Een heel lieve man, Aldo van Os, zei vijf jaar geleden tegen Chögyal Trizin: ik heb land achter de kas, kom hier maar heen, en neem je ganzen en je andere dieren maar mee. Je mag er zo op. Aldo kweekte biologische tomaten in het kassengebied van Erica, onder Emmen. Aldo, de tomatenelf, zegt Trizin. Hij gaat zó bijzonder met zijn tomaten om. Trizin ging kijken, en zag zes hectare kaal grasland. Hij zag meteen wat het zou worden, wat het nu is: een terrein met sappig gras, heuveltjes en vijvertjes, waar honderden ganzen vrolijk rondgakken, samen met eenden, zwanen, duiven, kalkoenen, hanen, pauwen en patrijzen, katten, honden en twee nandoes. Allemaal dieren die er zonder Akka’s Ganzenparadijs niet meer zouden zijn.

Bij de ingang van het paradijs, aan het eind van een oprit langs de tomatenkas, houden twee grote honden de wacht. Het zijn Lennox en Mas, zegt Trizin, twee mastíns. Schapenhonden. Ze zijn net van de week uit Spanje gekomen. Vlakbij de poort loopt ook een nandoe, een struisvogelachtige (maar kleiner dan de struisvogel). Dat is Pino. Pino heeft een tijd gehad, als er iemand binnenkwam die hij niet mocht, of die niet lekker in zijn vel zat, dan pakte hij ze. Maar nu is hij meestal rustig.
Trizin is een kerel van bijna twee meter, in een oranjerode Tibetaanse monnikspij. Zijn haar heeft hij samengebonden tot een knot, hij draagt kralenkettingen, armbanden, ringen met edelstenen en een rijk versierd schoudertasje, zijn reisaltaar. Er gaat een rozenkrans door zijn vingers. Hij bidt, altijd, om mani padme hum. Compassie met wat leeft, betekent het, onder zeer veel meer.
Op rubberlaarzen loopt hij over zijn land, tot bij een veld achteraan, waar de ganzen zitten. Dat veld ligt wat hoger, zegt hij, het lagere gedeelte van het paradijs is nu te drassig. Het is 31 augustus, het eind van een kletsnatte zomer. Bij het naderen van het veld zwelt het vogelrumoer aan, ganzen gakken, hanen kraaien, alles klappert en vliegt. Aan scheerlijnen klapperen vlaggetjes, blauw, rood, groen, geel en wit. Boeddhabeelden zitten rustig en stil op hun altaar.
Er zijn te veel ganzen, zeggen ze. Ze vreten het land van de boeren kaal, poepen de boel onder, zijn agressief. In ‘faunabeheer’ gespecialiseerde bedrijven vangen en ruimen de ganzen, er wordt een ‘oplossing’ voor ze gezocht. Het is niet leuk om geruimd te worden, of onderdeel te zijn van een oplossing. Je brengt het er meestal niet levend vanaf.
Als de ganzen niet naar een plaats gebracht kunnen worden waar ze geen overlast bezorgen, worden ze vergast, volgens de faunabeheerders een diervriendelijke methode. Na afloop worden de ganzen verbrand. Natuurorganisaties, boeren en overheid zoeken nog een oplossing voor 180 duizend ganzen.
Trizin komt uit Coevorden, de ganzenstad. Hij groeide op in een gewoon, Drents gezin. Hij ging naar school, beroepsleerweg transport en logistiek. Toen had hij nog een gewone Nederlandse naam. Nu is hij 28, boeddhistisch ganzenhoeder en yogi. Zijn oude naam bestaat niet meer, zegt hij.
De vraag hoe het zo is gekomen, valt lastig te beantwoorden. Er is niets gekomen, Trizin is altijd zo geweest, altijd boeddhist, yogi, vriend van de dieren. Vanaf dat hij zes of zeven was, zo lang hij zich kan heugen. Hij is nooit in India geweest of in Tibet, hij is altijd hier gebleven, in Zuidwest-Drenthe. Zijn echtgenoot, Edwin Knol, komt uit Hoogeveen. Chögyal Trizin is een doodnormale jongen, een doodnormale yogi.
Hij reed als vrijwilliger op de Dierenambulance, toen in een vijver te Emmen een ganzenkuiken verstrikt raakte in een vissnoer. Trizin bevrijdde het en verzorgde het tot het weer beter was. Toen hij het terug wilde brengen naar zijn ganzenfamilie, waren de ganzen weg. Hij belde met de gemeente Emmen en kwam terecht bij het grootste faunabeheerbedrijf van Nederland, in Lelystad.
Waar zijn die ganzen nou?, vroeg Trizin.
Dat weet ik niet, zei een meneer.
Maar dit gansje moet terug naar zijn groep, dit ganzenkind moet naar huis, naar zijn vader en moeder, zei Trizin. Zijn ze dan misschien ergens anders heengebracht?
Kon zijn, zei de meneer. En anders? Anders waren ze vergast.
Meent u dat nou?, zei Trizin. Net als de Joden?
Dat is toch niet vergelijkbaar?
Trizin zit op een tuinstoel onder een boom. De rozenkrans gaat door zijn vingers, om mani padme hum. ‘Het ís vergelijkbaar’, zegt hij. ‘Ze worden gevangen genomen en gaan op transport, naar de gaskamers.’

Vogelambulances

Vooraan bij de straat staan de vogelambulances van Trizins bedrijf Hofganzen, dat gemeentes in geval van ganzenoverlast inhuren, als diervriendelijk alternatief voor de faunabeheerders. Trizin, twee vaste medewerkers en een groep vrijwilligers rijden het hele land door, naar Zwolle, Sneek, Dordrecht, Amsterdam, Maastricht. Ze brengen de ganzen naar een veilige plaats, en als dat niet kan, of als de dieren gewond of ziek zijn, gaan ze mee naar Erica.
Je kunt een willekeurige plaats op de kaart aanwijzen, een stad, een wijk, een straat, en Trizin weet: zo veel ganzen leven er, zo veel jongen hebben ze dit voorjaar gekregen, zo veel ervan hebben de zomer overleefd.
In Akka’s Ganzenparadijs leven grauwe ganzen, Canadese ganzen, brandganzen, Nijl-, riet- en rotganzen, Indische ganzen, alle soorten. Jonge ganzen, oude, kruisingen tussen ganzensoorten. De dieren lopen in groepen; families, vrienden, bekenden, soort bij soort, alles vrolijk door elkaar, een vrolijke melting pot van ganzen en andere vogels.
De vrijwilligers komen ook overal vandaan. Er zijn er die van Amsterdam naar Erica verhuizen. Dit is zo’n fijne plek, veilig, rustig, liefdevol. Jammer dat ze hier weg moeten, zegt Trizin. De eigenaar heeft andere plannen met het land, over een jaar of twee moeten ze verhuizen. Ze zoeken een boerderij met een stuk land.
‘Ik wil graag een oproep doen’, zegt Trizin. ‘Wij zoeken lieve mensen die oud zijn, land hebben en zeggen: jullie mogen hier zo in. Is dat niet leuk, dat mag je toch vragen? Zo, uit het hart, zonder dat wij ervoor betalen?’ Trizins hartelijke schaterlach waait over het paradijs, begroet door vrolijk gegak en gekraai verderop.

Monogaam

Er vliegt een groep ganzen over. ‘Onze Canadezen’, zegt Trizin. ‘Die komen buurten.’ De Canadezen wonen niet op het ganzenparadijs. De hele dag is het een komen en gaan van vogels, als op een grote vogelluchthaven. Ganzen, zwanen en eenden van elders voelen de warmte en de energie van de plek hier, ze zoeken een veilig heenkomen als er wordt gejaagd. De gans is niet beschermd, buiten het ganzenparadijs.
We lopen over het ganzenveld. Overal ganzen, veren, ganzenpoep, gefladder, gekwetter. Verderop werken vrijwilligers, met een schop bij een zandhoop, met een veger in de poezencaravan. Eén gans loopt steeds gakkend achter Trizin aan. ‘Dat is Kundun’, zegt Trizin. ‘Die is verliefd op mij.’
Hij kent alle ganzen bij naam, hij weet waar ze vandaan komen, wat er met ze is gebeurd. Daar gaat Joop, daar Berta, Maya, Gerrit. Die Canadese ganzen daar komen uit Delft, die daar, met dat waggelloopje, is aangereden in Meppel. Die daar met die oranje kwab is Boudewijn, een oude man van bijna zestig, die grauwe gans daar mist een voetje, die zat klem in een brug over het Van Starkenborghkanaal. En de gans die daar loopt, is blind.
Nee, dat is niet zielig. Er is een reden waarom hij blind is. Dat overkomt je. Dat is je karma. ‘Wil je dit opschrijven? Geluk en lijden komen niet van buiten, ze komen voort uit kwellende emoties in de geest van de mens zelf.’ Misschien is er in een van de vorige levens van de blinde gans wat misgegaan.
Dat bruine gansje daar is David, uit Haarlem. Die is zijn vrouw kwijt. Hij zondert zich helemaal af, heeft geen plezier meer in het leven. Die gaat ook heen, zegt Trizin, die gaat ook over.
Ganzen zijn monogaam. Als hun partner overlijdt, zijn ze in de rouw. Moet je je voorstellen wat het met een groep doet als jagers hun geliefden wegschieten, of als de ganzenbeheerders uit Lelystad hele families uit elkaar halen.
Vanwege wanbeheer van natuurgebieden, waar grote machines het ‘oud-Hollands landschap’ in ere herstellen, hoog gras en grote grazers, vluchten de ganzen naar sappige boerenweides. In plaats van de boeren te compenseren, vergassen ze de ganzen. Het is geen natuur, het is wat mensen willen dat natuur is.
Volgens het boeddhisme zou ieder levend wezen in een vorig leven je moeder geweest kunnen zijn, of het in een volgend leven worden. Van sommige ganzen in het ganzenparadijs kun je het je best voorstellen. Het is beter om respectvol met ze om te gaan. Ganzen hebben een eigen karakter. ‘Niets menselijks is ze vreemd.’
De dieren zijn niet van hem, ze zijn van zichzelf, zegt Trizin. Ze gaan hun eigen weg. Die weduwnaar uit Amersfoort is verliefd op een gansje uit Rotterdam. Dat gansje uit Rijswijk is altijd bij ze. Dat brandgansje is verliefd op de hanen, die zwarte zwaan is verliefd op een gans. It’s a mixed up, muddled up, shooked up world, achter de kassen van Erica.
Chögyal Trizin wijst op een zwanenpaar, dat met de zwanenhalzen het beroemde zwanenhart maakt. ‘Het zijn allemaal cadeautjes die je hier krijgt, de hele dag.’

Trefwoorden