Hoewel er volgens de borden 'ruimte voor water, natuur en landbouw; ruimte voor u!’ komt, zetten Hans Elerie en Jeroen Zomer hun vraagtekens bij de herinrichtingsplannen voor de Peizermaden. De nieuwe plannen zijn volgens hen een aanslag op het cultuurlandschap en het bodemarchief. Het onderzoek voor het project was onvoldoende, en van de ooit toegekende landschappelijke waarden zien ze in de plannen weinig terug.

‘Ruimte voor u!’ Halverwege de Hooiweg, de ‘tussendoor’ van Roderwolde naar Groningen, staat een groot billboard in het open polderlandschap. Op het bord een zilverreiger in glijvlucht boven een bewerkte luchtfoto van de kunstenaar Eric Glimmerveen.
Het heeft even geduurd voor wij de art-impression van de polders rond Peize en Roderwolde konden thuisbrengen. De dorpen en de nieuwe stadsuitbreiding zijn met zorg achter sluierbewolking weggewerkt. Het open polderlandschap is hier en daar verrijkt met nieuwe houtwalstructuren. En in de plaats van het vertrouwde slagenlandschap zien we een drassig onland met waterpartijen.

Wat ons hier wordt getoond, is het toekomstige landschap van de nieuwe waterberging met een bedijkte oppervlakte van 1.700 hectare. ‘Ruimte voor water, natuur en landbouw; ruimte voor u!’, staat er met vette letters boven. Op deze plaats verrichtte André van der Zande, Belvedere-hoogleraar en hoogste ambtenaar van het ministerie van LNV, vorig jaar de openingshandeling. Het opvallende bord is slechts een onderdeel van de brede communicatie rond de herinrichting waar Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, de provincie Drenthe en het waterschap intensief bij betrokken zijn. Eensgezind rekenen zij op de komst van niet alleen zilverreigers maar ook lepelaars en visarenden en op termijn zelfs bevers en otters in de ‘Drents-Groningse Onlanden’.

Mooie plaatjes

Het Nederlandse landschap staat volop in de belangstelling. Ons land telt nu 21 Nationale Parken en 20 Nationale Landschappen. Wie na de tv-series over al dit moois nog niet is verzadigd, kan zich op internet vermaken met ontelbare links. Deze overvloed aan informatie betreft vooral mooie plaatjes en ‘regional branding’. Het landschapsbeleid zelf stelt qua inhoud en financiering nog niet zoveel voor, waardoor behoud en onderhoud van oude cultuurlandschappen onder druk komen te staan bij nieuwe ontwikkelingen. Wel is er veel geld voor de grote herinrichtingprojecten, zoals het hierboven genoemde waterberging- en natuurontwikkelingsproject in de Peizermaden en de lage landen rond het Leekstermeer, goed voor 34 miljoen.

Met even zwaarwegende maar iets andere argumenten als voor het naburige Nationaal Beek- en Esdorpenlandschap Drentse Aa, had ook het Noordenveld deze status kunnen krijgen. De kwaliteit ligt hier in de grote variatie van dorpslandschappen en landgoederen en de interessante overgangen die dat heeft opgeleverd. Het weidse slagenlandschap van de noordelijke wolden aan de rand van het Drents Plateau is daar een fraai voorbeeld van. Het contrast van deze randveenontginnnigen met het hoger gelegen esdorpenlandschap is niet alleen een interessante ecologische gradiënt maar ook van cultuurhistorische betekenis. Het laatste Provinciaal Omgevingsplan bracht deze ‘waardenvolle’ contrasten van natuur en cultuur nog netjes in kaart.

Nog veel meer is er te noemen dat het gebied bijzonder maakt. Tot de ruilverkaveling van 2004 vormde Roderwolde de gaafste randveenontginning van Drenthe. Bij de uitvoering bleven de veengronden in de opstrek onaangeroerd, maar de zandgronden direct ten noorden van het dorp ontkwamen niet aan ingrijpende schaalvergroting en bodembewerking. Van de randveenontginningen of wegdorpen weten we veel minder dan van de veel oudere esdorpen. Door oxidatie en inklinking van het veen is de geschiedenis van het laatste nederzettingstype veel dynamischer geweest. Het is vrijwel zeker dat de veengronden in de polder Matsloot-Roderwolde de voorgeschiedenis van het middeleeuwse Roderwolde hebben geconserveerd in de vorm van relicten in opeenvolgende bewoningsassen; het dorp schoof in een aantal fasen vanuit het noorden op naar de hoger gelegen zandgronden. Het oude kerkhof ten noorden van het dorp dat eenzaam in het open polderlandschap ligt, vormt nog een tastbaar bewijs van de laatste verhuizing. Op enkele opstrekkende percelen ten noorden van het kerkhof werd onlangs op een achternamiddag het kienhout van een Praeboriaal naaldbos van bijna tienduizend jaar geleden geruimd – verbetering van de landbouwkundige structuur is ook een van de doelstellingen van de herinrichting. De honderden zwarte stobben leken op een geblakerd boslandschap na een allesvernietigende brand.

Het veen bewaart veel meer geheimen dan wij ons kunnen voorstellen en met nieuwe technieken kunnen we steeds meer raadselen van onze voorgeschiedenis ontcijferen. Het veen van de Peizermaden kunnen we een uitzonderlijk rijk bodemarchief noemen. Hier liggen vele tientallen zogenoemde veenterpen als een rozenkrans langs de stroomdalen van het Peizer- en Eelderdiep. De meningen over de oorspronkelijke functie van deze nog spaarzaam onderzochte huisplaatsen lopen uiteen. Sommigen denken aan ossenstallen en relateren die aan de laat-middeleeuwse ossenhandel van de stad Groningen met de Duitse Rijnsteden. Anderen menen dat het hier gaat om oude huisplaatsen van voor de randveenontginningen. Veel van de oorspronkelijk meer dan tweehonderd veenterpen zijn al verdwenen door de aanleg van het Hoornsemeer, de stort van suikerbietenterra en nieuwe stadsuitbreidingen. In de golvende dekzandondergrond bevinden zich mogelijk sites van jagerskampen uit de oude- en middensteentijd.
Hoe wordt er nu omgesprongen met dit landschap bij de herinrichting van de Drents-Groningse Onlanden?

Hoge kaden

Het voortraject van de herinrichting kwam tot stand onder het beleidsregiem van de regeling Waardevolle Cultuurlandschappen. In de inmiddels afgeronde plannen zien we weinig terug van de destijds toegekende landschappelijke waarden. Alles wijst er dan ook op dat deze kwaliteiten het zwaar te verduren krijgen. Functioneel en civieltechnisch wordt het landschap van de toekomstige Onlanden ingericht als gestuwde en meebewegende waterberging, met langs de randen mogelijkheden voor ‘polderlandbouw’. De bekading van de regulerende waterbekkens speelt in de planvorming een cruciale rol. In de praktijk betekent dat grootschalig grondverzet. Langs het fietspad ten zuiden van het Leekstermeer in de Middelvennen kun je al een indruk krijgen van de ingrijpende werkzaamheden die ons te wachten staan. Die gaan in de ‘robuuste ecologische’ verbindingszones zover dat naast het veen en het kienhout ook het onderliggende dekzand en de keileem worden verwijderd. Deze ontmanteling van de aardkundige setting moet de bekading voor de toekomstige waterberging stevig funderen. Ook al worden dergelijke grootschalige ingrepen met de nodige zorg omgeven, het is en blijft een zware aanslag op het cultuurlandschap en het bodemarchief.

Ter voorbereiding op de herinrichting zijn vier cultuurhistorische bureaustudies verricht. Deze ‘quick scans’ kenmerken zich door oppervlakkigheid en de kennis van de bureaus is op zijn zachtst gezegd niet meer up-to-date. Recent veldonderzoek van Jeroen Zomer, mede-auteur van dit artikel, heeft deze leemte ondubbelzinnig aangetoond.
Al was er bij de milieueffectrapportage wel aandacht voor de cultuurhistorie, toch viel uiteindelijk de keuze op een inrichtingsvariant die daar minder rekening mee houdt. Zo dreigt het landschappelijk erfgoed een soort strooigoed te worden dat, als het zo uitkomt, als franje wordt gespaard.

Overal hetzelfde: graven en verschralen

Het is vooralsnog volstrekt onduidelijk hoe het resterende erfgoed de herinrichting zal doorstaan. Al even onduidelijk is hoe de nieuwe natuur zich in de bewegende ‘wetlands’ gaat ontwikkelen. Volgens een recente inventarisatie van de Groninger ecoloog Renée Bekker ontwikkelt nieuwe natuur zich in ontgronde terreinen veelal teleurstellend. Na een aantal jaren stagneert de beoogde vegetatieontwikkeling en blijft het aantal soorten onder de maat. Voorstanders van de ontgrondingen wijzen op de noodzaak om de zwaar bemeste bovenlaag af te voeren. Zij beschouwen de ondergrond als een manipuleerbaar substraat die je naar believen kunt kneden om snel resultaat te boeken. Maar al jaren wijzen bodemecologen uit Wageningen op de noodzaak van een levende, faunarijke bodem die een voorwaarde is voor een snelle successie en een hoge soortenrijkdom.

Deze tegengestelde opvattingen zijn tekenend voor de huidige positie van het natuurbeleid. Sinds het verschijnen van het Natuurbeleidsplan in 1990 is nauwelijks vooruitgang geboekt doordat geïntegreerde kennisontwikkeling mist. Het gevolg is dat iedereen overal hetzelfde doet: graven en verschralen, jaar in jaar uit. Zelfs in de relatief gave reliëfrijke beekdalen van het Drentse Aa wordt nog steeds driftig gegraven en ontgrond. Na twintig jaar Natuurbeleidsplan is de sector hoognodig toe aan vernieuwing en samenwerking met andere vakgebieden.

‘Klimaatbuffer’

De argumenten voor de aanleg van de Drents-Groningse Onlanden zijn op z’n minst twijfelachtig. In een recente brief aan de Tweede Kamer typeerde minister Cramer het project als een ‘natuurlijke klimaatbuffer’. Verhullende beleidstaal voor het probleem van de wateroverlast, dat eerder te maken heeft met de naweeën van beeknormalisaties, ruilverkavelingen en grootschalige drainage in het achterland. In Laag Nederland zullen in de komende jaren meer dan veertig van dergelijke mega-projecten worden gerealiseerd. We houden ons hart vast voor de gevolgen voor natuur en landschap.