Slootbeheer

Slootbeheer, lessen uit de praktijk

Stichting RAVON
26-SEP-2018 - In Nederland ligt ruim 300.000 kilometer sloot. Vegetatierijke, ondiepe wateren zijn van groot belang voor de voortplanting en opgroei van vis- en amfibiesoorten. Het slootmilieu staat echter onder druk door het jaarlijks maaien van waterplanten om de watertransportfunctie te waarborgen. Samen met waterschappen onderzoekt RAVON hoe sloten optimaal beheerd kunnen worden.

De sloten in de ingepolderde moerasgebieden vervullen al eeuwenlang een belangrijke functie voor aquatische fauna. Kraakheldere en plantenrijke sloten zijn de afgelopen vijftig jaar echter steeds zeldzamer geworden. Het intensiever schonen met moderne machines leidt tot uniforme, soortenarme sloten. Bij het schonen belanden veel vissen op de oever. Met relatief kleine aanpassingen in slootbeheer is al veel te bereiken. Beschermde soorten als grote modderkruiper, bittervoorn en kleine modderkruiper varen hier wel bij.

Oude schoolplaat 'Vissen in de sloot'

Slim sparen van vegetatie goed voor de biodiversiteit

In de praktijk blijken watergangen vaak intensiever geschoond te worden dan noodzakelijk is vanuit de afvoerfunctie die ze hebben. In dergelijke wateren kan veel meer vegetatie blijven staan. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden ieder jaar slechts één van de oevers te maaien. Vissen en amfibieën hebben hier veel baat bij.

Door een kwart van de vegetatie te sparen en de maaikorf vóór de oever omhoog te halen nemen de vluchtmogelijkheden voor vissen toe

Creëren ontsnappingsroute voor vissen

De maaikorf waarmee geschoond wordt, fungeert in feite als een groot schepnet als deze tegen de kant omhoog wordt gehaald. Een ontsnappingsroute voor vissen is heel simpel te creëren door altijd vanaf de tegenoverliggende oever te beginnen met maaien, en vervolgens op de oever vanaf waar gemaaid wordt een klein randje vegetatie te sparen. De vissen blijven hierdoor in het water langs de kant achter en worden niet langer opgeschept. Ook is het van groot belang dat er, zoals de gedragscode van de waterschappen voorschrijft, altijd van het slootuiteinde af wordt gewerkt. Als er naar het slootuiteinde wordt toegewerkt worden de vissen in de sloot namelijk opgedreven, en aan het slootuiteinde opgeschept.

Tussen het maaisel zijn onder andere veel grote modderkruipers aangetroffen

Klimaatverandering en waterberging bieden ruimte

Slootbeheer in Rijnstrangengebied

Het klimaat verandert. Sloten zijn ooit aangelegd om water aan en af te voeren maar voor het bergen van water na een hoosbui zijn veel sloten te smal. Retentiegebieden en natuurvriendelijke oevers geven invulling aan de waterbergingsopgaaf die hoort bij een grilliger klimaat, maar bieden ook kansen voor soorten van overstromingsvlaktes. Ondiep water van tien tot twintig centimeter in de periode april tot en met juli biedt volop kansen voor jonge vissen, grote modderkruipers en amfibieën. Bij een project van Waterschap Drents Overijsselse Delta nabij Dalfsen werden in een recent afgegraven waterbergingsgebied naast een sloot tientallen jonge grote modderkruipers aangetroffen. Een ander voorbeeld is het niet schonen van een breder slootdeel en de aanleg van een kleine laagte door Waterschap Rijn en IJssel bij een sloot in het Rijnstrangengebied. Tijdens een vismonitoring bleek dat uitsluitend op deze twee plekken hoge dichtheden jonge grote modderkruipers aanwezig waren.

Meer informatie

In het tijdschrift RAVON 67 is een artikel verschenen met als titel "Noodzaak van schadebeperkende maatregelen voor vissen bij schonen en baggeren" (pdf; 0,8 MB).

Tekst: Arthur de Bruin, Jan Kranenbarg & Gerrit Kolenbrander, RAVON
Foto's: Arthur de Bruin (leadfoto: natuurvriendelijke oever naast een maisakker); Sanne Ploegaert; Gerrit Kolenbrander