Paddenstoelen nemen iets toe als gevolg van lagere stikstofuitstoot

Centraal Bureau voor de Statistiek, Nederlandse Mycologische Vereniging
30-AUG-2017 - Na een sterke teruggang in de jaren zeventig en tachtig als gevolg van zeer hoge stikstofdeposities, nemen de ectomycorrhiza-paddenstoelen sinds het midden van de jaren negentig weer toe. De belangrijkste oorzaak hiervan is de lagere stikstofuitstoot. Houtbewonende paddenstoelen en bodembewonende saprotrofe paddenstoelen laten geen duidelijke trend zien.

Het CBS heeft, in samenwerking met de Nederlandse Mycologische Vereniging, een nieuwe analyse gemaakt van de gegevens uit het NEM meetnet bospaddenstoelen en de karteringsgegevens van de NMV. In hun publicatie hebben Van Strien en zijn collega’s met behulp van een combinatie van meetnet- en karteringsgegevens een nieuwe analyse gemaakt van de beschikbare data vanaf 1965. Er is gebruik gemaakt van NMV-verspreidingsgegevens van 130 goed in het veld herkenbare soorten bospaddenstoelen, verdeeld over drie functionele groepen:

  • Ectomycorrhizavormende soorten (hierna ECM-soorten genoemd). Een mycorrhiza is een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels. Bij ectomycorrhiza groeien de schimmeldraden alleen om de buitenkant van de plantenwortel heen. Binnen deze groep is een onderscheid gemaakt in stikstofgevoelige soorten en stikstoftolerante soorten.
  • Bodembewonende saprotrofe soorten. Saprotrofe paddenstoelen leven van dood organisch materiaal, plantaardig of dierlijk.
  • Houtbewonende paddenstoelen.

De mischien niet zo mooie, maar gevoelige Blauwvoetstekelzwam wordt met name in de duinen weer meer gemeld.

Dit leverde de volgende resultaten op:

  • Ten gevolge van de verzuring en vermesting zijn de meeste ECM-soorten in de periode van 1965-1985 substantieel achteruit gegaan. Na 1994 echter, herstellen de meeste soorten zich weer enigszins, slechts zes soorten gingen (nog verder) achteruit.
  • De positieve trend was sterker bij ECM-soorten die als stikstofmijdend te boek staan, bij stikstoftolerante soorten is het herstel minder opvallend.
  • De trends van ECM-soorten verschillen van die van andere functionele groepen: saprotrofen en parasieten.
  • Het herstel was duidelijker in die gebieden die altijd al minder belast waren met stikstof, zoals Drenthe. In het zuiden van het land, zoals in Noord-Brabant, was de trend minder duidelijk.
  • Het herstel is in belangrijke mate toe te wijzen aan de reductie van de stikstofbelasting. Veranderingen in het bosbeheer lijken in individuele gevallen mede van invloed te zijn, maar zijn niet nationaal van toepassing geweest. Ook de invloed van neerslag is betrekkelijk: hoewel over de hele periode de jaarlijkse neerslag is toegenomen, met name in de zomer, is het herstel dat na 1994 is vastgesteld juist in een relatief droge periode begonnen: behalve voor 1998 was de neerslag in de zomer tussen 1994 en 2000 juist lager dan gemiddeld.

Ook in de toekomst worden paddenstoelen als de Indigoboleet in de gaten gehouden.Omdat veelal de indruk bestaat, dat veel ECM-soorten overleven in lanen, terwijl ze in de bossen zelf nog steeds achteruit gaan, is er een aparte analyse gedaan van soorten die alleen in het bos, en niet in lanen voorkomen. Het betrof daarbij voornamelijk begeleiders van Berk en Grove den. Hierbij werd eveneens bevestigd dat ook daar de opgaande lijn in de trends startte vanaf het eind van de jaren negentig. De conclusie is dat het negatieve effect van stikstofdispositie op terrestrische ecosystemen in het algemeen, en ECM-paddenstoelen in het bijzonder, evident is. Ook toont de studie aan dat de maatregelen tot reductie van deze stikstofbelasting van het milieu positieve effecten hebben op de paddenstoelenflora in het algemeen. Niet alleen algemene ECM-soorten profiteerden er van, ook enkele soorten van de Rode Lijst zijn significant toegenomen. Natuurlijk is het herstel nog licht en is de situatie van voor 1975 nog lang niet bereikt. De huidige stikstofbelasting is in veel gebieden nog altijd (ver) boven de norm en vermesting van kwetsbare, voedselarme gebieden vindt nog steeds plaats. Het is daarom mede onze taak dit onder ogen te brengen van de politiek. Deze studie is een van de weinige die positieve effecten rapporteert van grootschalig ingezette milieumaatregelen. Voor een belangrijk deel is dit mogelijk gebleken door de inzet van een grote groep enthousiaste vrijwilligers, die hebben bijgedragen aan het meetnet bospaddenstoelen en het karteringsproject van de Nederlandse Mycologische Vereniging.

Meer statistiek

Zoals al aangegeven is gewerkt met drie functionele groepen: ectomycorrhizavormende soorten, bodembewonende saprotrofe soorten en houtbewonende paddenstoelen. En is binnen de ectomycorrhizavormende groep een onderscheid gemaakt in stikstofgevoelige soorten en stikstoftolerante soorten. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) bepaald met behulp van zogenaamde List Length-analyse. Voor de analyse zijn gegevens gebruikt van 1965-1985 en 1994-2013. Omdat de gegevens zonder vast meetprotocol zijn verzameld, is gecorrigeerd voor variatie in waarnemersinspanning. Dat is gedaan door het aantal soorten dat per kilometerhok in een jaar is genoteerd (List Lenght= lengte van de jaarlijst), op te vatten als maat voor de waarnemersinspanning in een kilometerhok. Omdat deze methode niet alle bronnen van vertekening kan ondervangen, zijn de data vóór analyse gefilterd om vertekening in de trends te voorkomen.

Dit onderzoek is verschenen in het Journal of Applied Ecology onder de titel Woodland ectomycorrhizal fungi have benefitted from large scale reduction of nitrogen deposition in the Netherlands.

Tekst: Alfons Vaessen en Chiel Noordeloos
Foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging