Lees verder
‘Het concept van hoofd- en reststromen is gedateerd. We zien in verschillende sectoren, zoals in de vleessector en de zuivel, dat zogenaamde reststromen per kilo aanzienlijk meer opbrengen dan hoofdstromen. Dat willen we ook realiseren in groenten en fruit.’
Lucien Joppen

Henri Michiels, technical commercial director bij Dinnissen (zie kader), vindt het bovenstaande zeer belangrijk. ‘Het gaat om een mindset: als je grondstoffenstromen bij voorbaat bestempelt als rest of als ‘bij’, dan vermindert de waarde al voordat je ermee de markt opgaat.’

Dinnissen heeft, samen met een aantal partijen, waaronder het Feed Design Lab (kader) en E.F.S.-Holland (kader), het afgelopen jaar een R&D-traject opgestart waarin het vooralsnog grondstoffen uit bepaalde groentensoorten in wil zetten in feed voor boerderijdieren.

Trudy van Megen, directeur van het FDL: ‘We hebben een vijftal soorten geselecteerd op basis van een aantal criteria, waaronder beschikbaarheid en toepasbaarheid van de ingrediënten in feed. We kijken in eerste instantie naar uien, tomaten, paprika en enkele koolsoorten.’

Micronutriënten meest interessant

Michiels stelt dat de beschikbaarheid van deze grondstoffen in de regio groot is. ‘Er is sprake van overproductie. De glastuinders krijgen het maar moeilijk verkocht. Daarnaast wordt een groot deel afgekeurd voor humane consumptie omdat het niet aan de specificaties (bijvoorbeeld formaat, vorm) voldoet. Nu worden deze producten bijvoorbeeld vergist, een laagwaardige toepassing vinden wij. Wat als we deze in kunnen zetten in feed?’

Bert van Bremen, actief in de feedsector met onder meer additieven, onderkent de voordelen van actieve ingrediënten in groenten- en fruitstromen. ‘Deze bevatten macronutriënten als koolhydraten, eiwitten en vetten, maar het meest interessant zijn micronutriënten als antioxidanten, flavonoïden of caretenoïden. Deze kunnen op verschillende manieren worden toegepast, als kleurstof of als gezondheidsbevorderend element. Het laatste aspect wordt steeds belangrijker in feed. Omdat de wetgeving wat betreft het (preventief) gebruik van antibiotica in de diersector is aangescherpt, kijken de vleessector en de feedproducenten meer en meer naar preventieve maatregelen via feed. Additieven uit natuurlijke bronnen als groenten en fruit kunnen een meerwaarde opleveren. Immers, consumenten zijn in toenemende mate geïnteresseerd in natuurlijke ingrediënten.’

Feedsector verschuift richting oosten

De vraag is wel: over welke volumes hebben we het? Van Bremen stelt dat de feedproducerende sector in Nederland, België en Duitsland de afzetmarkt vormt. ‘Het lijkt geografisch een groot gebied, maar de sector in Nederland is meer en meer richting het oosten opgeschoven. In Duitsland is de feedsector vooral in Noordrijn Westfalen gevestigd. Op een relatief klein gebied wordt per jaar 30 à 35 miljoen ton aan feed geproduceerd. De input voor deze feed is vooral gerst, tarwe, mais en soja. Enorme volumes. Daar richten we ons niet op. We richten ons in eerste instantie op 1 procent van volume dat in Nederland wordt geproduceerd aan feed (12 miljoen ton), dus 120.000 ton op jaarbasis aan droog gewicht.’

Gezien het hoge watergehalte in groenten zal dat droge gewicht wel de nodige hoofdbrekens kosten. Immers, de groenten zullen moeten worden vervoerd en het droogproces kost energie en tijd, dus geld. Van Megen: ‘Deze factor is bekend, maar dat wil niet zeggen dat het bij voorbaat een onhaalbare zaak is. Er zijn verschillende wegen die naar Rome leiden.’

Knoppen

Volgens Michiels is het droogproces een knop waaraan je kunt draaien, maar zeker niet de enige knop. ‘We kunnen op verschillende vochtpercentages terugdrogen. Als de grondstoffen vers worden verwerkt in andere producten, dan kun je drogen tot een vochtpercentage dat tussen de 20 en 30 procent ligt. Wil je het een à twee weken bewaren, kom je rond de 13 procent uit. Mengvoer ‘zit’ standaard op 12 procent.’
Van Bremen vult aan: ‘Wateractiviteit, de hoeveelheid vrij water in een vaste stof, wil je zoveel mogelijk terugdringen als je grondstoffen langer wil bewaren. Drogen is een manier, er zijn ook tal van andere methoden die worden gebruikt in voedingsmiddelentechnologie, om wateractiviteit te verlagen (bijvoorbeeld zout, suiker, verdikkingsmiddelen, red.). Dat willen we binnen het FDL uit gaan zoeken.’

Unilever

Van Megen: ‘Het Feed Design Lab is inmiddels uitgerust met apparatuur die in de feedindustrie worden gebruikt. We kunnen zowel vaste als vloeibare producten maken. Het kan echter zo zijn dat we niet-conventionele apparatuur in moeten zetten of bestaande apparatuur moeten modificeren.’

Het afgelopen jaar zijn de partijen van start gegaan met het ‘groentengrondstoffen in feed-project’. Michiels benadrukt dat de partijen nog op zoek zijn naar producenten van consumentenproducten – vlees, vleesproducten of snacks – die geïnteresseerd zijn om de usp’s van de feed te vertalen naar marktrijpe concepten. ‘Mijn voorkeur gaat uit naar marketinggerichte bedrijven. Een Unilever zou mooi zijn! Ik weet dat deze in de vleessector dun gezaaid zijn. Vlees blijft vooralsnog een pushmarkt, waarin niemand zich nu eens afvraagt wat consumenten echt willen. Dat moet anders.’