Lees verder
Op 30 augustus 2013 tekende Havenbedrijf Rotterdam een samenwerkingsovereenkomst met vier bedrijven. De vijf gaan intensief samenwerken om op Maasvlakte 2 plug&play-utilities en logistiek te kunnen leveren. Doel is om de bedrijven die zich op het terrein gaan vestigen, te ontzorgen.

De partijen in kwestie zijn energiebedrijf E.ON, Evides Industriewater, netbeheerder Stedin en tankopslagbedrijf Vopak. ‘Met de overeenkomst zetten we een belangrijke volgende stap in de reis van de haven om verder uit te groeien tot een hub in de biobased economy’, stelt FransJan Hellenthal, business manager Chemical & Biobased Industry bij het Havenbedrijf Rotterdam. ‘Momenteel is dit deel van de Maasvlakte 2 nog een maagdelijk gebied. We verwachten op basis van gesprekken die momenteel worden gevoerd met Nederlandse en buitenlandse bedrijven, dat de eerste ondernemingen zich binnen enkele jaren op de Maasvlakte 2 zullen vestigen.’

Daarbij mikt Havenbedrijf Rotterdam vooral op bedrijven die opereren in de biobased industry, meer specifiek op het gebied van (bio)energie, brandstoffen en chemicaliën/materialen. Hellenthal stelt dat Rotterdam al een sterke positie heeft op gebied van de eerst twee domeinen met onder meer de Spaanse bio-energiereus Abengoa die in Europoort een bio-ethanolfabriek heeft neergezet.

 

Infrastructuur nodig

Op het derde domein liggen in de haven veel kansen  aldus Hellenthal. Er zijn tal van grote chemische bedrijven (circa 45) actief in het havengebied, de meesten opereren wel in de slipstream van de petrochemie. Voor deze bedrijven is het toepassen van innovaties en de ontwikkeling van biochemie één van de mogelijkheden om zich te onderscheiden ten opzichte van andere regio’s in de wereld.

‘We voldoen met een continue aanvoer van biomassa in ieder geval aan een absolute voorwaarde voor de productie van biochemicaliën en -materialen. Momenteel komt er op jaarbasis circa een miljoen ton per jaar aan biomassa aan in Rotterdam, met name bestaande uit houtpellets en chips die gebruikt worden voor energie-opwekking. We zien deze ladingstroom tot 2020 groeien naar circa 5 tot 10 miljoen ton, een toename die wel afhankelijk is van de mandaten en overheidsdoelstellingen om duurzame energie op te wekken. Om deze volumestijging in goede banen te leiden, is samen met het Brits-Nederlandse APX-ENDEX in 2011 een beurs opgestart waar biomassa verhandeld kan worden.
De aanwezigheid en verhandeling van biomassa is echter nog niet voldoende om bedrijven te trekken naar de Maasvlakte 2, zo stelt Hellenthal. ‘Er is ook een infrastructuur nodig zodat ondernemingen gelijk in kunnen ‘pluggen’ op noodzakelijke utilities. Zo kunnen zij zich concentreren op hun kernactiviteiten en hoeven ze niet extra te investeren in deze voorzieningen. Vandaar dat we de plug&play-optie aanbieden.’

 

Cascadering

Met de komst van bedrijven die materialen of chemicaliën produceren, kan Havenbedrijf Rotterdam haar visie completeren die is verwoord in het programma Bioport Rotterdam (zie kader). Hierin speelt cascadering van biomassa een bepalende rol. Immers, puur het verwaarden van biomassa tot energie is, ecologisch en economisch gezien, geen goede zaak. Hellenthal: ‘Beter kun je eerst waardevolle componenten extraheren uit de biomassa voordat je deze omzet in energie of brandstoffen. Het leidt ook tot sterkere business cases dan alleen de omzetting in energie die sterk vanuit de overheid wordt gestuurd. We zijn met enkele partijen in gesprek om een bioraffinagefaciliteit te bouwen om deze stoffen uit biomassa te halen.’
Gezien het economische klimaat zal het geen gemakkelijke taak zijn. Bovendien sorteren andere havens in binnen- en buitenland ook voor op de biobased economy. Hellenthal voorziet niet zozeer een concurrentiestrijd tussen de grote havens in Noord-West-Europa, die juist meer zouden moeten samenwerken om deze industrie te faciliteren. De concurrentie gaat meer tussen locaties  op verschillende continenten. Vaak spelen dan factoren een rol waar de haven geen invloed op uit kan oefenen.

 

Slimmer werken

‘Dan praat je over een factor als de energieprijs die momenteel het veelvoudige bedraagt van de prijzen in de VS. Dit is voor bedrijven in de chemie/maakindustrie wel een belangrijke factor in de kostprijs van hun producten. Daarnaast speelt wetgeving op het gebied van afvalstoffen momenteel nog een te beperkende rol in de verdere verwaarding van biomassa, bijvoorbeeld van huishoudelijk afval. Een consistent beleidskader vanuit Europa is nodig om een biobased industry echt op te kunnen bouwen en niet alleen de technologie te ontwikkelen.’
Nu worden deze ‘klachten’ veelvuldig geuit, vandaar dat Hellenthal zich liever wil richten op de positieve aspecten. ‘Nederland is so wie so geen regio die zich onderscheidt door low-cost chemie. We moeten slimmer werken door geïntegreerde bedrijvensites, zie Maasvlakte 2, waar bedrijven reststromen uit kunnen wisselen en valoriseren. Ook op het gebied van energie zullen bedrijven door betere samenwerking winst kunnen behalen. In Rotterdam hebben we het Deltaplan Energie opgezet onder andere om restwarmte uit de regio beter in te kunnen zetten. Ook met de opschaling van veelbelovende pilots kunnen we ons onderscheiden.’