een groot deel van de ingrediënten voor mengvoeders geïmporteerd van buiten de EU, inmiddels moet een deel verplicht uit de regio komen en de verwachting is dat die regels steeds strenger worden. Mengvoer producenten en veehouders zijn dan ook op zoek naar voederingrediënten . Grasklaver en luzerne passen heel mooi in het bouwplan van veel Groninger akkerbouwbedrijven, zowel in de omschakelingsfase als daarna. Drogerij Oldambt in Oostwold kan ook met 2e jaars omschakelingsproduct uit de voeten, omdat dit toegestaan is in gebruik voor biologische veehouderij. Biologische conservenproducent Machandel ziet ook mogelijkheden voor regionale

Bionext Trendrapport 2017 De totale omzet van biologische producten in Nederland is met 5% gestegen in 2017 tot ruim 1,5 miljard euro. Het marktaandeel blijft echter nog sterk achter bij landen als Denemarken, Zweden, Duitsland en de Verenigde Staten. De stijging in Nederland komt door meer biologische omzet in de supermarkten en horeca. Daarnaast groeit het aantal gecertificeerde boeren en het aantal bio hectares in Nederland, waardoor de aanwas van biologische producten in Nederland in lijn is met de mondiale biologische omzetgroei naar bijna 100 miljard. Dit blijkt uit het Bionext Trendrapport 2017. De totale omzet van Nederlandse biologische producten is vooral te danken aan de stijging van 6% in

afzet in noordelijke (super)markten voor akkerbouwmatig geteelde groenten zoals waspeen, sperzieboontjes, bruine bonen en kapucijners. Veel tarwe voor biologische bakkers komt nu nog verder weg, maar als de bakkwaliteit voldoende is, willen bakkers heel graag baktarwe uit Groningen. De Graanrepubliek kan in samenwerking met proefbedrijf Ebelsheerd een belangrijke rol spelen in het realiseren van een goede, constante verwerkingskwaliteit. Dat geldt qua volume in de eerste plaats voor baktarwe ten behoeve van de bakkerijen, maar ook brouwkwaliteit van diverse granen voor de sterk opkomende kleinschalige brouwerijen.

sche sector ligt op koers met 65 tot 70 duizend bio hectares eind 2018 (3,9%). De omschakeling naar biologische landbouw in Nederland is daarmee aan een inhaalslag begonnen. Provinciale koplopers zijn Flevoland, Gelderland en Friesland.

de supermarkten (778,9 miljoen euro). Met name de verkoop van eieren (17%) en zuivel (11%) groeit sterk. Opvallend is de sterk stijgende verkoop van biologische babyvoeding (23%). Ook de omzet van biologisch eten in de horeca groeit (11%), maar dat blijft een bescheiden marktaandeel van 1,6%. Het aantal gecertificeerde boerenbedrijven is met ruim 10% gegroeid. Het aantal bio hectares groeide met ruim 7%. De biologi-

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Mondiaal is er een groeiversnelling, zowel in de omschakeling naar biologische landbouw, als de toename van de consumptie van biologisch. Biologische landbouwgrond nam in 2016 met 15% toe naar 57,8 miljoen hectare en de verwachting is dat deze groei verder heeft doorgezet in 2017. Noord-Amerika (VS en Canada) is uitgegroeid tot marktleider in de verkoop van biologische producten met een omzet in 2017 van ruim 47 miljard euro. De Europese Unie volgt met 36,3 miljard euro. De totale mondiale omzet nadert

de 100 miljard euro. Het Bionext trendrapport verwacht dat de mondiale groei in 2025 verdubbelt tot meer dan 200 miljard. Een aantal andere EU-landen loopt ver voor op Nederland. Wat in die landen helpt is dat op nationaal niveau diverse overheden streefcijfers voor biologische landbouw hebben. Zo koerst Frankrijk af op 15% biologische landbouw in 2022 en Duitsland op 20% in 2030. In landen als Zweden, Denemarken en Oostenrijk is 20% biologische landbouw nu al bijna een feit. Met de te verwachte Nederlandse 3,9% landbouwgrond eind 2018, loopt Nederland fors op hen achter. De Nederlandse boeren en de biologische consumptie zijn echter wel bezig met een gestage inhaalslag.

7


Technische mogelijkheden mechanische onkruidbestrijding zijn gegroeid

Van Veenkoloniaal bouwplan naar veelzijdig biologisch bedrijf De broers Arjan en Fokko Prins dachten al langer na over biologische landbouw. Zorgen over de onkruidbeheersing weerhielden met name Arjan ervan om de stap naar omschakeling ook daadwerkelijk te zetten. Fokko bijt zich graag vast in teeltkennis. En dan is biologische teelt een leuke puzzel, waarbij het aankomt op de finesses. Die uitdaging wilde hij graag aangaan. Uiteindelijk ging ook Arjan om. Tekst & Foto’s | Peter Brul

M

aart 2016 ging het programma Biologische landbouw van de provincie Groningen van start met een bijeenkomst op het akkerbouwbedrijf van de familie Van Zanten in Garmerwolde. Onder de aanwezigen waren Arjan en Fokko Prins. Tijdens deze bijeenkomst en later tijdens een cursus, verschillende excursies en mechanisatie-demonstraties ontdekte Arjan dat er tegenwoordig steeds meer technische mogelijkheden zijn om onkruid aan te pakken. Hierdoor raakte hij overtuigd dat dit ook op het eigen bedrijf zou kunnen. Vanzelfsprekend was omschakelen beslist niet. Het bedrijf van de gebroeders Prins bewerkt in totaal 160 hectare, op verschillende locaties rond Meeden en Zuidbroek, en met grondsoorten variërend van dalgrond en veen tot zware klei en ‘alles wat daar tussenin zit’. Vooral de Veenkoloniale dalgronden, die rijk zijn aan organische stof, gelden als lastig voor onkruidbeheersing. De zaadbank in de bouwvoor is groot en gedurende het groeiseizoen blijven onkruiden als melde en knopkruid kiemen als zich de gelegenheid voordoet. Met chemische onkruidbestrijding kun je deze situatie goed de baas, mechanisch is het een stuk lastiger. Daarbij komt nog het typisch Veenkoloniale bouwplan dat hier gehanteerd werd, met veel fabrieksaardappelen en suikerbieten, aangevuld met andere

8

gewassen als granen, sojabonen en/of uien. Omschakeling naar biologisch betekent dan niet alleen dat bemesting, onkruidbestrijding en gewasbescherming er anders uit komen te zien, maar het hele bouwplan gaat op de schop. Avebe heeft geen separate lijn voor biologisch geteelde aardappelen. Andere gewassen zijn bedrijfseconomisch dan veel interessanter. Er moest in de omschakelingsfase dus afscheid worden genomen van de fabrieksaardappel en daarmee van de aandelen Avebe. De Suikerunie verwerkt (nog) geen biologische suikerbieten, waardoor ook deze teelt niet echt interessant meer is na omschakeling. Een grote verandering in de akkerbouw brengt de omschakeling met zich mee op het bedrijf van de gebroeders Prins. Van de 160 ha is 47 ha in 2019 gecertificeerd biologisch, 57 ha tweedejaars en 30 ha eerstejaars omschakeling. Het bedrijf is lid van ANOG, de Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen. In dat kader staat er 2,5 ha met wintervoedsel voor de vogels, als onderdeel van 23 ha die nog niet is aangemeld bij SKAL. Op dit perceel is een zonnepark gepland. De bedoeling is dat hier dan stallen voor biologische legkippen bij komen. Het pluimvee kan onder en tussen de zonnepanelen scharrelen, die eigenlijk heel mooi de bosrand nabootsen waar een kip zich van nature thuis voelt. De panelen bieden schuilplekken tegen roofvogels.

Pompoen

Waspeen als hoogsalderend gewas

Mais is een interessante teelt in het 2e omschakeljaar

Prins Huiskavel

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


OMschakelen

een akkerbouwbedrijf met een vrij simpel Veenkolo­ niaal bouwplan naar een veelzijdig gemengd bedrijf met zoveel mogelijk interne kringlopen van voer en mest gaan zetten, lijkt wel zeker. Dat ze ook nog eens een behoorlijk hoeveelheid duurzame energie gaan produceren, maakt de keuze nog aantrekkelijker. Op termijn moet er dus een pluimveetak bij komen. Momenteel wordt er al samengewerkt met veehouders in de directe omgeving en met melkveehouders in Friesland, om voedergewassen in het tweede jaar van de omschakeling af te kunnen zetten in het biologische circuit en omgekeerd verzekerd te zijn van organische mest van biologische bedrijven.

“Naast investeringen in techniek betaal je ook leergeld.”

Het inpassen van een veehouderijtak in een akkerbouwbedrijf gaat natuurlijk niet vanzelf. Vanwege de negatieve invloed van vooral de ammoniakemissie op natuurgebieden en op de biodiversiteit in het algemeen, is opstarten van een intensieve veehouderij eigenlijk niet meer mogelijk. Maatschappelijke draagvlak daarvoor ontbreekt. Voor biologische veehouderij wil de provincie nog wel een uitzondering maken; de ambtenaren denken dan ook goed mee in het zoeken van oplossingen, aldus Arjan en Fokko Prins. De PASregeling voor beperking van de stikstofuitstoot is de belangrijkste hobbel. Maar dat de broers de stap van

Bedrijfsgegevens Bedrijf: Gebr Prins Bedrijfsgrootte: 160 ha (zware) klei 9ha overgangsgrond/zavel 50ha zand- en dalgrond 100 ha Arbeid: Arjan en vaste medewerker Berend Fokko half-time in piekperioden twee stagiairs landbouwschool

Bouw en beheer van het zonnepark gebeurt door derden. De investering in nieuw te bouwen stallen voor pluimvee is zeer fors, maar de investering in de akkerbouwtak liegt er evenmin om. Arjan: “Nu hadden we voor het eerst de bank nodig om machines aan te schaffen, want in de omschakeling moet je behoorlijk investeren in verandering van techniek. Zo zijn we overgestapt op vaste rijpaden op 1,50 meter en toepassing van gps bij het zaaien, bemesten en onkruid bestrijden. Verder hebben we onder meer een nieuwe zaaimachine, een onkruideg en een schoffeltuig aangeschaft. We konden in 2017 gebruik maken van de provinciale investeringsregeling voor biologische bedrijven. Die dekte 40 procent van de investeringen af, met een maximum van een ton. Daar hadden we lang niet genoeg aan, dus we zijn er wel heel blij mee dat die regeling dit jaar nog een keer van kracht was.”

Naast investeringen in techniek betaal je volgens Arjan ook leergeld. Je teelt andere gewassen op een andere manier. Dat betekent haast vanzelfsprekend dat je fouten maakt. Zeker in een extreem jaar als 2018 gaat dat ten koste van de opbrengst. Maar excursies naar bio­logische telers op vergelijkbare grondsoorten maakten de broers duidelijk dat ook onder moeilijke weersomstandigheden uitstekende teelttechnische en bedrijfseconomische resultaten te behalen zijn. In 2019 als het eerste blok volgens de SKAL-normen uit de omschakeling komt en de producten dus gecertificeerd biologisch zullen zijn, gaat het bedrijf van de gebroeders Prins officieel biologische groenten telen. Er zijn diverse Investeringen tbv omschakeling: - gps nieuwe trekker en machines bedrijven, die ook meedoen aan het con- 6m precisiezaaimachine venant, die graag sperziebonen, waspeen, - 12m Tefflereg spinazie, rode bieten of andere (industrie) - Solar wiedbed groenten afnemen. Een teelt op grotere - 6 mtr schoffeltuig schaal van dergelijke gewassen moet leiden Komend jaar: tot een aanmerkelijke verhoging van het - beregeningshaspel bedrijfssaldo, maar dat vraagt ook om een - onkruidbrander combinatie van mechanisatie en teeltken- nog een schoffeltuig nis. De gebroeders Prins zijn nog lang niet - ruggenschoffel uitgeleerd.

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

9


Pachtersoverleg De Westeresch

Naar een biodivers systeem in een veelzijdig en rijk landelijk gebied

Waar natuurinclusieve en biologische landbouw matchen Groningen maakt werk van verduurzaming van de agrarische sector. De provincie stimuleert biologische en natuurinclusieve landbouw via diverse projecten in de regio. Met deze speerpunten van beleid sluit het college naadloos aan bij de visie van Landbouwminister Carola Schouten: landbouw, natuur en voedsel waardevol verbonden. Vooral de ondertitel ‘Nederland koploper in kringlooplandbouw’ wijst wat de provincie betreft de juiste weg aan, aldus de beleidsmedewerkers Margot Faber en Peter Roelfsema. Tekst & Foto’s | Margot Faber & Peter Roelfsema 10

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Foto Kirsten Huiting

Natuurinclusief

Veldje met rogge en wandelpad

D

e aandacht voor allerlei maatschappelijke thema’s binnen de voedselvoorziening wordt aldoor groter. De consument stelt steeds meer eisen aan zowel de productie als de verwerking van zijn voedsel. Behalve verleidelijke producten wil hij producten die herkenbaar en betrouwbaar zijn, en die duurzaam, klimaatneutraal, natuurinclusief, dier- en milieuvriendelijk en met oog voor biodiversiteit zijn geproduceerd. Al deze eisen komen voor een groot deel op het bord van de boer. Het inwilligen van die eisen is makkelijker gezegd dan gedaan. Dit eisenpakket maakt de productie en verwerking, de positionering en het vermarkten van voedsel steeds complexer. Dus de grote vraag is ‘hoe’ en tevens ‘hoeveel mag-gaat het kosten’ en ‘wie betaalt’?’ Provincie Groningen neemt het voortouw in het stimuleren van biologische en natuurinclusieve landbouw. Zij stimuleert biologische landbouw door geïnteresseerde boeren bij het omschakelen te ondersteunen met onder andere keukentafelgesprekken en omschakelcursussen. Natuurinclusieve landbouw wordt gestimuleerd door het ondersteunen van pilotprojecten en door onderzoek en ontwikkeling. Maar hoe verhouden biologische en natuurinclusieve landbouw zich tot elkaar?

Biologische landbouw is al enkele decennia volop in ontwikkeling en kent een sterke groei in volume. Steeds meer consumenten gaan over op biologisch voedsel en zijn bereid de prijs te betalen voor de meerkosten van biologische productie en verwerking. En dat is te zien in de schappen: het aantal meters schapruimte in de supermarkt nam de laatste jaren fors toe. Een groeiende markt betekent ook meer productie en we zien dan ook in Neder-

land meer bedrijven omschakelen naar biologisch, in zowel akkerbouw als veehouderij. Markt en productie ontwikkelen zich in een redelijke balans waardoor prijsvorming niet onder druk staat en de primaire producent zijn nodige marge haalt. Natuurinclusieve landbouwproducten daarentegen hebben nog geen meter schapruimte en zijn niet herkenbaar voor de consument. Bovendien zijn de eisen voor natuurinclusieve landbouw niet zo kant en klaar omschreven als voor de biologische landbouw, waarvoor strikte voorwaarden gelden die wettelijk zijn vastgelegd. Kern van natuurinclusieve landbouw is het dichter bij elkaar brengen van natuur en landbouw. Dit kan door maatregelen te nemen waarbij de landbouw voordeel

mogelijke schaal, kunnen alle sectoren in de landbouw bijdragen aan milieuwinst. Het spreekt alleen niet vanzelf dat met het sluiten van kringlopen ook biodiversiteit de gewenste ontwikkeling krijgt en dat die ook functioneel in het landbouwsysteem kan worden ingezet. Hier kan natuurinclusieve landbouw het verschil gaan maken, ook binnen de biologische landbouw. Met natuurinclusieve landbouw kan een biodivers, krachtig landbouwsysteem ontwikkeld worden in een veelzijdig en rijk landelijk gebied. Zowel gangbare als biologische landbouw wordt door een natuurinclusieve aanpak geholpen in het bereiken van bodemkwaliteits- en biodiversiteitsdoelen, of kort gezegd bij het dichter bij elkaar brengen van landbouw en natuur. Henk Staghouwer, gedeputeerde Provincie Groningen, wijst op het gebruik van nieuwe techniek om dit doel te bereiken: “Voor een natuurinclusieve landbouw zetten wij in op een moderne, veerkrachtige en toekomstgerichte landbouw waarin ook precisielandbouw een plek heeft. Technieken zoals sensoren, gps-systemen en robotica maken het mogelijk het milieu minimaal te belasten of de landbouwsystemen anders in te richten en daardoor de biodiversiteit in de breedste zin te stimuleren. Om dit te berei-

De consument wil producten die duurzaam, klimaatneutraal, natuurinclusief, dier- en milieuvriendelijk en met oog voor biodiversiteit zijn geproduceerd. kan hebben van de natuur en andersom. Hierbij ligt er een sterke nadruk op het verbeteren van de bodemkwaliteit en het versterken en vergroten van de biodiversiteit op, onder en om landbouwbedrijven. De verbinding tussen landbouw en natuur is een belangrijk thema in de visie die minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Carola Schouten, onlangs publiceerde (‘Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden. Nederland als koploper in kringlooplandbouw’). De visie stoelt op de kringloopgedachte en verwijst ook nadrukkelijk naar de rol van de natuurinclusieve landbouw in het dichter bij elkaar brengen van landbouw en natuur. Met het sluiten van kringlopen van mineralen en grondstoffen, op een zo klein

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

ken, werkt de provincie samen met andere betrokken partijen aan modellen om de inzet voor natuurinclusieve landbouw te waarderen.” Het ontwikkelen en terugbrengen van meer natuurlijke evenwichten in het landbouwsysteem is een verandering die niet van vandaag op morgen klaar is. Het vraagt tijd en daarnaast ook zeker aandacht voor het verdienmodel voor de boer. Deze zoektocht is van groot belang, want zoals gezegd: er is (nog) geen meter schapruimte voor natuurinclusieve producten en de consument kan ze ook niet als zodanig herkennen. Meeropbrengst om de extra kosten te dekken zal dan, vooralsnog, op een andere manier gerealiseerd moeten worden. 11


Pachtersoverleg De Westeresch

De biodiversiteitsmonitor akkerbouw moet ­­uiteindelijk ­leiden tot een helder ­verdienmodel. Voor de veehouderijsector ontwikkelde Friesland Campina, samen met WWF en Rabobank, een biodiversiteitsmonitor. Waardering van de inspanning van de veehouder voor biodiversiteit kan uiteindelijk leiden tot een beloning op basis van kengetallen. Rabobank en WWF hebben, samen met de provincie Groningen, het initiatief genomen dit ook voor de akkerbouw te ontwikkelen. De biodiversiteitsmonitor akkerbouw moet uiteindelijk leiden tot een helder verdienmodel voor de inspanningen die de boer levert op het gebied van natuurinclusieve landbouw. Natuurinclusieve landbouw kent in toepassing van maatregelen veel gradiënten in uitvoering. Van minimale grondbewerking via strokenteelt en inzet van overhoekjes met veldstruweel tot een kleinschalig ingericht landschap met veel aandacht voor akkervogels en een teeltsysteem op biologische grondslag. Het ontwikkelen van kennis langs de gradiënten van natuurinclusieve landbouw over wat effectieve maatregelen zijn, is voor de provincie van groot belang. Uitvoering in de praktijk van natuurinclusieve landbouw in Groningen gaat dan ook zoveel mogelijk gepaard met begeleidend wetenschappelijk onderzoek. Gedeputeerde Henk Staghouwer: “Groningen heeft een koploperspositie in de landbouw en wat mij betreft blijft dat ook zo. In de akkerbouw zie ik veel wensen om verder te verduurzamen en te innoveren. Vanuit de provincie proberen we deze ontwikkeling zo goed mogelijk 12

te stimuleren. Bijvoorbeeld als het gaat om het verbeteren van biodiversiteit en bodem. Doordat we deze verbeteringen wetenschappelijk begeleiden en monitoren, meten en weten we steeds beter wat de effecten zijn.” Op dat vlak zijn gerenommeerde kennisinstellingen zoals de WUR, Rijks Universiteit Groningen en het Louis Bolk Instituut ook actief. Een sprekend voorbeeld van waar natuurinclusieve en biologische landbouw elkaar aanvullen is de gebiedspilot Essentie op de Westeresch te Veele. Op gronden van Staatsbosbeheer (SBB) ging dit initiatief in 2018 van start. Hier is gekozen voor een vergaande variant van natuurinclusieve landbouw om systemen te toetsen en natuurwaarden en cultuurhistorie in het gebied te herstellen. Het systeem is ingericht op basis van een biologische aanpak. De es van Veele sluit aan op het Natuurnetwerk Nederland en is in de pilot Essentie ingericht voor akkerbouwgebruik als overgangsgebied naar de omliggende landbouwgebieden. Natuur- en cultuurhistorische waarden staan hierbij voorop. Bij de landbouwfunctie worden diverse maatregelen getoetst in de praktijk in relatie tot biodiversiteit, akkervogels en vruchtwisseling. De pilot is een samenwerking van SBB, Werkgroep Grauwe Kiekendief, Provincie Groningen en in het bijzonder de zes pachters die het geheel invullen. De Westeresch is begin 2018 opnieuw ingedeeld in meer dan veertig kleinere perceeltjes. De vruchtwisseling is ruim

ingezet met negen soorten gewassen. De Werkgroep Grauwe Kiekendief leverde hiervoor een format aan, waarin ook nadrukkelijk ruimte bestaat voor voedsel en veiligheid van akkervogels door inzet van vogelvoedselveldjes en inplant van veldstruweel op overhoekjes. Ruime vruchtwisseling is een van de maatregelen binnen natuurinclusieve landbouw om een veerkrachtig bodemsysteem terug te krijgen. Naast granen zijn onder andere boekweit, veldboon en voederbiet gezaaid. Dat het weersverloop van 2018 invloed heeft gehad op het resultaat mag duidelijk zijn. De RUG begeleidt de pilot om gericht onderzoek en monitoring uit te voeren. Zo is er in het afgelopen seizoen onderzoek gedaan naar insecten in de diverse teelten en er vond monitoring plaats op aanwezigheid van de gele kwikstaart. Gegevens worden nog uitgewerkt. De kleinschaligheid van het project biedt ook de mogelijkheid het effect van strokenteelt te toetsen op de invloed van natuurlijke vijanden, bijvoorbeeld in de richting van luizen. Als extra element loopt er een verkenning of de producten van de Westeresch in de buurt of regio verwerkt en afgezet kunnen worden. Pilot Essentie is een goed voorbeeld waar natuurinclusief en biologisch elkaar kunnen versterken door gebruik te maken van elkaars kennis en kunde. Provincie Groningen ondersteunt zowel ontwikkeling van biologische als natuurinclusieve landbouw en zoekt kansen om beide met elkaar te verbinden op de uitwisseling van kennis en ervaring. Leren van elkaar geeft een grotere kans op succes. Kortom, er is nog erg veel werk te verzetten om (biologische) natuurinclusieve landbouw verder te ontwikkelen richting een veerkrachtig en robuust landbouwsysteem. De verwachtingen en eisen van de consument zijn (blijvend) hoog. Het is helder dat waardering voor de boer en ook het verdienmodel voor de boer blijvende aandacht verdient. Een steun in de rug daarbij is, dat de minister van Landbouw zich duidelijk uitspreekt voor meer verbinding tussen landbouw en natuur. Maar de minister pleit tegelijk ook voor meer waardering van ons voedsel en daarmee voor meer waardering van de primaire producent: de boer.

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Advertorial

Teelt van biologisch zaaizaad

Nederland is een belangrijke producent van zaaizaad en pootgoed en dat geldt ook voor de biologische sector. Binnen de regelgeving voor biologische productie is het uitgangspunt dat gecertificeerd biologisch uitgangsmateriaal wordt gebruikt. Tekst Vincent Enting

I

n Scheemda houdt Vandinter Semo zich inmiddels al meer dan een eeuw bezig met veredeling en vermeerdering. Het is het enige Nederlandse bedrijf dat nog aan veredeling van haver doet, met als speciale focus het ontwikkelen en uitbouwen van een lijn glutenvrije haver. Andere belangrijke gewassen in de teelt van zaaizaad voor Vandinter Semo zijn: graszaad, met name Engels raaigras voedertype en Italiaans raaigras voedertype, gele mosterd en bladrammenas. Onderstaand een indicatieve saldoberekening van gecertificeerd biologisch graszaad. Opbrengsten lopen bij biologische teelt wat meer uiteen dan gangbaar, afhankelijk van grondsoort, bodemkwaliteit, bemesting en natuurlijk kennis en ervaring van de teler. In de praktijk liggen de opbrengsten tussen 700 en 1200 kg/ha. Bij de biologische teelt van graszaad is een aantal teelttechnische aandachtspunten van belang. 0nderzaai in het voorjaar onder een dekvrucht (graan of vlinderbloemige) heeft als voordeel dat het grasgewas in het najaar afgemaaid kan worden als voedersnede. Daarmee wordt een groot deel van de onkruiden weggemaaid en gaat het gewas ‘schoon’ het oogstjaar in.

Onkruidbestrijding is in de biologische teelt van graszaad namelijk het meest heikele punt, vooral de onkruidgrassen vergen aandacht. Schone percelen zijn dus noodzakelijk. Afmaaien in de herfst kan vermoedelijk ook een goede strategie zijn om duist te bestrijden, wat een belangrijk punt is op de zware kleigronden in het Oldambt. Als duist in het najaar afgemaaid wordt, komt het het volgende jaar niet weer terug. Zuring is ook een aandachtspunt. Indien zuring aanwezig is op een perceel is het minder geschikt. Graszaad kent een redelijk hoge stikstofbehoefte. Met dierlijke mest is hier goed mee te werken. Italiaans raaigras is een snelle groeier en kan ook in de herfst in open land ingezaaid worden. In het voorjaar kan dan een voedersnede geoogst worden, waarmee het gewas ‘schoon’ gemaaid wordt. Daarna bemesten en de tweede snede wordt dan voor zaad geoogst. Graszaad kan meerdere jaren achtereen geoogst worden, mits het perceel niet veronkruidt. Dit kan een voordeel zijn voor zware gronden waar zaaibedbereiding problematisch is. Bij veehouders is het voordeel dat het hooi en een nasnede van waarde zijn. Het graszaadperceel kan na één of twee oogstjaren blijven liggen als weide, en dat scheelt weer inzaaikosten.

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Gele mosterd en bladrammenas zijn kruisbloemige gewassen die in het voorjaar gezaaid worden. Op rijen, zodat er geschoffeld kan worden. De gewassen vragen een lichte stikstofbemesting, wat relatief gunstig is voor de biologische akkerbouwer. De beginontwikkeling is vlot en de gewassen vormen relatief veel massa, wat een goede onkruidonderdrukking inhoudt. Een vals zaaibed maken is een optie. De vraag naar zaaizaad voor deze gewassen is nog beperkt en varieert van jaar tot jaar. Er is een markt voor biologische mosterd van Nederlandse oorsprong (Marne), maar dit vergt in feite het opbouwen van de gehele keten, van teeltkennis, schonen tot en met verwerken. De teelten voor Vandinter Semo zijn zaadproducties en worden derhalve NAKgekeurd. De aangifte bij de NAK wordt door VDS verzorgd. De eisen die aan het zaad worden gesteld qua zuiverheid en kiemkracht staan in de contracten vermeld en zijn afgeleid van de officiële certificeringsnormen van de NAK. Vincent Enting is manager Seed Production bij Enting Vandinter Semo (contact via 0597 591233; M 06 4819 0543;v.enting@vandintersemo.nl)

13


de grond van proefboerderij Kollumerwaard behoort tot de beste van Nederland

Biologische akkerbouw in de noordelijke kleischil Een uitgekiende en stabiele vruchtwisseling met bijbehorend bemestingsplan is de basis voor een stabiele biologische akkerbouwproductie. Dit valt af te leiden uit de resultaten op SPNA proefboerderij Kollumerwaard. Hier een verslag van de proefneming. Tekst Geert-Jan van der Burgt & Wridzer Bakker | Foto’s SPNA

H

et zij gezegd: de grond van proefboerderij ­Kollumerwaard behoort tot de beste van Nederland. Een goed verkavelde, goed ontwaterde zavelgrond met 2-3% organische stof is een uitstekend uitgangspunt. Op percelen van elk 4,8 hectare ligt een achtjarige vruchtwisseling. Voor de gewassenkeuze is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Twee jaar grasklaver voor bodemrust, bodemvruchtbaarheid en uitwisseling van grasklaver met vaste mest; twee maal pootaardappelen (dus 1 op 4 rotatie) en één maal bloemkool. Voor de overige drie jaar is gekozen voor de goed salderende gewassen winterpeen en pompoen en voor het rustgewas zomertarwe. Dit kristalliseerde uit in het vruchtwisselingsschema van tabel 1 en figuur 1. Vrijwel alle teelten vinden plaats in gps-gestuurde vaste rijpaden (3,20 meter) en er wordt niet geploegd. De bemesting bestaat grotendeels uit vaste geitenmest, aangevuld met vaste rundveemest en runderdrijfmest (tabel 1 en figuur 1). De mest wordt toegediend in het voorjaar, tegelijk met het inwerken van de groenbemester of de grasklaver. Er gaat zeer veel aandacht uit naar de groenbemesters. Door de ruime vruchtwisseling en het gezonde bodemleven zijn er geen problemen met aaltjes. Dat maakt de keuze van groenbemesters een stuk eenvoudiger. Er worden altijd mengsels gezaaid om de diversiteit in eigenschappen te benutten.

14

Achter alle hoofdteelten wordt een groen­bemester gezaaid. Na winterpeen en pompoen is dat soms lastig of niet mogelijk. Na deze twee gewassen bevat het groenbemestermengsel géén vlinderbloemigen, na de andere teelten bevat het mengsel wél verschillende vlinderbloemigen. Het resultaat is een goed renderend bedrijf dat ook op andere punten goed scoort. De opbrengsten zijn gelijk aan of iets beter dan ‘gemiddeld biologisch’. Met een mestaanvoer van 141 kg N en 60 kg P2O5 zit het bedrijf op de wettelijke aanvoernorm voor fosfaat en beneden de toegestane stikstofgift (170 kg N). Een deel van de aangevoerde mest is niet-biologisch. Uit berekeningen van de stikstofdynamiek en de organische-stofbalans blijkt dat de bodemvruchtbaarheid in dit systeem verder wordt opgebouwd (groei bodem-organische-stofgehalte, met daarin stikstof vastgelegd) maar dat de uitspoeling, ondanks de inzet van groenbemesters, aan de hoge kant is. Er is een hoge bovengrondse biodiversiteit en een flinke bijdrage aan biologische stikstofbinding (berekend op gemiddeld 87 kg per hectare).

“De kern van deze aanpak is aandacht voor bodem­ kwaliteit.”

De kern van deze aanpak is aandacht voor bodemkwaliteit. Bemesting is daarbij belangrijk maar lang niet de enige schakel. Zelf stikstof binden, de grond zo veel SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Akkerbouw Tabel 1. Vruchtwisseling en bemesting

Gewas

“De opbrengsten zijn gelijk aan of iets beter dan ‘gemiddeld biologisch’.”

Mestgift ton/ha

Nateelt

Mestsoort

Opbrengst ton/ha

1

Grasklaver

2

Grasklaver

4

Bloemkool

5

Met vlinderbloemigen

35

6

Pootaardappel

6

Met vlinderbloemigen

30

B Geitenmest

38

8

Winterpeen

7

Zonder vlinderbloemigen

10

C Vaste rundermest

65

10 Zomertarwe

8

Met vlinderbloemigen

20

D Dunne rundermest

11,5 11,5

0,6

12 Pompoen 14

10 Zonder vlinderbloemigen

Pootaardappel

Grasklaver

Figuur 1. Vruchtvolgorde en bemesting

Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8

A Geitenmest

20

5,5

E Mestkorrels

20

F

Geitenmest

22

30

G Geitenmest

38

beide bedrijven proeven en projecten uitgevoerd. Op het gangbare gedeelte van de 80 ha van de Kollumerwaard wordt 1 op 4 pootaardappelen en bieten geteeld, 5 ha uien en de resterende 35 ha granen, voornamelijk wintertarwe en wintergerst. Het biologische bouwplan is hierboven beschreven, met de aantekening dat voor de teelt van bloemkool voor een samenwerkingsvorm is gekozen. De bruto bedrijfsopbrengst van de bloemkool is niet in het totaal verwerkt, alleen de hectare­ vergoeding. Op de biologische kavel loopt ook nog het project Planty Organic. De keuze voor 1 op 4 rotatie pootaardappelen is gemaakt om de omgeving te laten zien dat in een biologisch bouwplan redelijk intensief aardappelen kunnen worden geteeld zonder dat dit tot problemen hoeft te leiden. Op veel gangbare bedrijven in de omgeving worden pootaardappelen in een 1 op 3 rotatie geteeld. Hoewel het niet eenvoudig is om een geheel juiste bedrijfsvergelijking te maken tussen de beide bedrijfsonderdelen biologisch en gangbaar kunnen we daar wel enige getallen aan koppelen. Waar het gangbare bedrijf in de afgelopen 3 jaar een bruto opbrengst per ha had van € 4125, kon het bio-bedrijf € 5600 noteren. Hierbij zij aangetekend dat het bio-bedrijf meer arbeid vraagt voor de onkruidbeheersing, met name in de peen en in de oogst van pompoen. Daartegenover staat dat de inzet van gewassenbeschermingsmiddelen op het gangbare bedrijf rond de € 400 per ha per jaar kost. Dit komt aardig overeen met de extra arbeidskosten op het biologische bedrijf.

Vingerwieder in sperciebonen

mogelijk groen houden, rustgewassen, vaste rijpaden en niet-kerende grondbewerking maken samen met bemesting het plaatje compleet. Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA) is een zelfstandige stichting met twee locaties. De ene locatie is Ebelsheerd Nieuw Beerta met 112 ha zware zeeklei, de andere locatie is Kollumerwaard Munnekezijl met 130 ha klei tot lichte zavel. Op beide locaties wordt zowel biologisch als gangbaar geteeld. De doelstelling van de stichting is voorbeeldbedrijf te zijn in het noordelijk zeekleigebied om nieuwe teeltwijzen en landbouwsystemen te beproeven. Dit levert vergelijkingsmateriaal op. Tevens worden er op EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

De bemestingskosten van de beide systemen lopen evenmin heel ver uiteen. Wel blijkt het uitrijden van de vaste mest een behoorlijke kostenpost. Al met al kan worden gesteld dat het op de biologische wijze voeren van een landbouwbedrijf op de noordelijke klei eco­ nomisch gezien goed mogelijk is. Dit deed het bestuur van SPNA besluiten in 2017 ook op Ebelsheerd een kavel biologisch te gaan exploiteren. Het is dan ook zeker het overwegen waard om bij gangbare bedrijven van een beperkte omvang en met een ruime arbeids­ bezetting, te onderzoeken of het biologische teelt­ systeem betere resultaten kan opleveren. Geert-Jan van der Burgt (burgt@spna.nl) is zelfstandig adviseur en onderzoeker Wridzer Bakker (bakker@spna.nl) is uitvoerend bestuurder van Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw.

15


Inzicht in bodem-plantrelaties gunstig voor bodemvitaliteit en productkwaliteit

‘ De plant voedt ook de bodem’

Een belangrijk uitgangspunt van biologische landbouw is dat de bodem de plant voedt. Maar het omgekeerde is ook waar. Aandacht voor variatie in gewassen en groenbemesters kan de bodem helpen verbeteren. Dat is een van de zaken waar Wageningen UR onderzoekers op inzoomen. Tekst Wijnand Sukkel foto’s Wageningen University & Research 16

‘T

oekomstbestendig boeren in een extremer klimaat’, is de titel van een van de workshops van WUR. Het zal niet verbazen dat de bodem hierin een centrale rol speelt, zowel bij het aanpakken van de klimaatverandering als het inspelen op de gevolgen ervan. De wateroverlast in Zuidoost Nederland van afgelopen voorjaar zit nog vers in het geheugen en heeft het belang van goed bodembeheer weer eens onderstreept. Niet alleen de waterschappen hebben een belangrijke rol bij de afvoer van hemelwater. Als het regenwater moeilijk de grond in kan, dan is dat dweilen met de kraan open. Niet voor niets staat de aandacht voor een veerkrachtige bodem ook in de gangbare landbouw hoog op de agenda. Een van de manieren om de grond te wapenen tegen klimaatextremen, is stoppen met ploegen. Hierdoor blijft de organische stof in de toplaag, worden poriën stabieler en wordt het bodemleven zo min moge-

lijk verstoord. WUR heeft hier langjarig onderzoek naar gedaan, onder meer binnen het vergelijkend onderzoek op de Broekemahoeve, in het project Basis. De meerjarige conclusies hiervan sluiten aan bij andere experimenten met niet-ploegen. Er is onder andere een snellere toename te zien van de hoeveelheid organische stof in de bodem dan bij ploegen. Naast de landbouwkundige voordelen die hier mee samenhangen, draagt dit positief bij aan de CO2-balans. De waarde van biodiversiteit is een onderbelicht thema als het om de bodem gaat, zowel in het bodemleven als in de gewassen. Hoewel de bouwplannen van biologisch bedrijven bewust gevarieerd zijn, blijft de kwetsbaarheid van een monocultuur een punt van aandacht. Mengteelt of strokenteelt bieden een alternatief. Onderzoek van WUR heeft aangetoond dat het afwisselen van gewassen in stroken

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


onderzoek

Een manier om de grond te wapenen tegen klimaatextremen, is stoppen met ploegen.

een betere en ook langdurigere schuilplaats biedt aan natuurlijke vijanden. Die kunnen plagen hierdoor beter onder de duim houden. Ook verloopt de uitbreiding van gewasziekten trager wanneer waardplanten worden afgewisseld door nietwaardplanten. Door perceelsdimensies te veranderen, bijvoorbeeld door meerdere gewassen door elkaar te telen in stroken van anderhalf, drie of tien meter breed, zou je als teler gebruik kunnen maken van deze voordelen. De mechanisatie voor strokenteelten of mengteelten is nog wel een uitdaging. In een nieuwe Publiek Private Samenwerking (PPS) rond robotisering en lichtere mechanisatie komt de strokenteelt echter nadrukkelijk terug als optie, dankzij het gebruik van machines met kleinere werkbreedtes. Mengsels van verschillende planten beïnvloeden hun groeiplaats direct. Door bijvoorbeeld groenbemestermengsels slim

samen te stellen, valt optimaal gebruik te maken van verschillen in bewortelingsdiepte en -intensiteit. Naast een verschillend effect op de bodemstructuur, hebben de wortels van de planten ieder hun eigen interactie met de directe wortelomgeving. Daar hoort ook de mineralenvoorziening bij. Bekend voorbeeld zijn de stikstofbindende planten, zoals klavers, wikke en luzerne, maar er zijn ook planten die met behulp van het bodemleven fosfaat kunnen vrijmaken. Daarnaast levert een bont mengsel van planten een rijkere variatie aan bodemleven op. Dit draagt bij aan de bodemvruchtbaarheid en een betere ziektewerendheid. Recent onderzoek naar mengsels heeft bijvoorbeeld laten zien dat schimmelziekten op die manier actief onderdrukt worden, volgens het principe: waar al een goedaardige schimmel groeit, is geen plek voor een pathogeen exemplaar. Wat dat voor andere bodem­pathogenen betekent, zal verder onderzoek moeten uitwijzen. We kunnen kortom, slimmer gebruik maken van de diverse manieren waarop planten de bodem beïnvloeden. Voor de variatie binnen een gewas geldt dat ook. Onderzoek naar rasverschillen in raaigrassen laten bijvoorbeeld grote verschillen zien in drogestofproductie van

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

de ondergrondse delen. Door jarenlange focus op de grasopbrengst, is die eigenschap onderbelicht gebleven. Bij eenzelfde bovengrondse productie kan de wortelproductie ruim twee ton verschillen tussen rassen. Die extra twee ton drogestof betekent meer voedingstoffen die voor uitspoeling worden behoedt, meer organische stof in de bodem, meer poriën en andere positieve functies die de wortelmassa vervult. Ook in andere gewassen valt er voor veredelaars nog een wereld te winnen. Wie op een slimme manier gebruik maakt van bodem-plantrelaties, haalt het meeste uit zijn gewas en zorgt tegelijkertijd voor een weerbare en veerkrachtige bodem. Daarvoor zijn systeemveranderingen nodig, die WUR graag samen met biologische telers verkent. De biologische landbouw heeft misschien niet altijd de beste papieren als het gaat om de emissie van broeikasgassen per kilogram product. Maar door te werken aan een gezonde bodem zijn er nog flinke stappen te zetten in termen van stabielere opbrengsten, broeikasgasemissie, koolstofopslag en weerbaarheid tegen klimaatverandering. Het is een kwestie van teeltsystemen optimaal vormgeven en benutten. ir Wijnand Sukkel is onderzoekscoördinator biologische teeltsystemen en duurzaam bodembeheer bij Wageningen Plant Research

17


‘Met bio op een moderne manier terug in de tijd’

Overnemen én omschakelen Van 75 ha gangbaar naar 120 ha biologisch areaal. Edwin en Regina de Groot doen het gewoon. De akkerbouwers uit Zeewolde namen onlangs het nabijgelegen biologische akkerbouwbedrijf van Gerard en Monique Smit over en besloten bovendien vanaf de eerstvolgende zaai ook op hun huidige 60 ha biologisch te gaan boeren. Tekst & foto’s Matthijs de kruijff

“W

e waren toe aan de volgende stap”, begint Regina. Samen met haar man Edwin streek zij in 2000 neer in Flevoland. Achttien jaar lang runden zij hun gangbare akkerbouwbedrijf, maar vorig jaar zomer werd alles anders. “We deden ons werk bijna met twee vingers in de neus. Ik wil gangbaar boeren niet saai noemen, maar het is allemaal wel wat veel van hetzelfde.” Regina en Edwin geven toe dat zij het zelf waarschijnlijk nog wel even hadden volgehouden. “Maar we hebben drie zoons: Johan (20), Chris (17) en Teun (13). Johan en

18

Chris hebben echt heel veel affiniteit met de boerderij en hebben een grote rol gespeeld in onze beslissing”, vertelt Regina. “In bio zit gewoon veel meer uitdaging en die jongens vinden dat prachtig.” Johan studeert agrotechniek aan Wageningen Universiteit en Chris zit op de Middelbare Agrarische School in Emmeloord. “Zij houden echt van innoveren en dan biedt biologisch nog heel veel uitdagingen”, stelt Regina. “Edwin en ik zouden het prachtig vinden als die jongens er in de toekomst mee willen doorgaan, maar het is absoluut geen verplichting. Met deze stap willen we ze in ieder geval alvast op weg helpen.” Daarmee doelt Regina op de overname van het biologische akkerbouwbedrijf van de familie Smit. Vorig jaar zomer ging het balletje rollen en eind maart was de officiële overdracht. “Toen we zagen dat hun boerderij te koop stond, zijn we ons meer gaan verdiepen in de biologische teelt. We hadden er nooit echt bij stilgestaan, maar kwamen al snel tot de conclusie dat we de uitdaging moesten aangaan.” Na de koop besloten Edwin en Regina ook op hun bestaande 60 hectare biologisch te gaan boeren. “Een complete bedrijfstransformatie”, noemt Regina het.

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


omschakelen

“Echt alles moest nieuw. Afnemers, leveranciers, machines, teeltplannen. Tot eind vorig jaar hebben we vaak wel vijf gesprekken per week gehad. Met adviseurs en collega-boeren om kennis op te doen, maar ook om een gloednieuw bedrijfsplan op te kunnen stellen. We zijn zelfs van bank en boekhouder veranderd.” Inmiddels heeft de voorbereidende fase plaatsgemaakt voor de experimenterende fase. “Natuurlijk hebben we ons goed ingelezen, maar biologisch telen is toch een kwestie van ervaren”, stelt Regina. “Het is wennen, want ik had altijd erg veel behoefte aan zekerheid. Dat heb je in bio veel minder. We moeten flexibeler en creatiever zijn. Het is spannend, want er komt veel meer bij kijken.” Ook het feit dat er door de forse uitbreiding en omschakeling meer handen nodig zijn, vindt Regina spannend. “We konden alles eigenlijk zo goed als zelf doen, maar dat wordt nu wel anders. We zullen

De manier waarop biologische boeren met elkaar omgaan, maakt Regina blij. “Je merkt gewoon dat biologische boeren elkaar nodig hebben en elkaar helpen. Onderling contact is belangrijk. Zo kunnen wij bijvoorbeeld goed discussiëren met andere boeren in de omgeving die ook aan het omschakelen zijn.” Toch komen Edwin en Regina samen een heel eind. “We zijn goed beslagen ten ijs gekomen”, stelt Edwin. “Je moet goed weten waar je aan begint. Vooral als je in één keer zo’n grote stap maakt.” Hoewel de twee geen biologische idealisten zijn, bevalt de nieuwe werkwijze vooralsnog uitstekend. “We hadden ons er nooit echt mee bezig gehouden, maar als je je er eenmaal in verdiept zie je pas hoe mooi bio eigenlijk is”, vindt Regina. “Met bio ga je eigenlijk op een moderne manier terug in de

We zijn zelfs van bank en boekhouder veranderd. personeel moeten aantrekken voor het noodzakelijke handwerk. Ik hoop een vast groepje gemotiveerde arbeidskrachten te kunnen samenstellen, maar ook dat is natuurlijk nieuw voor ons.” Op het overgenomen bedrijf wordt de biologische teelt voortgezet. “Zo kunnen we de komende twee jaar veel aandacht geven aan ons nieuwe bedrijf en ervaring opdoen met biologisch telen. We gaan van vier naar elf gewassen, dus het is fijn dat we dat rustig kunnen opbouwen.” Edwin en Regina gaan luzerne, tarwe, suikerbieten, haver, zomergerst, aardappelen, wortels, bloemkool, uien, spinazie en sperziebonen telen. “We worden soms al gekscherend groenteboeren genoemd, omdat we natuurlijk veel meer groenten gaan telen.” Regina merkt dat niet iedereen positief gestemd is over het omschakelen. “Deze omgeving is van oudsher bijna helemaal gangbaar. Biologisch wordt hier toch altijd wel een beetje als een bedreiging gezien. Daarom hebben we meteen de buren uitgenodigd toen de deal rond was, omdat we graag open willen communiceren en transparant willen zijn. Je hebt immers toch met elkaar te maken, maar gangbare boeren blijven toch vaak sceptisch.”

Bedrijfsgegevens Bedrijf: V.O.F. De Groot Eigenaar: Familie De Groot Areaal: 120ha Gewassen: luzerne, tarwe, suikerbieten, haver, zomergerst, aardappelen, wortels, bloemkool, uien, spinazie en sperziebonen Afzet: o.a. Green Organics, ­Agrifirm en Laarakker Andere producten: windenergie van twee windmolens

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

tijd, met het oog op de toekomst.” “Toen onze plannen bekend werden zeiden veel mensen dat ze er respect voor hadden”, vervolgt zij. “Ik snapte toentertijd nog niet helemaal waarom, maar inmiddels snap ik wat die mensen bedoelden. Het is best heftig geweest en dat zal het de komende tijd ook nog wel blijven, maar het is het zeker waard.” Edwin en Regina werken zich drie slagen in de rondte, maar doen dat met alle liefde. “Onze jongens staan echt te trappelen en dat is een enorme stimulans. Johan heeft het nieuwe bedrijfsplan opgesteld en heeft lang getwijfeld of hij zijn studie wel zou afmaken. Ze willen zó graag meehelpen op het bedrijf, maar ik ben blij dat ze eerst naar school gaan. Daar doen ze kennis op waar ze de rest van hun leven iets aan hebben”, zegt Regina trots. “Het zou heel gaaf zijn als we onze jongens de kans kunnen geven om boer te worden.” 19


Heeft de teelt van peulvruchten in Nederland nog toekomst?

Veelbelovende bonen

Wat is het perspectief op de teelt van peulvruchten in Nederland? Voorjaar 2016 kwam het voedingscentrum met een nieuwe schijf van vijf. Een van de adviezen is om wekelijks peulvruchten te eten. Als alle Nederlanders dit advies opvolgen, zal de vraag aanzienlijk groeien. Los daarvan groeit ook het aantal vegetariërs en flexitariërs. Tekst Arnold van der Leij

‘We zijn letterlijk stront­ verwend’

O

p dit moment zijn peulvruchten een klein gewas in Nederland. Droge peulvruchten tellen, volgens het CBS, 2910 hectare oftewel 0,16 procent van het landbouwareaal (CBS, 2018). Dit is zowel biologische als gangbare teelt. Tellen we daar de verse doperwten en tuinbonen (gerekend tot de categorie groentes) bij op dan komen we op slechts 0,4 procent van het Nederlands areaal. Van de droge peulvruchten beslaan de bruine bonen het grootste areaal (1040 ha). Daarna volgen veldbonen (710 ha), soja (540 ha), kapucijners (510 ha), tuinbonen voor zaaigoed (340 ha) en voedererwten (260 ha). Het kleinste gewas is lupines (60 ha). Biologisch areaal van droge peulvruchten wordt in 2018 niet meer apart vermeld, maar in totaal wordt er 141 hectare aan droge peulvruchten verbouwd. Terugkijkend in de geschiedenis heeft het areaal peulvruchten (erwten, bruinen bonen en veldbonen) in Nederland tot 1945 rond de 60.000 hectare beslagen.

20

Na de Tweede Wereldoorlog is het areaal gedaald tot 10.000 hectare in 1980, onder andere door de invloed van eiwit import en het stimuleren van de graanteelt. Europa zag reeds in die jaren de afhankelijkheid van de import van soja en verstrekte subsidie op de productie van peulvruchten, met als gevolg een opleving tot 45.000 hectare in 1987. In 1992 is deze marktbescherming weer afgeschaft. Daardoor werd en wordt Nederland overspoeld met sojaschroot voor diervoer, met een overvloed aan fosfaat in de vorm van mest als direct gevolg. De grote hoeveelheid beschikbare mest, ook in de bio-sector in Nederland, maakt een hoge opbrengst van bijvoorbeeld tarwe mogelijk, peulvruchten produceren vanwege hun stikstofbindende eigenschap echter niet beter bij een grotere mestgift. De vlinderbloemige gedijt juist goed bij een lage stikstofvoorraad in de bodem. In onze rijke Nederlandse vruchtwisselingen zijn stikstofbehoeftige gewassen zoals aardappelen, bieten,

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


akkerbouw

kolen en tarwe in het voordeel. De nuttige stikstofbindende functie van vlinderbloemigen is zo de afgelopen 50 jaar bijna weggeconcurreerd door de invoer van buitenlandse stikstof. We zijn letterlijk ‘strontverwend’. De huidige teelt van peulvruchten is voor humane consumptie. Enkele veehouders telen peulvruchten als veevoer. Bio-teelt is alleen mogelijk bij een lage onkruiddruk. Een enkele teler teelt peulvruchten in mengteelt, bijvoorbeeld tarwe-veldboon. Dit heeft als voordeel een beter sluitend gewas, meer onkruid onderdrukking en als ‘extraatje’ een verhoogd eiwit gehalte in het graan, doordat stikstof beter beschikbaar wordt in de bodem, wat weer leidt tot een betere bakkwaliteit. Voor veevoeding is Nederland voor 80 procent afhankelijk van import van eiwitten van buiten Europa. Dit betreft voornamelijk sojaschroot: het product dat overblijft nadat de olie uit de boon is gehaald. De import van soja staat echter al jaren in een kwaad daglicht vanwege de kap van tropische oerwouden en GMOcontaminatie. Daarnaast koopt China veel van de soja van de wereldmarkt wat het aanbod van soja voor veevoeding in Europa doet afnemen. Biologisch sojaschroot (schilfers) is daarbij nog minder beschikbaar omdat de markt voor biologische sojaolie minder uitgebreid is. Dit maakt de prijs van biologische sojaschilfers erg hoog. Daarnaast bevatten de schilfers meer olie dan het gangbare schroot en is het eiwit minder geconcentreerd. Hierdoor zijn de kansen voor andere, lokaal geproduceerde eiwitgewassen in de bio­logische sector beter. Toch kan ook in de biologische sector de teelt van peulvruchten voor krachtvoer in Nederland vaak niet uit vanwege de hoge grondprijzen. De beste kansen voor eigen teelt van peulvruchten worden dan gevonden op natuurgronden. Door de vaak lagere toegestane bemesting en de lagere pacht op dit soort gronden komen peulvruchten hier veel beter tot hun recht. Vaak wordt dan gekozen voor de teelt van peulvruchten in

‘Er zijn volop kansen voor de teelt van peul­ vruchten voor humane voeding.’

Hectares peulvruchten

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

combinatie met granen om zo de onkruiden beter de baas te kunnen blijven. Tarwe-veldboon is daarbij een veel gekozen combinatie omdat deze combinatie tot goede opbrengsten kan leiden (4-6 t/ha). Wanneer peulvruchten geteeld worden voor eigen veevoer moet met name bij eenmagigen goed gelet worden op voorkomen van Anti-Nutritionele Factoren (ANF’s). Er zijn wel volop kansen voor de teelt van peulvruchten voor humane voeding. De voedingsmiddelenindustrie is namelijk eerder te beweagen een meerprijs te betalen voor regionaal geteelde peulvruchten waardoor de teelt bij een lagere opbrengst al wel uit kan. Vooralsnog liggen hierbij de beste kansen voor soja en lupine. Voor soja is er al een bestaande verwerkende industrie. Deze is echter wel minder ingericht op de verwerking van kleinere partijen. Bij een succesvolle teelt is er kans op concurrentie vanuit bijvoorbeeld Oost-Europa. Nu ontvangen de Nederlandse producenten echter nog een meerprijs voor lokaal geteelde soja, maar dit zou kunnen komen te vervallen als het aanbod Europese soja toeneemt. Het voordeel van lupine is dat het een niche markt kent in Nederland en daarom een exclusief imago heeft. Lupine is in principe direct te consumeren en heeft dus geen verwerking nodig, zowel voor humane consumptie als voor veevoer. Er is echter nog wel onderzoek nodig naar raskeuze van lupines voor smakelijkheid en de aanwezigheid van anti-nutritionele factoren (ANF’s). Dit geldt overigens voor bijna alle vlinderbloemigen. In 2016 was zo’n 4,5 procent van de Nederlandse bevolking vegetariër of veganist wat bij elkaar ongeveer 750.000 mensen zijn (vegamonitor, 2016). Daarnaast eet 67 procent tenminste een dag per week geen vlees, vis of vleeswaren, de zogenaamde flexitariërs. Deze aantallen blijven ieder jaar stijgen. Vivera, fabrikant van vleesvervangers met vooral soja als basis, stimuleert de productie van lokaal geteelde lupines en soja. Probeer eens om zowel vegetarisch als lokaal te eten. Hier ligt nog een niche markt voor het grijpen.Ook in de ontwikkeling van nieuwe vleesvervangers liggen kansen, lupine maakt hierin een opgang volgens de Hanos. Ook zijn er nog veel mogelijkheden op het gebied van lokaal geproduceerde drinks en tofu. De introductie van de nieuwe schijf van vijf in maart 2016 brengt natuurlijk ook mogelijkheden met zich mee. Veel bonensoorten worden nog niet in Nederland geproduceerd, maar wel regelmatig gegeten of geadviseerd in gezonde diëten. Denk aan kikkererwten, kidneybonen of linzen. Of deze soorten ook hier geproduceerd kunnen worden is het onderzoeken waard. Als Nederland straks, geinspireerd door Herman den Blijker, en masse gaat koken met bonen van HAK, zou het mooi zijn wanneer dat allemaal Nederlandse bonen zijn!

21


Steeds meer bedrijven schakelen om van gangbare naar biologische teelt. De interesse hiervoor neemt toe in veel verschillende bedrijfs­situaties, zowel op de klei- als op de zandgronden. Omschakelen naar een biologische teeltwijze kan op verschillende manieren. De juiste manier is bedrijfsspecifiek gebaseerd op de vragen: naar welk biologisch bouwplan wil ik toe en hoe wil ik daarnaartoe. Tekst Marc Versprille | Foto’s Peter Brul

Productiekosten in de hand houden is een grote uitdaging

Omschakelen draait om het juiste bouwplan

B

ij het samenstellen van een biologisch bouwplan is het belangrijk dat de teelttechnische basis klopt, om zoveel mogelijk teeltzekerheid te hebben. De factoren onkruidonderdrukking, mineralenbenutting en weerbaarheid tegen ziekten en plagen zijn hierbij heel belangrijk. Dit heeft alles te maken met bouwplan en vruchtwisseling. Een ruim bouwplan met veel verschillende plantfamilies, waarbij vroege en late teelten, intensieve teelten en rustgewassen elkaar afwisselen en waarbij de bodem zo evenwichtig mogelijk wordt bemest en benut, is een sterk biologisch bouwplan. Biologisch telen vergt een andere benadering van zowel teelt als afzet. Het produceren van een goede opbrengst van goede kwaliteit is vaak moeilijker, maar de afzet van het gecertificeerde product is vaak

22

makkelijker. Biologisch is er een brede vraagmarkt naar veel producten, waardoor het makkelijker is om een ruimer bouwplan op te zetten. Dit kan vervolgens ten goede komen aan bodemverbetering doordat er een ruimere gewasrotatie is. Dit geeft weer meer teeltzekerheid. Aan de andere kant ligt er een grote uitdaging om de productiekosten in de hand te houden. Vooral arbeidskosten vormen snel een grotere post. De arbeidskosten worden vooral hoger wanneer veel wiedwerk met de hand moet gebeuren. Met name in (intensieve) groenteteelten kunnen deze kosten hoog oplopen. Bij kool- en pompoengewassen bijvoorbeeld komen hier vaak nog veel plant- en oogsturen bij. De kunst is om bij de intensieve teelten het aantal wieduren zoveel mogelijk terug te dringen door

middel van wiedtechniek in de rij (eggen, vingerwieders, torsiewieders en intrarijwieders), gebruik van een vals zaaibed, snel dekkende gewassen en een slimme vruchtwisseling. Technische ontwikkelingen op vlak van wieden gaan momenteel snel, er is veel vraag naar niet-chemische onkruidbestrijdingsmethoden. De bedrijfsgrootte speelt bij de factor arbeid ook een rol. Een groter bedrijf met een intensief wiedseizoen vraagt naast wieders om een extra (vaste) medewerker in het seizoen. Is het bedrijf groot genoeg om een medewerker in te schakelen? En hoe kan deze medewerker in de winter worden ingezet? In die situatie kunnen juist intensievere teelten met een langer groeiseizoen, wellicht inclusief eigen bewaring en/of bewerking, interessant worden.

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Omschakelen

Innovatieve impuls voor het Oldambt

Ebelsheerd in tweede omschakeljaar Als omschakelgewassen in het tweede omschakeljaar is gekozen voor zomertarwe, zomerveldboon en suikermais, vertelt Arjan Hofstee, bedrijfsleider biologische landbouw van Ebelsheerd. De zomertarwe en zomerveldboon zijn al vroeg gezaaid, namelijk op 27 maart. Op dat moment was het weer nogal wisselvallig. Daarom kostte de onkruidbestrijding dit jaar ook best veel moeite. De zomertarwe en zomerveldboon staan op geploegd land. Dit was een mooi uitgangspunt omdat voor het zaaien al geëgd kon worden. Na het zaaien werd het eerst weer nat. Dit had tot gevolg had dat bij het vooropkomst-eggen wat diepe sporen zijn gereden, waarvan het hele seizoen hinder werd ondervonden. De lange droge periodes daarna waren ideaal voor de onkruidbestrijding. De tarwe en veldbonen zijn allebei twee keer geschoffeld (en geëgd in een werkgang). Dit heeft veel onkruid opgeruimd en de gewassen waren beide schoon. In de veldbonen hebben nog scholieren gelopen om de bossen duist eruit te halen. Op het perceel met mais stond in de voorafgaande herfst een groenbemester. Tevens stond op dit perceel een hele partij opslag-gerst. In januari zijn groenbemester en gerst geklepeld waarna de grondbewerking plaatsvond. Dit kostte veel moeite omdat de opslag-gerst tezamen met

Om een voorbeeld te geven is een bouwplan voor zware klei op twee manieren doorgerekend. De bestaande gangbare situatie is een extensief bouwplan met veel granen en wat suikerbieten en zaaiuien.

Proefbedrijf Ebelsheerd in Nieuw Beerta heeft een omvang van112 hectare zware tot zeer zware klei met een afslibbaarheid tot 80 procent. In 2017 is gestart met omschakeling naar biologisch op 26 hectare. Gekozen is voor niet-kerende grondbewerking in combinatie met het rijpadensysteem. tekst Peter Brul Oogst proefvelden Graanrepubliek

de duist de Steketee volveldschoffel steeds liet vollopen. Dit perceel is in totaal zeven keer voorbewerkt, veelal in combinatie met de kop-eg. Na de laatste keer was het land dan eindelijk echt zwart. Vervolgens is mest uitgereden en nog een keer gekop-egd. De dag erna is de mais in een mooi fijn grondje gezaaid. Helaas regende het drie dagen, waardoor de grond compleet dichtsloeg. Na de grote regenbui werd het een aantal dagen tegen de 30 graden. Hierdoor kwam er een dikke korst op de bovenlaag. De mais zat met de kiemen al in de korst, waardoor ze werden geremd en veel ervan niet zijn doorgekomen. Wat wel doorgekomen is, is tweewassig. Dus lastig voor de onkruidbestrijding. Arjan is over het algemeen tevreden hoe het seizoen verlopen is. De tarwe en bonen stonden gewoon erg mooi en gaven een goede oogst: tarwe 7,2 ton, bonen 4,0 ton per ha, net als de grasklaver. Het positieve gevoel wordt bevestigd door de leden van de klankbordgroep. Dit is een groep van ongeveer vijftien telers die over de schouder meekijkt. Ook tijdens de diverse rondgangen en tijdens de Open Dag waren de bezoekers, veelal akkerbouwers uit de (wijde) omgeving, positief over hetgeen er op de omschakelpercelen van Ebelsheerd te zien was.

Hier worden twee biologische bouwplannen tegenover gezet: •B ouwplan 1: een vrij rustig en extensief bouwplan met granen, luzerne, erwten, sperziebonen en suikermaïs.

Bouwplan 1. De omschakeling vindt plaats van 2019 tot en met 2021. In deze jaren is duidelijk een dip in het bedrijfssaldo te zien. Deze dip ontstaat doordat (extensieve) gewassen biologisch geteeld worden maar nog niet de biologische marktprijs opbrengen, omdat het certificaat ontbreekt in de omschakelingsperiode.

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

• Bouwplan 2: een intensiever bouwplan met granen, luzerne, erwten, sperzie­ bonen maar ook zaaiuien en bloemkool. De diagrammen tonen duidelijk de ­verschillen in saldo en arbeid.

Bouwplan 2. Dit bouwplan is eveneens in 2019 gestart met omschakelen en laat een soortgelijk saldodip zien. Vervolgens gaat het bedrijfssaldo fors omhoog, ­doordat de intensieve teelten een veel hoger saldo opleveren.

23


Bouwplan 1. In de loop van de omschakeling naar biologische teelt ­vervijfvoudigd ongeveer het aantal arbeidsuren voor planten, wieden, oogsten of verwerken. Dit is relatief weinig omdat het bouwplan ­extensiever is met gewassen die relatief weinig arbeidsuren vragen.

Bouwplan 2. In dit bouwplan stijgt het aantal arbeidsuren vele malen sterker dan in Bouwplan 1. Grootste veroorzaker is de teelt van uien- en bloemkolen.

Het bouwplan en de intensiteit bepalen dus in sterke mate de teeltkosten en de opbrengst. Ook hebben bouwplankeuzes sterke gevolgen voor het teelt- en afzetrisico. Niet minder belangrijk is echter de vraag: welk bouwplan en welke intensiteit passen het best bij de ondernemer en het bedrijf, zie de kadertekst. Marc Versprille is werkzaam bij Delphy als adviseur Akkerbouw & Vollegrondsgroenten.

Bereken keuzes met de Omschakeltool Voordat een teler die wil omschakelen keuzes maakt, is het belangrijk de gevolgen zo goed mogelijk in te schatten. Dat kan door middel van de Omschakeltool, een rekenprogramma waarmee de kosten en baten van omschakeling op bedrijfsniveau kunnen worden ingeschat. De Omschakeltool berekent op basis van gewassaldo’s het bedrijfssaldo van de huidige situatie, de omschakelperiode en de volledig biologische bedrijfsvoering. Om inzicht te krijgen in de verandering op bedrijfsniveau tijdens en na omschakelen, is het nodig om zowel de huidige als de te verwachten bedrijfssituatie in beeld te hebben. Hiertoe worden eerst de perceelgegevens en het bouwplan van de teler ingevoerd. Het toekomstige bouwplan van biologische gewassen wordt samengesteld met daartussenin de omschakelperiode. Aan elke perceel-gewascombinatie wordt een saldo gekoppeld dat representatief is voor het bedrijf. Vervolgens kunnen de verwachte investeringen per jaar worden ingevoerd. Dit gaat met name over de productiefactoren mechanisatie, grond en gebouwen. Arbeid is gekoppeld aan de saldo’s. Het programma vergelijkt de verwachte bedrijfssaldo’s met het huidige bedrijfssaldo en geeft een financieringsbehoefte aan. De saldo’s waarmee wordt gerekend staan vermeld in de KWIN (Kwantitatieve Informatie voor Akkerbouw en Vollegrondsgroenten), vaak enigszins aangepast aan het gebied waarin het bedrijf zich bevindt, op basis van ervaringen van

24

Delphy. De grondsoort en de mate van onkruiddruk zijn zeer bepalend en KWIN geeft geen gebiedspecifieke biologische saldo’s. Op deze manier wordt een zo betrouwbaar mogelijk beeld gegeven van de te verwachten situatie. Verder kan het saldo aangepast worden naar de verwachtingen specifiek voor het bedrijf.

Een gewassaldo bestaat uit de opbrengsten (kg x prijs) minus de toegerekende kosten. De toegerekende kosten zijn zaaizaad of plantgoed, bemesting, energie en overige kosten. Daarnaast worden ook loonwerkkosten meegerekend. De kosten van arbeid, mechanisatie, grond en gebouwen behoren niet tot het saldo.

Uiteindelijk wordt gekeken naar de zogenaamde financieringsbehoefte van het bedrijf tijdens de ­omschakelperiode. In bovenstaande afbeelding wordt per jaar getoond wat het tekort is ten opzichte van het huidige saldo (rood) en wat de kosten van de benodigde investeringen zijn (groen). De blauwe staaf geeft het totaal hiervan weer en daarmee de verwachte financieringsbehoefte van dat jaar.

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Advertorial

“Het Hoogeland en het Marnegebied zijn het meest geschikt.”

De afzetmarkt van biologische peen is groeiend, in Nederland maar vooral ook in andere Europese landen. Bij ons vindt biologische peen vooral afzet bij supermarkten en biologische speciaalzaken. Peen is echter geen gemakkelijk gewas dat je er ‘even’ bij doet, aldus specialist Hendrik Eerkens in deze bijdrage. Wie er in Noord-Groningen mee aan de slag wil, kan op adequate ondersteuning rekenen. Tekst Hendrik Eerkens

Biologische peen, een teelt in opkomst D

e teelt van biologische peen in Noord-Groningen is qua oppervlakte tot nu toe zeer bescheiden van omvang. Binnen het bouwplan van biologische telers is peen één van de zogenaamde ‘cash-crops’. Oftewel één van de hoog salderende gewassen. Peen telen is echter niet iets waar je zomaar even aan kunt beginnen. Zonder de juiste kennis, mechanisatie en ondersteuning zal je er weinig plezier aan beleven. Aandachtspunten zijn de beheersing van onkruid en de wortelvlieg. De meeste geschikte grondsoorten zijn zavel en (lichte) kleigrond. Daarom is in de provincie Groningen de bodem van de streken het Hoogeland en het Marnegebied het meest geschikt. De teelt van deze Waddenpeen is niet alleen geschikt voor directe levering, maar ook voor bewaring en afzet in de periode november tot en met maart.

De telers van biologische peen krijgen ondersteuning van Agrifirm, partner van de Dutch Carrot Group (DCG). Belangrijk zijn teelt- en oogstbegeleiding, kwaliteit en bewaarbaarheid, en vermarkting. Doel is om de teler zoveel mogelijk te ondersteunen om te komen tot een goed product voor een goede prijs. De begeleiding van de telers in het veld begint al bij de levering van zaaizaad. De telers krijgen advies bij het zaaien, het bemesten, de gewasbescherming en de oogst. Daarbij wordt gelet op de stand van het gewas en worden teelttechnische adviezen gegeven. Het gaat erom dat de wortelen mooi in de kist naar het koelhuis of de wasserij gaan, om uiteindelijk bij de consument terecht te komen. Op de locatie Usquert heeft DCG in de afgelopen jaren van enkele telers in

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Noord-Groningen al biologische peen verwerkt en als gewassen en verpakte peen verkocht. Het areaal is echter nog zeer beperkt op dit moment. De kracht van de DCG is dat teelt, verwerking en afzet bijeen gebracht zijn in een peen-keten met korte lijnen. Met betrekking tot de verwerking gaat het om wassen, sorteren en verpakken in diverse soorten verpakkingen. Dit betreft zowel gangbaar als biologische geteelde peen, en specialiteiten zoals kleurenpeen. Naast peen vermarkt de DCG ook rode bieten en wortelpeterselie. Deze gewassen worden voor de DCG al geteeld in de provincie Groningen. Groei van het areaal bio-peen in het ­Waddengebied ligt voor de hand dankzij de locatie Usquert. Hiermee wordt dan tevens een bijdrage geleverd aan de vermindering van CO2-uitstoot. Dankzij de lokale verwerking worden immers heel weinig kilometers gemaakt. Hendrik Eerkens is werkzaam bij Agrifirm (contact via DCG: tel. 06-531 53 643).

25


Proefveld bereikt veelbelovende resultaten stikstofefficiëntie:

Blauwdruk voor circulaire landbouw

20

10

24

Honderd procent eigen stikstofwinning en nietkerende grondbewerking in bio-akkerbouw maakt het mogelijk superefficiënt om te gaan met stikstof. Maaimeststoffen en een uitgekiende vruchtwisseling zijn de sleutel voor succes in het Planty Organic akkerbouwsysteem.

V

olledig eigen stikstofvoorziening wordt al zeven jaar in praktijk gebracht op proefveld Planty Organic op Proefboerderij Kollumerwaard van SPNA. Deze proef in bio-akkerbouw op de noordelijke klei probeert de grens op te zoeken en de weg te verkennen voor de circulaire akkerbouw van de toekomst. Een zesjarige vruchtwisseling (zie figuur 2) bevat anderhalf jaar vlinderbloemigenmengsel waarvan maaimeststof gewonnen wordt. Die wordt op de percelen met peen, haver en aardappel toegediend als ‘interne’ mest. Op de opgebouwde bodemvruchtbaarheid na het inwerken van de vlinderbloemigen als maaimeststof groeit pompoen. Tarwe/veldboon bindt zijn eigen stikstof. Aanvoer van buiten vindt niet plaats, behalve dan de plantaardige stikstofbinding. Dit akkerbouwsysteem is geëvalueerd over de periode 2012-2016. Planty Organic scoort zeer goed op tal van aspecten. De stikstofuitspoeling is minimaal. Er vindt vrijwel geen uitstoot plaats van ammoniak, methaan en lachgas. De bodemvruchtbaarheid blijft op peil. Misschien is er zelfs sprake van opbouw van organische stof. En dat alles bij een productieniveau dat zich mag meten met gemiddeld biologisch. In de tabel staat de opbrengstverwachting op basis van de evaluatie van vijf jaar naast de werkelijke opbrengsten in 2017. De verwachte opbrengst werd in 2017 ruim overtroffen. Er zat dus nog ontwikkeling in het systeem. De interne stromen van organische stof en mineralen blijken een sleutelrol te vervullen. Van de 100 procent stikstof die jaarlijks door het systeem gaat wordt slechts 27 procent verkocht (zie figuur). De rest blijft op het bedrijf in de vorm van groenbemester, gewasresten,

26

19

% Stikstof

Tekst & foto’s Geert-Jan van der Burgt

‘Gewas­sen die in korte tijd veel stikstof nodig hebben, zijn nog wel een uitdaging.’

N

27

Maaimeststof

Gewasrest

Product

Groenbemester

Wortelmassa Figuur 1 Stikstofcomponenten in het systeem

wortelresten en maaimeststof. Hiermee wordt de bodem verzorgd en dit maakt een goede productie in het volgende jaar mogelijk. Daar zit wel een voorwaarde aan vast: de grond moet zo veel mogelijk ‘groen’ zijn. Altijd een groenbemester dus, ook na pompoen en zo mogelijk ook na winterpeen. We zoeken nog naar een techniek om geen dag tijd te verliezen na de peen-oogst. Zeer lage verliezen van stikstof zijn naast ‘groene grond’ te danken aan de stikstofbinding als zodanig en aan het traag vrijkomen van stikstof. Stikstofbinding vindt plaats zonder verliezen. Wil je stikstof via mest in je gewas krijgen dan zijn verliezen onvermijdelijk. Er ontsnapt altijd stikstof door vervluchtiging. Een mestgift verhoogt vaak de minerale stikstof in de bodem in één klap flink, met denitrificatie tot gevolg. Dat gebeurt allemaal niet met een langzaam werkende vlinderbloemige meststof. Om de vertering tijd te gunnen wordt de maaimeststof vaak al midden februari opgebracht en oppervlakkig ingewerkt. Het voordeel van het traag vrijkomen van de stikstof is tegelijk ook een nadeel. Gewassen die in korte tijd veel stikstof nodig hebben, zoals diverse tuinbouwgewassen maar ook spinazie en bloemkool, lijken niet zo maar in te passen in het systeem. Daar ligt nog een uitdaging. Innovaties in de praktijk horen bij de ontwikkeling van een nieuw akkerbouwsysteem. Je bedenkt een deel van tevoren, maar je kijkt gaandeweg ook wat mogelijk is of wat alsnog wenselijk is. Zo is in het najaar na de

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Onderzoek

Hergroen veldboon als groenbemester

Gewas

Opbrengst 2012-2016 kg/ha

Ingezaaide maaimeststof met haver

Opbrengst 2017 kg/ha

1

Vlinderbloemige

2

Pompoen

3A

Zomertarwe

1000

1000

3B

Veldboon

2500

3500

62000

59000

4500

5400

30000

39000

4

Winterpeen

5

Haver

6

Aardappel

9500

10500

18000

24000

aardappeloogst haver toegevoegd als component in het zaadmengsel voor de maaimeststof. Haver groeit in het najaar goed weg en geeft een mooi gesloten gewas door de winter. De eerste snede voor de maaimeststof is dan goed gevuld, maar met een relatief laag eiwitgehalte. Dit komt door het hoge aandeel haver ten opzichte van vlinderbloemigen. Na de eerste snede blijft er een prachtig mengsel over met luzerne, witte klaver, rode klaver en alexandrijnse klaver. Een andere toevallige innovatie in 2017 was de groenbemester na tarwe/veldboon. Het was na de oogst te nat voor grondbewerking en inzaai van een vlinderbloemige groenbemester. De tarweopslag en met name de hergroei van veldboon zorgden echter voor een prachtige groenbemester. Dat spaart dus grondbewerking en zaaizaad uit. Wel houden we in de gaten of hierdoor de onkruiddruk niet toeneemt. Telers in binnenland (o.a. Joost van Strien van akkerbouwbedrijf Zonnegloed) en buitenland doen intussen ook ervaring op met maaimeststoffen. Graag wisselen we ervaringen uit. Resterende vragen zijn er nog genoeg. Waren de goede opbrengsten in 2017 een toevalstreffer of zit er echt meer muziek in dan de evaluatie van de eerste vijf jaar laat zien? Zijn de planten in staat nutriënten te mobiliseren uit de ondergrond, waaronder fosfaat? Kan de stikstofbinding met vlinderbloemigen nog geoptima-

Pompen kort voor oogst

Figuur 2

1 2019

A

2

3 2020

4

5 2021

B

7

8 2022

9

C

10

11

2023

12

13

2024

1,2,13: Vlinderbloemigenmengsel voor maaimeststof; 3: Pompoen; 5/6: Tarwe/Veldboon; 8: Peen; 10: Haver; 12: Aardappel. 4/9: haver/rogge groenbemester; 7/11: vlinderbloemige groenbemester

liseerd worden, en daarmee het opbrengstpotentieel? Wegen de kosten van de maaimeststoffen op tegen de kosten van aankoop van mest of uitruil van grasklaver met mest? Kunnen we fosfaatafvoer compenseren met aanvoer van (GFT)compost en daarmee de circulaire akkerbouw dichterbij brengen? Aan deze en nog andere vragen willen we graag verder werken. De toekomst van het proefveld is echter financieel onzeker. We zoeken naar partijen die de ontwikkeling van dit circulaire akkerbouwsysteem van de toekomst mee willen financieren. Na zes jaar concluderen we dat er een innovatief akkerbouwbedrijf is ontwikkeld dat als blauwdruk kan dienen voor de circulaire akkerbouw van de toekomst. Een akkerbouw die minder of helemaal niet afhankelijk is van aanvoer van (deels gangbare) mest. Een akkerbouw die voor de boer voldoende oplevert. En die de maatschappij voorziet van schoon water, schone lucht, een biodivers landschap en duurzame bodemvruchtbaarheid.

‘Er vindt vrijwel geen uitstoot plaats van ammoniak, methaan en lachgas.’

Geert-Jan van der Burgt is als zelfstandig onderzoeker betrokken bij projecten rondom bodemvruchtbaarheid Het rapport ‘Planty Organic 5 jaar: evaluatie van bodemvruchtbaarheid, ­stikstofhuishouding en ­productie’ kunt u down­loaden van www.biowad.nl en www.louisbolk.nl

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

27


Efficiëntere winning, minder kosten, meer milieuwinst

BioRaffinage - Grassa machine

Nieuwe perspectieven door bioraffinage Kleinschalige bioraffinage verhoogt de opbrengstwaarde van de geteelde producten. Tevens recyclet het proces een groot deel van de mineralen op eigen grond. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor het biologisch verbouwen van suikerbieten, fabrieksaardappelen en grasklaver. Dat stelt oud-hoogleraar Johan Sanders, expert op gebied van bio-economie. Tekst & Foto’s | Johan Sanders

B

iologische producten als grondstof voor diervoeder en in samengestelde producten in de humane voeding hebben vaak een hogere kostprijs dan traditionele producten. Bioraffinage op kleine schaal, zoals ontwikkeld in Wageningen in de afgelopen 15 jaren, scheidt waardevolle componenten van elkaar en maakt het mogelijk om mineralen en water, en in aantal gevallen ook de resistente koolstofhoudende componenten, in een korte kringloop terug op het veld van oorsprong te krijgen. Dit kan in principe meteen op de dag van de oogst. Zulke kleinschalige bioraffinage bespaart veel transportkosten naar een centrale grote fabriek en vice versa, en bespaart water en energie. Deze efficiëntie- en milieuwinst

28

geldt zeker voor waterrijke producten als aardappelen, gras en bieten. Waarom vijf keer meer water dan suiker over de weg transporteren? Waarom bijna evenveel suiker naar een centrale fabriek brengen? Bij een schaalniveau met grondstoffen afkomstig van 400 à 500 ha, hebben we het over een substantiële besparing. Suiker kristalliseren op kleine schaal is mogelijk met een nieuwe technologie met ethanol. Ethanol maakt suiker slecht oplosbaar waardoor deze kristalliseert zonder dat er allerlei voorzuiveringen nodig zijn, zoals in de reguliere suikerwinning. De geproduceerde suiker heeft een zuiverheid van circa 98 procent. Er is min-

der energie nodig en de kosten per kilo suiker zijn niet hoger dan voor reguliere suiker. Op kleine schaal kunnen een aantal stappen weggelaten worden die op grote schaal wel nodig zijn. Het innovatieve kristallisatieproces wordt dit seizoen op een proeffabriek getest door het Wageningse bedrijf IPSS. Er zal nog twee tot drie jaar nodig zijn om dit proces in de markt te kunnen toepassen. Voor de biologische teelt van suikerbieten kan dit een cruciale ontwikkeling zijn. Nu is de verwerkingscapaciteit van de suikerfabrieken zo groot dat inpassen van een gescheiden verwerking van gecertificeerd biologische suikerbieten daar eigenlijk niet in past. Terwijl de biologische teelt goed

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Innovaties

te doen is en er ook vraag naar bio-suiker is. Kleinschalige lokale verwerking tot een tussenproduct dat na de campagne verwerkt kan worden tot eindproduct, zou biologische teelt van suikerbieten veel dichterbij brengen. Het terugdringen van transport (energiegebruik en CO2-

hoeft de kleinschalige zetmeelwinning nu niet helemaal vooraan in de (reguliere) campagne plaats te vinden. De gewassen kunnen langer doorgroeien en een hogere veldopbrengst opleveren. Hiermee kunnen akkerbouwers in de Veenkoloniën en het Noordelijk Zandgebied na omschakeling

“ Door de grascomponenten van elkaar te scheiden kunnen we het eiwit circa 50 procent efficiënter benutten.” uitstoot) en het terugbrengen van de restproducten (grond, organisch materiaal) naar het perceel van herkomst, passen ook perfect in de doelstelling van biologische productie. Wat de benodigde investering betreft, een kristallisatiefabriek die 4000 ton biologische suiker produceert op basis van 300 ha wordt op dit ogenblik ingeschat op circa 2,5 miljoen euro.

naar biologisch ook fabrieksaardappelen telen, met perspectief op afzet binnen de bio-markt met een hogere prijs voor het gecertificeerde product. Een inschatting van de investering: een mobiel aardappelzetmeelproces met een capaciteit van circa 2500 ton zetmeel, op basis van 300 à 400 ha aardappelveld, zal voor minder dan 1 miljoen euro beschikbaar komen.

Ook biologische zetmeelwinning ligt binnen bereik. Aardappelzetmeel winnen op kleine schaal is mogelijk middels een proces dat in een zeecontainer is gemonteerd door Dadtco uit Dordrecht. Dit bedrijf ontwikkelde dit proces met een capaciteit van circa 4 ton per uur op basis van cassavewortels in verschillende Afrikaanse landen. Dit jaar slaagde de firma erin ook een zetmeeldroger in een container in te bouwen. Dit maakt het hele proces mobiel. In plaats van cassavewortels kunnen zetmeelaardappelen verwerkt worden. Afhankelijk van het aantal draaiuren per jaar, is een werkgebied van circa 300 ha per machine haalbaar. Evenals voor biologische suiker geldt,

Wisselteelt is ideaal voor biologische akkerbouw: een aantal jaren hoogsalderende gewassen afgewisseld met een tweejarige kunstweide, waarin eventuele probleemonkruiden goed bestreden kunnen worden en de bodemvruchtbaarheid op peil blijft. De grasklaver kan misschien geteeld worden in samenwerking met een nabijgelegen biologische veehouder of door levering aan een groenvoerdrogerij. Technisch biedt zich nu ook een derde mogelijkheid aan, gebaseerd op de volgende gedachtegang. Graseiwitten zijn er in verschillende soorten. De oplosbare eiwitten hebben voor de koe slechts beperkte waarde omdat deze in de pens geheel worden afgebroken en door

de pensflora ten koste van veel energie weer tot eiwit moet worden opgebouwd. De onoplosbare eiwitten worden door de koe voor een belangrijk deel als bestendig eiwit benut, daardoor profiteert ze van de hoge concentratie essentiële aminozuren in graseiwit. De oplosbare eiwitten kunnen na drogen dienst doen als goede sojaschrootvervangers in het varkens- of pluimveedieet. Het bedrijf Grassa heeft het hele proces van het scheiden van de grascomponenten op een oplegger van een vrachtwagen gemonteerd. De machine kan overal naartoe rijden waar gras en andere groene bladeren zoals bietenloof voldoende beschikbaar zijn. Door de grascomponenten van elkaar te scheiden kunnen we het eiwit circa 50 procent efficiënter benutten en krijgen we naast een normale opbrengst van melk nog eens voldoende eiwit om varkens en kippen te voeren. Wanneer we ook nog de oplosbare voedingsvezels uit het gras kunnen winnen, verdubbelt de waarde van de producten die van een hectare komen ten opzichte van de waarde van traditioneel ingekuild gras. Ook bij de raffinage van gras geldt dat de mineralen uit het gras grotendeels in een korte cyclus, zelfs nog tijdens het groeiseizoen, kunnen worden gerecycled. De vierde generatie processor is beschikbaar. In feite biedt deze waardeverhoging de mogelijkheid kunstweide in het teeltplan op te nemen. Dat gebeurt nu al op verschillende plaatsen in de Veenkoloniën: twee jaar gras, een jaar aardappelen, dan bieten en dan weer gras. Je mag in dit geval spreken over gras als vierde gewas! Een mobiel gras-bioraffinageproces met een werkgebied van 800 à 1000 ha zal voor 750.000 euro beschikbaar kunnen komen. Conclusie: Bioraffinage van biologisch grondstoffen kan de biologische teelt van suikerbieten, fabrieksaardappelen en hoogwaardige voederproducten uit grasklaver in de Noordelijke akkerbouw mogelijk maken. Bioraffinage brengt de omschakeling naar biologische teelt in met name de Veenkoloniën en de Noordelijke Zandgronden dichterbij. Bovendien opent bioraffinage de weg naar een goede recycling van mineralen. Prof. dr. Johan Sanders is oud-hoogleraar biobased products.

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

29


Vermindering bladluizen in erwt geteeld in de stroken

Strokenteelt vraagt denkwerk

In het variëteitenmengsel geteeld in stroken van 3 meter hoefde pas 17 dagen later gebrand te worden.

Het telen van verschillende landbouwgewassen in naast elkaar gelegen stroken, van bijvoorbeeld 3 of 6 meter breed, kan zich verheugen in een toenemende belangstelling. Afgelopen jaar is verder geëxperimenteerd en is op praktijkschaal nagegaan wat de praktische inpasbaarheid met mechanisatie is. Tekst | Dirk van Apeldoorn, Fogelina Cuperus, Harpreet Singh Sondh, Wijnand Sukkel & Walter Rossing

S

trokenteelt is het naast elkaar telen van gewassen in breedtes die overeen komen met de werkbreedtes van landbouwmachines (bijvoorbeeld 3 of 6 m). De verwachting is dat strokenteelt (en gewasdiversiteit in het algemeen) een belangrijke bijdrage kan leveren in de zoektocht naar een weerbaar landbouwsysteem met concurrerende opbrengstniveaus ten opzichte van monoculturen; efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen als water, licht en nutriënten, een lage ziekte- en plaagdruk en een hoog niveau aan biodiversiteit. Zo’n acht jaar geleden is Wageningen UR begonnen met het experimenteren met strokenteelt. De resultaten blijken hoopgevend. Ook het afgelopen jaar (2017) is er volop met stroken- en mengteelt geëxperimenteerd in Lely30

stad, Wageningen en Zeewolde. Op het biologisch proefbedrijf de Broekemahoeve (Wageningen UR) in Lelystad is een proef uitgevoerd met droge erwt en zomertarwe in strookbreedtes van 0.25, 0.5, 1.5, 3 en 6 meter breed. Op het biologisch proef­ bedrijf Droevendaal in Wageningen lag een proef met zomertarwe, grasklaver, aardappel, koolzaad en winterrogge in stroken van 3 en 6 meter breed, waarbinnen ook nog met het mengen van verschillende rassen werd geëxperimenteerd. In Zeewolde lag op perceel Gz12 van het biologisch akkerbouwbedrijf ERF bv een proef van zo’n 50 hectare met gras­klaver, aardappelen, spinazie, spruiten en wortelen in stroken van 6, 12 en 24 meter breed. In deze experimenten hebben we gekeken naar opbrengstniveaus, ziekte- en plaag-

druk en aanwezigheid van natuurlijke vijanden. Daarbij werden resultaten van de stroken vergeleken met naastgelegen grootschalige monoculturen. Daarnaast is bij ERF bv de praktische inpasbaarheid met mechanisatie onderzocht. Lelystad, stroken erwt en graan: het opvallendste resultaat was de vermindering van het aantal bladluizen in de erwt wanneer er in stroken werd geteeld. Alle strookbreedtes hadden significant minder bladluizen dan grootschalige monocultuur. De totale opbrengst (erwt+zomertarwe) was gemiddeld zo’n 28 procent hoger in de stroken dan in de referentie monoculturen. Het aandeel erwt en tarwe in de totale opbrengst was zeer wisselend bij verschillende strookbreedtes. Bij de strookbreedtes

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


onderzoek

Zeewolde, akkerbouwgewassen in stroken van 6, 12 en 24 meter. Ook op perceel Gz12 werd een onderdrukkend effect waargenomen van strokenteelt op de uitbreiding van phytophthora. Zowel in de 6, 12 en 24 meter brede stroken was een tragere verspreiding zichtbaar vergeleken met de referentie van 48 meter breed. Uiteindelijk zijn om praktische redenen alle stroken tegelijk gebrand, maar toch werd in de 12 en 24 meter een 5 procent tot 12 procent hogere opbrengst gevonden dan in de 48 meter brede referentie­ stroken. In de spruitkool is gekeken naar voorkomen en aantasting door bladluizen en aardvlooien. In het midden van de 6 meter brede strook werden minder bladluizen gevonden dan in het midden van de andere (bredere) stroken. Het is mogelijk dat door het gebruik van biologisch toegestane bestrijdingsmiddelen (zoals Spinosad) de natuurlijke plaagbeheersing werd verstoord waardoor er weinig effect van strookbreedte werd gevonden. Aan de randen van de spruitkool stroken hebben we minder aardvlooien waargenomen dan in het midden van de strook (zie figuur 1). De opbrengst van spruiten in het midden van de stroken was gemiddeld lager dan in de referentie. Deze lagere opbrengst werd in de 6 meter brede stroken gecompenseerd door een veel hogere opbrengst aan de randen. Naast een hogere opbrengst aan de randen was ook de kwaliteit van de spruiten hoger, met 15 procent minder aantasting. Opvallend was dat de spruit-

kool zowel naast de bloemenrand als naast de spinazie minder aangetast was dan het midden van de stroken. De spruitkool naast de spinazie gaf ook nog eens een veel hogere opbrengst, (zie figuur 2). Voor peen werden geen (significante) opbrengstverschillen gevonden tussen de verschillende strookbreedtes. Wel vonden we een onverwacht praktisch nut van de gras-klaver strook die naast de peen strook lag. Door de gras-klaver strook als transportbaan voor de oogst te gebruiken, werd verdichting van de peen-strook beperkt tot het effect van de oogstmachine. Het resultaat hiervan was duidelijk zichtbaar na de winter: waar in de 48 meter brede peen strook overal plassen stonden, waren de stroken van 6 meter droog. Over de voor- en nadelen van strokenteelt hebben we in het afgelopen jaar veel geleerd. We hebben kunnen proeven aan de praktijkuitdagingen bij grootschalige mechanisatie in de 50 hectare proef bij ERF bv., die in 2018 zal worden gecontinueerd. In 2018 zijn er op verschillende locaties strokenproeven en demo’s aangelegd, zo ook op het biologisch proefbedrijf de Broekemahoeve. Deze proef staat in de spotlights tijdens de BioVelddag op 21 juni. U bent van harte welkom om een kijkje te komen nemen. De onderzoekers zijn de hele dag aanwezig om al uw vragen over strokenteelt zo goed mogelijk te beantwoorden. Dirk van Apeldoorn, Fogelina Cuperus, Wijnand Sukkel en Walter Rossing zijn werkzaam bij Wageningen UR; Harpreet Singh Sondh is afgestudeerd MSc student biologische landbouw van Wageningen Universiteit. De gegevens zijn verzameld door studenten van de Farming Systems Ecology group: Thom van der Sluijs, Ruben Dummer, Zohralyn Homulle, Ken van Driesten, Laurens van Run, Matheo Mourik. Meer informatie: dirk.vanapeldoorn@wur.nl Acknowledgements: projecten DiverIMPACTS, LegValue, Remix, Beter Bodembeheer.

30 20

Cultivar Agria Allouette Carolus

10 0 3 6 3 Strook breedte (m)

6

66

Figuur 1

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Peen

Spruitkool

1.5

1.0

0.5

Randrij gras-klaver Midden Randrij aardappel Randrij gras-klaver Midden Randrij aardappel Randrij gras-klaver Midden Randrij aardappel

Opbrengst ton/ha

40

Relatieve opbrengst

Aardappel

0.0 6 12 24 48

Figuur 2

6 12 24 48

Randrij bloemen Midden Randrij spinazie Randrij bloemen Midden Randrij spinazie

Wageningen, akkerbouwgewassen in stroken van 3 en 6 meter. In de 6 meter brede stroken met aardappel Agria werd geen verschil in phytophthora aantasting waargenomen in vergelijking met de Agria geteeld op een blok van een halve hectare. Daar stond tegenover dat in de 6 meter brede stroken waarin een mengsel werd geteeld van Agria, Carolus en Allouette gemiddeld 4 dagen later gebrand kon worden ten opzichte van de Agria mono­ cultuur. De 3 meter brede stroken met alleen Agria hadden eenzelfde effect als de 6 meter stroken met het mengsel, dus dit betekende ook branden met 4 dagen vertraging. Het variëteiten-mengsel geteeld in stroken van 3 meter leverde een zeer sterke vertraging op van de phytophthora epidemie: hierin hoefde pas 17 dagen later gebrand te worden dan in de monocultuur. Door de extra groeidagen werd een 6 ton/ ha hogere opbrengst behaald. Conclusie is dat wederom is vastgesteld dat strokenteelt een onderdrukkend effect heeft op de binnenveldse verspreiding van phytophthora

in aardappels. Grotere effecten werden gevonden in nauwere stroken (3 m beter dan 6 m) en bij mengen van resistente en vatbare rassen in plaats van telen van monocultuur.

Randrij bloemen Midden Randrij spinazie

van 25 en 50 cm had de opbrengst van erwt duidelijk te lijden onder de aanwezigheid van de tarwe (-34 procent, -10 procent resp.). De tarwe profiteerde van de erwt in de smalle strookbreedtes en bracht 77 procent (25 cm strook) en 60 procent (50 cm strook) meer op dan een of twee rijen in een tarwemonocultuur. In de grotere strookbreedtes presteerde zowel erwt als tarwe 30 procent beter dan in de mono­culturen. Conclusie is dat strokenteelt van erwt en graan, in elk geval tot 6 meter breedte, bladluizen in erwt onderdrukt en de totale opbrengst (erwt+zomertarwe) per hectare verhoogt. Het aandeel tarwe in de totale opbrengst neemt toe bij nauwere strookbreedtes.

6 12 24 48

Strook breedte (m)

31


Praktijkervaring van biologische boeren belangrijk voor innovatie schoffelmachines

Steeds preciezer schoffelen Met machinefabrikanten HAK en Steketee heeft Nederland twee internationaal georiënteerde schoffelbouwspecialisten in huis. Beide zijn in eigen land goed vertegenwoordigd. Wanneer je voor welk merk moet kiezen blijft een punt van discussie voor biologische ondernemers. Aan de techniek liggen duidelijke visies ten grondslag. Een dubbelinterview met Koos Havelaar van HAK en Leonard Mol van Steketee. Tekst & foto’s | Niels van der Boom

HAK

‘Op zoek naar het ultieme schoffelmes’ Schoffeltechniek zit in het bloed van de familie Havelaar. Vanuit een nieuw fabriekspand in Bleiswijk opereert inmiddels de vierde generatie. De Nederlandse markt blijft belangrijk voor HAK. Daarvoor blijft het continue innoveren. “Ons doel is om ieder jaar met een nieuwe machine te komen”, aldus directeur Koos Havelaar.

Koos Havelaar, HAK: “Het ultieme schoffelmes is nog niet uitgevonden. We blijven daarom zoeken.”

Schoffels maken is vakwerk bij HAK. Het watersnijden gebeurt met een machine. De rest gebeurt met de hand. Met de opgespoten slijtvaste laag wolfraam is het uniek.

De elementen van HAK hebben een gefreesde lagering. Zo ontstaat geen zijdelingse speling, zelfs wanneer de machine ouder wordt.

32

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


Mechanisatie

De geschiedenis van fabrikant HAK gaat 100 jaar terug. De smid groeide uit tot machinebouwer waar al snel ook wied- en schoffelmachines werden geproduceerd. Anno 2017 is het de core business, verdeeld over zes verschillende series. “De meeste nieuwe ideeën komen voort uit de praktijk van onze klanten. De lijn tussen probleem en oplossing is zo kort mogelijk”, aldus Havelaar. “We werken met kleine series en lage aantallen onderdelen. Innovaties kunnen zo snel worden doorgevoerd. Het is lastig om trends aan te wijzen. Dat wisselt ieder jaar. Ongeveer 60 procent van onze machines gaat naar het buitenland toe. Duitsland is de grootste markt. Gangbare bedrijven tonen interesse in schoffeltechniek, maar het blijft vooral bij praten. Weinigen maken de overstap. Het draait vooral om de biologische sector.”

“Door kleine series te bouwen kunnen innovaties snel worden door­ gevoerd.”

Er is altijd verbering mogelijk, volgens Havelaar. Daarbij gaat het vaak om millimeters. “We zetten in op precisie en houden onze machines licht. Dat vereist geen grote trekker en in de machine zit ruimte voor het gewas”, licht hij toe. “Neem de gefreesde lagering van onze elementen. Dit voorkomt zijdelingse speling. Ook wanneer de machine ouder wordt. Die nauwkeurigheid vind je wereldwijd nergens terug. Daarom zijn wij Nederlandse fabrikanten zo succesvol. Tot zes meter werkbreedte is voor ons gangbaar. Door een lichte bouwwijze te hanteren kun je ook gemakkelijk breder gaan. Bij klein en compact is de teelt gebaat. Zo hebben we zelf twee werktuigdragers ontwikkeld. In de toekomst kunnen die misschien wel autonoom werken. De techniek is nu nog erg duur, maar wij zijn er wel klaar voor. Dat schoffelrobots hun intrede gaan doen, daar ben ik zeker van. GPS-gestuurde machines helpen nu al bij de nauwkeurigheid. Schoffelen in de rij, met torsieen vingerwieders, is eveneens in opkomst.” Een lichte bouwwijze heeft als voordeel dat de machine erg toegankelijk is om hem af te stellen. “Het draait om zo min mogelijk grond los te schoffelen, wat voor minder onkruid zorgt”, meent Havelaar. “Daarbij zoeken we het duidelijk in de precisie. We geven klanten goede instructies mee en bezoeken ze. Door onze modulaire bouw zijn alle onderdelen uitwisselbaar, zelfs met andere merken. De mogelijkheden zijn oneindig. Het is dan ook een uitdaging om met zo min mogelijk onderdelen veelzijdig te werken en bewerkingen te combineren. Schoffelmessen produceren we zelf. Een mes vinden dat vlak is, goed snijdt en weinig slijt blijft actueel. Het ultieme schoffelmes is er nog niet. Met hulp van TNO hebben we het zelfs een wetenschappelijke benadering gegeven. Het mes kunnen we opspuiten met een dun laagje wolfraam. Nadeel is het arbeidsintensieve proces, waardoor de kosten verdubbelen. We blijven daarom zoeken naar nieuwe inzichten.”

EKOLAND | SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018

Jan-Jaap Struik, Steketee: “Camerabesturing neemt nu een vlucht om langs en in de rij te schoffelen. Elektronica doet steeds meer zijn intrede.”

Steketee

‘Camerasysteem neemt nu echt een vlucht’ De afgelopen twee decennia zet machinefabriek Steketee in op de ontwikkeling van camerasystemen op schoffelmachines. Hiermee wordt nauwkeuriger langs en in de rij geschoffeld. De techniek neemt nu een vlucht. Ook de komende jaren kunnen we op dit vlak innovatie verwachten. Voor Steketee is de export van groot belang. Zo’n 80 procent van de machines gaat de landsgrenzen over. Binnen Europa is Frankrijk een zeer belangrijke land, mede omdat het bedrijf hier door een goede dealer is vertegenwoordigd. “We zien steeds meer machines breder dan zes meter verkocht worden. Dit jaar hebben we voor het eerst meerdere

33


12 meter brede schoffelmachines met camerasystemen verkocht”, zegt verkoopdirecteur Leonard Mol. “Voor de ruggenteelt is drie meter de meest gangbare maat. Vlakveld is dat 6 of 6,75 meter. Vanwege de breedte en exportpositie kiezen we voor een robuuste bouwwijze. Soms wordt een 200 pk trekker gebruikt. In het verleden was dat ondenkbaar. We hebben dit jaar meer machines in Nederland verkocht, maar het is lastig trends aan te wijzen. Bij gangbare telers is wel interesse. Het vergt echter een geheel andere denkwijze en de investering is groot. In het buitenland zien we wel een brede interesse.” Er is veel agrarische kennis aanwezig binnen de fabriek. Veel van de medewerkers komen uit de agrarische sector. Verkoop en productie zijn nauw met elkaar verbonden om snel op de klantvraag in te spelen. Alle machines worden vooraf eerst getekend en met de klant doorgesproken. “Steketee biedt een zo breed mogelijk pakket schoffelmachines aan. Wel proberen we zoveel mogelijk te standaardiseren”, legt productspecialist JanJaap Struik uit. “Er zijn drie elementen: basis, triltand en een combi. Die laatste heeft kogellagers in plaats van glijlagers. Van daaruit gaan we verder. De mogelijkheden zijn oneindig. Bijna altijd monteren we eigen componenten. Naast de schoffelmessen ook torsie-, vinger- en borstelwieders. Die zijn ook los leverbaar. Zo leveren we schoffelmessen aan Kramp, maar verkopen ook zelf. Het assortiment schoffelmessen loopt van 8 tot 65 centimeter. Dit is redelijk uitgekristalliseerd. De focus van onze ontwikkeling ligt op andere vlakken. Wel worden beduidend meer zijmessen verkocht waarmee nauwkeuriger is te schoffelen. Vooral op onze camera-gestuurde schoffels. ”

Steketee werkt met 3 basiselementen die vaste stelen, triltanden of een combinatie hebben. Uiteindelijk mogelijkheden zijn oneindig.

34

“Een camera­ systeem is niet goedkoper dan GPSbesturing maar wel nauw­ keuriger.”

De ontwikkeling van de cameratechniek gaat verder. Sinds begin jaren 2000 werkt Steketee met het camerabesturingssysteem Eco-Dan. “Inmiddels doen we de doorontwikkeling daarvan in eigen beheer. Daarvoor zijn nieuwe mensen in dienst genomen, die zich richten op de softwaretechniek,” legt Mol uit. “Voorheen zaten er twee man op de ontwikkeling. Nu zijn dat er vier. Voor ons een flinke stap vooruit. De ontwikkeling van hardware en software doen we zelf. Alleen het programmeerwerk doet een specialist voor ons. Hier werken we dagelijks aan. Op de Agritechnica beurs in Hannover tonen we onze toekomstvisie op dit gebied. Denk daarbij aan een toenemende nauwkeurigheid voor gewassen met een kleine rijafstand.” Het leveringsprogramma omvat de IC-Light en IC-Weeder. Eerstgenoemde stuurt alleen langs de rij. De weeder schoffelt tevens in de rij en herkent daarbij iedere plant. Tevens is het mogelijk meststoffen per plant te doseren.” De interesse is enorm toegenomen in de laatste drie jaar. “Van het Eco-Dan-systeem verkochten we misschien 10 tot 15 systemen per jaar. Dit jaar is het aantal IC-machines opgelopen tot ruim 50”, vertelt Struik. “Een camerasysteem is niet goedkoper dan GPSbesturing maar wel nauwkeuriger. Zelfs met GPS zit er soms een bochtje in de rij. De komende jaren neemt de elektronica op schoffelmachines louter toe. We kunnen nu al elementen per rij in- en uitheffen. Isobusgestuurde machines zijn een wens, om de bediening te vereenvoudigen. Voor autonome schoffelmachines is nog een lange weg te gaan. Camerabesturing werkt met kleurherkenning. De verschillen per perceel zijn soms enorm. Het menselijk oog blijft nodig om hier op te anticiperen.”

Camerabesturing is een speerpunt van Steketee. Het ziet duidelijk meer interesse. De techniek wordt in huis ontwikkeld en is nog lang niet klaar.

SPECIAL BIOLOGISCHE AKKERBOUW IN GRONINGEN – 2018 | EKOLAND


AGRO - ECO ADVISORS adviseurs voor biologische productie en afzet Omschakelen naar biologische productie Koppeling biologische productie en afzet

@vakbladekoland

Innovatie in biologische productie en marktontwikkeling

Ekoland is er altijd, overal, al 38 jaar lang! Onafhankelijk, kritisch en betrokken.

Peter Brul • 06-579 33 452 Hoofdweg 242 • 9695 AV Bellingwolde www.agro-eco-advisors.com

Neem nu een abonnement via onze website voor € 94,99 i.p.v. € 104,99 en je ontvangt een jaar lang Ekoland in de bus.

www.ekoland.nl


De Graanrepubliek De Graanrepubliek is samenwerkingsverband van boeren en graanverwerkende bedrijven. Een verwerkingsfaciliteit van met name biologisch geteelde granen uit Groningen in een prachtig gerestaureerde 19e -eeuwse werkplaats voor stoomlocomotieven in Bad Nieuweschans. Een mouterij, brouwerij, distilleerderij, twee pastamakers, een vlokken- en mueslimaker, een bakker, een winkel, twee horecagelegenheden en een mosterdmakerij onder één dak. De coöperatieve vereniging Graanrepubliek draait om het maken van kwaliteitsproducten van ingrediënten geleverd door Groninger biologische akkerbouwbedrijven.

D

aarmee is de Graanrepubliek niet alleen een productiefaciliteit van een groep producenten van levensmiddelen en genotmiddelen, maar ook een innovatie werkplaats, een ‘food lab’. In samenwerking met het nabij gelegen proefbedrijf Ebelsheerd wordt onderzocht hoe van oude soorten en moderne rassen lekkere en betaalbare producten gemaakt kunnen worden. Maar de Graanrepubliek is meer dan een productie faciliteit en een food lab, het is ook een visitekaartje en een uithangbord voor de Groninger akkerbouw. Het is een brug naar de consument, letterlijk en figuurlijk. Achter alle productie-eenheden loopt een brug, zodat bezoekers de gehele verwerking van graan tot eindproduct kunnen bekijken. Met wandel- en fietsroutes langs de graanvelden, excursies en proeverijen wordt het hele proces van graan tot brood, bier, pasta, havermout, jenever en alle andere producten beleefbaar gemaakt.

Transparanter dan in de Graanrepubliek kun je voedselproductie niet maken. En dat levert dan ook nog de lekkerste producten op! Zoals het zuurdesembrood van bakker Wiebrand van tarwe, spelt en rogge dat zo dichtbij groeit dat de boer ze bij wijze van spreken persoonlijk aflevert. Pasta Leone maakt al fantastisch lekkere ravioli in Haarlem en gaat in Bad Nieuweschans ook aan de gang met Groninger granen, voor horeca en consument. Eli*Pasta*Deli vult aan met andere pasta’s. Mouterij Kiemkracht is de eerste kleinschalige mouterij in Nederland die de link kan leggen tussen lokale graanteelt en craft beer brewers. De eigen brouwerij, Witte Klavervier zorgt voor een breed pallet aan bijzondere bieren. Familiedistilleerderij Hooghoudt kan met het stookbier volop experimenteren en heerlijke jenevers produceren in de eigen stokerij. De Haverrepubliek verwerkt, zoals de naam al zegt, vooral haver tot havermout, maar produceert ook muesli en granola van een

allerlei granen. Marne, dé mosterdmaker van Nederland, verwerkt hier mosterdzaad van Groninger herkomst tot Groninger mosterd en allerlei andere typen mosterd. Bij LocLoods 1877 kunnen bezoekers de graan- en andere gerechten proeven en kopen. Kortom, bij de Graanrepubliek kom je samen om smaken te delen en nieuwe verhalen te ontdekken. Van graan, van Groningen en van de makers. Samen geven zij de teelt en verwerking van granen in al hun verscheidenheid een nieuwe impuls. Meer informatie is te vinden op Facebook en de website graanrepubliek.nl. Coöperatie de Graanrepubliek Oudezijl 1, 9693 PA, Bad Nieuweschans 0597 - 312 611 info@graanrepubliek.nl

w w w. g r a a n r e p u b l i e k . n l


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.