Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn"

Transcriptie

1 Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn Plan ten behoeve van duurzame instandhouding van de beekprik Frank Spikmans, Sanne Ploegaerts en Jan Kranenbarg

2

3 Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn Plan ten behoeve van duurzame instandhouding van de beekprik Frank Spikmans, Sanne Ploegaerts en Jan Kranenbarg

4 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Colofon Status uitgave: eindrapport Rapportnummer: Datum uitgave: Titel: Subtitel: Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn. Plan ten behoeve van duurzame instandhouding van de beekprik. Wijze van citeren: Spikmans, F., S. Ploegaerts, & J. Kranenbarg, Soortmanagementplan beekprik gemeente Apeldoorn. Plan ten behoeve van duurzame instandhouding van de beekprik. Stichting RAVON, in opdracht van Gemeente Apeldoorn & Waterschap Vallei en Veluwe, 80p. Samenstellers: Foto s omslag: F. Spikmans, S. Ploegaerts, J. Kranenbarg Ugchelsebeek (links, Frank Spikmans), paaiende beekprikken (rechts, Blikonderwater) Aantal pagina s incl. bijlagen: 80 Projectnummer: Projectleider: Naam en adres opdrachtgever(s): Frank Spikmans Gemeente Apeldoorn Waterschap Vallei & Veluwe 2017 Stichting RAVON, Nijmegen 2

5 Stichting RAVON Inhoud 1 Inleiding Wat is een soortmanagementplan? Beekherstelprogramma gemeente Apeldoorn Leeswijzer Dankwoord 8 2 Levenswijze van de beekprik Uiterlijk en levenswijze Uiterlijk Habitat en voedsel Voortplanting en levenscyclus Verspreiding Verspreiding in Nederland Verspreiding regio Veluwe Karakteristieken leefgebied in Nederland 12 3 Voorkomen van beekprik in de gemeente Apeldoorn Verspreiding en dichtheid Onderzoeksmethode Ligging paailocaties beekprik Verspreiding, dichtheid en leeftijdsopbouw beekpriklarven Habitatkwaliteit & connectiviteit leefgebieden Methode habitatbeoordeling Habitatkwaliteit en migratieknelpunten Zuurstofgehalte in het water Ecologische toestand beken Staat van instandhouding 38 4 Hoe rekening te houden met de beekprik bij ingrepen Geplande beekherstelmaatregelen Verleggen en dempen beektracé Aanpassen beekprofiel Aanleg vispassage Aanpassing duiker of overkluizingen Baggeren van beek, zandvang of sprengkop Maaien oever- en watervegetatie Schonen sprengenkoppen Plaatsing beschoeiing Wijzigen waterhuishouding 54 5 Kansen voor verbeteren beekprikleefgebied Verbeteren habitatgeschiktheid Verbeteren van de migratiemogelijkheden Knelpunten en aanbevolen maatregelen per beek Realisatieplan voor maatregelen 64 6 Monitoringsplan 65 3

6 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 7 Conclusies 70 8 Literatuur 72 Bijlage 1. Parameters habitatbeoordeling 74 Bijlage 2. Dichtheid beekprik per beektraject Bijlage 3. Zuurstofgehalte Bijlage 4. Jaarlijkse beheerswerkzaamheden Waterschap 77 4

7 5 Stichting RAVON

8 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 1 Inleiding 1.1 Wat is een soortmanagementplan? In een soortmanagementplan (SMP) wordt beschreven hoe de gunstige staat van instandhouding of uitbreidingsdoelstellingen van een soort bewerkstelligd kan worden, in relatie tot de ingrepen in het gebied die van invloed op de soort kunnen zijn. Het is een instrument om aan de wettelijke eisen voor soortbescherming te voldoen waarbij ingrepen in het leefgebied soepel doorgang kunnen vinden, doordat in het SMP per ingreep beschreven is hoe er met een soort rekening gehouden moet worden. Naast reguliere ingrepen in het leefgebied, zoals het schonen van watergangen, worden ook de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in het SMP meegenomen. In het plan wordt vastgelegd welke maatregelen genomen moeten worden om vaste voortplantings-, rust- verblijfplaatsen van beschermde soorten te behouden en om de populaties in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Het idee is dat een SMP kan dienen als de ecologische onderbouwing bij een te verlenen gebiedsgerichte ontheffing onder de huidige Ffw art 75c gedurende de periode waarvoor het SMP geldt. Ook in de nieuwe Wet natuurbescherming die vanaf van kracht is, wordt een SMP gezien als een bruikbaar instrument voor de aanvraag van een gebiedsgerichte ontheffing. Met een gebiedsgerichte ontheffing kunnen voor meerdere jaren ruimtelijke ontwikkelingen in een plangebied worden toegestaan, zonder dat deze op het moment van uitvoering ieder apart getoetst hoeven te worden. De gebiedsgerichte benadering zorgt voor minder administratieve rompslomp, een betere juridische borging en een betere bescherming van de dieren. Procedures worden hierdoor versneld en vergemakkelijkt. 1.2 Beekherstelprogramma gemeente Apeldoorn De gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe werken samen aan het herstel van de beken en sprengen in Apeldoorn. Beekherstel is een belangrijke pijler in het Apeldoorns Waterplan dat in 2005 door gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe is vastgesteld. Dit plan omvat het herstellen van 14 beken in de stad met een totale lengte van 40 km (figuur 1). Het Waterplan gaat uit van een afronding van het beekherstelprogramma in De maatregelen zijn niet alleen op de beek zelf, maar ook op de inrichting van een zone daarnaast gericht. De doelstellingen die daarmee gerealiseerd worden zijn: ruimte bieden aan afgekoppeld regenwater, overtollig grondwater, ecologie, recreatie en cultuurhistorie. In 2015 is de tussenstand van het Waterplan opgemaakt. Deze is beschreven in het document Tussenstand: 10 jaar beekherstel in Apeldoorn, pijler van het Apeldoorns Waterplan. Dit laat zien dat er een groot aantal onderdelen reeds zijn uitgevoerd waardoor de kwaliteit en zichtbaarheid van de beken in Apeldoorn verbeterd zijn. Anno 2015 is zo n 30% van de beoogde 40 km beeklengte hersteld. De herinrichting van de Grift, en Koningsbeek zijn grotendeels gereed en delen van de Eendrachtspreng, Orderbeek en Driehuizerspreng zijn inmiddels hersteld (figuur 1). De komende jaren richt het beekherstelplan zich op de realisatie van 6

9 Stichting RAVON maatregelen in de Ugchelsebeek, Schoolbeek, Steenbeek waarbij ook de buitenstedelijke trajecten betrokken worden. Figuur 1. Tussenstand per 2015 na 10 jaar beekherstelmaatregelen in de gemeente Apeldoorn. 7

10 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 1.3 Leeswijzer De ecologie en levenswijze van de beekprik worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk drie wordt op basis van verspreiding, dichtheid en leeftijdsopbouw de staat van instandhouding van de beekprik bepaald. In hoofdstuk 4 worden de ingrepen die plaats vinden in het plangebied beschreven, waarbij het effect op beekprik en mitigatiemogelijkheden worden bepaald. In hoofdstuk 5 worden maatregelen beschreven die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de staat van instandhouding van de beekprik in de gemeente Apeldoorn. In hoofdstuk 6 wordt een plan gepresenteerd voor de monitoring van de staat van instandhouding van de soort. Samenvattende conclusies worden beschreven in hoofdstuk 7. Het voorliggende SMP heeft betrekking op beken van het Grift-systeem en de Kayersbeek en Zwaanspreng binnen de gemeente Apeldoorn (figuur 2). 1.4 Dankwoord Het voorliggende SMP beekprik is tot stand gekomen in een prettige samenwerking met gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe. We danken de betrokken leden van KNNV Werkgroep Sprengen en Beken, Dorpsraad Ugchelen (commissie water) en de Bekenstichting voor de inbreng van lokale, historische en ecologische kennis in het project. Paaiende beekprikken (Blikonderwater) 8

11 Stichting RAVON Figuur 2. Ligging van de beken en beektrajecten (trajectcodes in blauw) in het plangebied. Voorliggende SMP richt zich op beken van het Grift-systeem en de Kayersbeek en Zwaanspreng binnen de gemeentegrens van Apeldoorn. 9

12 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 2 Levenswijze van de beekprik In Nederland komen drie priksoorten voor: zeeprik, rivier- en beekprik. Ze behoren tot de familie van de rondbekken (Petromyzontiformes), die onderdeel is van een aparte klasse in het dierenrijk, de kopschildvissen (Cephalaspidomorphi). Ze hebben een opmerkelijke levenswijze waarbij de blinde larven in de bodem opgroeien en na een aantal jaar metamorfoseren en daarbij ogen en een zuigbek krijgen. 2.1 Uiterlijk en levenswijze Uiterlijk Prikken hebben een palingachtig uiterlijk. Anders dan bij rivier- en zeeprik zijn de tanden in de zuigbek van beekprik weinig ontwikkeld en stomp. Ook is de volwassen beekprik kleiner dan de andere twee priksoorten. Aan de zijkant van het lichaam bevinden zich zeven ronde kieuwopeningen, die samen met het oog en het buisvormige neusgat in één lijn staan. Daaraan hebben prikken hun bijnaam negenoog te danken. Er zijn geen borsten buikvinnen aanwezig en de twee rugvinnen zijn aaneengegroeid en bezitten geen vinstralen. De geelbruine tot roze larven zijn blind. Ze hebben geen ogen en een spleetvormige mond en één lange rugvinzoom. De larven van beekprik en rivierprik zijn in het veld niet van elkaar te onderscheiden. Paaiende beekprikken. 10

13 Stichting RAVON Habitat en voedsel Beekprik is een typische bewoner van (kleine) beken en sprengen die een afwisseling vertonen in bodemsubstraat en morfologie. Snelstromende trajecten met substraat in de vorm van grof zand en grind worden afgewisseld met luwe traag stromende delen met slib en detritus (De Vos, 2012). De larven leven meerdere jaren in de traag stromende delen waar fijn sediment (slib, fijn zand) en dood organisch materiaal (detritus) bezinken. Op deze plekken graven de larven zich in en filteren zij kiezelalgen en fijn detritus (Seeuws et al., 1996). Volwassen beekprikken eten na de metamorfose niet en sterven na de paai Voortplanting en levenscyclus Afhankelijk van de watertemperatuur paait beekprik tussen februari en juni. Ze doen dit in groepjes van enkele dieren tot soms tientallen exemplaren. De dieren paaien tussen grind en stenen op plaatsen met een hogere stroomsnelheid. Door met de zuigmond steentjes te verplaatsen wordt een ovale kuil van ongeveer 20 cm doorsnede gemaakt. De eitjes worden hierin afgezet en bedekt met zand en stenen. Niet lang na de paai sterven de volwassen dieren. Na twee weken komen de larven uit, en zakken de beek af op zoek naar een geschikte bodem om zich in te graven. De larven blijven zes tot negen jaar in de bodem ingegraven om bij een lengte van 12 tot 20 cm te metamorfoseren waarbij zich de geslachtsorganen, de zuigmond en de ogen ontwikkelen. 2.2 Verspreiding Verspreiding in Nederland De beekprik komt momenteel in Nederland voor in Limburg (zijbeken Geul, Roer en Niers), Noord-Brabant (Keersop, Dommel, Reusel), Achterhoek Gelderland (stroomgebied Slinge), Veluwe- Gelderland en Overijssel (Springendalse beek). Enkele waarnemingen op de Gelderse en Overijsselse grens met Duitsland zijn zeer waarschijnlijk uitgespoelde exemplaren uit bovenstroomse beekdelen in Duitsland en duiden niet op de aanwezigheid van een populatie. In figuur 3 zijn de verspreidingsgegevens uit de periode opgenomen. Figuur 3. Verspreiding van de beekprik in Nederland (gegevens NDFF). 11

14 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Verspreiding regio Veluwe Op de Veluwe zijn vier ruimtelijk gescheiden leefgebieden van de beekprik aanwezig, te weten in de Hierdense beek, Oude beek, Eerbeekse beek en het Griftsysteem (figuur 4). De grootste populatie bevindt zich in de Grift en de zijbeken van dit systeem. De aanwezigheid van beekprik is bekend uit de Ugchelsebeek (Koppelsprengen), Grift, Winkewijert, Wenumse beek, Egelbeek, Smallertse beek, Dorpse beek, Hartense Molenbeek, Molenbeek, Verloren beek, Klarenbeek en de Tongerense beek. Door de aanwezigheid van migratiebarrières is er binnen het Grift-systeem sprake van meerdere deelpopulaties die (in stroomopwaartse richting) van elkaar geïsoleerd zijn. In de Hierdense beek is de beekprik in 2007 herontdekt (Van Beers, 2013). Het is onzeker of de beekprik momenteel nog voorkomt in de Eerbeekse beek, tijdens een gericht onderzoek werd de soort niet meer aangetroffen (Heuvelmans, 2016). In de Oude beek (ook wel Beekbergse beek) komt de beekprik nog verspreid voor. Deze beek mondt uit in de IJssel en staat niet in direct contact met de andere populatie in deze regio. 2.3 Karakteristieken leefgebied in Nederland De beekprik leeft in beken en kleine rivieren. Larven worden aangetroffen in stromingsluwe delen en oevers van beken, met een bodem bestaande uit fijn sediment (slib, fijn zand) en dood organisch materiaal (detritus). De voortplanting vindt plaats in traject met stroming op een substraat van fijn grind en zand. In deze paragraaf wordt het leefgebied van de beekprik in Nederland beschreven aan de hand van habitatopnames die zijn gemaakt in het kader van een herintroductieproject in Noord-Brabant (Spikmans et al., 2013). Lengte breedte diepte - profiel De beekprik leeft in Nederland in beken die qua lengte, breedte en diepte tamelijk verschillend zijn. Zo leeft de soort in de Springendalse beek in een traject van minder dan 3 kilometer lang met een breedte van circa één meter. In de Keersop komt de soort voor in een traject van 18 kilometer lang met breedtes tot 8 meter. De gemiddelde breedte van beken waar beekprik voorkomt ligt rond de 3 meter. De beken hebben in de meeste gevallen een meanderende loop, waarbij vaak meer dan 40% van de beeklengte een meanderend karakter heeft. Hiermee samenhangend is het profiel (dwarsdoorsnede) van de beek meestal asymmetrisch (doorgaans 60% of meer van het beektraject). Alle beken worden gekenmerkt door de aanwezigheid van ondiepere delen (5-10 cm). Doordat in een deel van de beken kommen en uitgesleten bochten aanwezig zijn, varieert de maximale diepte van 40 tot 100 centimeter. Water- en oevervegetatie Beken waar de beekprik voorkomt liggen vaak grotendeels in het bos. De beschaduwing door bomen op de oevers bedraagt vaak meer dan 50% van de beeklengte. Daarmee samenhangend is de watervegetatiedekking, met name in de beschaduwde delen, laag. In meer open trajecten zijn vaak bulten sterrenkroos aanwezig en loopt de vegetatiebedekking op tot 75%. 12

15 Stichting RAVON Figuur 4. Rond de Veluwe komt de beekprik voor in vier van elkaar gescheiden leefgebieden (gegevens NDFF ). 13

16 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Stroming en substraat Kenmerkend voor de Nederlandse beken waar de beekprik voorkomt is dat deze nooit droogvallen. Vrijwel alle beken vertonen permanente stroming. Uitzondering vormen de Willinkbeek (Achterhoek) en de Beekloop (Noord-Brabant), die in tijden van weinig neerslag kunnen stagneren. De maximale stroomsnelheid varieert van 30 tot 100 cm/s. Stromingsluwe delen zijn in alle beken aanwezig, in binnenbochten, diepere kommen en dicht tegen de oever. In alle Nederlandse beken waar de beekprik voorkomt bestaat het bodemsubstraat uit zand, fijn grind (<2 cm) en detritus (dood organisch materiaal). In sommige beken is ook grof grind en puin aanwezig. Paaiende beekprikken worden meestal waargenomen op een bodemsubstraat bestaande uit voornamelijk fijn grind (< 2cm) en zand. De hoeveelheid fijn grind, uitgedrukt als % van het totale oppervlak loopt tussen de onderzochte beken sterk uiteen, van 1% in de Springendalse beek tot 36% in de Kendel. In de meeste beken bestaat het bodemsubstraat voor meer van 10% uit fijn grind. De beekprik komt echter ook voor in beken waar maar 1 tot 2% grind aanwezig is. Blijkbaar is de hoeveelheid grind niet bepalend voor de geschiktheid van een beek als paaigebied, zo lang er maar enig grind aanwezig is. Een tekenend voorbeeld hiervan is vastgesteld in de Beekloop, waar paaiende beekprikken uitsluitend werden gevonden op een klein oppervlak (<1 m 2 ) fijn grind, dat was schoongespoeld door een stroomversnelling bij een dood stuk hout in de beek. Larven van de beekprik worden in Nederland meestal aangetroffen op stromingsluwe plaatsen waar slib- en detritusbanken aanwezig zijn. In de Egelbeek (Veluwe) en de Zieversbeek (Zuid-Limburg) ontbreken deze banken en worden larven aangetroffen in doorwortelde oevers waarin ook slib aanwezig is. De dikte van de slib- en detritusbanken varieert van 2 tot 35 centimeter en bedraagt in de meeste gevallen gemiddeld 10 of meer centimeter. De hoogste dichtheden larven werden gevonden in de dikkere slib- en detritusbanken ( 20 cm). Tenslotte is in veel van de Nederlandse beken waar beekprik voorkomt dood hout aanwezig, gemiddeld meer dan 5% van het oppervlak, met uitschieters tot 20%. De aanwezigheid van dood hout is kenmerkend voor structuurrijke en beschaduwde beken met beboste oevers. De aanwezigheid van dood hout zorgt op kleine schaal voor variatie in bodemsubstraat door ophoping van detritus en schoonspoeling van grindbanken. 14

17 Stichting RAVON Actueel leefgebied van de beekprik in de gemeente Apeldoorn. Vanaf linksboven met de klok mee: Ugchelsebeek bij de Koppelsprengen, Ugchelsebeek nabij de G.P. Duuringlaan, Grift bij Prinsenweide en Grift bij de Jachtlaan. 15

18 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 3 Voorkomen van beekprik in de gemeente Apeldoorn 3.1 Verspreiding en dichtheid Onderzoeksmethode Om een zo compleet mogelijk en actueel beeld te verkrijgen van de beekprik in de gemeente Apeldoorn is gebruik gemaakt van bestaande gegevens, aangevuld met gegevens van aanvullend veldonderzoek in het kader van deze studie. In de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) zitten gevalideerde waarnemingen van ondermeer waterschappen, telmee.nl en waarneming.nl. Voor een actueel beeld zijn gegevens uit de periode opgevraagd. In maart - april 2016 zijn aanvullende gegevens verzameld over de ligging van paaiplekken. Hierbij is op zicht gezocht naar de aanwezigheid van paaiende beekprikken. In de periode juni september 2016 zijn aanvullende bemonsteringen uitgevoerd, gericht op de aanwezigheid van larven. Hierbij is met een fijnmazig RAVON-net gezocht naar de aanwezigheid van beekprikken in het sediment (zie foto). Deze bemonsteringen richtte zich op beekdelen met geschikt substraat voor priklarven. Het bemonsterde oppervlak varieerde tussen trajecten van 0,4 tot 6 m Ligging paailocaties beekprik Figuur 5 laat de actuele verspreiding van beekprik in Apeldoorn zien. De beekprik is aanwezig in de Grift, Ugchelsebeek, Winkewijert en de Wenumse beek. Mogelijk kwam de soort in het verleden ook voor in de Schoolbeek, harde waarnemingen ontbreken echter en de soort is er recent niet waargenomen. Belangrijke paailocaties van de beekprik liggen momenteel in de bovenloop van de Ugchelsebeek; in de Koppelsprengen en het traject 16

19 Stichting RAVON hotspot met hoge dichtheid priklarven hotspot met hoge dichtheid priklarven Figuur 5. Verspreiding beekprik (larven en paailocaties) in de gemeente Apeldoorn (Data NDFF en gegevens onderzoek RAVON 2016). 17

20 Aantal SMP beekprik Gemeente Apeldoorn tussen de snelweg A1 en deze sprengen. In de Koppelsprengen worden jaarlijks tientallen paaiende dieren gezien. In de periode werden er minder paaiende beekprikken gezien (figuur 6), wat waarschijnlijk verband hield met de verzanding van grindbedden als gevolg van het opspuiten van zand bij het aanbrengen van nieuwe beschoeiing. In 2016 lijkt zich dit te herstellen er werden opnieuw weer veel paaiende beekprikken gezien (figuur 6). Verspreid over de hele Grift vanaf de Eendrachtlaan in de bovenloop, in de Hofstraat in het centrum tot bij Prinsenweide ten noorden van de stad worden paaiende beekprikken gezien. In de Winkewijert en Wenumse beek worden relatief lage aantallen paaiende beekprikken gezien. In de Winkewijert, in het beektraject rond de Laan van Westenenk en verder stroomopwaarts, zijn in 2015 en 2016 maximaal acht adulte beekpikken gezien (gegevens gemeente Apeldoorn en NDFF). In de Wenumse beek zijn in 2012 twee paaiende beekprikken gezien benedenstrooms van de Wenumse molen. De soort is daar recent niet meer waargenomen, niet in het kader van voorliggend onderzoek en ook niet bij bemonsteringen door werkgroep De Prik (Blankena, 2016) Figuur 6. Aantal paaiende beekprikken in de Koppelsprengen. Weergegeven is het maximaal aantal paaiende beekprikken dat gezien is op één dag (gegevens NDFF ) Verspreiding, dichtheid en leeftijdsopbouw beekpriklarven Larven van de beekprik zijn waargenomen in de Grift, Ugchelsebeek en Winkewijert (figuur 4). De bemonstering in 2016 zijn gestandaardiseerd uitgevoerd, zodat een beeld is verkregen van de dichtheden. De geleverde inspanning per traject en de vastgestelde dichtheid aan beekprikken is opgenomen in bijlage 2. De beekprik is binnen de gemeente Apeldoorn weliswaar wijd verspreid aanwezig in met name de Ugchelsebeek en de Grift, maar de dichtheid is in de meeste beektrajecten laag. Criteria voor hoge of lage dichtheden en dichtheden van beekprik in Nederlandse beken worden besproken in kader 2. De hoogste dichtheden die in dit onderzoek in 2016 zijn vastgesteld variëren van 3,6 tot 6,0 larven per m 2. Trajecten met een hogere dichtheid zijn: o Ugchelsebeek benedenstrooms van de molen Altena molen tot iets benedenstrooms van de snelweg A1 (trajecten Ug-0 6 en Ug-07, figuur 1); o Ugchelsebeek bovenstrooms van de Eendrachtstraat (traject Ug-01); o Grift in het Verzetstrijderspark (traject Gr-04). 18

21 aantal Stichting RAVON Een hogere dichtheid priklarven gaat samen met de aanwezigheid van optimaal habitat en de ligging van paaiplaatsen. De hogere dichtheid in de Ugchelsebeek benedenstrooms van de molen Altena laat zich verklaren door de bovenstrooms gelegen belangrijke paaiplek in de Koppelsprengen, in combinatie met de geschiktheid van het habitat. De beek is hier lokaal wat verbreed, waardoor stroming vermindert en detritus en fijn sediment zich ophoopt. In het najaar van 2015 is hier een dichtheid van 44 priklarven per m 2 gemeten (Heuvelmans, 2016). Deze locaties functioneert ook als zandvang voor het waterschap. In 2009 en 2014 werden in dit deel van de Ugchelsebeek ook al een groot aantal beekprikken aangetroffen (Soes, 2014). In de Steenbeek, nabij de monding in de Ugchelsebeek zijn in 2015 acht beekpriklarven aangetroffen, waarschijnlijk als gevolg van de inlaat van water uit de Koppelsprengen (Soes, 2014). In de Grift in het Verzetstrijderspark is ook een dikkere laag fijn sediment met detritus aanwezig als gevolg van een locale verbreding van de Grift en ook hier zijn geschikte paaiplekken in de direct nabijheid beneden- en bovenstrooms aanwezig. De gemeten maximale dichtheden in optimaal habitat blijven in de meeste trajecten onder de maat (<10 larven /m 2, zie kader 1). De gemiddelde dichtheid binnen alle bemonsterde trajecten in beken waar de beekprik voorkomt is slechts 0,3 priklarven/m 2 (±0,7). Ook deze dichtheid voldoet niet aan de gestelde eis voor een heel stroomgebied (> 2 larven /m 2, zie kader 1). De lengte van de in 2016 gevangen beekpriklarven is gemeten. Op basis hiervan kan ingeschat worden wat de leeftijd van een larf is. We nemen aan dat larven kleiner dan 3 cm 0-1 jaar oud zijn, 3-7 cm 1-2 jaar, 7-11 cm 2-3 jaar en grotere larven drie jaar of ouder (Spikmans et al., 2013). Figuur 7 laat zien dat er zowel in 2015 als in 2016 beekprikken van meerdere leeftijdsklassen aanwezig waren onderzoek 2016 Ugchelse beek (A1) lengte (cm) Figuur 7. Lengte-frequentie verdeling beekpriklarven op basis van onderzoek RAVON 2016 (Grift en Ugchelsebeek) en gegevens Ugchelsebeek 2015 (Heuvelmans, 2016). 19

22 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Kader 1. Dichtheid prikken: wat is veel? Ter beoordeling van de kwaliteit van een populatie beek- of rivierprik hebben Harvey & Cowx (2003) gesteld dat de dichtheid van larven in optimaal habitat minimaal 10 larven per m 2 moet zijn en gemiddeld over een stroomgebied minimaal 2 larven/m 2. In diverse Nederlandse beken is door RAVON op gestandaardiseerde wijze de dichtheid van beekprikken onderzocht. De dichtheden in deze beken varieert van 1 tot 29 priklarven per m 2 (tabel 1). In beken waarvan we aannemen dat de beekprikpopulatie in een duurzame staat is (Keersop en Boven Slinge) is de dichtheid in optimaal habitat hoger dan 10 larven per m 2. In andere beken is de dichtheid meestal duidelijk lager dan 10 larven/m 2. We nemen op basis hiervan aan dat de criteria van Harvey en Cowx (2003) ook voor de Nederlandse situatie te gebruiken zijn. Tabel 1. Dichtheid van prikken in Nederland. Regio Beek Dichtheid beekprik (n/m 2 ) Bron Winterswijk Willinkbeek 5,6 De Koeijer, 2016 Ratumse beek 1,5 De Koeijer, 2016 Boven Slinge 9 De Koeijer, 2016 Osinkbemersbeek 29 De Koeijer, 2016 Veluwe Oude beek 1-3 Heuvelmans, 2016 Egelbeek (Vaassen) 3-7 Heuvelmans, 2016 Smallertsche beek (Emst) 1-10 Heuvelmans, 2016 Verloren beek (Beekbergen) 11 Heuvelmans, 2016 Klarenbeek 12 Heuvelmans, 2016 Ugchelsebeek (Keienbergweg) 44 Heuvelmans, 2016 Brabant Keersop (2014) 4-17 Data RAVON Keersop (2015) 2 20 Data RAVON Noord-Limburg Niers 1 9 Spikmans,

23 Stichting RAVON 3.2 Habitatkwaliteit & connectiviteit leefgebieden Methode habitatbeoordeling In de periode juli - augustus 2016 zijn alle beken in het plangebied bezocht om een beoordeling van de habitatkwaliteit te maken. Er is onderscheid gemaakt in habitat voor larven en habitat voor paai. De beken zijn verdeeld in trajecten die van gelijke aard zijn, waarbij rekening is gehouden met de ligging van migratiebarrières. De opgenomen parameters (bijlage 1) betreffen hoofdzakelijk stroomsnelheid, diepte, substraatsamenstelling en de aanwezigheid van watervegetatie, holle oevers, beschoeiing en beschaduwing. Op basis hiervan is beoordeeld of er geschikte paaiplekken aanwezig zijn (schoon grind in combinatie met voldoende stroming) en of er geschikt habitat voor larven aanwezig is (dikke laag detritus en fijn sediment in combinatie met een lage stroomsnelheid). De aanwezige migratieknelpunten en vismigratievoorzieningen zijn beoordeeld op hun barrièrewerking of functioneren als vispassage Habitatkwaliteit en migratieknelpunten Het oordeel over de habitatkwaliteit en de aanwezigheid van migratieknelpunten is op kaart weergegeven in figuur 8. Hieronder worden de verschillende aspecten van dit oordeel per beek (van noord naar zuid) nader beschreven. Wenumse beek Benedenstrooms van de Wenumse Watermolen is de beek geschikt voor zowel paai als voor larven van beekprik (We-02, figuur 8). Er is voldoende afwisseling in stroomsnelheid. Het substraat bestaat voornamelijk uit zand of detritus, met een kleine hoeveelheid grind. De watermolen (W1, figuur 8) vormt een barriere voor stroomopwaartse migratie. Langs de molen is weliswaar een bypass aanwezig, maar deze is door de snelle stroming mogelijk slecht optrekbaar in stroomopwaartse richting. Bovenstrooms van de watermolen (We-03, figuur 8) is de stroomsnelheid laag en bestaat de bodem voornamelijk uit blad en slib. Hier is de beek (matig) geschikt voor larven van beekprik, maar is er geen geschikt paaihabitat aanwezig. De Wenumse beek in de benedenloop (links) en de bovenloop (rechts). Papegaaibeek De beek is optrekbaar vanuit de Grift. De benedenloop (Pa-01, figuur 8) heeft een rechte loop met weing structuur en een hoge stroomsnelheid. De bodem in dit traject bestaat 21

24 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn voornamelijk uit zand, met weinig grind. In de oevers is een beetje slib en detritus aanwezig, maar dit vormt geen optimaal habitat voor de larven. Onder de Wenumse weg is een onpasseerbare duiker aanwezig (P1, figuur 8). De bovenloop valt in de zomer droog (Pa-02, figuur 8). De beek heeft met name in de benedenloop potentie voor de beekprik. De Papegaaibeekbeek is in de benedenloop weinig structuurrijk (links) en een onpasseerbare duiker onder de Wenumse weg (rechts). Koningsbeek De beek is optrekbaar vanuit de Grift. In het benedenstroomse traject (Ko-01, figuur 8) is er weinig debiet. De beek stroomt nauwelijks en is plaatselijk stagnant. Ten westen van de Stadhoudermolenweg valt de beek deels droog. De beide vispassages (Ko1 en Ko2, figuur 8) bestaan uit een cascade stuw van puin. De meest benedenstroomse passage werkte niet door de te lage waterafvoer ten tijde van het veldbezoek. Bij hogere afvoer functioneert deze mogelijk wel. De vispassage verder stroomopwaarts kan in de huidige staat wel functioneren. In het bovenstroomse deel (ronde de Zwolseweg, Ko-02, figuur 8) is de habitatgeschiktheid voor beekprik wisselend. Door veel slib en algen zijn delen ongeschikt. Nabij de Zwolseweg zijn wel beperkte mogelijkheden voor paai (grindbodem aanwezig) en zijn er geschikte detritusbanken aanwezig. De beek als geheel heeft weinig potentie voor beekprik. Mogelijk zijn er op het terrein van Paleis het Loo nog geschikte habitats aanwezig voor beekprik. Dit deel van de beek was voor dit onderzoek niet toegankelijk. De Koningsbeek valt in de benendenloop deels droog (links), in de bovenloop zijn kleine grindbanken aanwezig (midden), kleine cascadestuw (rechts). 22

25 Stichting RAVON Beek in Kerschoten Korte beek met weinig debiet. Er is veel detritus aanwezig, maar ook veel slib. De stroomsnelheid is te laag, waardoor er geen zand en grind schoon spoelt. Op korte afstand van de Grift is een onpasseerbare stuw met vast peil aanwezig (Ker1, figuur 1). Bovenstrooms daarvan is de beek stagnant. De beek heeft momenteel weinig potentie voor beekprik. Badhuisspreng De Badhuisspreng is overgedimensioneerd en daardoor stagnant. In de benedenloop stroomt de beek door een stadsvijver. De beek is voor een groot deel overkluisd. De bovenloop heeft wel een open ligging, in het sprengenpark. In de huidige staat is de beek niet geschikt als leefgebied voor beekprik.. De beek heeft weinig potentie voor beekprik. De beek bij Kerschoten (links). De Badhuisspreng valt in de bovenloop droog (rechts). Driehuizerspreng De Driehuizerspreng bevond zich tot voor kort grotendeels onder de grond (overkluisd). Een herstelplan is in 2016 in uitvoering. Hierbij is de beek weer zichtbaar gemaakt en optrekbaar vanuit de Grift. In de bovenloop wordt de Orderbeek aangesloten op de herstelde Driehuizerspreng. Het is de verwachting dat de kwaliteit van de Driehuizerspreng in belangrijke mate zal toenemen. Voorwaarde hiervoor is dat er zowel snelstromende delen met een grindbodem en stromingsluwe delen met detritusbanken tot ontwikkeling komen. Orderbeek Het herstelplan voor de Orderbeek is in uitgevoerd. De bovengrondszichtbare delen zijn in het kader van voorliggend onderzoek beoordeeld. Het betreft de beek in de Zanderijweg en Frans van Mierisstraat (Or-01, figuur 8). Dit nieuwe beektrace is afgewerkt met een laag breuksteen dat de hele beekbodem bedekt. Hierdoor is er in de huidige staat geen enkele variatie in bodemsubstraat, ontbreken er detritus- en grindbanken en is dit traject ongeschikt voor de beekprik. De vispassage bij de Ordermolen (O2, figuur 8) functioneert naar verwachting goed. Direct stroomopwaarts van de vispassage is een sifon aanwezig onder de Laan van Spitsbergen die voor vissen passeerbaar is (Koole & Hop, 2012). De bovenloop (Orderbos en sprengen, Or-02, figuur 8) is in de huidige staat beperkt geschikt voor larven van beekprik. Detritus hoopt zich 23

26 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn vooral op tussen de beschoeiing en de oever en bereikt de stromende beek niet. Er zijn (in beperkte mate) grindbankjes aanwezig die als paaiplek dienst kunnen doen. In de Orderbeek zijn herstelmaatregelen uitgevoerd. Door de afwerking met beschoeide oevers (links) en stenen op de bodem (midden) zijn de ecologische potenties laag. De vispassage bij Ordermolen (rechts). Rode beek De Rode beek ontspringt uit drie sprengkoppen in het Waterbronpark (RB01, figuur 8). Voorheen verdween de beek stroomafwaarts van dit park ondergronds. In 2015/2016 is de waterhuishouding aangepast en watert de Rode beek via een verdeelwerk bij de Govert Flinkstraat deels af in de Beek in het Orderveen. Ten tijde van de habitatbeoordeling van de Rode beek in het Waterbronpark waren de sporen van de herstelmaatregelen nog vers. De beek stroomt er vanuit de sprengkoppen ondiep over een zandige bodem met grindbanken. Detritus was her en der (in beperkte mate) aanwezig en zal zich naar verwachting verder ontwikkelen. De Rode beek is ijzerrijk. Van prikken is bekend dat ze tolerant zijn voor een hoge concentratie ijzer (Docker, 2015). Het is niet bekend of de ijzerconcentratie in deze beek binnen de toleratiegrenzen van beekprik valt. Ingeschat wordt dat de Rode beek goede potenties heeft voor de beekprik en is sinds de aanpassingen van de Beek in het Orderveen ook vrij optrekbaar vanuit de Grift. De Rode beek is in hersteld. De sprengkoppen in het Waterbronpark zijn opgeschoond (links) en de beek biedt nu goede potenties voor de beekprik, door de aanwezigheid van geschikte paaiplaatsen (rechts). 24

27 Stichting RAVON Beek in het Orderveen De benedenloop (BIHO01, figuur 8) is snel stromend met een bodem die voornamelijk uit zand bestaat. Er is weinig detritus aanwezig als leefgebied voor priklarven. Er is grind aanwezig in de bodem, maar dit is vaak bedekt met slib. De bovenloop van de Beek in het Orderveen (BIHO02) stroomt trager en is deels geschikt voor de beekprik. Door aanwezigheid van beschoeiing blijft detritus tussen beschoeiing en oever steken en krijgt geen kans om op te hopen in de beek. De Beek in het Orderveen is in hersteld. Het traject langs het spoor (links) biedt geschikte omstandigheden voor de paai van beekprik. Door de aanleg van duikers onder de Europaweg is de beek nu via de Eendrachtspreng optrekbaar vanuit de Grift (rechts, foto Grift De Grift begint bij de samenkomst van de Ugchelsebeek, Eendrachtspreng en Beek in het Orderveen (Gr-09, figuur 8). Het hele traject vanaf hier tot aan de Laan van Kerschoten (Gr-04, figuur 8) is geschikt als leefgebied voor de beekprik. Grindbanken en paaimogelijkheden voor beekprik zijn verspreid over dit traject overal aanwezig. Dit geldt ook voor detritusbanken, hoewel de hoeveelheid detritus en de dikte van de detrituslaag ook regelmatig beperkt is. In het Verzetstrijderspark (Gr-04, figuur 8) is de beek over korte lengte wat breder. Hier is een dikke laag detritus aanwezig en zijn veel priklarven gevonden. In de overkluizing benedenstrooms van de Hofstraat (G, figuur 8) is een verval van 80 cm aanwezig, waardoor deze in stroomopwaartse richting onpasseerbaar is voor beekprik. De sifon onder de nieuwstraat wordt geacht passeerbaar te zijn voor vis (Koole & Hop, 2012). Er zijn verder geen migratieknelpunten in de Grift aanwezig. Verder benedenstrooms van de Laan van Kerschoten (Gr-01 Gr-03, figuur 8) neemt de geschiktheid voor beekprik af. In het traject benedenstrooms van de waterzuivering (Gr- 02, figuur 8) is wel paaihabitat aanwezig, maar ontbreekt momenteel geschikt opgroeihabitat. Het is de verwachting dat dit hier nog wel tot ontwikkeling kan komen. Verder stroomafwaarts (Gr-01, figuur 8) is de beek breder en plaatselijk met riet begroeid, waardoor de stroming afneemt. Hier zijn geen goede paaiplekken aanwezig en het detritus is ook rijker aan slib. 25

28 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn De Grift is over grote lengte heringericht, waarbij overkluisde trajecten zijn open gemaakt en de beek waar zichtbaar is. Linksboven de Grift nabij de waterzuivering, rechtsboven een verbreed traject in het Verzetstijderspark met optimaal habitat voor priklarven. Eendrachtspreng De Eendrachtspreng is optrekbaar vanuit de Grift. Na zo n 700 meter is een cascade vispassage (E1, figuur 8) aanwezig. Er is waarschijnlijk onvoldoende lokstroom om vissen de passage in te krijgen. Ook door verstopping met blad functioneert de passage niet optimaal. Direct bovenstrooms daarvan begint een lang overkluisd traject (E2, figuur 8) dat de stroomopwaartse migratie belemmert. In de bovenloop is de bodem bedekt met ijzervlokken en algen. Van prikken is bekend dat ze tolerant zijn voor een hoge concentratie ijzer (Docker, 2015). Het is niet bekend of de ijzerconcentratie in deze beek binnen de toleratiegrenzen van beekprik valt. Het weinig aanwezige grind is bedekt met een laag slib. In de gehele beek zijn geen geschikte paaiplaatsen voor beekprik aanwezig. De geschiktheid voor larven van beekprik is eveneens beperkt, doordat het substraat meer uit slib dan organisch materiaal (detritus) bestaat. 26

29 Stichting RAVON Eendrachtspreng bovenloop (links), benedenloop (rechts). Ugchelsebeek De Ugchelsebeek is geschikt als leefgebied voor beekprik. Verspreid over het hele traject zijn grindbanken en detritus aanwezig. De oppervlakte en de dikte van detritusbanken zijn enigszins beperkt. Er is veel beschoeiing aanwezig, wat het ontstaan van detritusbanken belemmert. Daar waar meer structuur aanwezig is, zoals bij boomwortels, dood hout en bochten, is meer optimaal habitat voor beekpriklarven aanwezig. Bovenstrooms van de G.P. Duuringlaan (De Cloese) is een lang (> 600 m), breed (4-6 m) traject aanwezig (Ug-05, figuur 8). Door deze overdimensionering is het nagenoeg stagnant en bezinkt er slib. Hierdoor ontbreekt er schoon grind en is het ook niet geschikt voor larven. In de Koppelsprengen (Ug-08 en Ug-09, figuur 8) is geschikt substraat aanwezig voor zowel larven als voor paai. Tijdens het onderzoek in 2016 werden maar weinig priklarven aangetroffen, dit is niet te wijten aan de kwaliteit van het leefgebied, maar het is niet duidelijk hoe dat wel kan, aangezien er in deze geïsoleerde bovenloop wel veel paaiactiviteit was in 2016 (figuur 6). In de Ugchelsebeek zijn nog veel migratiebarrières aanwezig voor de beekprik. Links: de duiker onder de G.P. Duuringlaan met een onpasseerbaar verval, welke in de winter al is verholpen. Rechts: monding Steenbeek bij molen Altena. 27

30 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn In de Ugchelsebeek zijn al enkele vismigratievoorzieningen getroffen, zoals een cascadevistrap tussen de Ugchelsebeek en de Schoolbeek (links) en de bekkenpassage bij de watermolen bij de G.P. Duuringlaan (rechts). In de Ugchelsebeek zijn maar liefst 13 knelpunten voor stroomopwaartse migratie aanwezig die vrije optrek vanuit de Grift naar de Koppelsprengen belemmeren. Twee stuwen met vrij verval belemmeren migratie stroomopwaarts bij de Winkeweijert (U12 en U13, figuur 8). Een verstopte duiker met bladvang belemmert migratie bij de Laan van Westenenk (U8, figuur 8). De Bouwhofmolen en de aanwezige by-pass (U1 en U2, figuur 8) met vrij verval zijn niet passeerbaar. Bij de Molencatenlaan belemmeren een verstopte duiker met bladvang (U3) en stuw (U4, figuur 8) de migratie van vissen. Bij de monding van de Schoolbeek (U5, figuur 8) is een onpasseerbare stuw aanwezig. De duiker bij de G.P. Duuringlaan (U6) had ten tijde van de beoordeling een vrij verval van zo n 10 cm, welke in de winter is verholpen. De daar gelegen bekken-vispassage (U7) ontvangt overdag weinig water, waarbij enkele bekkens bijna droog staan en de klep aan bovenstroomse zijde onpasseerbaar is. Deze vispassage wordt echter s nachts opengezet, zodat er dan wel voldoende water in de bekkens aanwezig is. Tot slot zijn de molen Altena (U9 en U10) en Hamermolen (U11, figuur 8) nabij de Koppelsprengen onpasseerbaar voor vissen. Een betonnencontructie in de Ugchelsebeek (U5, figuur 8) nabij de monding van de Schoolbeek belemmert vismigratie (links). In de Ugchelsebeek is geschikt leefgebied voor beekprik aanwezig (rechts). 28

31 Stichting RAVON Schoolbeek De Schoolbeek is sinds voorjaar 2016 optrekbaar vanuit de Ugchelsebeek door de aanleg van een vispassage (S1, figuur 8). Deze vispassage zal in de huidige staat naar verwachting goed functioneren voor beekprik. Het meest benedenstroomse traject (Sc-01) is beschoeid en te breed in verhouding tot het debiet (overgedimensioneerd). Hierdoor is de stroming te beperkt en ontstaan er geen schone grindbanken. De duiker onder de Brouwersmolenweg (S2, figuur 8) is voor vissen passeerbaar (Koole & Hop, 2012). Het traject ten oosten van de Europaweg (Sc-02 en Sc-03, figuur 8) heeft veel potentie voor de beekprik. Met name rond de Veldekster is de beek in huidige staat al geschikt voor de beekprik. De vistrap bovenstrooms van de Veldekster werkt naar verwachting goed (S3, figuur 8). Iets verder stroomopwaarts zijn twee belangrijke migratiebarrières aanwezig die vismigratie naar de sprengenkoppen verhinderen. De aanwezige waterval / cascade stuw (S4) is onpasseerbaar. De duiker onder de Europaweg (S5) is smal (40 cm doorsnede) en lang (100 meter). Het is niet duidelijk of deze duiker een absolute barriere vormt voor beekprik. Direct ten westen van de Europaweg (Sc-04, figuur 8) is de Schoolbeek opnieuw overgedimensioneerd (te breed) en weinig structuurrijk. Er is wel grind in de bodem aanwezig, maar er is onvoldoende stroming om dit schoon te spoelen. De Schoolbeek biedt veel potentie voor de beekprik. Deze komt er momenteel nog niet voor, maar met de aanleg van een vispassage en de aanwezigheid van geschikt habitat in het traject rond de Veldekster (links, Sc-02, figuur 8)) is de kans op kolonisatie groot. De benedenloop van de Schoolbeek (Sc-01) biedt in de huidige staat, met beschoeiing aan beide oevers nog geen optimaal habitat voor de beekprik (rechts). Winkewijert De Winkewijert is over de gehele lengte (Wi-01 en Wi-02, figuur 8), vanaf de monding in Ugchelsebeek tot in de sprengenkoppen, geschikt voor de beekprik. Verspreid over de beek zijn grindbankjes aanwezig. De bodem bestaat voornamelijk uit zand en zo n 10-15% uit detritus. De dichtheid aan priklarven is er laag. Het is niet direct duidelijk hoe dat komt. Detritus is wel aanwezig, maar mogelijk toch te beperkt qua oppervlak en dikte. Extensivering van het onderhoud kan mogelijk leiden tot een verbetering hierin. In de beek zijn diverse duikers aanwezig, maar deze vormen geen knelpunt voor de migratie van vissen. 29

32 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn De Winkewijert is eind vorige eeuw hersteld en is in zijn huidige staat een geschikt leefgebied voor beekprik. Steenbeek De Steenbeek ontspringt ten westen van het terrein van de veiligheidspapierfabriek. Het traject op het fabrieksterrein is overkluisd. De Steenbeek gaat via een duiker onder de Hoenderloseweg door en mondt ten zuiden van de molen van Altena in de Ugchelse Beek. Het traject aan de oostzijde van de Hoenderloseweg lijkt op de nabijgelegen Uchgelse beek (Koppelsprengen) en biedt zowel voor larven als voor paai geschikt habitat. De Steenbeek is vanuit de ugchelsebeek niet optrekbaar door een niet passerbare stuw bij de molen van Altena. Kayersbeek De Kayersbeek mondt via een overkluisd deel uit in de Zwaanspreng. Aan bovenstroomse zijde van deze duiker is een groot verval (Kay1, figuur 8) aanwezig, zodat stroomopwaartse migratie voor vissen vanuit het Apeldoorns kanaal, via de Zwaanspreng, niet mogelijk is. Het traject dat loopt tot aan de Arnhemse weg is recht en heeft weinig structuur. Het water stroomt snel (zo n 30 cm/s), waardoor er een bodem is van zand en grind. Deze bodem is bedekt met ijzervlokken. Van prikken is bekend dat ze tolerant zijn voor een hoge concentratie ijzer (Docker, 2015). Het is niet bekend of de ijzerconcentratie in deze beek binnen de toleratiegrenzen van beekprik valt. Door een gebrek aan structuur / habitatvariatie is er geen geschikt habitat(detritus banken) voor larven aanwezig. In de bovenloop van de Kayersbeek (Ka-02, figuur 8) is de beek te breed en is er weinig debiet, wardoor er een dikke laag slib aanwezig is in combinatie met dezelfde neerslag van ijzervlokken. Beschoeiing beperkt hier ook de mogelijkeid tot vorming van detritusbanken. Zwaanspreng De Zwaanspreng valt in de bovenloop droog (Zw-02, figuur 8). Het traject ten oosten van de Arnhemse weg lijkt sterk op de Kayersbeek die er parallel aan stroomt. Ook in de Zwaanspreng is geschikt habitat voor larven van de beekprik afwezig. Beschoeiing beperkt de mogelijkeid tot vorming van detritusbanken. De Zwaanspreng is slechts 700 meter optrekbaar vanuit het Apeldoorns kanaal. Een drie meter hoge waterval (Zw1, figuur 8) vormt dan een onpasseerbare hindernis voor vissen. 30

33 Stichting RAVON De sprengen van de Kayersbeek (links) en de benedenloop(rechts). Kayersbeek en Zwaanspreng lopen paralel aan elkaar (links), monding van de Zwaanspreng in het Apeldoorns kanaal (rechts). 31

34 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Figuur 8 (vervolg op volgende pagina). 32

35 Stichting RAVON Figuur 8 (deze en voorgaande pagina). Habitatgeschiktheid voor de paai en larven van de beekprik, op basis van een habitatbeoordeling uitgevoerd in 2016 en ligging van migratieknelpunten. De migratieknelpunten zijn nader beschreven in tabel 2. 33

36 Migratie stroomopwaarts Migratie stroomafwaarts Barriere SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Tabel 2. Beschrijving van migratieknelpunten en vispassages. Codes komen overeen met figuur 8. Code Locatie Omschrijving Knelpunt W1 Wenumse watermolen Watermolen met bypass mss ja mss Bypass met hoge stroomsnelheid Aan stroomafwaartse zijde is een klein vrij P1 Papegaaibeek - Wenumse weg Duiker nee ja ja verval Ko1 Koningsbeek benedenloop Vispassage cascade nee nee ja Debiet te laag Ko2 Koningsbeek bovenloop Vispassage cascade ja ja nee n.v.t. Ker1 Kerschoten Stuw met vast peil nee ja ja Niet vispasseerbaar G Grift overkluizing Hofstraat Overkluizing nee mss ja Lang traject met verval van 80cm G1 Grift vispasaage Holthuis Vispassage cascade ja ja nee n.v.t. O3 Orderbeek overkluizing Overkluizing nee mss ja Lang traject, waarschijnlijk niet vispasseerbaar O1 Orderbeek vispassage Vispassage bekken ja ja nee Vispassage in orde, maar habitat stroomafwaarts ongeschikt Functioneren niet optimaal. Lokstroom beperkt. E1 Eendrachtspreng vispassage Vispassage cascade mss ja mss Verstopt met blad. E2 Eendrachtspreng overkluizing Overkluizing mss mss mss Lang traject, mogelijk niet vispasseerbaar Bovenstrooms in bypass groot verval (50cm) U1 Ugchelse beek bypass Bouwhofmolen Watermolen bypass nee ja ja aanwezig U2 Ugchelse beek Bouwhofmolen Watermolen nee ja ja Niet vispasseerbaar U3 Ugchelse beek Molencatenlaan Duiker met bladvang mss ja mss Bladvang zorgt voor verstopping duiker U4 Ugchelse beek Molencatenlaan Stuw nee ja ja Stuw met zo'n 30 cm vrij verval U5 Ugchelse beek monding Schoolbeek Stuw met betongoot nee mss ja Stuw met meters lange betonnen goot U6 Ugchelse beek G.P. Duuringlaan Duiker nee ja ja Duiker met verval 10 cm (dec-2016: opgelost) U8 Ugchelse beek Laan van Westenenk Duiker met bladvang mss ja mss Bladvang zorgt voor verstopping duiker U9 Ugchelse beek Molen Altena Watermolen nee ja ja Niet vispasseerbaar U10 Ugchelse beek Molen Altena Stuw nee ja ja Niet vispasseerbaar U11 Ugchelse beek Hamermolen Watermolen nee ja ja Niet vispasseerbaar U12 Ugchelse beek Winkewijert Stuw nee mss ja Stuw met groot vrij verval U13 Ugchelse beek Winkewijert Stuw nee mss ja Stuw met groot vrij verval S1 Schoolbeek vispassage Vispassage bekken ja ja nee n.v.t. S2 Schoolbeek Brouwersmolenweg Duiker ja ja nee Kleine duiker met bladvang S3 Schollbeek Veldekster Vispassage cascade ja ja nee n.v.t. S4 Schoolbeek Europaweg Stuw nee nee ja Cascade stuw met klep en groot verval van 40 cm Smalle en lange duiker, 40 cm doorsnede, 100 S5 Schoolbeek Europaweg Duiker mss mss mss meter lang Kay1 Kayersbeek monding Duiker nee mss ja Duiker met groot verval Kay2 Kayersbeek middenloop Stuw nee ja ja Stuw met vast peil Zw1 Zwaanspreng Waterval nee nee ja Waterval van zo'n drie meter hoog 34

37 Stichting RAVON 3.3 Zuurstofgehalte in het water Beoordelingsmethode Voor een beoordeling van de waterkwaliteit is gekeken naar meetgegevens van het zuurstofgehalte in het water. Hiervoor zijn meetgegevens van het waterschap uit de periode ter beschikking gesteld. Deze worden vergeleken met de eisen van beekprik en de maatlatten voor KRWwaterlichamen. In leefgebieden van de beekprik is het zuurstofgehalte in de hoofdstroom hoger dan in de stromingsluwe delen waar de larven voorkomen (respectievelijk 100% en 79%) (Salewski, 1991). Waterstraat (1989) heeft in een beek met een gezonde beekprikpopulatie een minimum zuurstofgehalte gemeten van 9,4 mg/l in de hoofdstroom. Uit onderzoek in Duitsland blijkt dat beekprikken alleen voorkomen bij zuurstofgehalten tussen de 80 en 120%, waarvan de meeste bij 100% (Gaumert, 1986). In de Keersop, een beek in Noord- Brabant met een grote populatie beekprik varieert het zuurstofgehalte van 66 tot 92% (Spikmans et al., 2013). De beekprik komt voor in de KRW beektypen R4/R5/R13 en R14 (tabel 3). De normen die voor deze beektypen gelden ten aanzien van het zuurstofgehalte, is weergegeven in tabel 3. Tabel 3. Normen voor het zuurstofgehalte (%) in KRW-beektypen waartoe ook de beken in de gemeente Apeldoorn gerekend kunnen worden. KRW beektype Omschrijving zeer goed goed matig Ontoereik end slecht R4 permanent langzaam stromende bovenloop op zand / / <30 / >120 R5 langzaam stromende middenloop/ benedenloop op zand / / <50 / >140 R13 snelstromende bovenloop op zand / / <50 / >130 R14 snelstromende middenloop/- benedenloop op zand / / <60. >140 Op basis van bovenstaande habitateisen van de beekprik in combinatie met de KRW maatlatten voor beken, wordt in deze studie als norm voor het zuurstofgehalte voor beekprik % genomen. Om te oordelen of het zuurstofgehalte in het water voldoet aan de eisen van de beekprik is gekeken naar het gemiddelde zuurstofgehalte en hoe vaak deze afwijkt van de gestelde norm. Wanneer het zuurstofgehalte bij meer dan 50% van de metingen buiten deze norm valt, is het oordeel ontoereikend, wanneer 10 tot 50% van de metingen buiten de norm voor beekprik valt is het oordeel matig, wanneer minder dan 10% van de metingen buiten de norm valt is het oordeel goed. De scores per meetpunt zijn opgenomen in bijlage 3. Een belangrijke kanttekening bij de beoordeling van het aspect zuurstof betreft de beschikbaarheid van gegevens. De meetgegevens van het waterschap betreffen telkens een momentopname. Het zuurstofgehalte in het water fluctueert binnen een dag en 35

38 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn tussen seizoenen. Voor een betere beoordeling zijn continumetingen nodig, ook in periode van lage afvoer en hoge temperatuur. Juist in deze kritieke situaties wordt bepaald of een populatie beekprik jaarrond kan overleven in een beek. Dergelijke gegevens zijn echter niet beschikbaar. Resultaat beoordeling zuurstofgehalte Ontoereikende score: in de Rode beek, Eendrachtspreng, Badhuisspreng, Beek in Kerschoten en Kayersbeek(spreng) is het gemiddelde zuurstofgehalte lager dan 60% en laten de meeste metingen een afwijking van de gesteld norm zien. Matige score: op meetpunten in de Driehuizerspreng, Kayersbeek, Koningsbeek, Zwaanspreng, Grift en Koppelsprengen is het gemiddelde zuurstofgehalte wel hoger dan 70% (binnen de norm), maar zijn er af en toe afwijkingen hiervan. De beoordeling van de waterkwaliteit op basis van het zuurstofgehalte is per beek als volgt: o o o o o o o o o o o o o o o De Wenumse beek voldoet bij bijna alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. De Papegaaibeek voldoet bij bijna alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik, soms is er sprake van oververzadiging, wat duidt op algenbloei of de aanwezigheid van veel waterplanten. De Koningsbeek heeft een gemiddeld zuurstofgehalte boven de 70%, maar bij vijf van de 18 metingen is het zuurstofgehalte lager dan deze norm. Op dit aspect is deze beek matig tot ontoereikend geschikt voor de beekprik. De beek in Kerschoten is het zuurstofgehalte meestal ver beneneden de norm. Deze beek op dit aspect ongeschikt als leefgebied voor beekprik. In de Badhuisspreng is het zuurstofgehalte meestal te laag. Deze beek voldoet niet aan de eisen van de beekprik. De Grift als geheel voldoet aan de gestelde norm voor beekprik. Op één van de zeven meetlocaties is het zuurstofgehalte boven de norm (oververzadiging), wat duidt op algenbloei of de aanwezigheid van veel waterplanten. Op de overige zes locaties in de Grift zijn er nauwelijks afwijkingen van de norm voor het zuurstofgehalte. De Orderbeek voldoet bij alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. In de Beek in het Orderveen voldoen alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. In de Rode beek is slechts één meting uitgevoerd. Deze laat een ontoereikend zuurstofgehalte zien. In de Eendrachtspreng is het zuurstofgehalte in 2011 gemeten in de bovenloop, waaruit blijkt dat deze bij alle metingen te laag is. Er zijn geen gegevens van de heringerichte benedenloop. De Schoolbeek voldoet bij alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. De Steenbeek voldoet bij alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. In de Koppelsprengen is één van de acht metingen (net) onder norm. Aangenomen wordt dat het zuurstofgehalte in de Koppelsprengen voldoet aan de eisen voor beekprik. De Winkewijert voldoet bij alle metingen aan de gesteld norm voor beekprik. In de Kayersbeek laten de metingen in de bovenloop een veel te laag zuurstofgehalte zien. In de benedenloop van de Kayersbeek is het zuurstofgehalte wel toereikend voor beekprik. 36

39 Stichting RAVON o De Zwaanspreng heeft met name in de bovenloop een matig zuurstofgehalte. Bij vier van de twaalf metingen wordt een zuurstofgehalte vastgesteld dat net onder de norm van 70% valt. Nabij de monding voldoet het zuurstofgehalte wel aan de norm. 3.4 Ecologische toestand beken De effecten van het bekenherstelprogramma worden gevolgd middels een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de gemeente Apeldoorn en Waterschap Veluwe. De resultaten worden ook gebruikt om het bekenherstelprogramma bij te sturen. Er worden gegevens verzameld over voorkomende planten, ongewervelde waterdieren, vissen en amfibieën en er worden diverse chemische metingen verricht naar o.a. het zuurstofgehalte, het voedingsstoffengehalte en de aanwezigheid van zware metalen in het beekwater. Er zijn vier meetronden uitgevoerd (2001, 2004, 2007 en in 2011). De resultaten van 2011 (Cuppen, 2012) geven het meest actuele beeld van de ecologische toestand en waterkwaliteit. De samenvatting daarvan is opgenomen in kader 2. Beken die in 2011 niet voldoen aan het nagestreefde ecologische waterkwaliteitsniveau zijn de Eendrachtspreng, Kayersbeek, Koningsbeek, Beek in Kerschoten. De Schoolbeek voldeed in 2011 niet aan de gesteld norm, maar in de voorgaande jaren wel. De Orderbeek voldeed in 2011 niet aan de norm, waarbij dit geweten wordt aan lopende herstelwerkzaamheden. Kader 2. Ecologische toestand Apeldoornse beken 2011 (Cuppen, 2012) De onderzoeksresultaten naar ongewervelde waterdieren wijzen uit dat in circa de helft van de onderzochte beektrajecten soortenrijke, karakteristieke beeklevensgemeenschappen zijn aangetroffen. Deze beken voldoen aan het hoogste ecologische niveau. Positief is dat in de meetpunten in de Winkewijert en de Grift die aan het eind van de vorige eeuw/begin deze eeuw zijn hersteld nu al een karakteristieke levensgemeenschap aanwezig is met een vrij hoog aantal landelijk zeldzame soorten. Het andere deel van de beken komt wat ecologische waterkwaliteit betreft uit op een middelste of laagste ecologische niveau. Beektrajecten van de laatste categorie herbergen een minder karakteristieke beeklevensgemeenschap. Dit betreft o.a. de Beek in Kerschoten, de Badhuisspreng en de Eendrachtssprengen. De hoofdoorzaken zijn een slechte waterkwaliteit en/of een gebrekkige watervoering. In de Apeldoornse beken worden als gevolg van het beekherstel meer vissen gevonden dan voorheen, waaronder de zeldzame, zwaar beschermde beekprik. Met name in de Grift groeit de populatie van deze soort. Amfibieën zijn minder gevonden dan in voorgaande meetjaren. Dit hangt mede samen met het feit dat het onderzoek in beperkter mate op deze diergroep gericht was. Alleen de bruine kikker en de driedoornige stekelbaars komen veel voor. De fysisch-chemische waterkwaliteit in de Apeldoornse beken is in vergelijking tot de vorige meetronde in 2007 sterk verbeterd. Dit hangt voor een belangrijk deel samen met het beekherstel dat in de periode is uitgevoerd. 37

40 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 3.5 Staat van instandhouding Bij de beoordeling van de landelijke staat van instandhouding van de beekprik worden vier aspecten meegewogen: (1) populatieomvang, (2) natuurlijk verspreidingsgebied, (3) omvang en kwaliteit van het leefgebied en (4) het toekomstperspectief (Ministerie van Economische Zaken, 2014). Volgens de methodiek worden deze aspecten gescoord als gunstig, matig ongunstig, zeer ongunstig of onbekend. Voor een beoordeling van de landelijke staat van instandhouding voor de beekprik zijn criteria geformuleerd (Alterra, 2006b, Ottburg en Van Swaay, 2014), op basis waarvan zowel verspreiding, populatieomvang en kwaliteit van het leefgebied als zeer ongunstig beoordeelt worden. Het toekomstperspectief voor de beekprik wordt landelijk als matig ongunstig ingeschat. Het eindoordeel voor de landelijke status is zeer ongunstig. In het Verenigd Koninkrijk wordt de gunstige staat van instandhouding beoordeelt op basis van de dichtheid van priklarven en de leeftijdsopbouw van de populatie (Harvey & Cowx, 2003). In optimaal habitat dient de dichtheid minimaal 10 priklarven per m 2 te zijn, wanneer gekeken wordt naar een heel stroomgebied (inclusief sub-optimaal habitat), ligt de ondergrens bij 2 priklarven per m 2. Daarnaast dienen er minimaal twee leeftijdsklassen aanwezig te zijn (en wordt hiervan niet vaker dan eens per drie jaar van afgeweken) en is er geen sprake van een achteruitgang in verspreiding. Voor een inschatting van de staat van instandhouding van de beekprik in de gemeente Apeldoorn is gekeken naar de bovenstaande aspecten waarvan gegevens beschikbaar zijn. De populatieomvang op basis van het aantal volwassen beekprikken laten we daarom buiten beschouwing. o Verspreiding (zie HS 3.1). De beekprik komt binnen de Grift, Ugchelsebeek en Winkewijert verspreid voor. Elk kilometerhok van deze beken is bezet. De actuele verspreiding komt overeen met de historische verspreiding en er is sprake van een toename in verspreiding (Winkewijert en Grift). Oordeel: gunstig. o Kwaliteit van het leefgebied (zie HS 3.2). In grote delen van de Ugchelsebeek, Grift en Winkewijert is zowel geschikt paai- als larvenhabitat aanwezig. Echter, de mate waarin dit beschikbaar is binnen deze beken is vaak beperkt. Het leefgebied van de beekprik in de gemeente Apeldoorn is door migratiebarrières versnipperd, waardoor er sprake is van 8 geïsoleerde deelpopulaties (figuur 9). Oordeel: matig ongunstig. o Dichtheid (zie HS 3.1.3). Een hoge dichtheid van priklarven komt op een beperkt aantal locaties binnen de Grift en Ugchelsebeek voor. Dit hangt samen met de beperkte beschikbaarheid van optimaal habitat voor larven. De gemiddelde dichtheid in de beken die bezet zijn is slechts 0.3 larven/m 2. Oordeel: zeer ongunstig. o Leeftijdsopbouw (zie HS 3.1.3). Gegevens over leeftijdsopbouw van beekpriklarven zin voorhanden uit de Ugchelsebeek en Grift in 2015 en Deze laten zien dat er hier in beide jaren meerdere leeftijdsklassen aanwezig waren. In beide jaren zijn hier ook 0-jarige larven gevonden. In de Koppelsprengen wordt in de periode jaarlijks paai waargenomen, zodat er ook jaarlijks sprake is van nieuwe aanwas. Oordeel: gunstig. o Toekomstperspectief: de beekherstelplannen van gemeente en Waterschap bieden uitzicht op verbetering van de kwaliteit van het leefgebied en het oplossen van migratieknelpunten, mits hierbij voldoende rekening wordt gehouden met de habitateisen van de beekprik. Oordeel: gunstig. 38

41 Stichting RAVON Het eindoordeel over de staat van instandhouding is gebaseerd op de deelaspecten zoals hierboven beoordeeld. Wanneer één of meer aspecten zeer ongunstig scoort, is het eindoordeel zeer ongunstig (Alterra, 2006a). Aspect Verspreiding Kwaliteit leefgebied Dichtheid larven Leeftijdsopbouw Toekomstperspectief Eindoordeel Staat van instandhouding Gunstig Matig ongunstig Zeer ongunstig Gunstig Gunstig Zeer ongunstig 39

42 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Figuur 9. Door migratiebarrières is het leefgebied van de beekprik in de gemeente Apeldoorn versnipperd. Er worden acht geïsoleerde deelpopulaties onderscheiden die in stroomopwaartse richting niet met elkaar verbonden zijn. 40

43 41 Stichting RAVON

44 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 4 Hoe rekening te houden met de beekprik bij ingrepen In dit hoofdstuk worden de ingrepen die plaatsvinden binnen het actuele leefgebied van de beekprik beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen geplande beekherstelmaatregelen en reguliere beheersmaatregelen. Paragraaf 4.1 geeft een overzicht van de herstelmaatregelen die gepland zijn voor de komende jaren. Vervolgens worden in de paragrafen 4.2 t/m 4.9 de ingrepen beschreven en het effect op de beekprik ingeschat. Tevens wordt per ingreep beschreven op welke wijze negatieve effecten voorkomen of gemitigeerd kunnen worden. 4.1 Geplande beekherstelmaatregelen Beekherstelmaatregelen uit het Waterplan van de gemeenten en het waterschap, richten zich de komende jaren op de Ugchelsebeek, Schoolbeek, Steenbeek, Orderbeek, Driehuizersprengen, Beek in het Orderveen, Kayersbeek en Beek in Kerschoten. Herstelmaatregelen die worden uitgevoerd in actueel leefgebied van de beekprik, betreffen alleen de Ugchelsebeek. Vele van de herstelmaatregelen zijn gericht op het bovengronds halen van beken, herstel van watervoerendheid, verbetering van doorstroming, herstel van vispasseerbaarheid, soms ook van cultuurhistorische elementen, beschoeiing etc. Herstelplannen voor deelgebieden zullen afzonderlijk worden getoetst; indien nodig zal daarvoor een ontheffingsaanvraag aan de orde zijn. Voor de diverse (algemene) ingrepen die mogelijk ook effecten kunnen hebben op de beekprik worden in de navolgende paragrafen die effecten en voorwaarden beschreven. 4.2 Verleggen en dempen beektracé Ingreep Verleggen van beektrajecten kan aan de orde zijn indien dat bij herinrichtingsmaatregelen een verbeterde situatie oplevert. Ook herstel van oudere beeklopen kan er toe leiden dat beektrajecten overbodig worden of hun functie verliezen. Met name het dempen van beektrajecten is uiteraard gevoelig ten aanzien van het voorkomen van de beekprik. Effect op beekprik Het belangrijkste effect van deze ingreep is het verdwijnen van leefgebied in het te dempen traject. Tijdens de werkzaamheden kunnen beekprik verstoord en /of gedood worden. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Door eerst het nieuwe tracé aan te leggen, vervolgens het oude tracé bovenstrooms eerst af te dammen, wordt dit beekdeel stagnant. Bij voorkeur wordt dit oude tracé niet 42

45 Stichting RAVON gedempt maar ter vergroting van de habitatvariatie behouden als stagnante, aangetakte arm. Hiermee is netto winst te behalen voor de beekprik. Indien behoud van een aangetakte arm niet mogelijk is, dient het verlies aan leefgebied gecompenseerd te worden door ontwikkeling van nieuw leefgebied in het nieuwe beekloop. De nieuwe beekloop dient optimaal ingericht te worden voor beekprik (zie HS 5). Voorafgaand aan het dempen dient eerst het fijn sediment en de detritus verwijderd te worden door het met een kraan op de kant te zetten. Larven die daarbij meekomen worden handmatig verzameld en op een nabijgelegen geschikt traject uitgezet. Resterende beekprikken dienen verwijderd te worden middels visserij met schepnetten en/of electrovisserij. Het dempen gebeurt van boven- naar benedenstrooms, zodat resterende larven nog kunnen vluchten. De werkzaamheden dienen onder ecologische begeleiding plaats te vinden. Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o compenserend leefgebied biedt geschikt leefgebied voor beekprik; o beekprikken worden voorafgaande aan werkzaamheden uit oude trace verwijderd (actief en passief); o eventuele dempen van oude beekloop gebeurt van boven- naar benedenstrooms; o werkzaamheden worden onder ecologische begeleiding uitgevoerd. 4.3 Aanpassen beekprofiel Ingreep De waterafvoercapaciteit van de beek wordt vergroot door deze dieper en breder te maken. Omgekeerd zal door versmalling van het beekprofiel de stroomsnelheid toenemen waardoor de ecologische kwaliteit toeneemt. Effect op beekprik Door versmalling van het profiel ontstaat meer stroming en ontstaan paaiplekken voor de beekprik. Anderzijds leidt versmalling van de beek tot het verdwijnen van larvenhabitat. Aangezien het aantal actuele locaties met zeer geschikt habitat voor larven beperkt is, zijn deze locaties kwetsbaar. Bij verbreding van de beek bezinkt fijn sediment en detritus (dood organisch materiaal) en kunnen geschikte detritusbanken voor larven ontstaan. Wanneer een beek over grote lengte wordt verbreed kan de stroming zodanig afnemen dat deze nog nauwelijks merkbaar is en er voornamelijk slib bezinkt. Dergelijke trajecten bieden geen geschikt habitat voor beekprik. Wanneer een beek over grote lengte eenvormig wordt versmald, bijvoorbeeld door alleen de beschoeiing dichter bij elkaar te plaatsen, ontstaat een eenvormig traject met zand en grind waar de larven van beekprik geen geschikt habitat vinden. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Daar waar aanpassingen in het beekprofiel mede gericht zijn op een betere doorstroming (bij verbreding t.b.v. afname van stroomsnelheid en bij versmalling t.b.v. versterking) mede t.b.v. beekfauna is er een positief effect te verwachten. Daarbij (en ook in gevallen waar aanpassingen in het beekprofiel om andere redenen wordt beoogd) dient tevens wel gelet te worden op stromingsdifferentiatie. Indien lange uniforme trajecten ontstaan kan tegelijkertijd de geschiktheid voor larvenplekken verminderen. Vuistregel is dan ook: 43

46 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn - Ofwel alleen kleinschalige uitvoering over beperkte trajecten - Ofwel gelijktijdige maatregelen t.b.v. ontwikkeling larvenplekken Toename van de stroomsnelheid wordt gerealiseerd door de beschoeiing te verplaatsen, maar ook door de structuur te vergroten. Nabij dood hout, boomwortels en watervegetatie in de beek, lokale versmallingen en bochten spoelt ook zand en grind schoon en ontstaan tegelijkertijd detritusbanken in stromingsluwe delen. Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o Kleinschalige uitvoering: maximaal over trajecten van 50 meter en alleen op plaatsen waar geen belangrijke larvenhabitat verloren gaan en/of o Gelijktijdig voorzien wordt in voldoende geschikte habitats voor beekpriklarven (zie paragraaf 5.1). 4.4 Aanleg vispassage Ingreep Vispassages zijn uiteraard bedoeld ter herstel van de vismigreerbaarheid en daarmee in principe een gunstige maatregel voor de beekprik. Er zijn echter wel diverse aandachtspunten. In de herstelplannen is realisatie van diverse vispassages aan de orde. Effect op beekprik Door de aanleg van een vispassage worden geïsoleerde beekdelen met elkaar verbonden. Het maakt geschikte habitats bereikbaar en leidt tot behoud en vergroting van de vitaliteit van populaties door middel van genetische uitwisseling. Het ontwerp is van invloed op het functioneren voor beekprik. De beekprik verplaatst zich over de bodem en heeft een beperkte zwemcapaciteit. Drempels in de bodem en hoge stroomsnelheden kunnen niet of moeilijk overbrugd worden. Tijdens de uitvoering van de aanleg van een vispassage kunnen beekprikken verstoord of gedood worden. Een belangrijk risico van het verbinden van leefgebieden is dat ook invasieve exoten nieuw leefgebied kunnen koloniseren. Vier recent in Nederland gevestigde exotische grondels vormen een risico voor beekprik en andere kwetsbare beekfauna. De opmars van deze exoten en de te verwachten risico s zijn beschreven in kader 3. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Het ontwerp van een vispassage dient zorgvuldig gekozen te worden. Zowel bekken- als cascade-vispassages, zoals al eerder binnen de Apeldoornse beken toegepast (figuur 8: G1, S1, S3 en O1), functioneren in principe goed voor beekprik. Kleine tekortkomingen, zoals bijvoorbeeld in dit onderzoek geconstateerd bij de bekkenvispassage bij de molen op de G.P. Duuringlaan (zie 3.2.2) zorgen er echter al voor dat een vispassage niet functioneel is. Ook bij te weinig debiet, zoals geconstateerd bij de cascadestuw in de Koningsbeek, is een passage niet optrekbaar. De kwaliteit van boven- en benedenstrooms habitat is belangrijk, zo wordt de vispassage in de Orderbeek niet erg functioneel geacht doordat een lang traject stroomafwaarts ervan ongeschikt is voor beekprik als gevolg van de inbreng van gebiedsvreemde breuksteen. Directe effecten die optreden door verstoring en mogelijke doding tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dienen gemitigeerd te worden door voorafgaand aan de werkzaamheden het traject ongeschikt te maken voor beekprik (verwijderen detritus en 44

47 Stichting RAVON slib), beekprikken vooraf weg te vangen, beekprikken die op de oever belanden terug te plaatsen en de werkzaamheden uit te voeren onder ecologische begeleiding. Bij het opheffen van migratiebarrières worden de exotische grondels ook in staat gesteld om de bovenstrooms gelegen delen van een beek te koloniseren. Het risico op negatieve effecten wordt ingeschat als groot. Het is vanuit dit oogpunt verstandig leefgebieden van beekprik niet toegankelijk te maken voor deze exoten. Bovendien herbergen de sprengenbeken ook bijzondere en kwetsbare macrofaunasoorten. De kolonisatie van de Grift en zijn zijbeken door de exotische grondels wordt momenteel verhinderd door diverse barrières in het Apeldoorns kanaal, zoals de keersluis en de Hezenbergse sluis bij Hattem en barrières in de Grift zelf. RAVON adviseerde daarom in 2009 om de Grift niet optrekbaar te maken voor vissen vanuit de IJssel voordat meer bekend is over mogelijke negatieve gevolgen voor onder meer de beekprik (Kranenbarg & Bosveld, 2009). Omdat de exotische grondels zich ook kunnen verspreiden doordat mensen ze verplaatsen, is het raadzaam ook bij het opheffen van barrières binnen het Griftsysteem terughoudend te zijn. Daarom wordt aanbevolen om de Hamermolen in de Ugchelsebeek bij de Koppelsprengen vooralsnog niet optrekbaar te maken, zodat stroomopwaarts hiervan een geïsoleerde deelpopulatie beekprik en aan brongebieden gebonden macrofauna behouden wordt. Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o ongewenste risico s door invasieve exoten (grondels) uitsluiten; o voorafgaand het traject ongeschikt maken voor beekprik (verwijderen detritus en slib), zodat deel van de aanwezige beekprikken spontaan het werkgebied zal verlaten; o beekprikken voorafgaand aan de werkzaamheden wegvangen uit het werkgebied; o beekprikken die op de oever belanden terug plaatsen; o uitvoering onder ecologische begeleiding. 45

48 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Kader 3. Opmars en risico s vier exotische grondels. Sinds 2002 wordt Nederland is gekoloniseerd door een viertal exotische grondels: marmergrondel, zwartbekgrondel, Kesslers grondel en Pontische stroomgrondel. Ze zijn allen afkomstig uit de regio Zwarte en Kaspische Zee, waaronder de Donau. Ze verspreiden zich in Nederland in hoog tempo (figuur 11). In de Grift en zijn zijbeken zijn de vier grondels tot op heden nog niet aangetroffen. De marmergrondel is wel al aanwezig in omliggende wateren in het IJsseldal, zoals het Toevoerkanaal, de Groote wetering, de nieuwe wetering en binnen de gemeente Apeldoorn ook in de wijk De Zuidbroek (data NDFF). Figuuur 11. Verspreiding van vier exotische grondels in Nederland sinds hun komst vanaf 2002 (data NDFF). Effecten van deze exoten op inheemse soorten zijn te verwachten op het vlak van predatie, concurrentie (voedsel en leefgebied) en overdracht van ziekten. De inheemse 46

49 Stichting RAVON rivierdonderpad is in de grote rivieren sinds de opkomst van de zwartbekgrondel afgenomen en lijkt hier te verdwijnen (Van Kessel et al., 2016). Aangetoond is dat de Kesslers grondel door agressiever gedrag de strijd om voedsel wint van de rivierdonderpad. In de Duitse Rijn lijkt de inheemse riviergrondel ook te verdwijnen. De invasieve grondels hebben ook een sterk negatief effect op macrofauna door predatie. Het zijn enkele bewijzen dat er wel degelijk een effect merkbaar is van de vier exotische grondel op inheemse soorten. Er zijn op het moment nog geen directe bewijzen van een effect van deze exoten op beekprik. 4.5 Aanpassing duiker of overkluizingen Ingreep Bij kruisingen met wegen, kanalen of woongebieden wordt de beek vaak door een buis of andere betonnen constructie geleid. Soms wordt de beek ook van boven afgesloten (overkluizing). De duikers die in de Apeldoornse beken aanwezig zijn variëren van smalle ronde buizen met een doorsnede van 40 cm tot ruime betonnen elementen van enkele meters breed. Sommige duikers liggen geheel onder water. Bij een aantal duikers is aan bovenstroomse zijde een bladvang aanwezig. In lengte verschillende de duikers sterk, van zo n 10 meter in het geval van een duiker in de Schoolbeek onder de Brouwersmolenweg, tot een duiker van 100 meter in dezelfde beek onder de Europaweg. De overkluizing in de Grift bij de Hofstraat is meer dan 250 meter lang. In de Ugchelsebeek worden duikers aangepast om de beek meer zichtbaar te maken en worden smalle duikers vervangen door ruimere. Effect op beekprik Duikers (ofwel sifons) belemmeren de migratie van vissen in de beek. De mate waarin is afhankelijk van de doorsnede en lengte van de duiker. Het is onbekend wanneer een duiker een absolute barrière vormt voor stroomopwaartse of afwaartse migratie van beekprik. Korte duikers van zo n 10 meter vormen waarschijnlijk geen barrière, een lange duiker van 100 meter zoals in de Schoolbeek bij de Europaweg mogelijk wel. Onderzoek naar de vispasseerbaarheid van duikers in Apeldoorn laat zien dat duikers van 12 tot 45 meter zonder verval in de bodem voor vissen passeerbaar zijn (Koole & Hop, 2012). Door de aanwezigheid van een bladvang aan bovenstroomse zijde van een duiker kan een (tijdelijke) barrière van opgehoopt blad en hoge stroomsnelheid ontstaan. In een te smalle duiker ontstaat een hoge stroomsnelheid waardoor vissen niet stroomopwaarts kunnen komen. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten De beekprik is gebaat bij een ruime duiker, zonder drempels in de bodem, zonder bladvang en met een beperkte stroomsnelheid. De duiker onder de A1 en de duiker in Winkewijert onder de Laan van Westenenk zijn goede voorbeelden van een gewenste situatie. Wanneer een bladvang noodzakelijk wordt geacht, dient deze regelmatig schoongemaakt te worden en dienen de spijlen van het rooster voldoende tussenruimte te hebben. Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o nieuwe duiker vormt geen barrière voor vismigratie. 47

50 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Ruime duikers vormen voor beekprik geen migratiebarrière. Links: duiker in Ugchelsebeek onder A1, rechts: duiker in Winkewijert onder Laan van Westenenk. 4.6 Baggeren van beek, zandvang of sprengkop Ingreep De aanvoer van zand uit de bovenloop resulteert in zandophoping op stromingsluwere delen benedenstrooms. Dit is een natuurlijke proces in beken en veroorzaakt ophoging van de bodem, wat kan leiden tot opstuwing van het waterpeil. Dit kan op zijn beurt verhoging van het grondwaterpeil in de omgeving van de beek veroorzaken. Verzanding leidt ook tot verstopping van duikers. Daarnaast leidt het natuurlijke proces van verlanding tot ophoping van slib en detritus. Om wateroverlast te voorkomen wordt zand uit de beek geschept met behulp van een kraan. Dit sediment wordt op de oever gedeponeerd en niet afgevoerd. Deze werkzaamheden vinden bij zandvangen onregelmatig plaats met een lage frequentie, ongeveer eens per 5 jaar. De priklarven die op de oever terecht komen worden in de huidige praktijk teruggeplaatst in de beek. Hierbij wordt de hulp in geschakeld van lokale vrijwilligers. Effect op beekprik Locaties die in aanmerking komen om gebaggerd te worden vormen juist vaak een erg geschikt habitat voor beekpriklarven. Een voorbeeld hiervan is de zandvang in de Ugchelsebeek (Keienbergweg, benedenstrooms molen Altena). Ook in andere beken, zoals de Beekbergse beek en de Dommel worden bij het legen van een zandvang grote aantallen beekpriklarven gevonden. De larven worden met het substraat op de oever gezet en kunnen zo sterven. Extra risicovol is het wanneer het optimale habitat in een beek schaars is en een belangrijk deel van de beekprikpopulatie zich in een zandvang bevindt. Het effect van het legen van een zandvang op een beekprikpopulatie kan dus erg groot zijn. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten De noodzaak tot baggeren en het legen van een zandvang dient vooraf telkens goed overwogen te worden. Sommige beheersmaatregelen worden uit routine regelmatig uitgevoerd, terwijl de noodzaak daartoe niet bestaat. Extensivering van het beheer is gunstig voor de beekprik. Indien de noodzaak tot het legen van een zandvang of het baggeren van een traject voortkomt uit problemen die ontstaan door verzandende duikers 48

51 Stichting RAVON bovenstrooms, dient eerst gekeken te worden of deze duikers aangepast en verruimd kunnen worden. Het effect van de ingreep dient in belangrijke mate beperkt worden door een goede ecologische begeleiding, gefaseerde uitvoering en het terugzetten van de beekprikken. Bij de uitvoering van baggerwerkzaamheden dient men kleinschalig en gefaseerd te werk te gaan en dient het juiste materiaal ingezet te worden. Kleinschalig werken betekent dat tenminste 25-50% van een verzand/verland traject ongemoeid wordt gelaten. Het is onvermijdelijk dat beekprikken met het substraat op de oever belanden. Deze dienen direct weer teruggeplaatst te worden op een geschikte plek in de beek. Door de bagger in een dunne laag op de oever te verspreiden, kunnen beekprikken beter gevonden worden. Deze werkzaamheden dienen onder ecologische begeleiding uitgevoerd te worden, waarbij de hulp van lokale vrijwilligers zeer nuttig kan zijn. Het Waterschap Vallei en Veluwe voert het legen van de zandvangen al gefaseerd uit en schakelt de hulp in van lokale vrijwilligers voor het terugplaatsen van de beekprikken. Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o gefaseerde uitvoering: 25-50% traject ongemoeid laten; o bagger in dunne laag op oever verspreiden en aanwezige beekpriklarven terugplaatsen; o uitvoering onder deskundige ecologische begeleiding. Vrijwilligers helpen mee met het doorzoeken van de bagger die door een kraan van het Waterschap Vallei en Veluwe op de kant is gezet bij het legen van een zandvang in de Beekbergse beek. Aanwezige beekprikken kunne op deze manier effectief verzameld en terug geplaatst worden. 49

52 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 4.7 Maaien oever- en watervegetatie Ingreep In en langs de beken wordt de oever- en watervegetatie periodiek gemaaid. De beken waarop deze studie betrekking heeft zijn allen A-watergangen, waar het onderhoud wordt uitgevoerd door het Waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap maait de A- watergangen om te voorkomen dat ze dichtgroeien. Teveel begroeiing in de watergangen kan er voor zorgen dat het water niet goed kan doorstromen. Door op tijd te maaien wordt er voor gezorgd dat er voldoende aan- en afvoer van water mogelijk is en wordt wateroverlast voorkomen. Voor elke watergang is vastgesteld hoe en wanneer er gemaaid wordt. Het waterschap probeert zoveel mogelijk rekening te houden met planten en dieren die in en om de watergang leven. Daarom wordt per seizoen niet een hele watergang (nat profiel en talud) tegelijk gemaaid. Delen van de begroeiing worden soms gespaard door een talud niet te maaien of door maar de helft van het doorstroomprofiel te maaien. Het sparen van vegetatie gebeurt alleen daar waar het profiel het toelaat. Bij gebruik van een maaihark-combinatie wordt het profiel volledig geschoond. De gemaaide vegetatie wordt in alle gevallen afgevoerd. De werkzaamheden in de beken binnen het plangebied van deze studie bestaan uit handmatig maaien, korven en inzet van een maaihark-combinatie. De materialen die worden ingezet zijn opgenomen in tabel 4. Tabel 4. Gebruikte materiaal bij beheerswerkzaamheden in Apeldoornse beken Werkzaamheden Watergang Oever Maaien vegetatie - handmatig Bosmaaier, zeis, greep Bosmaaier, zeis, greep Maaien vegetatie - machinaal Maaikorf of maaiharkcombinatie Maaikorf of maaiharkcombinatie Blad en takken verwijderen Handmatig, met greep - De werkzaamheden worden uitgevoerd in drie perioden verspreid over het jaar. In de periode 15 maart 1 juni wordt er nauwelijks gemaaid, alleen bij veel regenval. In de periode 1 juni-15 juli wordt de voorjaarsronde uitgevoerd, in de periode 1 september-1 november wordt de najaarsronde uitgevoerd. In de winterperiode (1 december -1 februari) worden bladeren en takken handmatig verwijderd, met name in de sprengkoppen en de beektrajecten die in het bos liggen. Deze werkzaamheden worden deels ook uitgevoerd door vrijwilligers van de bekenstichting mrt 1 jun 1 jun 15 jul 1 sep 1 nov 1 dec 1 feb Maaien, alleen bij hoge waterafvoer 1 ste maaironde 2 de maaironde Opschonen sprengenkoppen De beektrajecten die in de voor- en najaarsronden worden onderhouden zijn op kaart weergegeven in bijlage 4. Deze gegevens zijn gebaseerd op de uitgevoerde werkzaamheden in 2016 en worden in principe op deze wijze jaarlijks uitgevoerd ( en mededelingen Ykelien Damstra & Dennis Dorman, Waterschap Vallei en Veluwe ). Effect op beekprik De mate waarin het maaien van watervegetatie effect heeft op de beekprik is afhankelijk van de schaal en frequentie waarmee het maaibeheer wordt uitgevoerd. Conform de 50

53 Stichting RAVON Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen wordt in de beken in Apeldoorn 25% van de watervegetatie gespaard. De Grift in Apeldoorn Noord (traject Laan van Kerschoten, t.h.v. RWZI en Stadhoudersmolen) wordt in de praktijk echter volledig gemaaid. De werkwijze en het materiaal bepalen in grote mate het effect op beekprik. Bij machinale uitvoering, met maaikorf en de maai-hark-combinatie kunnen priklarven op de oever terecht komen. De kans dat dit werkelijk zal gebeuren is groter wanneer er met een maaikorf met dichte bak gewerkt wordt, wanneer er in de bodem gemaaid wordt en wanneer de machines snel door het water gaan. Naast dit direct effect van priklarven die op de oever belanden, heeft het maaien van watervegetatie ook invloed op de het habitat. Larven van beekprik leven in doorwortelde oevers, bossen sterrenkroos zorgen voor enige opstuwing en het schoonspoelen van grindbodems. Enige watervegetatie in een beek is dus ook vanuit beekprik-oogpunt wenselijk. Belangrijke beektrajecten voor de beekprik zijn de Ugchelsebeek, Winkewijert en Grift. De Ugchelsebeek, Winkewijert en de bovenloop van de Grift worden in het najaar handmatig gemaaid met zeis/greep. Door deze handmatige uitvoering blijven effecten op beekprik naar verwachting beperkt. De Grift bovenstrooms van het centrum wordt met een korfmaaier onderhouden. Het risico op verstoring van beekprikken is hier groter. Dit geldt ook voor de benedenlopen van de Wenumse beek en Papegaaibeek. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Het schonen van vegetatie dient zorgvuldig uitgevoerd te worden, waarbij de bodem niet beroerd wordt. Er dient zo veel mogelijk vegetatie gespaard te worden, minimaal 25%, conform de Gedragscode Flora en Faunawet, met bij voorkeur meer (25-50%). Er dient niet te snel gewerkt te worden, zodat prikken kans hebben te vluchten. Tijdens de uitvoering dient gecontroleerd te worden of beekprikken op de oever belanden. Deze dienen teruggeplaatst te worden. Wanneer er veel beekprikken op de oever belanden dienen de werkzaamheden gestaakt te worden en het betreffende traject met rust gelaten te worden. Trajecten die extra aandacht behoeven om te voorkomen dat beekprikken op de oever belanden zijn de open en zonnig gelegen trajecten in de Grift. Met name in de Grift ten noorden van centrum Apeldoorn, waar machinaal geschoond wordt, dient dit onder ecologische begeleiding te gebeuren, zodat hier ook daadwerkelijk een deel van de watervegetatie behouden blijft, conform de gedragscode van de Flora en Faunawet. Voor de benedenlopen van de Wenumse beek en Papegaaibeek wordt aanbevolen het schonen van vegetatie in het vervolg handmatig uit te voeren. Door de aanplant of spontane ontwikkeling van bomen op de oever van de beek wordt de beek beschaduwd. In beschaduwde trajecten groeit veel minder watervegetatie en kan een extensiever beheer gevoerd worden. Beschaduwing zorgt tevens voor een lagere watertemperatuur, meer dood hout in de beek en inspoeling van blad en takken waaruit detritusbanken gevormd worden Maatregel is ontheffingsvrij als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: o uitvoering conform voorwaarden van de Gedragscode Flora en Faunawet; o spaar minimaal 25%, maar bij voorkeur 50% van de vegetatie; o uitvoering onder ecologische begeleiding in beekprik-beken waar machinaal geschoond wordt; o plaats beekprikken die op de oever belanden terug; 51

54 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 4.8 Schonen sprengenkoppen Ingreep De sprengenkoppen liggen in bosgebieden. Invallend blad en takken hoopt op in de beken. Om te voorkomen dat sprengen verlanden en de waterafvoer afneemt, of er damvorming optreedt met wateroverlast tot gevolg, worden ze jaarlijks handmatig geschoond met behulp van de greep en hark. Het bladmateriaal wordt hierbij op de oever gedeponeerd en niet afgevoerd. De uitvoering vindt plaats in de periode 1 december 1 februari. Deze beheersmaatregel wordt ook uitgevoerd in andere beektrajecten die in het bos liggen. Vrijwilligers van de Bekenstichting en KNNV zijn actief betrokken bij het verwijderen van blad en takken uit de sprengen van Winkewijert, Ugchelsebeek (Koppelsprengen) en Schoolbeek (Geurtssprengen). In de andere beektrajecten worden deze werkzaamheden uitgevoerd door het Waterschap. Effect op beekprik Bladeren en takken die in de beek terecht komen vormen de basis van detritus. Bladeren vergaan, spoelen stroomafwaarts en hopen op stromingsluwe plekken op tot detritusbanken. Door het regelmatig verwijderen van het blad wordt voorkomen dat de beek verland en de waterafvoer afneemt. Het heeft ook tot gevolg van opgroeihabitat van larven verwijderd wordt. In de Ugchelsebeek en Grift zien we een gebrek aan dikke detritusbanken die optimaal habitat vormen voor beekpriklarven. Voor een belangrijk deel is dit waarschijnlijk te wijten aan een gebrek aan variatie in inrichting, stroming en substraat van de beek. Mogelijk speelt ook het wegnemen van de bladpakketten in de bovenloop hierbij een rol. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Het schonen van de sprengkoppen en de trajecten waar veel blad in de beek terecht komt zou geëxtensiveerd kunnen worden, door bijvoorbeeld jaarlijks alleen de helft van de sprengkoppen te schonen, of door de jaarlijks frequentie te verlagen (eens per 2 of 3 jaar?). Het effect van deze extensivering op de habitatkwaliteit dient gemonitoord te worden. 52

55 Stichting RAVON Vrijwilligers van de Bekenstichting verwijderen jaarlijks handmatig takken en bladeren uit sprengkoppen en bostrajecten (facebook Bekenstichting, 20 oktober 2015). 4.9 Plaatsing beschoeiing Ingreep Beschoeiing zorgt er voor dat de beek eenzelfde loop blijft behouden en de oevers zich niet verplaatsen door erosie en sedimentatie. Beschoeiing kan bestaan uit hout, zoals op onderstaande foto, of steen. Beschoeiing past bij het beeld van een klassieke sprengenbeek. Beschoeiing heeft een levensduur van zo n jaar, waarna deze meestal vervangen wordt. Bij het plaatsen van houten palen voor de beschoeiing wordt zand opgespoten om de palen de bodem in te krijgen. Plaatsing van beschoeiing gebeurt als vervanging van verouderde beschoeiing, maar ook worden nog steeds onbeschoeide trajecten voorzien van beschoeiing, zoals in de Rode Beek (onderstaande foto). Recent aangebrachte beschoeiing in de Rode Beek, waar in de oude situatie beschoeiing ontbrak (foto: 53

56 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Effect op beekprik Door de aanwezigheid van beschoeiing neemt de habitatvariatie af. In natuurlijke oevers is er op kleine schaal een graduele overgang van fijn sediment en detritus naar grof zand en grind. Het ontstaan van holle oevers, welke schuilplaats bieden aan vissen, is onmogelijk bij aanwezigheid van beschoeiing. Beschoeide trajecten zijn vaak eenvormiger: met uitsluitend snelle stroming en grind, of uitsluitend fijn substraat (slib). De ontwikkeling en instandhouding van geschikt larvenhabitat is door de aanwezigheid van beschoeiing moeilijk. In een gunstig geval zie je enige ophoping van detritus aan de voet van beschoeide oevers. Bladmateriaal vanuit de omgeving blijft vaak aan de buitenzijde van de beschoeiing steken en komt niet in de beek terecht. Bij het plaatsen van beschoeiing wordt vaak zand opgespoten om de palen in de bodem te krijgen. Hierdoor kunnen grindbanken benedenstrooms bedekt worden en (een aantal jaren) niet beschikbaar zijn voor de paai van beekprik. In de periode bijvoorbeeld werden in de Koppelsprengen minder paaiende beekprikken gezien (figuur 6), wat waarschijnlijk verband hield met de verzanding van grindbedden als gevolg van het opspuiten van zand bij het aanbrengen van nieuwe beschoeiing. Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Door beschoeiing te verwijderen waar mogelijk neemt de habitatvariatie toe. Daar waar beschoeiing niet noodzakelijk is kan gekozen worden om de oude beschoeiing niet te vervangen, waarna deze geleidelijk zal verdwijnen (wegrotten). Indien beschoeiing noodzakelijk is kan er bij de aanleg meer variatie gecreëerd worden door smalle en brede trajecten af te wisselen (zie HS 5). Op plekken met voldoende ruimte kan de oever met bomen (zwarte els) worden vastgelegd in plaats van beschoeiing. Beschoeiing is noodzakelijk op locaties met een steil talud, of waar verplaatsing van de oevers niet wenselijk is. Daarnaast wordt er bij de sprengenbeken een cultuurhistorische waarde toegekend aan beschoeiing. Bij de herstelmaatregelen in de Ugchelsebeek dient per locatie door het waterschap beschouwd te worden waar mogelijkheden zijn beschoeiing te verwijderen of achterwege te laten. Om te voorkomen dat opgespoten zand benendenstrooms gelegen grindbanken bedekt, wordt geadviseerd om deze werkzaamheden nabij bekende paaiplaatsen (figuur 5) kleinschalig en gefaseerd uit te voeren. Denk aan vervanging van de beschoeiing over kortere trajecten of vervanging aan enkele zijde. Door de paaltjes in de grond te trillen (heien) is het opspuiten van zand niet nodig. Door de paaltjes van de beschoeiing verder uiteen te plaatsen zijn er minder paaltjes nodig binnen een traject. De werkzaamheden dienen onder ecologische begeleiding uitgevoerd te worden, waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan het effect op de kwaliteit van benedenstrooms habitat. Maatregel (plaatsen beschoeiing) is altijd ontheffingsplichtig, vanwege grote consequenties op kwaliteit leefgebied beekprik Wijzigen waterhuishouding Ingreep Wijzigingen in de waterhuishouding kunnen ontstaan door het aan- of afkoppelen van waterstromen. Zo zal de afvoer in een aantal Apeldoornse beken in de toekomst toenemen doordat regenwater niet langer via het riool wordt afgevoerd. Om de bergingscapaciteit 54

57 Stichting RAVON van deze beken te vergroten worden ze heringericht. Bij Arjowiggins Security bv. speelt een pilot waar water afkomstig van verhard oppervlak bij heftige buien afstroomt op de Steenbeek/Ugchelsebeek. Monitoring in de periode heeft uitgewezen dat dit afkoppelingsproject geen negatieve effecten heeft gehad op de aanwezige beekprikpopulatie. Het aandeel larvenhabitats is eerder toe- dan afgenomen (Soes, 2014). In de Winkewijert is de waterhuishouding reeds gewijzigd. Vroeger werd regenwater uit de wijk Bouwhof in de beek gepompt. Deze pomp is verwijderd en het regenwater wordt nu afgevoerd via de Kayersbeek waardoor de afvoer hier is toegenomen. Het debiet in de Winkewijert is hierdoor afgenomen. Effect op de beekprik wordt hier gemonitoord, waarbij tot nu toe nog steeds larven en adulten gevonden en zijn geen negatieve effecten aangetoond zijn. Hiernaast zijn er beken waar het debiet momenteel zo gering is dat er in het huidige profiel droogval of stagnatie voorkomt. Dit is geconstateerd voor de Badhuisspreng, Kerschoten, Koningsbeek en de Papegaaibeek. Effect op beekprik Onvoldoende debiet in een beek resulteert in onvoldoende stroming, stagnatie of zelfs droogval. Bij onvoldoende stroming en stagnatie spoelen zand en grindbodems niet meer schoon en verdwijnen paailocaties voor beekprikken. Het leidt ook tot verlaagde zuurstofgehaltes waarbij beekprikken kunnen sterven. Afname van het debiet kan vergaande gevolgen hebben voor de duurzame instandhouding van een populatie beekprik. Binnen het actuele leefgebied van de soort treden ze naar verwachting niet snel op. Doordat in toenemende mate regenwater via de beek wordt afgevoerd, neemt het debiet toe en is het de verwachting dat er vaker een piekafvoer plaatsvindt. Dit kan enerzijds leiden tot het schoonspoelen van grind (ontstaan paaiplaatsen), maar anderzijds ook tot het wegspoelen van detritusbanken (verdwijnen larvenhabitat). Voorkomen of mitigeren negatieve effecten Effecten en mitigatiemogelijkheden die voort komen uit verbreding van beken ten behoeve van vergroting van de bergingscapaciteit worden in paragraaf 4.3 besproken. Ingrepen in de waterhuishouding die leiden tot verminderde afvoer en verlies in kwaliteit van leefgebied van de beekprik dienen voorkomen te worden. Negatieve gevolgen van piekafvoeren kunnen voorkomen worden door de habitatvariatie te vergroten. Maatregel (substantieel aan- of afkoppelen van waterstromen op het beekstel) is altijd ontheffingsplichtig, vanwege mogelijk grote consequenties op kwaliteit leefgebied beekprik. 55

58 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 5 Kansen voor verbeteren beekprikleefgebied Voor een duurzame beekprikpopulatie is het van belang dat paai- en opgroeigebieden met een voldoende grote omvang binnen voor de beekprik overbrugbare afstanden aanwezig zijn. Optimaal zijn beken waarbij sneller stromende delen met grindrijk substraat worden afgewisseld met langzaamstromende detritusrijke delen. Hiervan uitgaande kunnen er kansen en geschikte herstelmaatregelen geformuleerd worden om de kwaliteit van het leefgebied van beekprikken in de gemeente Apeldoorn te verbeteren. Ze worden hieronder eerst kort in zijn algemeenheid besproken. Vervolgens wordt per beek aangegeven welke kansen en mogelijkheden er zijn om het leefgebied voor de beekprik te verbeteren. 5.1 Verbeteren habitatgeschiktheid Voor de paai is de beekprik afhankelijk van een bodem met zand en grind met voldoende stroming. Voldoende stroming zorgt voor het schoonspoelen van zo n grindbank en voor de aanvoer van zuurstof. Dat laatste is van belang voor de eitjes die in de bodem worden afgezet en daar enige weken verblijven. Wanneer er onvoldoende stroming is worden grindbanken bedekt met een laag zand of slib en ontstaat er een laag algen op het grind en wordt er onvoldoende zuurstof aangevoerd. Situaties waar geschikte paaiplaatsen voor beekprik ontstaan zijn: in buitenbochten van de beek, in smalle beektrajecten, of nabij obstakels zoals dood hout (figuur 10). In overgedimensioneerde beektrajecten is de breedte en diepte in een ongunstige verhouding ten opzichte van het debiet (figuur 10). Hier stagneert het water en bezinkt slib en detritus, waarbij zuurstofarme omstandigheden in de bodem kunnen ontstaan. Voor de larven van de beekprik is de aanwezigheid van detritusbanken belangrijk. Hier graven ze zich in en vinden er hun voedsel. Geschikte detritusbanken bestaan uit een dikke laag half verteerd organisch materiaal met fijn sediment (slib en zand). Beekpriklarven vind je meestal in detritusbanken waar enige stroming is. In stagnante beektrajecten is het aandeel slib vaak veel groter en kunnen zuurstofarme omstandigheden optreden. Situaties waar geschikte detritusbanken voor beekprik ontstaan zijn: in binnenbochten van de beek, in verbrede beektrajecten en achter obstakels zoals dood hout. Maatregelen die de habitatkwaliteit voor beekprik kunnen vergroten zijn: o verwijderen van beschoeiing; o toelaten van processen die leiden tot meandering van de beek; o aanbrengen en/of toelaten van meer dood hout; o aanplant of ontwikkeling van bomen langs de beek; o creëren van prikkenpoelen en prikkenoevers en o het extensiveren van het onderhoud. De prikkenpoelen die hier bedoeld worden zijn niet dezelfde als de poelen voor amfibieën die aangelegd worden naast de beek. Prikkenpoelen maken onderdeel uit van de stromende beek. In feite is het een komvormige verbreding van de beek. 56

59 Stichting RAVON Indien behoud van de beschoeiing noodzakelijk is, zijn er ook mogelijkheden om binnen de beschoeiing maatregelen te nemen om de structuur te vergroten om zodoende variatie in substraat en stroomsnelheid te creëren, zoals door de aanleg van kunstmatige obstakels in de oever (zie prikkenoever, figuur 10C). Figuur 10. Habitatgeschiktheid voor de beekprik in drie verschillende situaties: een natuurlijke beek, een sterk veranderende beek en in een verbeterde beek waar maatregel zijn genomen. 57

60 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Het voorgaande beschrijft de mogelijkheden voor habitatverbetering bezien vanuit de beekprik. Niet in elke beek, of in elk beektraject bestaat een daadwerkelijke mogelijkheid voor het realiseren van de meest optimale maatregelen voor de beekprik. Aspecten als eigendomssituaties, beschikbare ruimte, behoud van het oevertalud, onderhoudswerkzaamheden, recreatiefuncties en overstromingsrisico s spelen hierbij ook een rol. Met onderstaande beslisboom kan per beek(traject) een afweging gemaakt worden om te komen tot de best mogelijke maatregel voor de beekprik. BESLISBOOM best mogelijke maatregelen voor beekprik 1. Waar mogelijk: natuurlijke situatie benaderen (figuur 10A) -spontane ontwikkeling van habitatvariatie -weglaten/verwijderen van beschoeiing over grotere delen -toelaten dood hout in de beek Als dat niet kan > 2 2. Vormgeven van lokale (semi)natuurlijke situatie -beschoeiing pleksgewijs verwijderen/vervangen door grotere larvenhabitats (prikkenpoelen, figuur 10C) Als dat niet kan > 3 3. Vormgeven van lokale (semi)natuurlijke situaties - beschoeiing verwijderen/vervangen door beekbegeleidende beplanting Als dat niet kan > 4 4. Vormgeven van lokale kunstmatige aanpassingen -aanpassingen beschoeiing door inhammen/lobben (prikkenpoelen, figuur 10C) -aanpassingen door inbrengen obstakels (prikkenoevers, figuur 10C) 58

61 Stichting RAVON 5.2 Verbeteren van de migratiemogelijkheden Vrije migratie door een beek is belangrijk zodat beekprikken geschikt habitat kunnen opzoeken. Zo gaan gemetamorfoseerde beekprikken in het voorjaar op zoek naar geschikte paaiplekken. Ook voor de uitwisseling van individuen tussen deelpopulaties, het in stand houden van voldoende genetisch variatie en de kolonisatie van voormalige of nieuwe leefgebieden is vrije migratie belangrijk. In de Apeldoornse beken wordt de migratie van beekprik belemmerd door watermolens, stuwen, duikers, overkluizingen en trajecten met ongeschikt habitat. Maatregelen om deze migratieknelpunten op te lossen bestaan uit de aanleg van een vispassage, het wegnemen van de stuw, aanpassen van de duiker, aanpassen van overkluisde trajecten en het geschikt maken van het habitat. De oplossingsmogelijkheden verschillen per situatie. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de migratieknelpunten en mogelijke oplossingen. Bestaande vispassages in de gemeente Apeldoorn zijn van het type cascadestuw, of de bekkenvispassage. Beide typen kunnen goed functioneren, mits er voldoende debiet is en het ontwerp juist is. Voor het oplossen van het migratieknelpunt bij de Bouwhofmolen in de Ugchelsebeek wordt gedacht over een hevel of een vissluis. Geadviseerd wordt om het ontwerp vooraf te bespreken met een deskundige op het gebied van vismigratie en beekprikken. Nadeel van vrije optrekbaarheid van beken is dat ook invasieve exoten dit leefgebied kunnen koloniseren. De risico s van exotische grondelsoorten worden besproken in kader 3. Geadviseerd word om de Grift niet optrekbaar te maken vanuit de IJssel. Daarnaast wordt geadviseerd om de Koppelsprengen bij de Hamermolen niet optrekbaar te maken. Eventueel kan later, wanner meer bekend is over de daadwerkelijke gevolgen van deze exoten op beekprik en macrofauna alsnog gekozen worden voor het wegnemen van deze migratiebarrières. 5.3 Knelpunten en aanbevolen maatregelen per beek In onderstaande tabel worden per beek de knelpunten en aanbevolen maatregelen beschreven. De prioriteit die wordt gegeven aan de maatregelen is gebaseerd op de actuele en potentiële geschiktheid van de beek voor de beekprik. Locaties voor de uitvoering van habitatherstelmaatregelen (ontwikkelen prikkenoevers en aanleg prikkenpoelen) waaraan hoge prioriteit wordt toegekend zijn op kaart weergegeven in figuur 10a en b. 59

62 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Wenumse beek Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Migratie Vispasseerbaarheid Watermolen verbeteren matig Habitat Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Wi-01 & Wi-02 hoog Papegaai beek Habitatvariatie vergroten: beheer handmatig uitvoeren Habitatvariatie in bovenloop vergroten Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Migratie Duiker onder de Wenumse weg passeerbaar maken matig Habitat Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Pa-01 hoog Koningsbeek Beschoeiing waar mogelijk verwijderen Habitatvariatie vergroten: beheer handmatig uitvoeren Potentie voor beekprik: klein Knelpunt Maatregel Prioriteit Waterhuishouding Indien mogelijk debiet vegroten om stagnatie en droogval te voorkomen matig Kerschoten Potentie voor beekprik: klein Knelpunt Maatregel Prioriteit Migratie Stuw verwijderen laag Habitat Beschoeiing waar mogelijk verwijderen laag Badhuisspreng Potentie voor beekprik: klein Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Beek versmallen, met name in benedenloop (rond sportpark) laag Beschoeiing waar mogelijk verwijderen Driehuizerspreng Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat De beek was grotendeels overkluisd en is in 2016 hersteld gereed Orderbeek Beschoeiing waar mogelijk verwijderen Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Herstel natuurlijk bodemsubstraat benendenstrooms van de Ordermolen OB-01 hoog Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers OB-01 & OB-02 Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen OB-01 & OB-02 Beschoeiing waar mogelijk verwijderen Migratie Vispasseerbaar maken van de duiker onder de Laan van Spitsbergen hoog Beek in het Orderveen Optrekbaar maken via de Driehuizersprengen (in uitvoering) Potentie voor beekprik: groot hoog matig hoog hoog laag hoog hoog hoog hoog gereed Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers BIHO-01 & BIHO-02 hoog Rode beek Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen BIHO-01 & BIHO-02 Beschoeiing waar mogelijk verwijderen Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten: 1 prikkenpoel aanleggen hoog hoog hoog 60

63 Stichting RAVON Grift Actueel leefgebied beekprik Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Gr-01 t/m Gr-03 hoog Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen Gr-02 hoog Beschoeiing waar mogelijk verwijderen hoog Migratie Overkuizing in centrum Apeldoorn passeerbaar maken hoog Eendrachtspreng Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie in benendenloop vergroten: 2 prikkenpoelen aanleggen Ee-01 hoog Migratie Bestaande vispassage verbeteren (i.c.m. habitatverbetering bovenstrooms) matig Overkluizing passeerbaar maken (i.c.m. habitatverbetering bovenstrooms) matig Ugchelsebeek Actueel leefgebied beekprik Knelpunt Maatregel Prioriteit Migratie Diverse migratieknelpunten (duikers, stuwen, watermolens) passeerbaar maken hoog Duikers met bladvang aanpassen of vaker schoon maken hoog Bestaande vispassage aanpassen gereed Migratiebarriere Hamermolen voorlopig in stand houden i.v.m. risico s exoten hoog Habitat Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Ug-01 t/m Ug-06 hoog Habitatvariatie vergroten: 2 prikkenpoelen aanleggen Ug-02 hoog Habitatvariatie vergroten: 2 prikkenpoelen aanleggen Ug-04 hoog Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen Ug-05 hoog Beschoeiing waar mogelijk verwijderen hoog Schoolbeek Potentie voor beekprik: groot Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen Sc-02 hoog Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen Sc-02 hoog Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Sc-04 matig Beschoeiing waar mogelijk verwijderen hoog Migratie Stuw en duiker in bovenloop passerbaar maken (i.c.m. habitatverbetering Sc-04) matig Winkewijert Actueel leefgebied beekprik Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten: 3 prikkenpoelen aanleggen Wi-01 & Wi-02 hoog Habitatvariatie vergroten: ontwikkelen >10% prikkenoevers Wi-01 & Wi-02 hoog Beschoeiing waar mogelijk verwijderen hoog Kayersbeek Potentie voor beekprik: klein Knelpunt Maatregel Prioriteit Migratie Migratieknelpunten passeerbaar maken geen Habitat Habitatvariatie vergroten geen Bovenloop deels versmallen geen Beschoeiing waar mogelijk verwijderen geen Zwaanspreng Potentie voor beekprik: klein Knelpunt Maatregel Prioriteit Habitat Habitatvariatie vergroten geen Beschoeiing waar mogelijk verwijderen geen Migratie Migratieknelpunten passeerbaar maken geen 61

64 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Figuur 10a. Beektrajecten in Apeldoorn-Noord waar hoge prioriteit wordt toegekend aan de verbetering van de habitatkwaliteit voor beekprik d.m.v. de ontwikkeling van prikkenoevers en de aanleg van prikkenpoelen. 62

65 Stichting RAVON Figuur 10b. Beektrajecten in Apeldoorn-Zuid waar hoge prioriteit wordt toegekend aan de verbetering van de habitatkwaliteit voor beekprik d.m.v. de ontwikkeling van prikkenoevers en de aanleg van prikkenpoelen. 63

66 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 5.4 Realisatieplan voor maatregelen De maatregelen die leiden tot verbetering van de habitatkwaliteit en het bereiken van een duurzame staat van instandhouding voor beekprik in de gemeente Apeldoorn zijn in dit hoofdstuk beschreven. Hierbij is ook een prioritering aangegeven, gebaseerd op de actuele waarde en potentie van elke beek. De maatregelen met hoge of matige prioriteit kunnen deels gerealiseerd worden binnen de lopende en toekomstige deelprojecten van het Waterplan van de gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe. Dit Waterplan richt zich vanaf 2017 op uitvoering van maatregelen in met name de Ugchelsebeek en daarnaast ook in de Schoolbeek, Steenbeek, Orderbeek, Beek in het Orderveen, Kayersbeek en Beek in Kerschoten. Voor de realisatie van de noodzakelijke maatregelen (prioriteit hoog of matig) in de Grift, Wenumse beek, Papegaaibeek, Koningsbeek, Winkewijert, Rode beek, Driehuizersprengen en Eendrachtspreng zijn er geen herinrichtingsprojecten gepland waarbinnen de maatregelen uitgevoerd kunnen worden. Er dient gezocht te worden naar alternatieve mogelijkheden voor de realisatie. De aanvullende maatregelen buiten de (al gerealiseerde) herinrichtingsprojecten om, zijn in grote mate gericht op aanvullende verbeteringen voor larvenhabitat. Het aanvullend gericht nagaan hoe de verbeteringsmaatregelen uitgewerkt en gerealiseerd kunnen worden, is te beschrijven in een gericht plan van aanpak. Bij de uitvoering zal aansluiting gezocht kunnen worden bij de actieve soortenbescherming, zoals ook benoemd in Beleidsnota Actieve Soortenbescherming (Provincie Gelderland, 2015). Bij de provincie Gelderland ligt een verantwoordelijkheid ten aanzien van de realisering van Natura 2000 doelstellingen. De beekprik is door de provincie Gelderland in het Natuurbeheerplan 2017 ook aangewezen als doelsoort voor het leefgebied natte dooradering. De provincie biedt mogelijkheden voor realisatie van dergelijke maatregelen middels de Subsidieregeling Natuur en Landschap 2016, de subsidieregels Ruimte voor Gelderland en de Subsidieverordeningen Natuur en Landschap 2016 (SVNL 2016). Realisatie maatregelen i.h.k.v. Waterplan (Gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe) Realisatie maatregelen op basis van aanvullend plan van aanpak in afstemming met provinciaal beleid tav soortenbescherming Ugchelsebeek Steenbeek Orderbeek Beek in het Orderveen Wenumse beek Papegaaibeek Koningsbeek Grift Winkewijert Rode beek Driehuizersprengen Eendrachtspreng 64

67 Stichting RAVON 6 Monitoringsplan Het soortmanagementplan is gericht op realisering van een gunstige staat van instandhouding van de beekprik in de gemeente Apeldoorn. Deze staat van instandhouding kan bepaald worden op basis van de volgende aspecten waarop de monitoring zich dient te richten (zie HS 3.4): o verspreiding; o kwaliteit van het leefgebied; o dichtheid en leeftijdsopbouw van de larvenpopulatie; De monitoring van de duurzame staat van instandhouding van beekprik sluit aan op de monitoring van N2000-gebieden. Het licht voor de hand qua methodiek daarop aan te sluiten. Deze methodiek is op het moment van schrijven nog in ontwikkeling. De monitoring van het SMP sluit ook aan op het lopende Meetnet Beek- en Poldervissen dat onderdeel is van het Netwerk Ecologische Monitoring, waarbij Habitatrichtlijn soort op landelijke schaal gemonitoord worden. Dit meetnet wordt door RAVON gecoördineerd en uitgevoerd met vrijwilligers. De monitoring van beekprik kan ook opgepakt worden in combinatie met het watermeetnet beken stedelijk gebied Apeldoorn van de gemeente en het waterschap. Voor onderzoek aan beekprik is een ontheffing op de Flora en Faunawet nodig. Deze kan voor dit doel aangevraagd worden via de website van RAVON. Verspreiding Om vast te stellen of er sprake is van een voor- of achteruitgang in de verspreiding wordt voorgesteld om te kijken naar de aan- en afwezigheid van de soort op kilometerhokniveau of een selectie van km-hokken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de km-hokken die in het kader van het NEM bezocht worden, aangevuld met losse waarnemingen uit de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna). Hiernaast zouden ook in het kader van het stedelijke watermeetnet van het waterschap en de gemeente Apeldoorn aanvullend kmhokken onderzocht kunnen laten worden binnen belangrijke beektrajecten die nog niet vanuit de bestaande monitoring onderzocht worden. Hiervoor zou regelmatig vastgesteld kunnen worden waar een aanvullende inspanning gewenst is. Onderzoek naar de verspreiding van beekprik kan uitgevoerd worden door op zicht te zoeken naar paaiende beekprikken in het voorjaar en door met schepnet larven te vangen. Beide methoden kunnen zowel door professionele ecologen als vrijwilligers uitgevoerd worden. Om zicht te houden op veranderingen in de verspreiding van beekprik in de gemeente Apeldoorn wordt voorgesteld om de volgende aspecten te verwerken in een nader vorm te geven monitoringsprogramma: o onderzoek van kilometerhokken met actueel en potentieel leefgebied; o methode: zoeken naar paaiende beekprikken of vangen van larven; o aanvullende, gericht inspanning conform methodiek Meetnet Beek- en Poldervissen, zie kader; o uitvoering door natuurvrijwilligers, studenten Helicon en/of professionele ecologen. o frequentie in aansluiting op monitoring N

68 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Kwaliteit leefgebied De kwaliteit van het leefgebied van de beekprik kan vastgelegd worden aan de hand van een aantal belangrijke aspecten: stroomsnelheid, diepte, substraatsamenstelling, aanwezigheid van watervegetatie, holle oevers, beschoeiing, beschaduwing en de aanwezigheid van migratiebarrières. Op basis hiervan kan voor beekdelen bepaald worden of geschikt habitat voor paai en voor larven aanwezig is. Het vastleggen van de kwaliteit kan conform de methodiek die in voorliggend onderzoek is gebruikt (zie HS 3.2.1). Het is aan te bevelen deze habitatbeoordeling integraal uit te voeren, waarbij alle beken in het actueel en potentieel leefgebied worden beoordeeld. Door uitvoering in het voorjaar kan het gecombineerd worden met het zoeken naar paaiende beekprikken en het vangen van larven met schepnet. Om zicht te houden op veranderingen in de kwaliteit van het leefgebied en knelpunten te signaleren wordt voorgesteld om de volgende aspecten te verwerken in een nader vorm te geven monitoringsprogramma: o onderzoek in alle beken in het actueel leefgebied; o methodiek beoordeling conform voorliggende studie; o kwaliteitsbeoordeling in combinatie met verspreidingsonderzoek; o uitvoering kwaliteitsbeoordeling door professionele ecoloog. o frequentie in aansluiting op monitoring N2000. Dichtheid en leeftijdsopbouw larven. Door nauwkeurige metingen uit te voeren aan de dichtheid en de lengte van de aanwezig beekpriklarven, worden kwantitatieve gegevens verzameld die inzicht geven in eventuele veranderingen in populatieomvang en leeftijdsopbouw. Voor de bepaling van de dichtheid wordt een cementkuip zonder bodem in de bodemgedrukt. Het substraat en de aanwezige beekprikken worden opgeschept. Elke beekprik wordt vervolgens opgemeten. Dit wordt op een locatie 20 maal uitgevoerd, waarbij in totaal zo n 3 m 2 substraat wordt bemonsterd. De methode is eenvoudig in uitvoering en goed standaardiseerbaar, zodat vergelijking tussen locaties en jaren mogelijk is. Het onderzoek wordt bij voorkeur uitgevoerd in het najaar zodat inzicht wordt verkregen in de aanwezigheid van 0-jarige dieren. De metingen worden op geselecteerde locaties herhaald. Per beek is minimaal één meetlocatie wenselijk, in de Grift en Ugchelsebeek mogelijk meer. Er kan gebruik gemaakt worden van de gegevens die in het kader van het NEM verzameld worden, aangevuld met bemonsteringen op gewenste locaties. Deze monitoring kan mogelijk ook gecombineerd worden met macrofauna-bemonsteringen die worden gedaan in het kader van het watermeetnet beken stedelijk gebied Apeldoorn van de gemeente en het waterschap. Om zicht te houden op veranderingen in de dichtheid en leeftijdsopbouw van de beekprik in de gemeente Apeldoorn wordt voorgesteld om de volgende aspecten te verwerken in een nader vorm te geven monitoringsprogramma: o onderzoek op geselecteerde meetpunten in het actueel leefgebied; o methodiek: gestandaardiseerde dichtheidbepaling met cementkuip en leeftijdsopbouw aan de hand van lengtegegevens; o uitvoering door natuurvrijwilligers, studenten Helicon en/of professionele ecologen. o frequentie in aansluiting op monitoring N

69 Stichting RAVON Monitoringsplan voor onderzoek naar de gunstige staat van instandhouding van beekprik. Meetdoel Onderzoeksinspanning Methode Uitvoering Verspreiding Alle kmhokken van beken in actueel en potentieel leefgebied* Kwaliteit Alle beken in actueel leefgebied en potentieel leefgebied* Dichtheid en Steekproef in actueel leeftijdsopbouw leefgebied larven Gebruik alle beschikbare waarnemingen (NDFF), aangevuld met gericht onderzoeksinspanning. Zicht paaiende beekprik; vangen larven, methodiek NEM Beek- en Poldervissen Habitatbeoordeling Gestandaardiseerde dichtheidbepaling met cementkuip natuurvrijwilligers, studenten Helicon en/of professionele ecologen professionele ecologen natuurvrijwilligers, studenten Helicon en/of professionele ecologen * in de huidige situatie betreft het actueel leefgebied de Grift, Ugchelsebeek en Winkewijert. Daarnaast bieden Schoolbeek, Eendrachtspreng, Beek in het Orderveen, Driehuizerspreng, Orderbeek en de Papegaaibeek potentie voor de soort. 67

70 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Richtlijnen verspreidingsonderzoek beekprik Monsterplaatskeuze Zoek binnen het onderzoeksgebied naar het geschikte habitat in beken. Voor larven zijn dit stromingsluwe delen met een bodem van modder en detritus. Voor volwassen paaiende beekprikken zijn dit ondiepe, snelstromende trajecten met een grindrijke bodem. Dergelijke plekken worden vaak aangetroffen bij bruggetjes en stuwtjes. Wijze hanteren schepnet voor larven De larven van beekprik leven in de bodem, schep door de bodem (modder en detritus) in stromingsluwe delen en oevers en woel met je voeten door modder en detritus om de larven in het net te drijven. Neem steekproeven en zorg dat je niet al het habitat verstoort. Zichtwaarnemingen in de paaitijd In de paaitijd kunnen paaiende dieren op zicht worden waargenomen. Kijk goed naar de bodem in ondiepe grindrijke trajecten. Beekprikken maken een 'schone' paaikuil die vaak licht aftekent tegen de omliggende bodem. Aan de stroomopwaartse zijde van de paaikuil zuigen de beekprikken zich vast aan grind en stenen. Tijdens de paai kronkelen de prikken om elkaar heen, voor de paai en tijdens rustmomenten lijken het 'sliertjes' in richting van de stroming. Je moet dus goed kijken. Te leveren inspanning per km-hok Voor de beekprik is het belangrijk om in het voorjaar op zicht te zoeken naar zich voortplantende dieren. Voor het vinden van paaiende beek- of rivierprikken (op zicht) zijn tenminste vijf telronden nodig vanaf de aanvang van de paai, omdat de activiteit van paaiende prikken per dag varieert, het paaiseizoen binnen enkele weken voorbij is en de aanvang ervan varieert. Dit betekent dat er voorafgaand aan de paai van prikken al meerdere bezoeken uitgevoerd dienen te worden om de aanvang van de paai eerst vast te stellen. Alle paaiplaatsen worden afgezocht. Indien de locaties daarvan nog niet bekend zijn, wordt het hele beektraject in een kilometerhok afgezocht. De in de bodem levende larven kunnen met schepnet gedurende het hele jaar gevangen worden. Indien er met het schepnet gezocht wordt, dienen er per jaar minimaal twee onderzoeksronden uitgevoerd te worden, met een totale inspanning van minimaal 120 minuten per kilomterhok (2 x 60 minuten). Aantal personen De hierboven beschreven richtlijn gaat uit van 1-2 waarnemers bij schepnetonderzoek. Als er met meer mensen gevist wordt, neemt de te vissen tijd af. Periode Zichtwaarnemingen paaitijd: februari mei. Larven scheppen: hele jaar. Materiaal Voor larven: fijnmazig RAVONschepnet ( gestrekte maaswijdte 3 mm). Waadpak of (lies)laarzen. Voor zichtwaarnemingen paaiende prikken: polariserende zonnebril. 68

71 69 Stichting RAVON

72 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 7 Conclusies o o o o o o De beekprik komt binnen de gemeente Apeldoorn in drie beken voor: Grift, Ugchelsebeek en Winkewijert. Geschikte paailocaties zijn verspreid over deze beken op veel plaatsen in voldoende mate aanwezig. Opgroeihabitat is in veel trajecten wel aanwezig, maar in kwaliteit (oppervlak en dikte) limiterend voor de soort. Hierdoor is er een beperkt aantal locaties met optimaal habitat waar beekpriklarven in hoge dichtheid voorkomen. Door de aanwezigheid van veel migratiebarrières is het leefgebied versnipperd. Momenteel zijn er acht deelpopulaties aanwezig, gescheiden van elkaar door watermolens, stuwen en duikers. Er vinden diverse ingrepen plaats in de beken, zoals het baggeren van de bodem en het verleggen van beektrajecten en die een groot negatief effect kunnen hebben op de beekprik. De negatieve effecten zijn echter te voorkomen of op een goede manier de mitigeren door een juiste werkwijze. Een gefaseerde uitvoering in ruimte en tijd en uitvoering door kundige mensen is daarbij van het grootste belang. Op basis van verspreiding, dichtheid, leeftijdsopbouw en habitatkwaliteit wordt beoordeeld dat de beekprik in de gemeente Apeldoorn in een zeer ongunstige staat van instandhouding is. In dit oordeel weegt met name de ongunstige habitatkwaliteit voor larven zwaar mee. Maatregelen om de staat van instandhouding te verbeteren bestaan uit het verbeteren van de habitatkwaliteit en migreerbaarheid. De prioriteit ligt bij de beken in het actuele leefgebied en de beken met de grootste potentie. Beken die potentieel geschikt zijn voor de beekprik zijn de Schoolbeek, Wenumse beek, Papegaaibeek, Orderbeek en de Beek in het Orderveen. Herstelmaatregelen in de Grift hebben geresulteerd in uitbreiding van het leefgebied van de beekprik. Het beekherstelplan van de gemeente en het waterschap richt zich de komende jaren met name op de Ugchelsebeek. De voorgenomen plannen hebben naar verwachting een groot positief effect op de beekprik, mits er voldoende rekening wordt gehouden met de soort. 70

73 lage potentie / ongeschikt potentieel actueel Actueel leefgbied beekprik Potentieel leefgebied beekrpik Paaihabitat aanwezig Larvenhabitat aanwezig Vrij optrekbaar voor vis Waterkwaliteit Prioriteit maatregelen Stichting RAVON Overzicht geschiktheid en potentie van de Apeldoornse beken voor beekprik, met een prioritering van de aanbevolen maatregelen. Beek Maatregelen voor beekprik Grift + nvt hoog Habitatkwaliteit verder verbeteren, migratieknelpunt opheffen Ugchelsebeek + nvt hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunten opheffen Winkewijert + nvt hoog Habitatkwaliteit verbeteren Wenumse beek matig-hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Papegaaibeek matig-hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Driehuizerspreng hoog Habitatkwaliteit verbeteren tijdens herstelwerk in uitvoering Orderbeek hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Beek in het Oderveen hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Rode Beek ? hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Eendrachtspreng matig-hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunten opheffen Schoolbeek hoog Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunten opheffen Koningsbeek matig Waterhuishouding verbeteren Kerschoten laag Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunt opheffen Badhuisspreng laag Habitatkwaliteit verbeteren Kayersbeek geen Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunten opheffen Zwaanspreng geen Habitatkwaliteit verbeteren, migratieknelpunten opheffen 71

74 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 8 Literatuur Alterra, 2006a. Algemene inleiding Natura 2000 profielendocument. Pdf: (geraadpleegd ). Alterra, 2006b. Natura 2000 profielendocument Beekprik (Lampetra planeri) (H1096). Pdf: (geraadpleegd ). Beers, v. P., Er zit (weer) beekprik in de Hierdense Beek. RAVON 48, 30. Blankena, G.-J., Monitoring Wenumse beek. RAVON Werkgroep De Prik. 19 p. Cuppen H.P.J.J., Vierde monitoring 2011 watermeetnet beken stedelijk gebied Apeldoorn. Gemeente Apeldoorn & Waterschap Veluwe. Docker (editor), Lampreys: biology, conservation and control. Springer Fish & Fisheries serie 37, volume 1. Gaumert, D., Kleinfische in Niedersachsen. Niedersächsisches Landesamt für Wasserwirtschaft, Hildesheim. 71 pp Harvey, J & I. Cowx, Monitoring the River, Brook and Sea Lamprey, Lampetra fluviatilis, L. planeri and Petromyzon marinus. Conserving Natura 2000 Rivers Monitoring. Series No. 5, English Nature, Peterborough. Heuvelmans, I Beekprik op de Veluwe. Een onderzoek naar verspreiding, dichtheden en duurzame staat van instandhouding. Stageverslag Stichting RAVON & HAS Hogeschool. 46p. Kranenbarg, J & J. Bosveld Haalbaarheidsonderzoek koppeling Grift aan de IJssel en de verwachte effecten op de KRW score voor vis. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport Koeijer, K. de, Beekprik in de Winterwijkse beken. Onderzoek naar een duurzame staat van instandhouding. Stageverslag Stichting RAVON & HZ University of Applied Sciences. Koole, M. & J. Hop, Onderzoek naar vispasseerbaarheid van een viertal sifons in de gemeente apeldoorn ATKN in opdracht van Gemeente apeldoorn. Rapportnummer /001. Ministerie van Economische Zaken, Leeswijzer Natura 2000 profielen. Geheel herziene versieseptember 2014 Ten behoeve van de profielen behorende bij de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in de EEZ. Programmadirectie Natura Molen, D.T.v.d., Pot, R., Evers, C.H.M., Nieuwerburgh, L.L.J.v., Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water Rapportnummer 72

75 Stichting RAVON Stowa, Amersfoort. Ottburg, F.G.W.A. & C.A.M. van Swaay (red., 2014). Gunstige referentiewaarden voor populatieomvang en verspreidingsgebied van soorten van bijlage II, IV en V van de Habitatrichtlijn. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-rapport 124. Projectgroep Gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe. Visie Ugchelsebeken. Uitwerking Apeldoorns waterplan , Salewski, V., Untersuchungen zu Ökologie und Biometrie einer Bachneunaugen-population (Lampetra planeri) im Odenwald. Fischökologie 4: Seeuws P., Coeck J. & Verheyen R., Ecologie van beschermde rondbek- en vissoorten - Soortbeschermingsplan voor de beekprik. Universitaire Instelling Antwerpen Instituut voor Natuurbehoud. Soes, D.M.,2014. Monitoring beekprik Steenbeek en Ugchelsebeek Rapport Bureau Waardenburg. Spikmans, F., M. Schiphouwer, J. Kranenbarg & H. Breeuwer, Naar duurzame populaties beekprik in Noord-Brabant. Voorbereidingsstudie herintroductie. Stichting RAVON, Nijmegen & IBED Universiteit van Amsterdam. Spikmans, F., Prikken in het Niersstroomgebied. RAVON 52: Vos, M. de, Beekprik. In: Van Kessel, N. & J. Kranenbarg, Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. Uitgeverij Profiel, Bedum. Waterstraat, A., Einfluß eines Gewässerausbaus auf eine Population des Bachneunauges (Lampetra planeri, Bloch 1784) in einem Flachlandbach im Norden der DDR. Fischökologie 1(2):

76 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Bijlage 1. Parameters habitatbeoordeling Parameter Stroomsnelheid minimaal Stroomsnelheid maximaal Meandering % Diepte minimaal Diepte maximaal Breedte fijn grind grof grind puin zand slib detritus holle oevers hout (dood / wortels ed) Beschoeiing vegetatie Paaiplaatsen Paaisubstraat bedekt met algen / slib Larvenhabitat Dikte larvenhabitat Beschaduwing Eenheid cm/s cm/s % van lengte m m m % van oppervlak % van oppervlak % van oppervlak % van oppervlak % van oppervlak % van oppervlak % van oeverlengte % van oppervlak % van oeverlengte % van oppervlak ja/nee % van oppervlak ja/nee cm % van oppervlak 74

77 Traject-code Aantal scheppen Bemonsterde oppervlak (m2) Aantal beekprikken Gemiddelde dichtheid (n/m2) sd dichtheid priklarven Stichting RAVON Bijlage 2. Dichtheid beekprik per beektraject 2016 Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van het door RAVON uitgevoerd onderzoek in Voor een volledig beeld van de verspreiding van de larven wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Beek Wenumse beek We afwezig We We , afwezig Papegaaibeek Pa afwezig Pa Koningsbeek Ko , afwezig Ko afwezig Kerschoten Ke afwezig Badhuisspreng Ba Orderbeek Or Or Beek in het Orderveen BiO afwezig BiO afwezig Eendrachtspreng Ee afwezig Ee afwezig Ee Grift Gr , afwezig Gr afwezig Gr Gr ,7 0,9 matig Gr ,8 1 0,6 0,3 laag Gr ,8 0,6 laag Gr ,4 10 4,2 1,4 matig Gr Gr Ugchelsebeek Ug ,2 8 3,6 1,1 matig Ug afwezig Ug ,3 0,3 laag Ug ,2 1 0,8 0,4 laag Ug , afwezig Ug ,6 8 5,0 0,9 matig Ug ,0 1,3 matig Ug ,6 1 0,6 0,4 laag Ug ,2 2 0,5 0,3 laag Schoolbeek Sc , afwezig Sc , afwezig Sc afwezig Sc Sc Winkewijert Wi , afwezig Wi afwezig Wi Kayersbeek Ka Ka Ka Zwaanspreng Zw

78 Gemiddelde % zuurstof SD Aantal metingen % zuurstof ( ) Aantal metingen <70% zuurstof Aantal metingen >120% zuurstof Aantal metingen buiten norm (70-120% zuurstof) Score % zuurstof voor beekprik SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Bijlage 3. Zuurstofgehalte Op basis van meetgegeven Waterschap Vallei en Veluwe. De norm voor beekprik gesteld op %, zie toelichting in tekst hoofdstuk 3.3. De score is bepaald door het aantal metingen dat afwijkt van deze norm: >50% = ontoereikend, 10-50% = matig en <10% = goed. Beek Meetpunt Badhuisspreng Badhuisspreng, Sprengenparklaan ontoereikend Beek in het Orderveen Beek in het Ordenveen, Govert Flinckstraat goed Rode beek Rode Beek Apeldoorn ontoereikend Beekbergse beek Beekbergse Beek, Lieren, Hanekerweg goed Beekbergse beek Beekbergse Beek/Krepelse Beek, Klarenbeek goed Beekbergse beek Beekbergsebeek Beekbergen goed Beekbergse beek Oude Beek, Lieren, Molenvaart goed Beekbergse beek Oude Beek, Lieren matig Dorpse beek Dorpse Beek, Vaassen, Jonasweg goed Driehuizerspreng Driehuizerspreng, Bronbeekhof matig Eendrachtspreng Eendrachtspreng, tennispark Ugchelen ontoereikend Egelbeek Egelbeek, Vaassen, Kanaweg goed Grift Grift, Apeldoorn Hofstraat brug goed Grift Grift, Apeldoorn Holthuis goed Grift Grift, Apeldoorn, Marialust goed Grift Grift, Apeldoorn, Papegaaiweg goed Grift Grift, Apeldoorn, Prinsenweide goed Grift Grift, Apeldoorn, voor RWZI goed Grift Grift, Apeldoorn, Anklaarseweg matig Kayersbeek Kayersbeek, Oude Beekbergerweg goed Kayersbeek Kayersdijk-noord, Apeldoorn goed Kayersbeek Kayersdijk-noord matig Kayersbeek Kayersbeek-sprengen, Apeldoorn ontoereikend Kerschoten Beek in Kerschoten, Edisonlaan ontoereikend Koningsbeek Koningsbeek, Apeldoorn, Zwolseweg matig Orderbeek Orderbeek, Apeldoorn goed Papegaaibeek Papegaaibeek, Wenumseveldweg goed Schoolbeek Schoolbeek, Ugchelen goed Steenbeek Steenbeek, Ugchelen, Keienbergweg goed Ugchelsebeek Koppelsprengen, Ugchelen goed Wenumse beek Wenumse Beek, Veldmaterweg goed Wenumse beek Wenumsebeek Wenum/Apeldoorn goed Winkewijert Winkewijert goed Winkewijert Winkewijert tussen casc/ln.v.west goed Winkewijert Winkewijert voor introming Ugchelsebeek goed Zwaanspreng Zwaanspreng, monding goed Zwaanspreng Zwaanspreng, middenloop matig 76

79 Stichting RAVON Bijlage 4. Jaarlijkse beheerswerkzaamheden Waterschap Beheer najaar 2016 (representatief voor jaarlijkse beheersmaatregelen in het najaar) 77

80 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn Beheer voorjaar 2016 (representatief voor jaarlijkse beheersmaatregelen in het voorjaar) Apeldoorn-Noord 78

81 Stichting RAVON Beheer voorjaar 2016 (representatief voor jaarlijkse beheersmaatregelen in het voorjaar) Apeldoorn-Zuid 79

82 SMP beekprik Gemeente Apeldoorn 80

83 RAVON Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland Natuurplaza Toernooiveld ED Nijmegen Postbus BK Nijmegen T: (alg.)

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012 MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012 WATERSCHAP AA EN MAAS 20 september 2012 076534150:0.7 - Definitief C01012.100177.0100 5 Waterschap Aa en Maas Hevelpassage Kaweise Loop 5.1 KAWEISE

Nadere informatie

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel Frank Spikmans Zaltbommel, 7 september 2017 Kwabaal Gelderland Ecologie & verspreiding Oorzaken achteruitgang Actuele toestand leefgebieden Kansen herstel Leefgebied

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet natuurbescherming, hoofdstuk 3, ontheffing soorten overig Datum besluit : 10 april 2017 Onderwerp : Wet natuurbescherming

Nadere informatie

REACTIENOTA. Ontwerp projectplan Waterwet Herinrichting Boven Slinge Burloseweg

REACTIENOTA. Ontwerp projectplan Waterwet Herinrichting Boven Slinge Burloseweg REACTIENOTA Ontwerp projectplan Waterwet Herinrichting Boven Slinge Burloseweg Juni 2015 INHOUD REACTIENOTA 1. INLEIDING 3 2. GEVOLGDE PROCEDURE 3 3. INGEKOMEN REACTIES 3 4. BEHANDELING REACTIES 4 2 1.

Nadere informatie

Herinrichting Boven Slinge. Eerste inzichten na een jaar meten. Inleiding

Herinrichting Boven Slinge. Eerste inzichten na een jaar meten. Inleiding Herinrichting Boven Slinge Eerste inzichten na een jaar meten Inleiding Aanleiding De Boven Slinge is een bijzondere beek, niet alleen voor de Achterhoek, maar zelfs op landelijke schaal. Er zijn in ons

Nadere informatie

Vismonitoring in grote rivieren

Vismonitoring in grote rivieren Optrekmogelijkheden en habitatgebruik van de rivierprik in Nederland Vismonitoring in grote rivieren Erwin Winter & Ben Griffioen Erwin Winter Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek IMARES, Wageningen

Nadere informatie

Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse

Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse Beekdalbreed hermeanderen Technieken om dood hout in te brengen Jan de Brouwer, Piet Verdonschot en Anna Besse Jan.debrouwer@wur.nl Piet.verdonschot@wur.nl nl Anna.besse@wur.nl team zoetwaterecologie Piet

Nadere informatie

Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar beekvissen

Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar beekvissen Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar beekvissen REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Stichting RAVON Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar beekvissen

Nadere informatie

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: Memo Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: 035.00.03.00.00 Aan: Gemeente Bodegraven Van: Mevrouw drs. A.A. Schwab Onderwerp: Actualisatie natuurwaardenonderzoek Bodegraven-Oost Datum: 13-11-2013

Nadere informatie

Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar

Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar In de Wijerd van december jl. heeft u in het artikel Kronkelende beek is nog geen natuurlijke beek kunnen lezen

Nadere informatie

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016 Overzicht presentatie Overzicht presentatie: 1. Systeem & gebied 2. Wat speelt er

Nadere informatie

Hydraulische evaluatie vispassages "Meele" en "Wijhe"

Hydraulische evaluatie vispassages Meele en Wijhe Hydraulische evaluatie vispassages "Meele" en "Wijhe" Project: VA2012_08 Opgesteld in opdracht van: Ploegam noord BV maart 2012 door: Q. de Bruijn & H. Vis Statuspagina Statuspagina Titel: Hydraulische

Nadere informatie

Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn

Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn Verslag excursie subgroep Realisatie op de ALV-dag 21 april 2009 Herstel sprengen en Grift in Apeldoorn Met medewerking van Wim Vilsteren en Diederik Brem (Waterschap Veluwe) Op het programma staat een

Nadere informatie

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visseninventarisatie terrein Simon Loos Visseninventarisatie terrein Simon Loos resultaten visseninventarisatie Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 26 oktober 2011 Verantwoording Titel : Visseninventarisatie terrein Simon Loos Subtitel

Nadere informatie

Er zit (weer) beekprik in de Hierdense Beek

Er zit (weer) beekprik in de Hierdense Beek 30 tijdschrift RAVON 48 juni 2013 jaargang 15 nummer 2 Er zit (weer) beekprik in de Hierdense Beek Peter van Beers, Ienke Bogerd-Spijkerboer, Ykelien Damstra & Jochem Hop Van oudsher komen er beekprikken

Nadere informatie

Naar duurzame populaties beekprik in Noord-Brabant

Naar duurzame populaties beekprik in Noord-Brabant Naar duurzame populaties beekprik in Noord-Brabant Voorbereidingsstudie herintroductie REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Naar duurzame populaties beekprik in Noord- Brabant Voorbereidingsstudie

Nadere informatie

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.

Nadere informatie

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Aan: Van: Kopie: M. de Visser (Kubiek Ruimtelijke Plannen) F.A. van Meurs (Ecoresult) L. Boon (Ecoresult)

Nadere informatie

Herintroductie vissen : van plannen naar uitvoering Vissennetwerk 25 november J. Quak

Herintroductie vissen : van plannen naar uitvoering Vissennetwerk 25 november J. Quak Herintroductie vissen : van plannen naar uitvoering Vissennetwerk 25 november 2010 J. Quak Inhoud Historie, korte terugblik: herintroductie op agenda (beken, riviertjes) Kaders: beleid, ecologie en beheer

Nadere informatie

Building with Nature: maatregelen In vogelvlucht

Building with Nature: maatregelen In vogelvlucht Building with Nature: Ecologische effecten van kleinschalige Building with Nature maatregelen In vogelvlucht Bart Brugmans 20 september 2016 Opgenomen in nieuwe Waterbeheerplan Effectievere inzet middelen

Nadere informatie

Aanvullend onderzoek beekprik

Aanvullend onderzoek beekprik Aanvullend onderzoek beekprik Eerbeekse Beek Opdrachtgever Hofmeijer Civiel- & Cultuurtechniek Kleine Enkweg 1a 7383 DB Voorst Datum 27 juni 2018 Status Definitief Kerkstraat 52 6996 AJ DREMPT tel. 06-11428182

Nadere informatie

VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL

VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL TYPEN, LOCATIES EN MONITORING VAN DE VISOPTREK VISPASSAGE OVERWATER Gertie Schmidt Waterschap Regge en Dinkel, afd. BOA oktober VISPASSAGES

Nadere informatie

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal

Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal Inhoud presentatie Beekherstel Dommel door Eindhoven tot het Wilhelminakanaal 1. Aanleiding 2. Het gebied 3. Doel van het project 4. Ontwerpproces en uitdagingen 5. Voorbeelden Frank Gerritsen, projectmanager

Nadere informatie

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324 Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost rapportnummer 1324 Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Postbus 9079, 6800 ED Contactpersoon: Dhr. T. Paternotte Opdrachtnemer Stichting

Nadere informatie

Ecologische doelstelling

Ecologische doelstelling Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul

Nadere informatie

Dinsdag 25 april 2017 inventarisatie beekprikken Munsterbeek.

Dinsdag 25 april 2017 inventarisatie beekprikken Munsterbeek. Dinsdag 25 april 2017 inventarisatie beekprikken Munsterbeek. Samenkomst om 10.00u op de parking van de Delhaize van Munsterbilzen. Op de afspraak waren Henry Leynen, Rigo Ceelen, Luc Steegmans, Dirk Eerdekens,

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Gebiedsbeschrijving Oude Diep Gebiedsbeschrijving Oude Diep I. HET STROOMGEBIED Het waterlichaam Oude is een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van deze beek ligt in het natuurgebied Mantinger Bos en Weiden. Het Oude

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET Datum 14 december 2015 Projectnummer P205508 Onderwerp Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het

Nadere informatie

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Dit Projectplan gaat over het aanpassen van de Heelsumse beek vanaf de N225 tot aan de

Nadere informatie

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008 Inleiders: Rients Hofstra, DLG en Piet Verdonschot, Alterra

Nadere informatie

Visie op de Twellose Beek

Visie op de Twellose Beek Visie op de Twellose Beek Verantwoording Colofon Titel Visie op de Twellose Beek Opdrachtgever Waterschap Veluwe Projectleider Theo van der Horn Auteur(s) Annemieke Helder-Feijen Annemarijne van Nieuwenhuijzen

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

Grondwaterstanden juni 2016

Grondwaterstanden juni 2016 Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand

Nadere informatie

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen Tom Buijse 1 Aanleiding Aanleiding Decembernota 2006 Kaderrichtlijn Water Om vismigratie naar ecologisch waardevolle

Nadere informatie

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO 4.5 Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO (erwin.winter@wur.nl) De toestand van veel riviervissen is verbeterd sinds het dieptepunt in de jaren zeventig, maar de visstand is nog ver verwijderd van de situatie

Nadere informatie

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van

Nadere informatie

Waterkwaliteit en ecologie in juni 2016

Waterkwaliteit en ecologie in juni 2016 Waterkwaliteit en ecologie in juni 2016 Kennisvraag: wat zijn de feiten geweest tijdens de periode van wateroverlast en de directe effecten op waterkwaliteit en ecologie: gemengde riooloverstorten (duur

Nadere informatie

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie in opdracht van Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud Opgesteld door Stichting RAVON R.P.J.H. Struijk

Nadere informatie

Het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen op basis van rivierecosysteemontwikkeling en biodiversiteit

Het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen op basis van rivierecosysteemontwikkeling en biodiversiteit ScaldWIN WP1 1 ScaldWIN - WP1 Doelstelling : Het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen op basis van rivierecosysteemontwikkeling en biodiversiteit 2 ScaldWIN - WP1 WP1

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK onderzoek aan vier vispassages De waterhuishouding aan de voet van de stuwwal vanaf Ubbergen tot en met Beek is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd.

Nadere informatie

Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010. Andre Nooteboom (heemraad)

Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010. Andre Nooteboom (heemraad) Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010 Andre Nooteboom (heemraad) Doelstellingen avond Elkaar meenemen in oprichtingsproces VBC-Veluwe Zorgen voor draagvlak en enthousiasme Kennis en informatie overdracht

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Regionale Implementatie KRW

Regionale Implementatie KRW Regionale Implementatie KRW Bepaling Huidige toestand waterlichamen Dommel Martijn Antheunisse, Vakgroep Ecologie, Ws De Dommel Inhoud Ws. De Dommel - 26 KRW waterlichamen Huidige situatie 2009: Biologische

Nadere informatie

BIJLAGE 1; NOTITIE VERDRINGINGSREEKS BEEKLOOP. Datum : 6 november 2013 : P034002, Beekherstel Beekloop

BIJLAGE 1; NOTITIE VERDRINGINGSREEKS BEEKLOOP. Datum : 6 november 2013 : P034002, Beekherstel Beekloop BIJLAGE 1; NOTITIE VERDRINGINGSREEKS BEEKLOOP Datum : 6 november 2013 Project : P034002, Beekherstel Beekloop Inleiding Waterschap De Dommel wil in 2014 beekherstel uitvoeren over een traject van 4,4 km

Nadere informatie

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar kamsalamander, grote

Nadere informatie

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten 2000-2010 Martijn Schiphouwer (i.p.v. Jan Kranenbarg) Vreugderijkerwaard, 18-10-2012 Opbouw presentatie 1. ON-onderzoek 2009: nevengeulen & uiterwaardwateren

Nadere informatie

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september Locatie 1 1.A 1.B 2 3 4 5 6 7 Het heeft lang geduurd. Maar zaterdag 12 september was het zover. De eerste bemonstering van de LIKONA-Vissenwerkgroep was een

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje Nader onderzoek vissen polder t Hoekje Auteur: Ir. T.F. Kroon Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Datum: 25-07-2013 Autorisator: Drs. E. Nat Status: Eindrapport Registratienummer:

Nadere informatie

Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken

Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken Ralf Verdonschot 9 mei 2019 Wageningen Environmental Research, Wageningen UR ralf.verdonschot@wur.nl Introductie Klimaatverandering: toename weersextremen

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Malfroid D., Poelman E. (2017). Visstandsonderzoek

Nadere informatie

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck Vissennetwerk 7 september 2017 Indeling Levenscyclus Situatie in Vlaanderen

Nadere informatie

Onderhoudsplan Zandwetering Wijhe

Onderhoudsplan Zandwetering Wijhe Onderhoudsplan Zandwetering Wijhe Definitief Versie 1.0 Waterschap Drents Overijsselse Delta Dokter van Deenweg 186 8025 BM Zwolle Postbus 60, 8000 AB Zwolle E-mail: info@wdodelta.nl Website: www.wdodelta.nl

Nadere informatie

Vismonitoring in grote rivieren

Vismonitoring in grote rivieren IMARES, Wageningen UR Vismigratie in laag Nederland Wetenschap: ecologische effecten Erwin Winter Vismigratie en beleid (EU richtlijnen) Natuurbeheer Habitatrichtlijn/Natura 2000 Gebiedsbescherming Soortbescherming:

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort. Eemmeer een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent Eem VAN BRON TOT DELTA Amersfoort Gelderse vallei Paul de Kort Utrechtse heuvelrug stuw gemaal Een Deltarivier in De Blaricummermeent De rivier

Nadere informatie

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn BILAN RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh Veldonderzoek naar rode eekhoorn DEFINITIEF CONCEPT in opdracht van Pluryn Werkenrode Groep Rapport-ID Titel Nijmegen (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh

Nadere informatie

Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen

Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen Nummer: INBO.A.2010.133 Datum: 27 april 2010 Auteur(s): Contact: David Buysse Marijke Thoonen - marijke.thoonen@inbo.be Kenmerk aanvraag:

Nadere informatie

Een leefgebied voor de rugstreeppad

Een leefgebied voor de rugstreeppad Een leefgebied voor de rugstreeppad Landschapsbeheer Flevoland 1 De rugstreeppad in de Noordoostpolder Op zwoele avonden klinkt in het Noordoostpolder vanuit poelen en sloten de luidruchtige roep van de

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

Effecten revitalisatie oude meander Lunterse Beek op de aanwezige dassen

Effecten revitalisatie oude meander Lunterse Beek op de aanwezige dassen Effecten revitalisatie oude meander Lunterse Beek op de aanwezige dassen Verslag opgesteld door Stichting Das&Boom in opdracht van het Waterschap Vallei en Veluwe Beek-Ubbergen, maart 2013 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van 1998 Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Inhoud Historie Rode Lijst Zoetwatervissen Aanpak Rode Lijst analyses

Nadere informatie

Vismigratie waterschap Brabantse Delta. Reinier van Nispen

Vismigratie waterschap Brabantse Delta. Reinier van Nispen Vismigratie waterschap Brabantse Delta Reinier van Nispen Opbouw presentatie: Vismigratie waterschap Brabantse Delta: - West-Brabant - Vismigratiebeleid Type vispassages waterschap Brabantse Delta Vistrappen

Nadere informatie

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting.

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting. Page 1 of 35 Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting Uitgevoerd door: Laboratorium Specialist in vijverwaterkwaliteit Page

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek Arthur de Bruin Deelonderzoeken 1. Migratie temporele nevengeul 2. Habitatgebruik vissen Itterbeek Itterbeek Schouwsmolen

Nadere informatie

Watermolenlandschappen, voorbeelden uit het Geuldal

Watermolenlandschappen, voorbeelden uit het Geuldal Watermolenlandschappen, voorbeelden uit het Geuldal Themabijeenkomst Waterbeheer en Erfgoed Lelystad, 30 november 2017 Presentatie: Harrie Winteraeken Volmolen, Epen 2 Watermolens: Limburg: 49 watermolens

Nadere informatie

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Tim Vriese (ATKB) In opdracht van : Harriet Bakker (ZN) Inhoudelijk begeleider:

Nadere informatie

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem 9 Oude Diep 9.1 Watersysteem Het waterlichaam Oude Diep behoort tot de KRW-categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004. p. 31). De oorsprong

Nadere informatie

Voorstel. Aan algemeen bestuur 1 maart 2011

Voorstel. Aan algemeen bestuur 1 maart 2011 Voorstel Aan algemeen bestuur 1 maart 2011 Portefeuillehouder A.H. Nooteboom Datum 16 februari 2011 Thema Herstel en behoud bijzondere natuur Opgemaakt door Projecten Docbasenummer 217283 Onderwerp Voortgang

Nadere informatie

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? Effectiviteit KRW maatregelen Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? 1 Maatregelen Kaderrichtlijn Water Kwaliteit Doelstelling Beleidstekort Maatregelen 2 Welke maatregelen worden

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk Onderzoek aanbod glas- en pootaal met glasaaldetector Rapport VSN 2016.06 In opdracht van Waterschap Rivierenland 19 juli 2016 Glasaalonderzoek

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. ursinus Van Riezen en Partners 12.004 april 2012 De brandweerkazerne

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 26-28 augustus 2008 - Wim Giesen, 30 augustus 2008 25-28 augustus 2008 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek

Nadere informatie

Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per 17-7-2009 Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool

Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per 17-7-2009 Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per 17-7-2009 Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool De Hierdense beek is door de BWN 6 keer bezocht. En wel in 1973, 1987, 1995, 2001, 2005 en 2009. De

Nadere informatie

KRW en Gedragscode: Houvast of last? Janneke van Goethem Platform beek- en rivierherstel17 april 2014

KRW en Gedragscode: Houvast of last? Janneke van Goethem Platform beek- en rivierherstel17 april 2014 en Gedragscode: Houvast of last? Janneke van Goethem Platform beek- en rivierherstel17 april 2014 Resultaatgericht /gedragscode Doelgericht Werkwijze gericht Resultaatgericht d.m.v. maatlatten Abundantie

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 - Wim Giesen, Kris Giesen, Wouter Suykerbuyk, 19 september 2009 31 augustus 2 september 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties

Nadere informatie

Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete

Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete Ecologisch herstel van twee nieuwe beektrajecten in de bovenlopen van de Kleine Nete Alain De Vocht Centrum voor Milieukunde, Universiteit Hasselt, Agoralaan, Geb. D, 3590 Diepenbeek, Belgium alain.devocht@uhasselt.be

Nadere informatie

Voorbereidende onderzoeken. Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder

Voorbereidende onderzoeken. Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder Voorbereidende onderzoeken Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder Bagger Wat is bagger? Op de bodem van de Ringvaart groeit een laag die ontstaat door bezonken slib, inwaaiende bladeren, afgestorven

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Foto: Merkske, Noord-Brabant

Foto: Merkske, Noord-Brabant Foto: Merkske, Noord-Brabant 1 2 Hydraulischeweerstand is een optelsom van diverse soorten weerstand. Vegetatie geeft, met name in de zomer, de grootste weerstand. Ook obstakels als takken en omgevallen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk et Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost

Nadere informatie

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen T. Ursinus Scanopy 12.144 concept november 2012 foto omslag Els

Nadere informatie

Tussenstand: 10 jaar beekherstel in Apeldoorn. Pijler van het Apeldoorns Waterplan

Tussenstand: 10 jaar beekherstel in Apeldoorn. Pijler van het Apeldoorns Waterplan Tussenstand: 10 jaar beekherstel in Apeldoorn Pijler van het Apeldoorns Waterplan De tussenstand van 10 jaar beekherstel in Apeldoorn Gemeente Apeldoorn en Waterschap Vallei en Veluwe werken nu 10 jaar

Nadere informatie

Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna

Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna Rob van Dongen, Waterschap Vechtstromen Met dank aan Pieter Jelle Damsté & Friso Koop Inhoud presentatie 1. Opgave Hagmolenbeek 2. Korte

Nadere informatie

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland Definitief Gemeente Kampen Grontmij Nederland bv Zwolle, 29 november 2005 @ Grontmij 11/99014943, rev. d1 Verantwoording Titel : Bergingsberekeningen

Nadere informatie

Waterschap Vallei en Veluwe J. Wilbrink Postbus 4142 7320 AC APELDOORN. Datum 8 september 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Waterschap Vallei en Veluwe J. Wilbrink Postbus 4142 7320 AC APELDOORN. Datum 8 september 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Waterschap Vallei en Veluwe J. Wilbrink Postbus 4142 7320 AC APELDOORN Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Aanvraagnummer.toek.jw

Nadere informatie