Dorpen lijken tegenwoordig niet meer zonder ‘dorpsvisie’ te kunnen. Hoe komt zo’n visie tot stand? En hoe zien Oudega, Buinerveen en Zoutkamp hun toekomst?

In al de drie noordelijke provincies ondersteunen overkoepelende ‘dorpenverenigingen’ de dorpen bij het opstellen van een visie. Stichting Doarpswurk in Friesland, de Vereniging Groninger Dorpen (VGD) en de Brede Overleggroep Kleine Dorpen Drenthe (BOKD) hebben hiervoor standaardmethodieken ontwikkeld. De Friese en Groninger aanpak om tot een dorpsvisie te komen, lijken sterk op elkaar. Het betreffende dorpsbelangenbestuur of de ingestelde werkgroep Dorpsvisie stelt eerst een aantal actuele thema’s uit het dorp vast. Vervolgens worden per thema de huidige situatie geschetst, de wensen in beeld gebracht en de actiepunten benoemd. Dat gebeurt aan de hand van zogeheten keukentafelgesprekken: per buurt of straat komen de bewoners op één adres in kleine groepjes bijeen, samen met iemand van de werkgroep.

Meegebrachte voorwerpen

De Drentse BOKD heeft een ander uitgangspunt. Het dorpsomgevingsplan (DOP) is primair een instrument voor ruimtelijke planvorming. Zeker in gebieden waar ingrijpende ruimtelijke veranderingen op stapel staan, geeft het DOP de bewoners een stem. Het begint met een uitgebreid belevingsonderzoek, met veel aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het dorp. Tijdens huiskamerdiscussies praten groepjes van zes tot acht bewoners over meegebrachte voorwerpen die iets zeggen over hun binding met dorp en landschap. Ook maken ze foto’s van karakteristieke en juist niet-karakteristieke elementen en plaatsen in het dorp en omgeving. Verder maken ze een fietsexcursie met een dorpskenner en historisch geograaf, waarbij ze praten over de historische, hedendaagse en toekomstige betekenis van plaatsen in het dorp. Via basisscholen denken kinderen mee over de toekomst van hun dorp.

Vijfsterrendorpen

Dorpen kunnen ook dorpsvisies maken zonder hulp van de drie overkoepelende dorpenorganisaties. Zo maakt de provinciale zorginstelling van Drenthe, STAMM, dorpsagenda’s. Hierin staat hoe de bewoners het dorp waarderen en welke activiteiten de leefbaarheid in de dorpen kunnen vergroten. De nadruk ligt op de sociale invalshoek. De dorpswaardering wordt vastgesteld via enquêtes over leefbaarheidthema’s, die alle dorpsbewoners krijgen voorgelegd.
Ook laten onderzoeks- en adviesbureaus zich inhuren om dorpsplannen te maken. Bureau Noordpeil in Sneek werkt met het concept dorps-DNA, ontwikkeld voor het project Nieuwe Kijk. De kern daarvan is dat je door de historische structuur te ontleden de identiteit van het dorp kunt vaststellen. Dit DNA biedt de basis voor verdere plannen. Voortbouwen op de historische identiteit versterkt de kwaliteit en de samenhang van het dorp, is hier net als in de Drentse dorpsplannen de gedachte.
Ondanks het bestaan van standaardformats, vraagt de weerbarstige werkelijkheid toch nieuwe methodieken. Zo heeft de VGD recentelijk met Buro Vijn voor drie dorpen pilots gemaakt voor het Groninger Provinciaal Omgevingsplan. Dit zijn dorpsvisies die versneld klaar moesten zijn en een stedenbouwkundig uitgangspunt dienden te hebben (vergelijkbaar met de Drentse DOP’s). Ook leven er soms concrete thema’s in een dorp die zich makkelijker laten oplossen door een specifiek plan te maken. Daarom maakt de BOKD ook plannen die zich alleen richten op verkeers- of landschapsontwikkelingen, of op de waardering van de kwaliteit van het dorp en wat bewoners daarin missen (dorpsbelevingsonderzoek). Hoe kun je in dorpen zorgeloos en prettig wonen en samenleven? Die vraag proberen BOKD en provincie Drenthe samen te beantwoorden met de pilot Vijfsterrendorpen, die zich richt op welzijn, wonen en zorg.

Dorpsspiegels

Doorgaans initiëren Verenigingen Plaatselijk Belang van dorpen of andere actievelingen de dorpsvisies of DOP’s. Gemeenten kunnen echter ook de instigatoren zijn, zoals in de Groninger gemeente Scheemda. Deze gemeente wilde – de hier weer ‘dorpsontwikkelingsplan’ genoemde – visies gebruiken om het woon- en leefklimaat versterken. Ze heeft een interactief (plan)proces ontwikkeld, waarbij uit interviews met sleutelfiguren, workshops en bewonersbijeenkomsten moet blijken in welke richting het dorp zich dient te ontwikkelen.
Een ander voorbeeld van gemeentelijk initiatief zijn de dorpsspiegels in de gemeente Opsterland. Een dorpsspiegel is een dorpsmonitor, die zowel statistieken bevat over de bevolking, de woningen en het aantal voorzieningen als een beeld geeft van de (on)tevredenheid van de bewoners over het dorp. Dit beeld wordt samengesteld door alle bewoners te enquêteren. De dorpsspiegel geeft de gemeente een idee wat er in de dorpen speelt. Tegelijkertijd krijgen de dorpsbewoners een instrument in handen dat kan helpen het dorp te verbeteren.

Niet verplicht

In Groningen en Friesland heeft circa 75 procent van de dorpen een dorpsvisie. Ongeveer twee derde van de Friese visies is ontwikkeld met hulp van Doarpswurk. In Drenthe heeft slechts 20 tot 25 procent van de dorpen een DOP of dorpsagenda. De meeste van de dorpen die géén dorpsvisie hebben, geven aan dat zij dat niet nodig vinden. Het kan ook wel ad hoc, menen zij. Of ze vinden het dorp te klein. Of ze stellen dat er toch niets veranderd kan worden omdat er sprake is van een beschermd dorpsgezicht. Of de bewoners zeggen dat de gemeentelijke plannen toch overheersen.
Een kleine groep geeft aan wel een visie te willen, maar er geen tijd voor te hebben. Een visie maken, kost namelijk veel vrijwilligerstijd en vereist een actieve dorpsbelangenvereniging. Gemiddeld kost het acht maanden.
Ook geld speelt een rol. De methodiek kiezen van VDG, CMO Groningen (welzijnsinstelling) en Loket Leve(n) de dorpen van de provincie Groningen’ levert de Groninger dorpen automatisch een subsidie van achtduizend euro op. In Friesland biedt Doarpswurk het standaardpakket kosteloos aan. De gemeente financiert vaak de eigen organisatiekosten van dorpsbelangen, terwijl lokale bedrijven vaak sponsoren (denk aan drukwerk). In de provincie Drenthe financieren de betrokken gemeenten en de provincie samen de dorpsplannen.
Hoewel een dorpsvisie niet verplicht is, heeft de provincie Fryslân zich in haar Nota Plattelandsbeleid toch ten doel gesteld dat elk dorp een actuele dorpsvisie heeft.

Effect van dorpsvisies

In Drenthe (2007) en Friesland (2008) is onderzoek gedaan naar de dorpsvisies. Uit het Friese onderzoek blijkt dat de meeste dorpsvisies zich sterk richten op de fysieke inrichting van het dorp (Waar moet het nieuwe sportveld komen? Zijn verkeersdrempels nodig?). Ook de sociale aspecten (dorpshuis, jeugd-activiteiten) krijgen veel aandacht. Opvallend is dat de economische factor veel minder aandacht krijgt.
Ook toont het Friese rapport aan dat samenwerking met omliggende dorpen helpt de gestelde doelen te realiseren, evenals aansluiten op bestaande plannen van gemeente of provincie. Dat laatste is belangrijk, omdat uit het Drentse onderzoek bleek dat de verwachtingen over de uitkomsten van dorpsvisies nogal verschillen. Beleidsmakers van gemeenten en provincie vinden het dorpsplan geslaagd zodra het plan an sich klaar is. Zij vinden dat de doelstelling om de leefbaarheid te vergroten is bereikt als het dorp heeft samengewerkt, er nieuwe contacten zijn gelegd en nieuwe activiteiten zijn ontstaan. Voor de dorpsbewoners ligt dat heel anders: zij vinden dat het dorpsplan pas voldoet aan hun verwachting als de plannen ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Dorpsbewoners zijn dus resultaatgericht. Omdat uit de Drentse evaluatie ook bleek dat vrijwel alle bewoners zich betrokken voelen bij de gemaakte dorsplannen, is de teleurstelling breed gedragen als er uiteindelijk weinig resultaten zichtbaar worden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de dorpsplannen ligt in principe bij de verenigingen van dorpsbelangen. Het Drentse onderzoek stelt dat die hiervoor vaak te weinig expertise hebben en dat het maken van het plan zelf al een aanslag was op de vrijwilligerstijd. De betrokken gemeenten zouden een actievere rol moeten (kunnen) spelen in de uitvoering, al was het maar omdat de zij de plannen ook (mede) dienen te financieren.
In sommige dorpsplannen is juist bewust gekozen om niet aan te sluiten bij bestaand beleid, om de wensen van bewoners en de beleidskaders met elkaar te kunnen verbinden of juist confronteren. Het Drentse DOP verbindt lokale kennis aan de expertise van buitenstaanders (zoals landschapsarchitecten) en aan het lokale en regionale beleid. In het dorpsgebied actieve organisaties nemen ook deel aan de discussies. Zo veranderen abstracte, onpersoonlijke organisaties in mensen met namen. En dat communiceert wel zo prettig.