Over heggen, heggenvlechten en de Rooise vlechtstijl

Page 1

Over heggen, heggenvlechten en de Rooise vlechtstijl

Lex Roeleveld December, 2008

Studiedag “Heggen en houtwallen in Het Groene Woud” Stichting Het Roois Landschap, Sint-Oedenrode, 29 november 2008


Colofon Opdrachtgever: Stichting Het Roois Landschap Ravelstraat 14 5491 MB Sint-Oedenrode E-mail: rooislandschap@gmail.com Tekst en foto’s: Lex Roeleveld

Randwijk, december 2008

Opdrachtnemer: Heggen Bredeweg 2 6668 AR Randwijk info@heggen.nu www.heggen.nu Opmaak en technische tekeningen: Martijn Horst




Introductie In opdracht van Stichting Het Roois Landschap is een korte studie uitgevoerd die tot doel had: • oude heggen en houtwallen in de gemeente in kaart te brengen, • een ‘gebiedseigen’ model voor een vlechtheg te ontwikkelen, • kansrijke plekken voor aanplant van (vlecht)heggen in Sint-Oedenrode aan te geven, en • globale voorstellen te doen voor het bevorderen van de aanleg van (vlecht)heggen in het gebied van Het Groene Woud. Het was uitdrukkelijk de bedoeling van de opdrachtgever, Stichting Het Roois Landschap, dat de studie in concrete aanbevelingen uitmondt om in de gemeente Sint-Oedenrode, en in het verlengde daarvan in Het Groene Woud, (vlecht)heggen aan te leggen. Daarvoor moet eerst de vraag beantwoord worden of, en zo ja waar, gevlochten heggen in dit gebied op hun plaats zijn. Als gevlochten heggen in dit gebied vroeger gebruikelijk waren, dan resteert de vraag hóe de heggen gevlochten werden. Dit rapport is een verslag van deze studie. De aanbevelingen zijn geworteld in de geschiedenis van het landgebruik van dit gebied en vergelijkbare situaties elders in Nederland en West-Europa. Daarbij is eveneens rekening gehouden met de eisen die nu aan landschapselementen gesteld worden. Immers duurzaam beheer is één van de grootste struikelblokken voor herstel en behoud van het landschap. De nieuw aan te leggen (vlecht)heggen moeten daarom geen museaal karakter hebben, maar een herkenbare rol vervullen in het landschap. Daarmee worden de beste omstandigheden gecreëerd voor structureel, goed onderhoud en beheer. Het rapport is een uitgewerkte weergave van de presentatie verzorgd tijdens de studiedag “Heggen en houtwallen in Het Groene Woud” die op 29 november 2008 door de Stichting Het Roois Landschap in Sint-Oedenrode georganiseerd werd.

Deze presentatie sloot nauw aan bij de presentaties die dag van de heer Karel Leenders (Heggen en wallen vanuit cultuurhistorisch perspectief) en de heer Piet de Jongh (Ecologie van heggen en houtwallen). De historische achtergrond en de natuurwaarden van heggen stonden in genoemde presentaties centraal en worden hier alleen genoemd indien ze specifiek op het vlechten van heggen betrekking hebben. Daarnaast is in deze studie dankbaar gebruik gemaakt van de resultaten van inventarisaties van oude landschapselementen die in 2008 in opdracht van de Brabantse Milieufederatie1 in het gebied zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 1 wordt uitgelegd wat het vlechten van heggen inhoudt. Is het een ambachtelijke rariteit of is het een waardevolle wijze van heggenonderhoud? Kort worden de toepassing en de geschiedenis van het heggenvlechten beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de vraag of er in Sint-Oedenrode wel een traditie van heggenvlechten bestond. Hiervoor maken we een heggentour door West-Europa en Nederland die eindigt in Het Groene Woud. Hoofdstuk 3 bevat een pleidooi voor het vlechten van heggen als waardevolle beheermaatregel die tegemoet komt aan veel eisen die we nu aan landschapselementen stellen. Hoe de speurtocht naar de Rooise vlechtstijl in zijn werk ging en wat de kenmerken van de Rooise heggen en vlechtstijl zijn, wordt uitgelegd in de hoofdstukken 4 en 5. In hoofdstuk 6 komt de vraag aan de orde waar in het landschap nieuwe heggen aangelegd dienen te worden. Voor zover het de gemeente SintOedenrode betreft, wordt aangesloten bij voorstellen in het nieuwe landschapsontwikkelingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 opgesomd wat de sterke punten van de voorgestelde vlechtstijl zijn, maar worden er tevens enkele kritische kanttekeningen geplaatst. Ik wil hierbij Bert Maes (Ecologisch Adviesbureau Maes), Robert Ceelen (Elfenboom), Jef Gielen (Gielen Landschapsbeheer), Marius Grutters (IVN Maasvallei) en Rob Juyn bedanken voor hun adviezen. Van Loon, R. en N. Maes, 2008. Oude boskernen in Midden- en Oost-Brabant. Autochtone bomen en struiken in vier reconstructiegebieden. Ecologisch adviesbureau Van Loon en Ecologisch adviesbureau Maes. 1



Inhoudsopgave

1. Heggenvlechten was dรก?

8

2. Heggenvlechten in Sint-Oedenrode, is dat gepast?

14

3. Waarom zouden we weer heggenvlechten?

18

4. Op zoek naar de Rooise vlechtstijl

20

5. De Rooise vlechtstijl

24

6. Plekken voor de aanleg van te vlechten elementen

30

7. Opmerkingen met betrekking tot de voorgestelde vlechtstijl

30

Literatuurlijst

32


1. Heggenvlechten was dá? Vlechten, leggen, vlechtheg, Maasheg, … Er doen veel begrippen de ronde: vlechten, leggen, vlechtheg, legheg, vlechthaag, leghaag, Maasheg, engelse heg, gevlochten legheg enz. enz. Waar hebben we het over? Heggen, maar ook houtwallen en -kanten, hadden tot circa 100 jaar geleden een belangrijke functie als raster om wild, vee of mensen tegen te houden. Daarvoor moest de beplanting ondoordringbaar zijn. Struiken en bomen hebben geen natuurlijke drang om voor mensen als levend raster door het leven te gaan. Takken groeien wel wat door elkaar, maar uiteindelijk groeien ze toch vooral omhoog, op zoek naar zonlicht. Om er voor te zorgen dat er een dicht, ondoordringbaar netwerk van horizontaal en verticaal vervlochten takken ontstaat, zijn mensen door buigen, trekken en hakken de opbouw van bomen en struiken gaan beïnvloeden. Daarbij werd geprobeerd zoveel mogelijk horizontale takken in heggen en houtkanten te krijgen. Omdat deze vervolgens weer voor verticale uitlopers zorgen, ontstaat er een dichte afscheiding. Deze ingreep noemen we vlechten. Alle heggen en houtkanten die uit loofhout bestaan, kunnen gevlochten worden. Er zijn verschillende vlechttechnieken. Een aantal van de vlechttechnieken heeft gemeen dat alle struiken in de heg (houtkant) laag bij de grond worden ingekapt en vervolgens in een flauwe hoek of soms bijna plat neergelegd worden. Deze techniek wordt het leggen (van de heg) genoemd. Andere technieken zijn bijvoorbeeld het buigen, op verschillende hoogte inkappen, of geleiden van takken.

1.

Heggenvlechten was dà?

Geleide takken in beukenhaag rond boerderijtuin bij Epse (IJsselvallei).

Het laag bij de grond inkappen en vervolgens leggen van de struik heeft één groot voordeel boven de andere technieken: het stimuleert de struiken en bomen namelijk om te verjongen. Aan de voet van de gelegde struik komen in het volgende voorjaar jonge scheuten tevoorschijn die een nieuwe generatie struik vormen. Dit is vergelijkbaar met het afzetten van hakhout. Op deze wijze kunnen struiken en bomen eeuwen oud worden. Het leggen is daarom een belangrijk element in het duurzaam beheer van struiken en bomen!! Samenvattend: Leggen is één van de vlechttechnieken, en vlechten is een structuurverbeterende onderhoudsmaatregel die onderdeel vormt2 van de onderhoudscyclus van vee- of wildkerende heggen!! Een gelegde struik.

Het alternatief voor vlechten, als verjongingsmaatregel, is het vlak boven de grond afzagen (afzetten) van een heg. 2


Het resultaat is een gevlochten heg. Het woord vlechtheg is geen gelukkig begrip, want vlechtheg zegt niets over het uiterlijk van een heg. Dat wordt immers bepaald door de wijze waarop de gevlochten heg onderhouden wordt. Deze kan jaarlijks gesnoeid worden en een lage, gesloten heg worden, maar kan ook uitgroeien tot een goed gesloten, hoog struweel. Dit laatste is het geval als een gevlochten heg niet of pas na een lange periode gesnoeid wordt. In het jargon van het Nederlandse landschapsbeheer: een gevlochten heg kan zowel een knip- en scheerheg als een struweelheg zijn. De woorden heg en haag zijn synoniemen. Sommige auteurs maken een onderscheid: een haag is hoog en woest, en een heg laag, regelmatig geknipt. Anderen draaien het juist om. Ik geef er de voorkeur aan om geen onderscheid tussen beide woorden te maken. In dit rapport gebruik ik alleen het woord heg, dat staat voor een rij struiken met al dan niet hier en daar een boom. Een houtkant is een bredere strook van bomen en struiken. Indien een houtkant op een wallichaam staat, spreken we van een houtwal. Houtwallen gaan vaak aan één of beide vergezeld van en greppel. Hoogte, breedte en diepte maten verschillen afhankelijk van functie, ouderdom e.d.

Vlechtstijlen De vlechttechniek is de manier waarop er bij het vlechten gekapt en gebogen wordt. De vlechtstijl geeft meer het eindbeeld aan. Het eindbeeld wordt niet alleen bepaald door toegepaste vlechttechniek, maar ook door bijvoorbeeld de hoogte van de gevlochten heg, de richting en de hoogte(n) waarop takken (of hele struiken/bomen) gevlochten worden, en het al dan niet gebruiken van steunpaaltjes en binders. Vlechten is een pragmatische ingreep: de heg moet weer dicht en voor langere tijd dicht blijven. “Is er dan wel sprake van vlechtstijlen? Boeren maakten er vroeger toch geen wedstrijd van?“ De stijlverschillen werden vroeger, voor zover we weten, niet strak omschreven. Dat wil echter niet zeggen dat er geen regionale verschillen bestonden. Er waren en zijn immers regionale verschillen in de omstandigheden. Bijvoorbeeld in het landgebruik: akkerland of veehouderij, of een aantal jaren akkerbouw gevolgd door een periode grasland. Maar ook verschillen de soorten vee die gehouden werden. Een afrastering voor schapen stelt andere eisen dan één voor runderen of wild. De natuurlijke omstandigheden verschilden ook bijvoorbeeld in de waterhuishouding, waardoor in nattere gebieden heggen vaak langs greppels staan of we heggen aantreffen op een wallichaam met aan één of beide zijde een greppel. Het gebruik van heggen verschilde bovendien van streek tot streek. Niet alleen diende de heg als raster maar heggen waren ook een bron van brand- gerief- en bouwhout. Andere heggen werden zo gesnoeid dat ze ook loof als ruwvoer voor het vee opleverden.

Tekening 1 - Doorsneden van een heg, een houtkant en een houtwal.


Al deze verschillen in gebruik en omstandigheden leidden er toe dat er regionale vlechtstijlen ontstonden. Zodra we deze willen herdefiniëren ontstaat er vaak de neiging om eindeloos over details te discussiëren en het pragmatisch, functionele karakter te vergeten. Laat hierbij daarom alvast gezegd zijn dat de voorstellen in dit verslag met reden omkleed zijn, maar geen nauw omschreven, onbetwistbare vlechtstijl vormen. Ter illustratie van de verscheidenheid aan vlechtstijlen een enkel voorbeeld:

Maasheggen Nederlands bekendste vlechtstijl die sinds enkele jaren op grote schaal in de Maasuiterwaarden van de gemeenten Cuijk en Boxmeer toegepast wordt. Kenmerkend zijn de verschillende niveaus waarop de meidoorn heggen gevlochten worden. De stammen van de hoger ingekapte struiken zorgen voor de noodzakelijke stevigheid.

South-of-England Eén van de meer dan 20 Engelse vlechtstijlen. De heggen, veelal meidoorn, worden gelegd en dienen onderin goed gesloten te zijn. Opvallend is ook het gebruik van staken en binders.

Maasheggenstijl.

Nieheimer Biegehecke In de Duitse Nieheimer Biegehecke wordt met hazelaar gevlochten. Het vlechtwerk bestaat uit het op verschillende niveaus buigen en vastzetten van de lange, soepele hazelaar scheuten.

South-of-Englandstijl. Nieheimer Biegehecke.

1.

Heggenvlechten was dà?


Kruisheg Een kruisheg is een uit BelgiĂŤ bekende gevlochten heg die als sierheg rond tuinen en erven gevonden wordt. Het is een intensieve wijze van vlechten waarbij de stammetjes van de kruislings gevlochten struiken met elkaar vergroeien. Kruisheggen zijn vaak samengesteld uit gele kornoelje, een soort die in Nederland alleen in Zuid-Limburg inheems is.

Kruisheg.

11


Een korte geschiedenis van het vlechten van heggen Over de geschiedenis van het vlechten van heggen is nog niet veel bekend. Wel is duidelijk dat het een erg oud ambacht is. Dat weten we ondermeer door een vaak geciteerde passage uit het verslag van Julius Caesars’ oorlogen met de Galliërs. In het jaar 57 v.Chr. brengt één van zijn veldtochten hem in het land tussen Schelde en Maas waar de Germaanse Nerviërs wonen. Volgens het oorlogsverslag worden Caesars legers, vooral zijn ruiterij, gehinderd door een dicht netwerk van ondoordringbare heggen. Vervolgens wordt onthuld hoe deze heggen zo ondoordringbaar komen: “…. Wat betreft cavalerie stellen de Nerviërs van oudsher niets voor. Om nu toch ruiters van buurstammen die op rooftocht hun kant op komen gemakkelijk op afstand te houden doen ze het volgende. Ze toppen jonge bomen en buigen ze om, waardoor veel takken in de breedte gaan groeien, waar ze dan braam- en doornstruiken tussen zetten. Zo bereiken ze dat deze hagen als een soort muren bescherming bieden: je kunt er niet doorheen gaan of zelfs maar doorheen kijken.“3 Het mocht ze in hun strijd tegen Caesar overigens niet helpen want na afloop van de strijd “… was al wat de naam Nerviër droeg vrijwel uitgeroeid.”

Vandaar dat al in de Middeleeuwen melding wordt gemaakt van het verbod om hout te kappen voor de aanleg van tunen, en men werd gesommeerd heggen te planten. Toch heeft de tuun, de tand des tijds doorstaan, en zijn ze, weliswaar op bescheiden schaal, altijd in gebruik gebleven.

Interessant gegeven is dat het land van de Nerviërs niet ver van SintOedenrode (Het Groene Woud-gebied) verwijderd was en de techniek van het heggenvlechten hier 2.000 jaar geleden al bekend zal zijn geweest. De voorloper van de gevlochten heg werd gevormd door een vlechtwerk van gekapte takken en rijshout, de tuun of tuyn. De afbeeldingen van tussen palen gevlochten rijshout van wilg of hazelaar zijn op vele schilderijen en tekeningen te zien. Tunen, waarvan het woord ‘tuin’ is afgeleid, gaan niet lang mee. Het hout vergaat en moet regelmatig vervangen worden, wat bij groeiende bevolkingsdruk, leidde tot een ontoelaatbare aanslag op het beschikbare hout.

Caesar, G.J., 1997. Oorlog in Gallië, Vertaald door V. Hunink. Amsterdam, blz. 65-74 (Onderwerping van de Nerviërs) 3

1.

Heggenvlechten was dà?

Een Middeleeuwse tuun

Om heggen gesloten te houden, moeten ze met een zekere regelmaat gevlochten worden. Gevlochten heggen (en houtkanten en –wallen) zijn, zoals tabel 1 aangeeft, een lange periode op allerlei plaatsen toegepast. Wildwallen moesten voorkomen dat wild uit het bos de akkers konden plunderen, maar omgekeerd zijn ze ook gebruikt om adellijke jachtdomeinen te beschermen tegen het vee van de dorpelingen.


Veedreven waren de wegen waarlangs het vee werd geleid om vanuit het dorp op de gemeenschappelijke gras- en heidegronden te komen. Onderweg mocht het vee niet ontsnappen en schade in de akkers veroorzaken. Hetzelfde geldt voor kamp- en eswallen die rond akkers en akkercomplexen aangelegd werden. Landweren tenslotte zijn vaak kilometers lange verdedigingslinies die vijandelijke legers en roversbendes moesten afschrikken. De laatste toepassing in tabel 1 is de heg als afrastering rond weiden. De tijdsbalk in tabel 1 begint met de Vroege Middeleeuwen. De meeste genoemde elementen werden toen al lang gebruikt. Opmerkelijk is dat het beschermen van akkers de belangrijkste en langst durende toepassing van gevlochten heggen en houtkanten en –wallen is geweest. Gevlochten heggen rond weiden zijn van vrij recente datum. Eind 17e en begin 18e eeuw werden de gemeenschappelijke gronden waar het vee werd gehoed, onder dorpelingen verdeeld.

Om hun eigendom te markeren werden, vaak door de autoriteiten verplicht, heggen aangelegd die tevens als afrastering voor het vee dienst deden. De meeste heggen in weidegebieden zijn dus niet langer dan 200 jaar actief gebruikt. Bij het in kaart brengen van oude vlechtsporen in heggen in Nederland is een duidelijk verschil zichtbaar geworden tussen de intensiteit van het vlechtwerk rond akkers en dat rond weiden. Het eerste is veel dichter en intensiever gevlochten dan het laatste. Mogelijk houdt dit verband met het feit dat het beschermen van akkers tegen schade door vee belangrijker is dan te voorkomen dat vee uit de wei ontsnapt.

Tabel 1. Globale tijdsbalk van het gebruik van gevlochten heggen, houtkanten en –wallen vanaf de Middeleeuwen.

13


2. Heggenvlechten in Sint-Oedenrode, is dat gepast? Heggenvlechten een typisch Engelse hobby? Toen een kleine 10 jaar geleden de Stichting wAarde een actie begon voor een mooier landschap met gevlochten heggen en minder prikkeldraad, waren de reacties vaak weinig enthousiast en cynisch. “In Nederland werd nooit gevlochten” of “.. een uit Engeland overgewaaide hobby” waren regelmatig gehoorde commentaren. Is heggenvlechten een typisch Engelse wijze van heggenonderhoud? Het antwoord is nee. Gevlochten heggen vinden we overal in Europa, van Polen tot Baskenland en van Kosovo tot Schotland.4 Ter illustratie een korte fotoserie van gevlochten heggen in omringende landen. Duitsland Een foto van boeren die vlechten op een wallichaam met struiken en bomen, een zogenaamde ‘Knick’. Op ‘Knicks’ worden de struiken, naast doornstruiken veel eikenopslag, vrij plat gelegd (wat op de foto overigens niet het geval is).

Vlechten op een Duitse houtwal – Knick. Bron: De Duitse heggendeskundige Georg Müller. Hij legt de laatste hand aan een verslag van ruim 20 jaar reizen en onderzoek naar het voorkomen en de geschiedenis van heggen in Europa. 4

2.

Heggenvlechten in Sint-Oedenrode?

Oostenrijk Wie verwacht dat uit Oostenrijk een van de meest boeiende en uitgebreide boeken over (gevlochten) heggen komt? De Oostenrijkse dalen kennen echter een lange en rijke geschiedenis in het gebruik van heggen. In het boek ‘Hecken’ worden diverse vlechtstijlen uitvoerig beschreven. Frankrijk Uitgestrekte heggenlandschappen (‘bocages’) strekken zich uit van Normandië tot aan de Morvan maar ook elders in Frankrijk. Er zijn diverse beschrijvingen en foto’s van het vlechten van heggen (‘plessage des haies’) uit verschillende streken. Nog weinig groepen houden zich bezig met de herintroductie van het ambacht.

Gevlochten hazelaarstruiken in de Morvan.


Engeland Hierover hoeven we weinig te zeggen. Engeland kent een groot aantal vlechtstijlen en circa 300 professionele heggenvlechters aangesloten bij de nationale stichting voor heggenvlechten (National Hedgelaying Society). België In boeken over de bossen en het landschap van België is het heggenvlechten geen onbekend begrip. Er zijn diverse stijlen waaronder een sierstijl, de zogehete kruisheg. Enkele landschapsgroepen proberen het heggenvlechten weer nieuw leven in te blazen. De conclusie luidt dat in alle omringende landen het vlechten van heggen een gebruikelijke onderhoudstechniek in het beheer van heggen was. Zou Nederland daarop een uitzondering gevormd hebben? “In Nederland werden geen heggen gevlochten... ...Ok, alleen in de Maasheggen.” In Nederland werden volgens veel natuur- en landschapsorganisaties en provinciale beleidsmedewerkers, geen heggen gevlochten. En de Maasheggen dan? Dat kon dan nog net maar daarbuiten was het cultuurhistorisch niet te verantwoorden. Inmiddels hebben we voorbeelden van vlechtsporen vanuit alle delen van Nederland waar heggen en houtkanten belangrijke landschapselementen zijn. Heggenvlechten als cultuurhistorisch verschijnsel wordt in Nederland nauwelijks nog ter discussie gesteld. In tal van recente gepubliceerde handboeken en artikelen wordt er melding van gemaakt. Hierna volgen enkele foto’s ter illustratie van de verspreiding van gevlochten heggen in Nederland. Hierbij moet vermeld worden dat er nooit op grote schaal systematisch onderzoek naar vlechtsporen is gedaan. De meeste vlechtsporen zijn tijdens reizen van heggenvlechters en de Vereniging Nederland Cultuurlandschap gevonden of zijn door derden opgemerkt en gefotografeerd.

Enorme gevlochten eiken en essen op een veedreef in Roden, Noord-Drenthe.

Lange horizontale, intensief gevlochten takken in een meidoornheg op de rand van een oude akker in Brummen, IJsselvallei.

15


2.

Vlechtspoor in meidoornheg rond akkercomplex in Epse, IJsselvallei.

Vlechtspoor in een meidoornheg in Boxmeer, Maasuiterwaarden.

Gevlochten eiken rond een oude akker in Maarn, Utrechtse Heuvelrug.

Meidoornstruik met op 2 niveaus gevlochten takken in Savelsbos, Zuid-Limburg Foto: Bert Maes.

Heggenvlechten in Sint-Oedenrode?


Vlechtspoor in meidoornheg langs een boerenerf in Cromvoirt, Noord-Brabant.

Vlechtspoor in beukenhaag rond oude begraafplaats in Udenhout, Noord-Brabant. Foto: Bert Maes

De lijst zou nog met veel voorbeelden aangevuld kunnen worden. Hij illustreert dat er in grote delen van Nederland waar heggen en houtwallen gemeengoed waren, deze gevlochten werden. Dat Sint-Oedenrode hierop een uitzondering zou vormen is daarom niet erg waarschijnlijk. Het vlechten van heggen en houtkanten (-wallen) is zonder twijfel ook in Sint-Oedenrode en elders in Het Groene Woud eeuwenlang gebeurd.

Fraaie vlechtporen in een meidoornheg rond een erf met boomgaard in Nieuwvliet, Zeeuws-Vlaanderen.

17


3. Waarom zouden we weer heggenvlechten? Waarom zouden we op grote schaal het heggenvlechten opnieuw in het beheer van heggen en houtkanten introduceren? Als het louter de belevenis van het oude ambacht is, zou het volstaan om elk jaar heg met ge誰nteresseerden een stukje te vlechten. Voor de introductie op grote schaal moeten er meer argumenten zijn want anders zal er nimmer sprake zijn van duurzame financiering. Het heggenvlechten heeft echter een aantal toepassingsmogelijkheden die goed aansluiten bij de eisen die in deze tijd aan het landschap gesteld worden. Ik ga hier kort op in: Beter beheer van cultuurhistorische elementen en versterken van streekkenmerken Het vlechten is een eeuwenoude praktijk die grote delen van ons landschap vorm heeft gegeven. Het is bovendien een boeiende geschiedenis. Het vlechten is een nog vrij onbekend maar niettemin belangrijk onderdeel van het cultuurhistorisch beheer nodig voor het herstel van oude landschapselementen zoals kerkenpaden, erfheggen, wallen rond oude akkercomplexen en landweren.

Herstel oude vlechtheg in Twello.

3.

Waarom zouden we weer heggenvlechten?

Op daarvoor geschikte plaatsen (zie hfd. 1) kunnen nieuwe landschapselementen aan kwaliteit winnen door cultuurhistorisch beheer (lees: vlechten) in de onderhoudscyclus op te nemen. Versterking van de landschappelijke- en natuurkwaliteit Heggen dienen gevlochten te worden als ze een slechte structuur hebben en vol gaten zittten. Door een heg op dat moment te vlechten wordt deze weer goed dicht, gezond en structuurrijk. Dat is niet alleen goed voor de heg, maar ook voor de vele dieren die er van afhankelijk zijn. De betere structuur draagt bovendien bij aan een mooier landschap waarin afwisseling en kwaliteit belangrijk gevonden worden.

Jonge scheuten in een gelegde heg zorgen voor natuurlijke verjonging.


Goed, duurzaam beheer van landschapselementen is tevens de sleutel tot behoud van biodiversiteit, de rijkdom aan soorten, die nog steeds hard achteruit gaat. Juist eeuwenoude, goed beheerde elementen hebben nog een grote verscheidenheid aan planten en dieren. Door met zorg nieuwe elementen aan te leggen en te beheren dragen we ook bij aan herstel van biodiversiteit in de toekomst. Meer groene, natuurlijke en natuurrijke rasters, als moderne veekeringen Metalen hekwerken en prikkeldraden die het landschap ontsieren, kunnen op veel plaatsen vervangen worden door levende vlechtwerken. Dit kan bijvoorbeeld langs wandel- en fietspaden, langs openbare ruimten en kantoor- of industrieterreinen of bij paardenhouderijen. Een dichte afscheiding, mooi om te zien en vol natuur, drie gewaardeerde functies door het vlechten van een landschapselement!

Versterking van de betrokkenheid van burgers bij het landschap Het vlechten is een aanstekelijke manier om streekbewoners enthousiast te maken voor het landschap en hen te betrekken bij het onderhoud er van. Het naar boven halen van de streekgeschiedenis over het heggenvlechten, het organiseren van lezingen en trainingen, het opzetten van vlechtploegen en het organiseren van een regionaal kampioenschap vlechten zijn mogelijkheden om de betrokkenheid van burgers bij het landschap te versterken.

De kampioenschappen Maasheggenvlechten trekken jaarlijks duizenden bezoekers.

Bij elkaar voldoende argumenten om het heggenvlechten als een serieus, modern onderdeel in de onderhoudscyclus van heggen en houtkanten (-wallen) mee te nemen, en het toe te passen waar de combinatie van functies dit aantrekkelijk maakt.

Gevlochten heggen en paardenhouderij.

Hiermee is overigens nog niet de vraag beantwoord welke wijze van vlechten bij de streek past. Op zoek dus naar de Rooise vlechtstijl!

19


4. Op zoek naar de Rooise vlechtstijl De vraag een ‘gebiedseigen’ model voor een vlechtheg te ontwikkelen, vereist een cultuurhistorische zoektocht. Een zoektocht naar, zoals ik hem zal noemen, de Rooise vlechtstijl. Het onderzoekspad Het cultuurhistorisch onderzoek naar vlechtstijlen richt zich in het algemeen op drie punten: • In het veld op zoek gaan naar oude heggen en houtwallen en bekijken of hierin sporen van oud vlechtwerk te vinden zijn. • Met oude boeren spreken die zich nog iets kunnen herinneren van het onderhoud en het vlechten van heggen. • In oude boeken en archieven op zoek gaan naar informatie over het landschap in de streek en het onderhoud van heggen en houtkanten. Bij elkaar een tijdrovende activiteit. In de beperkte tijd die in het kader van deze opdracht beschikbaar was, is het volgende gedaan: In de gemeente Sint-Oedenrode en in mogelijk interessante delen van buurgemeenten zijn oude elementen bekeken. Doordat het landschap in deze streek door ruilverkavelingen, de aanleg van wijken en industrieterreinen e.d. ingrijpende gewijzigd is, zijn er betrekkelijk weinig oude landschapselementen bewaard gebleven. De aanwezige elementen geven een indruk over soortensamenstelling, ligging en gebruik. Er zijn echter geen vlechtsporen gevonden, wat gezien het geringe aantal oude elementen, niet verwonderlijk is. Een kort geleden uitgevoerde studie naar oude boskernen in het gebied (Van Loon en Maes, 2008) geeft voor wat betreft aanwezige boom- en struiksoorten belangrijke aanvullende informatie. Een zoektocht naar oude boeren was niet voorzien. Met twee personen die in de loop van het onderzoek genoemd werden, is contact opgenomen. Dit leverde echter geen bruikbare informatie op. Archiefonderzoek is erg tijdrovend. Er zijn een aantal studies over de geschiedenis van heggen en houtwallen in Nederland, en de landbouwgeschiedenis van Noord-Brabant, Schijndel en Vlaanderen geraadpleegd. 4.

Op zoek naar de Rooise vlechtstijl

Daarnaast zijn de inleiders op het symposium, de heren K. Leenders en P. de Jongh over het onderwerp geraadpleegd. Hieruit is een goed beeld ontstaan over de aanwezige landschapselementen en de wijze waarop akkers beschermd werden door tunen en houtwallen. Er is echter geen informatie over de wijze van vlechten in Sint-Oedenrode en omstreken gevonden. Tot slot is bij het voorstel van de Rooise vlechtstijl gebruik gemaakt van persoonlijke ervaring en van informatie over vlechtstijlen onder vergelijkbare omstandigheden elders in Nederland en omringende landen. De keuze voor houtwallen Zoals in tabel 1 is aangegeven, is er een onderscheid te maken tussen de oude gevlochten heggen en houtwallen die akkers beschermden en de latere gevlochten heggen rond weiden. In Sint-Oedenrode wil dit ruwweg zeggen: tussen de heggen op de hoger gelegen oude-zandontginningen en die in het Dommeldal. In soortensamenstelling is er een groot verschil tussen beide elementen. De heggen in het Dommeldal bestaan voornamelijk uit Eénstijlige meidoorn. Houtwallen zijn samengesteld uit veel meer soorten, waaronder Zomereik een belangrijke plaats inneemt. Meidoorn speelt hier een minder prominente rol. De structuur, soortensamenstelling en de wijze van vlechten tussen heggen en houtwallen verschillen veel van elkaar. Voor het uitwerken van de opdracht was een keuze nodig. Deze is om twee reden gevallen op de houtwallen: 1. Gezien de gevoeligheid in de streek (boomteelt) voor aanplant van meidoorn, de basissoort van heggen in rivierdalen. Er is geen goede alternatieve soort denkbaar die meidoorn in nieuwe heggen kan vervangen en niet het karakter van het rivierdal aantast. 2. Het gebiedsoppervlak van de oude-zandontginningen (kaart 1) en de toepassingsmogelijkheden van houtwallen in dit gebied zijn beide veel groter (zie ook hoofdstuk 6), dan in het Dommeldal.


Kaart 1. Het Dommeldal en het oude-zandontginningsgebied in de gemeente Sint-Oedenrode

Kenmerken van een houtwal Zo als gezegd, een houtwal met bomen en struiken is een heel ander landschapselement dan een heg in vlak land. Voordat ik inga op de wijze van vlechten, daarom eerst aandacht voor de houtwal. Uit het onderzoek blijkt het volgende: • Een houtwal bestaat uit een verhoging (het wallichaam) met aan één of beide zijden een greppel. Het wallichaam wordt gevormd door de aarde die vrijkomt bij het graven van de greppels. In de presentatie van de heer Leenders is hierop uitgebreid ingegaan. Houtwallen waren vroeger wijdverbreid.5

5

Leenders, 1984, 1986; Lindemans, 1954; Nooren, 1981

Kempisch landschap met één van de drie ‘akkers’ van de dorpsgemeenschap. De gehele ‘akker’ is rondom afgesloten door een wal met een ‘haag’; binnen deze omheining zijn de percelen van de gelanden ‘omtuind’. Gravure van P. Brueghel, reeks Praediorum Villarum, nr. 15. Uit Lindemans, 1954.

21


• Op het wallichaam, dat 1- 1,5 meter hoog en aan de basis 2-3 meter breed zal zijn geweest6, staan struiken en bomen. Door gebrek aan onderhoud bestaan oude houtwallen nu vooral uit opgaande bomen.

De bomen werden in het verleden zo nu en dan geknot of gekapt, waardoor er een dichte struiklaag bleef bestaan. De struiken stonden niet in een enkele rij maar bestreken, mede door spontane opslag, een strook. • Op houtwallen stond een breed scala aan, al dan niet, doornhoudende struiken en bomen (zie hoofdstuk 5). Zomereik is een veelvoorkomende soort. Meidoorn neemt in houtwallen niet de prominente plaats in die hij in heggen rond erven of in rivierdalen heeft. Uit het eerder genoemde onderzoek van Van Loon en Maes (2008) zijn Fladderiep en Viltroos als bijzondere streeksoorten naar voren gekomen.

Geërodeerde houtwal met opgaande eiken. Foto Bert Maes.

Houtwal bij Boskant met op de voorgrond Fladderiepen.

In de afmetingen van houtwallen en de begeleidende greppels zijn grote verschillen te vinden. Voor de toepassingsmogelijkheden in Sint-Oedenrode en Het Groene Woud dient dit nog nader uitgewerkt te worden 6

Geërodeerde houtwal met bomen en struiken.

4.

Op zoek naar de Rooise vlechtstijl


Kenmerken van vlechtstijlen op houtwallen Er werden veel soorten gevlochten. De gevonden vlechtsporen op houtwallen elders in Nederland laten zien dat hierop Zomereik en Gewone es gevlochten werden. De praktijk in Engeland en Duitsland laat zien dat op houtwallen alle struiken gevlochten worden, waaronder Zomereik, Meidoorn en Hazelaar. De struiken werden, zo blijkt uit de vlechtsporen en uit de praktijk in genoemde landen, laag gevlochten. Niet zoals bij een meidoornheg in een smalle, 1-1,2 meter hoge dichte afscheiding, maar vlak tegen de bovenzijde van het talud of op de houtwal.

Laag vlechten tegen taludrand van een houtwal.

Dit is logisch als we bedenken dat het vlechtwerk een onderdeel van de (vee)kerende afscheiding vormde, waarbij het vee eerst door de greppel en vervolgens tegen een stijl talud moest klimmen. Het laag vlechten bevordert verjonging (zie hoofdstuk 1) en een dichte structuur.

In deze stijl worden nauwelijks paaltjes en binders (wilgen- of hazelaartenen) gebruikt. Soms worden gevorkte takken gebruikt om de gelegde struiken in de grond vast te pinnen. Tot slot ter illustratie een citaat over het vlechten op houtwallen uit een 18e eeuws Nederlands woordenboek7:

“Belangende het overige der hegge, wanneer die drie of vier jaar lot geschoten heeft, kan men ze inleggen, om er een Heining van te maaken, om welk te doen men de volgende onderrigtingen moet in agt nemen: Eerst bij elke Inlegging enige oude Scheuten in te leggen, of, indien de Hegge dun is, jonge, die zo moeten ingelegd worden, dat ze met haare Top-enden gekeerd zijn naar den Greppelkant van het Walletje. Door dus geschikt te zijn, zullen ze de hegge van onderen des te digter maaken, en de aarde van het Walletje ophouden. …… Ten derden, de Scheuten niet te diep in te snijden, maar even zo veel, dat ze wel konnen gebogen worden, en ze niet te veel regtop te leggen, gelijk sommigen doen, maar ze ten naastenbij waterpas te leggen, en door zo te doen, zal het sap op verschilden plaatsen des te beter uitbreeken, en niet zo veel naar de enden loopen, als wanneer ze zeer schuin leggen.………… Ten vierde, draag zorg dat ge de heggen vrij digt inlegt, en de ruigte naar den Greppel-kant keert; maar men moet alle de slingerende takken op een half voet na aan de Hegge aan beide de zijden afsnoeien, en dit doet ze op die plaatsen sterk uitloopen, en maakt de Heggen des te digter. Ten vijfden, indien het Walletje hoog is, maak dan de Hegge zo laag, dat ze het eerste jaar maar effen voor een Heining kan dienen; want ze groeit in ’t kort hooger, en hoe laager men de hegge maakt, hoe de Haag-doorn beter groeit; maar men moet zorg draagen, om ze het eerste jaar, dat ze aangelegd is, aan den kant van het veld voor het Vee te bewaaren.”

Uit dit citaat blijkt een aantal zaken: • Dat er laag gevlochten werd en dit zo diende te gebeuren dat het vee tegen gehouden werd en het wallichaam niet erodeerde. • Dat een dichte structuur zowel door laag vlechten als door goed snoeien bevorderd werd. • Dat meidoorn (Haag-doorn) onderdeel uitmaakte en dat jonge struiken na aanleg tegen het vee beschermd diende te worden. Van der Eyk, P. en J. van der Kluis, 1745. Groot en algemeen kruidkundig, hoveniers en bloemisten woordenboek. Leiden, blz. 368-369. 7

23


5. De Rooise vlechtstijl In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten die in het vorige hoofdstuk geformuleerd zijn, uitgewerkt tot een concreet voorstel voor de Rooise vlechtstijl. Dit is een stijl van vlechten op houtwallen die van toepassing is op de oude-zandontginningsgebieden van Brabant. Aanvullend onderzoek in Het Groene Woud-gebied buiten Sint-Oedenrode is wenselijk (zie hoofdstuk 7) om de cultuurhistorische basis van dit rapport te verbreden en, indien wenselijk, de vlechtstijl aan te passen. Omdat de basis voor de Rooise vlechtstijl, de houtwallen, grotendeels verdwenen dan wel ernstig geërodeerd zijn, moeten er houtwallen aangelegd, beplant en onderhouden worden voordat er op grote schaal op Rooise wijze gevlochten kan worden. De Rooise vlechtstijl is dus niet los te zien van het element waarop het wordt toegepast en waar het bij hoort. Daarom wordt de presentatie van de vlechtstijl voorafgegaan door uitleg over het wallichaam en haar beplanting. Het wallichaam Figuur 2 toont 2 dwarsdoorsneden van een houtwal en die van een houtkant. Een effectieve (ondoordringbare) houtwal heeft minimaal één greppel. Deze is gelegen aan de buitenzijde. Om voldoende grond te hebben voor aanleg van een houtwal zijn echter meestal 2 greppels nodig. Zoals gezegd (hoofdstuk 4) verschillen de maten van oude houtwallen. Hoogte, breedte, één of twee greppels zullen bij nieuw aan te leggen houtwallen ook nog afhankelijk zijn van plaatselijke omstandigheden (ruimte, eigendomssituatie, …) en de beoogde functie van de nieuwe houtwal. Deze studie bood echter geen ruimte om hierop dieper in te gaan. Daar waar het niet mogelijk is een wallichaam op te werpen (en er dus ook geen greppels gegraven worden), zou een houtkant (tekening 2) aangelegd kunnen worden.

5.

De Rooise vlechtstijl

Tekening 2 - Een houtwal en een houtkant.

Cultuurhistorisch veel minder interessant en bovendien komt de Rooise vlechtstijl zonder wallichaam minder tot haar recht. Maar toch als alternatief, een mooi landschapselement. Een houtkant met natuurrijke kruidenzomen kunnen we met enige fantasie zien als een symbolische weergave van een houtwal met greppels, waarbij twee kruidenzomen de plaats innemen van de greppels. De aanleg (en onderhoud) van wallichamen is een onderdeel dat nog nadere uitwerking vraagt.


De beplanting De soorten die op de houtwallen (en houtkanten) thuishoren, staan opgesomd in tabel 2. Hierbij nog enkele opmerkingen: • Niet alle soorten struiken die op de houtwal thuishoren, moeten ook geplant worden. Sommige soorten zijn minder wenselijk omdat ze minder geschikt zijn om te vlechten (bijvoorbeeld vlier, berk). Overigens geen reden om ze te verwijderen nadat ze zich spontaan gevestigd hebben (tabel 2). • Niet alle soorten struiken dienen in dezelfde mate voor te komen. Zo moeten rozen bij aanleg maar een klein percentage vormen. Het grootste aandeel nemen bij aanleg soorten als Zomereik, Sleedoorn en Hazelaar voor hun rekening. De relatieve soortensamenstelling wordt hier niet uitgewerkt. • Van invloed op het al dan niet voorkomen van bepaalde soorten zijn kenmerken van de standplaats zoals een meer of minder leem- houdende grond en meer of minder nattere plaatsen. In de laatste kolom van tabel 2 worden soorten aangegeven waarvoor deze verschillen belangrijk zijn. • Naast struiken horen er bomen op de houtwallen thuis. Dit kun- nen opgaande bomen zijn, maar ook knotbomen of hakhout. Knotbomen liggen, in combinatie met te vlechten struiken, het meest voor de hand. Ook voor bomen geldt dat niet alle genoemde soorten en beheervormen overal in dezelfde mate moeten voorkomen. Maatwerk is geboden. • Enkele klimmende houtige soorten zoals Klimop en Gewone kamperfoelie maken de lijst van houtige soorten op de houtwallen compleet. Aanbevolen wordt de struiken enigszins verspringend in twee rijen te planten (zie ‘bovenaanzicht’ in tekening 3). In totaal zijn circa 6 stuks plantsoen/meter nodig8.

  Tabel 2. Houtige soorten voor houtwallen in Het Groene Woud.                                                                                                                                                                    

Op houtwallen en –kanten wordt over het algemeen 1 struik/m2 aangehouden. Om het vlechten te vergemakkelijken gaat dit voorstel uit van een hogere dichtheid van struiken. 8

  

25


Tekening 3 - Gestileerde houtwal met daarop struiken en bomen. greppel

bovenaanzicht greppel

zijaanzicht

dwarsaanzicht

wallichaam

5.

De Rooise vlechtstijl


Soorten als streekkenmerk Tot verrassing van de onderzoekers zijn in de eerder genoemde inventarisaties (Van Loon en Maes, 2008) Fladderiep9 en Viltroos gevonden. Beide soorten horen van oudsher in de streek thuis maar de verwachting was dat ze verdwenen waren. Beide soorten horen thuis op een houtwal en leveren bij het vlechten geen probleem op. Om de houtwallen in Het Groene Woud een kenmerkend element in hun beplanting te geven, stel ik voor om Fladderiep en Viltroos naast Zomereik tot kenmerkende soorten van de nieuwe houtwallen in Het Groene Woud naar voren te halen. Fladderiep. Foto Bert Maes.

Zomereik

Viltroos. Foto Bert Maes. 8

Autochtoon plantsoen Voor alle nieuwe aanplant wordt sterk aanbevolen plantsoen van autochtone herkomst te gebruiken om een soort groot mogelijke bijdrage aan het versterken van biodiversiteit en genenbronnen te leveren.

Fladderiep, Ulmus laevis, is een inheemse iepsoort die niet gevoelig is voor de iepziekte.

27


Tekening 4 - Gestileerde houtwal met daarop bomen en kruislings gevlochten struiken. greppel

bovenaanzicht greppel

potentiĂŤle uitgroei

zijaanzicht

dwarsaanzicht

wallichaam

5.

De Rooise vlechtstijl


De Rooise vlechtstijl De struiken worden afhankelijk van hun groeisnelheid na 6-8 jaar (2,5-3 meter hoog) voor de eerste maal gevlochten. De Rooise vlechtstijl kenmerkt zich door: • Alle struiken laag bij de grond schuin naar beneden in te kappen (buigpunt 5-10 cm boven de grond). • De struiken in de beide rijen beurtelings in te kappen en laag kruislings (neer) te leggen, waarbij de toppen van de struiken uit de ene rij, de ingekapte ‘hakken’ van de andere rij licht afdekken (zie diagonale strepen in figuur 4). De hakken van de ingekapte struik en dienen schuin afgezaagd te worden om een goede hergroei aan de voet van de struik te bevorderen. • Indien de struiken hoog zijn en sterk zijn uitgegroeid kan het nodig zijn om voor het inkappen of na het neerleggen er takken uit te zagen. Deze kunnen gebruikt worden om dunne plekken (bij te lage struiken of gaten) op te vullen. • De takken van de kruislings neergelegde struiken worden zoveel mogelijk vervlochten zodat ze stevig in elkaar grijpen en afwerking met staken en binders (‘afvlechten’) niet nodig is. • Indien nodig kan de structuur versterkt worden door struiken hier en daar een gevorkte tak of paaltje (schuin) in de grond te slaan om de struiken vast te zetten. • Afhankelijk van de hoogte en dichtheid is de struiklaag na het vlechten 50-70 cm hoog. • Na het vlechten worden de zijkanten afgewerkt (gesnoeid). • Het vlechten van struiken op een houtkant kan op dezelfde wijze gebeuren.

Beheer na het vlechten In de jaren na het vlechten lopen de struiken uit, zowel aan de voet (verjonging!) als op de gelegde stammen en takken. Het geheel zal uitgroeien tot een dicht struweel als er niet gesnoeid wordt. De struiken kunnen ook regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks) gesnoeid worden om de struiken op de houtwal tot lage, dichte heg uit te laten groeien. Een andere mogelijkheid is alleen de zijkanten regelmatig te snoeien en de heg hoog te laten worden. Het vlechten dient te worden herhaald als de struiken op de houtwal niet meer een dicht geheel vormen doordat de heg van onder open wordt, er gaten zijn ontstaan e.d. De jonge scheuten uit de hak, zullen dan tot dikke stammen zijn uitgegroeid. Deze stammen worden dan gevlochten, maar daarvoor moeten ze dan wel minimaal 2,5-3 meter hoog zijn.

Het vlechten kan met handgereedschap (takkenzaag, takkenschaar, hiep) en lashandschoenen en veiligheidsbril als beveiliging tegen doorns, uitgevoerd worden. Op de dubbelrijige houtwal kan men het beste in teams van 2 personen (elk een zijde) werken. Het vlechtseizoen loopt van begin november tot uiterlijk half maart.

29


6. Plekken voor de aanleg van te vlechten elementen Kansrijke plekken Wat zijn kansrijke plekken voor de aanleg van nieuwe te vlechten elementen, de in het vorige hoofdstuk voorgestelde houtwallen?8 Zoals in hoofdstuk 5 is aangegeven, gaan ik uit van de oude-zandontginningen (kaart 1). Dit is het gebied waar de veekerende houtwallen te vinden waren. Elders in Het Groene Woud gebied kan van hetzelfde landschapstype uitgegaan worden voor de aanleg van houtwallen. Aansluiten bij het landschapsontwikkelingsplan In voorgaande hoofdstukken is de plaats en functie van gevlochten elementen aangegeven. De aanleg en het onderhoud ervan worden eenvoudiger indien de voorstellen aansluiten bij provinciaal en lokaal beleid en regelgeving. Het voorstel om gevlochten heggen (lees: houtwallen) weer een plaats te geven in het landschap van de gemeente sluit goed aan bij het nieuwe landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Sint-Oedenrode. Concrete aansluitingspunten bij het LOP zijn: • Langs het netwerk van wandel- en fietspaden, ommetjes en uitloopgebieden rond de dorpen. • Langs onverharde wegen (zandwegen, kerkenpaden en/of schapendreven). • Aanleg (herstel) van kavelgrensbeplantingen rond akkers en weiden. • Op nieuwe landgoederen/buitenplaatsen. • Behoud/herstel oude houtwallen, -kanten en heggen. Ik wil er voor pleiten hoge prioriteit te geven aan het laatst genoemde punt: het behouden en herstellen van de nog aanwezige oude houtkanten (-wallen) en heggen. Er zijn er niet veel meer over en deze worden vaak bedreigd. Maar het zijn de oude elementen die vele eeuwen geschiedenis vertegenwoordigen en die een biotoop vormen voor planten en dieren, die bij aanleg van een nieuw element pas na lange tijd ontstaat. Een forse inspanning om deze oude elementen te behouden en goed te beheren is daarom ook op zijn plaats.

De genoemde lijst vormt geen uitnodiging om op elk nieuw landgoed, langs alle wandel- en fietspaden gelegen in het oude-zandontginningsgebied een houtwal aan te leggen en deze te zijner tijd te vlechten. Een oplettende, kritische houding blijft geboden! Zo is het bijvoorbeeld niet wenselijk om op bolle akkers houtwallen of heggen aan te leggen. Ze dienen open te blijven om de karakteristieke verschillen tussen landschapstypen te behouden. Het zelfde geldt voor de soortensamenstelling die al naar gelang de natheid en kalkrijkheid van de bodem aangepast dient te worden. Het opwerpen van nieuwe houtwallen is veel ingrijpender dan de aanleg van een heg op vlakke grond. De afmetingen van de houtwallen en begeleidende greppel(s) dan wel de keuze voor een houtkant met kruidenzomen blijft in alle gevallen maatwerk dat in het kader van dit onderzoek niet nader kan worden uitgewerkt. In andere delen van Het Groene Woud zijn dezelfde plaatsen voor aanleg van houtwallen van toepassing. In veel gevallen zullen deze ook door het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan ondersteund worden.

7. Opmerkingen met betrekking tot de voorgestelde vlechtstijl De voorgestelde vlechtstijl heeft een aantal sterke punten die zorgen voor een goede toepasbaarheid: Cultuurhistorische onderbouwd In Sint-Oedenrode (Het Groene Woud) kwamen houtwallen veel voor. Bovendien is bekend dat de bomen en struiken op houtwallen gevlochten werden om ze ondoordringbare afscheidingen van te maken. Op houtwallen werd in tegenstelling tot bijvoorbeeld heggen in het vlakke land, laag tegen de grond gevlochten. 8

6.

Plekken voor de aanleg van te vlechten elementen

Met houtkanten als alternatief waar wallichaam en greppel(s) geen haalbare kaart zijn.


Duurzaam Het laag bij de grond vlechten leidt tot verjonging en verlengt daarmee de levensduur van de struiken. Mocht het om welke reden dan ook niet mogelijk zijn een houtwal te vlechten (geen vrijwilligers, onvoldoende geld) dan is er een goed technisch alternatief, namelijk het vlak boven de grond afzetten van de struiken. Weliswaar is de houtwal dan de eerste jaren vrij open, maar de hergroei zorgt al snel weer voor een dichte rand van struiken. Deze (afgezette) houtwallen kunnen in de toekomst zonder probleem alsnog gevlochten worden. Vlechten of afzetten vormen immers alternatieve onderhoudsmaatregelen in de beheercyclus. Ondoordringbaar en hoge natuurwaarde De gevlochten houtwal vormt een ondoordringbare afscheiding voor honden en mensen (en vee). Door de dichte vervlochten takkenstructuur is de natuurwaarde hoog. Dit wordt overigens beïnvloedt door de wijze van snoeien. De gevlochten heggen moeten voldoende hoog en breed kunnen uitgroeien. Daarnaast wordt de natuurwaarde verhoogt door de aanwezigheid van (knot)bomen en een (onbemeste, onbespoten) kruidenrijke (greppel)rand aan beide zijden van de houtwal. Versterking biodiversiteit en genenbron Het versterken van de biodiversiteit en de genenbronwaarde is strikt gezien geen gevolg van de voorgestelde vlechtstijl. Het gebruik van autochtoon plantmateriaal en goed beheer bevorderen beide aspecten die in het Nederlandse landschap ernstig bedreigd zijn. Een eenvoudig te leren techniek waarvoor zonder externe materialen De voorgestelde wijze van vlechten is betrekkelijk eenvoudig te leren waardoor de groep potentiële vrijwilligers voor het heggenvlechten groot is. Bovendien wordt slechts eenvoudig gereedschap gebruikt en zijn voor het vlechten geen extra materialen zoals kastanjepaaltjes of wilgentenen nodig. Dit houdt de kosten beperkt en de inzet van vrijwilligers laagdrempelig. Unieke vlechtstijl De voorgestelde vlechtstijl heeft een geheel eigen karakter en heeft bijvoorbeeld geen nauwe gelijkenis met de Maasheggenstijl.

De voorgestelde vlechtstijl kent ook een aantal aandachtspunten: Aanvullend cultuurhistorisch onderzoek nodig De korte periode van dit onderzoek stond geen uitgebreid cultuurhistorisch onderzoek toe. Mede met het oog op haar toepassing in een groot gebied (Het Groene Woud) is het wenselijk dat in 2009: • In Het Groene Woud-gebied vlechtsporen en houtwallen in kaart gebracht worden • Gesprekken met oude boeren gevoerd worden die zich nog een en ander over het vlechten, c.q. het beheer, van heggen en houtwallen kunnen herinneren. • Beide activiteiten kunnen op interactieve wijze met bevolking en plaatselijke natuur- en landschapsgroepen vorm krijgen. Aanleg van wallichamen De aanleg van wallichamen is een forse ingreep die meer overleg, voorbereidingstijd en financiële middelen vergt dan de aanleg van een heg. Eerst aanleg, pas later vlechten Omdat er nog nauwelijks oude houtwallen (met struiklaag) aanwezig zijn, is aanleg van nieuwe houtwallen nodig. Pas als de beplanting enkele jaren oud is kan deze gevlochten worden. Het heggenvlechten zal dus pas na verloop van tijd goed op gang kunnen komen. Passende subsidieregeling nodig De huidige subsidieregelingen voor agrarisch natuurbeheer (nieuwe PSAN, en Regeling Groen-Blauwe Diensten) kennen nog geen plaats toe aan het heggenvlechten. Ook met het oog op duurzaam beheer schieten de bestaande regelingen te kort. Op provinciaal niveau zullen beheerpakketten daarom aangepast moeten worden zodat de voorstellen in dit rapport ook voor financiële ondersteuning van hun beheer in aanmerking zullen komen. De Groene Woudgemeenten zullen hiervoor bij de provincie Noord-Brabant voorstellen moeten indienen.

31


Literatuurlijst Bureau Croonen, 2008. Landschapsontwikkelingsplan Sint-Oedenrode. Rosmalen. Caesar, G.J., 1997. Oorlog in Gallië, Vertaald door V. Hunink. Amsterdam, blz. 65-74 (Onderwerping van de Nerviërs). Leenders, K.A.H.W., 1994. Het Schijndelse cultuurlandschap. Een detailstudie. Gemeente Schijndel. Leenders, K.A.H.W., 1996. Naar de climax van het gesloten landschap. In: Eerenbeemt, H.F.J.M. van den (red.), Geschiedenis van Noord-Brabant, Deel I, Traditie en modernisering 1796 – 1890. Amsterdam/Meppel, blz. 142-151. Lindemans, P., 1952. Geschiedenis van de landbouw in België. Eerste deel. Antwerpen. Nooren, M.J., 1975. De geschiedenis van Heggen, Houtwallen en andere omheiningen in Nederland; in samenhang met functie en landschappelijke situatie. Katholieke Universiteit Nijmegen. Nooren, M.J., 1981. Ouderdom en cultuurhistorische waarden van houtwallen en heggen in Nederland. RIN rapport 81/13. Van Loon, R. en N. Maes, 2008. Oude boskernen in Midden- en Oost-Brabant. Autochtone bomen en struiken in vier reconstructiegebieden. Ecologisch adviesbureau Van Loon en Ecologisch adviesbureau Maes. Van der Eyk, P. en J. van der Kluis, 1745. Groot en algemeen kruidkundig, hoveniers en bloemisten woordenboek. Leiden, blz. 368-369.


33


Hoofdstuktitel

1.

Titel


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.