Jaap Ekhart verdiende zijn brood door over kunst te schrijven, tot de crisis kwam. Nu doet hij tijdens het vervoer van kunstnieren geregeld cultuurhistorische ontdekkingen.

Even voor Museumboerderij Ot & Sien (650 m2 nostalgie) splitst de Groningerstraat in Surhuisterveen zich in een Y – één weg gaat onder dezelfde naam rechtdoor het dorp in, de andere gaat met een flauwe bocht linksaf over in de Jan Binneslaan. Midden in de splitsing staat een kerkgebouw – vanuit het oosten rijdt je er als het ware tegenaan.

Het is het soort hervormde of gereformeerde kerk dat je overal in Nederland tegenkomt, gebouwd in de jaren vijftig of zestig: baksteenmuren, ramen net onder het dak, zodat je binnen geen zicht op straat en lichtinval van boven hebt. Op de voorgevel is een versiering aangebracht, een christelijk tafereel, gemetseld in banen van lichtere en donkerdere bakstenen. Normaal let je er niet op, je rijdt eraan voorbij zonder het te zien, gedachteloos, misschien met een lichte
huiver – zondagochtend, kindernevendienst.

Jaap Ekhart komt hier elke twee weken langs, in zijn bestelbus van het Dialyse Centrum Groningen, waarmee hij medicijnen en
benodigdheden bij nierpatiënten thuis brengt. Hé, wat is dit, dacht hij na een paar keer, wat was dit voor kerk, hoe zat het met die gevelversiering? In de drie jaar dat hij nou op de bus zit, heeft Ekhart bij tientallen van zulke gebouwen in Noord-Nederland stilgestaan.

Hij heeft aantekeningen uitgewerkt. De kerk in Surhuisterveen, Groningerstraat 40, heet De Flambou. Gebouwd als gereformeerde kerk, 1965, Bosma & Houten. Circa negenhonderd zitplaatsen. De binnenwanden bestaan uit schoon metselwerk. Dit ruwe muuroppervlak en de vorm van het gebouw veroorzaken een uitstekende akoestiek. De luidklok van de toren (een betonconstructie, circa vijftien meter) is een geschenk van de vrouwenverenigingen van Surhuisterveen en Boelenslaan.
Het mozaïek op de voorgevel (Berend Hendriks, Amsterdam) laat onderaan de moderne mens zien, slechts bezig met brood en spelen. Verticale banen van licht komen van Gods zegenende hand boven. ‘Een lichtbron schijnt vanuit een vage kruisvorm naar beneden op Christus, die een gezin zegent dat bestaat uit man, vrouw en twee kinderen. De licht- gevende hand is een uiting van Gods zorg, zegening en genade.’

Ekhart – 56, shag van Van Nelle, de donkerblauwe jas van de buitendienst – staat op het gazon voor de kerk. ‘Zeg nou zelf. Is dit een eye-catcher of niet?’ Het regent en het is donker. De thermometer in de bus gaf zonet één graad aan.
Van huis uit is Jaap Ekhart kunsthistoricus, hij weet veel van schilderkunst, architectuur en stedenbouw. Hij is erfgoed- en architectuurgids, verzorgt rondleidingen en excursies voor scholen en groepen, van Groningen tot Basel en Berlijn. Hij schreef voor kranten en tijdschriften, tot de crisis kwam en de opdrachtgevers afhaakten.

Bij het Dialysecentrum hadden ze een chauffeur nodig. Nu rijdt Jaap Ekhart in een Peugeot Boxer met bloedlijnen en kunstnieren naar dependances en thuispatiënten, van Emmen tot Bellingwolde en van Harlingen tot Scheemda. ‘Ik bezorg. Ik lever af’, zegt hij. Het is aanbellen, afleveren, volgende patiënt. Het is brood op de plank. Je bent lekker buiten, je ziet nog eens wat.

December. Een regenfront trekt over. Het regent continu. De regen slaat tegen de voorruit, de ruitenwissers gaan met grote halen heen en weer, op de Ring Groningen, de A7, bij de afslag Frieschepalen. Het regent bij Twijzel, Gerkesklooster en Buitenpost. In de bus is het lekker warm.

In Noordbergum staan we stil bij het gebouw van het waterleidingbedrijf. Het is een lang, laag gebouw met glas van stoep tot dak, in een regelmatig patroon afgewisseld met bakstenen zuilen. Een zuilengalerij, ‘een moderne versie van een klassieke tempel’, zegt Ekhart. In de moderne versie is alles functioneel. Halverwege de ramen zie je de vloer van de eerste verdieping, radiatoren staan in rijen. In gedachten zie je waterbedrijfmedewerkers in de jaren vijftig tegen de wind in fietsen, het was vroeg dag, de plicht riep. Nu zie je geen mens meer in het gebouw, tegenwoordig gaat het allemaal computergestuurd.

Van Noordbergum gaat de Rijksstraatweg rechtdoor naar Hurdegaryp, waar het voormalige woonhuis staat van de architect Abe Bonnema (1926-2001). ‘Een monument van staal en beton’, volgens monumentenvereniging Hendrik de Keyser. Het skelet van het huis bestaat uit zeven stalen spanten, noteerde Ekhart. Vloeren en het dak zijn van beton. ‘De binnenwanden hebben geen dragende functies, waardoor de plattegrond uitermate flexibel is.’

Na de dood van haar man woonde de weduwe Bonnema nog tot 2011 in het ‘overvloedig daglicht door de raamstroken’ van het huis. De Bonnema’s hielden van licht, maar niet van inkijk; een dichte heg omsluit de tuin.
Ekharts interesse gaat vooral uit naar gebouwen uit de jaren vijftig en zestig. Een leuke vorm van architectuur, zegt hij, de gebouwen liggen toevallig op de route. Tot en met de Amsterdamse School is alles in kaart gebracht, tot die tijd vindt iedereen alles mooi. De wederopbouwarchitectuur wordt ondergewaardeerd. Misschien moeten de gebouwen nog wat ouder worden, en worden ze mooier met de jaren. Het is ook een manier van kijken. ‘Ik probeer te laten zien wat ik er mooi aan vind.’

Friesland-route
Ekhart heeft een Friesland-route en een route Groningen-Drenthe. De Friesland-route is nog net wat mooier, vindt hij. Groningen is iets minder gevarieerd, kun je zeggen. In Friesland kom je industrieel erfgoed en oude stadjes tegen. We rijden over snelwegen, viaducten, fly-overs. Friesland is een moderne provincie. Er zijn veel benzinepompen.

Soms vallen thuispatiënten af, die krijgen een nier of overlijden. Sinds kort hoeft Ekhart niet meer naar Kollum en Dokkum. Als er mensen afvallen, verandert de route. Dat is ook weer leuk, van hé, wat zouden we tegenkomen? Ekhart rijdt, levert af, en kijkt rond, als kunsthistoricus: hé, wat een bijzonder gebouw, wat een leuke gevelversiering. Wat een opmerkelijke oude fabriek.

Als schrijver, als gids ben je op zoek naar verhalen, zegt hij. Een toerist in Sneek ziet de Watertoren en de grachten in het centrum, stadsgezichten met bekende verhalen. Ekhart komt in de buitenwijken, waar niemand komt die er niet moet zijn. Bij bijzondere gebouwen en beelden die ‘vragen bij hem oproepen’, gaat hij op zoek naar antwoorden. ‘Ik klim ook over hekken en zo.’ Het dialysecentrum weet ervan, van zijn belangstelling voor erfgoed en architectuur.

Overal valt wat te zien, overal wat te ontdekken. Hier rechts zie je in het voorjaar veel ooievaars, zegt hij bij Grutte Wielen, net voor Leeuwarden. Het Europaplein in de stad, een grote rotonde omringd door jarenvijftigflats, hoog en goed gebouwd, met grote open stukken ertussen, is ‘een prachtig voorbeeld van stedelijke allure’. Even verderop is de R.K. begraafplaats St. Vitus, met een leuke losse torenspits, links van de weg het glazen Chrystalic-gebouw van Gunnar Daan.

Even voor Harlingen begint het vaak slecht weer te worden, zegt Ekhart. Vandaag is het de hele dag slecht weer. We rijden over verkeersdrempels en door plassen. Aan de Kimswerderweg in Harlingen, bij een onbemand tankstation van Tinq, staat wat lijkt op een lange, vervallen boerenschuur. ‘Van der Schoot Cocosfabriek’, staat erop. De schuren zijn in 1941 gebouwd door de Duitsers, in de aan de omgeving aangepaste Heimatstil, zodat ze er ongezien door Britse bommenwerpers hun kanonnen konden repareren.

Na de oorlog maakte Van der Schoot er kokosmatten en deed een kippenbedrijf er de administratie, tot niemand de Duitse schuren meer nodig had en het slechte weer van Harlingen het gebouw langzaam kon afbreken. Er is een sloopvergunning afgegeven en een burgercomité opgericht om de sloop te voorkomen. Het zal worden gerestaureerd door Bouwbedrijf Jelle Bruinsma.
We rijden verder langs de dijk, de weg naar de Afsluitdijk. Langs Workum, de afslag Blauhûs, waar een bekende kerk van Cuypers staat, langs bedrijventerreinen met vijverpartijen. Er wordt geen bedrijven-
terrein meer aangelegd zonder vijvers. Vijvers passen bij Nederland, het water geeft de mensen rust.

In Sneek staan we op het schoolplein van de Zwetteschool, een basisschool uit 1968 met gele kozijnen. Het is vrijdagmiddag, de bovenbouw heeft nog les. Naast het schoolplein bevindt zich een tankstation van Shell.
Bij een pompstation in De Hommerts eten we een broodje gehakt. Als je dorst of trek hebt of moet plassen, ben je aangewezen op de benzinepompen. Ekhart maakt driehonderd kilometer op een dag. Je leeft bij de pompen, zegt hij. Even eruit, even wat hartigs, een broodje, een gehaktbal in jus. Je breekt de dag in tweeën met een warme hap.

De Stinswei in De Hommerts is ook zo’n straatje. Twee-onder-een-kap-woningen, opritten voor de auto’s, niets op aan te merken. Verderop, in De Hoep, staat de CBS Van Haersma Buma. Het is een school zoals er duizenden staan in Nederlandse dorpen. Eén hoog, een gazon, een schoolplein. Bij de schoolingang is een versiering aangebracht in de muur, iets ronds, met flets geworden kleuren. Vanaf de straat zie je niet wat het is.
Bij de onthulling, bij de opening van de nieuwe school in 1979, had het ornament nog mooie felle kleuren. Je zag kinderen die elkaars hand vasthielden, vogels, bloemen. De kinderen van De Hommerts zongen het schoollied:

De rigels foar ús libben krije wy fan God
Hy hat it sels ek foardien troch syn Soan
En as it ús mislearret witte wy:
It mei. Begjin mar wer fan foarren oan!

De kinderen zongen van duiven, druiven en rode bloemen, van de lucht die helder was, het zaad dat in de grond viel. ‘De grûngedachte fan it keunstwurk is ûntstien op in reinderige middei in oerlis mei’, schreef de schooldirecteur aan Ekhart. ‘Groetnis Joop.’
In een seniorenwoning aan De Hoep woont meneer Pietersen, nierpatiënt. In de dialysekamer, boven, is het warm, de ramen zijn dicht. Vier maal vier uur per week zit Pietersen aangesloten aan het dialyse-
apparaat, een grote ziekenhuismachine. Hij zit in een gemakkelijke stoel, kan een boek lezen of tv-kijken, of terugdenken aan de tijd dat de gevelversiering van de Van Haersma Bumaschool nog frisse kleuren had. Hij had de versiering nog nooit gezien, zegt hij, totdat Jaap ermee kwam.

Trefwoorden