Vogelnieuws 209

Page 20

Door Bram Aarts, Henk Sierdsema, Jeroen Nienhuis; SOVON Foto: Waterhoen L.Borwell/bb

Hoe gaat het met de vogels in mijn stad? Reken het uit met de stadsvogelindicator! Vijf huismussen in de straat, is dat veel of weinig? Zonder vergelijkingsmateriaal is de vraag moeilijk te beantwoorden. In het kader van de stadsvogelcampagne van VBN heeft SOVON daarom gewerkt aan een methode om de vogelrijkdom van stadswijken te voorspellen en te meten; de stadsvogelindicator.

De daadwerkelijk getelde aantallen zaadeters in de winter in Utrecht en omgeving vergeleken met de voorspelde aantallen. Rood betekent: slechts 0-50% van de verwachte aantallen aangetroffen; geel betekent: rond het gemiddelde (75-125%); groen betekent: (veel) meer dan verwacht.

In Nederland doet zich de paradoxale situatie voor dat we het minste weten van de vogels in het gebied waar de meeste vogelaars wonen: de stad. Vogels tellen in bebouwd gebied was lange tijd niet erg populair onder Nederlandse vogelaars. Het belang van deze ‘vergeten’ groep, de stadsvogels, wordt echter de laatste jaren steeds meer onderkend. Dat komt voor een deel voort uit de alarmerende berichten over de achteruitgang van voorheen algemene stadsvogelsoorten als huismus en kuifleeuwerik. Daarnaast is er door aangescherpte wetgeving lokaal meer behoefte aan informatie over het voorkomen van vogels in een specifieke stad of gemeente. Om beter zicht te krijgen en te houden op de toestand van alle algemenere broedvogels in bebouwde gebieden zijn Vogelbescherming en SOVON in 2007 gestart met een nieuw nationaal stadsvogelmeetnet: het Meetnet Urbane Soorten, ofwel MUS (Vogelnieuws februari 2008). In zo’n 400 postcodegebieden in heel Nederland noteren vrijwillige vogelwaarnemers ieder jaar op vaste telpunten alle vogels. Op basis van de gegevens van de eerste twee jaren heeft SOVON, in opdracht van Vogelbescherming, een Stadsvogelindicator ontwikkeld. Hiervoor zijn ook de wintervogels in beeld gebracht.

MUS + PTT-Stad + GIS

De aanwezigheid in de winter van vogels in de stad en daarbuiten wordt al sinds 1978 gemeten in het Punt-Transect-Tellingen-project (PTT) van SOVON en CBS. Ook dit langjarig meetnet werkt met vijfminuten-tellingen op vaste

telpunten. In beide meetnetten hoeven de vrijwilligers niet gedetailleerd te beschrijven hoe de directe omgeving van hun telpunten eruit ziet en verandert. In de onderhavige studie hebben we van alle telpunten van MUS en PTT-Stad de biotopensamenstelling bepaald op basis van GIS-informatie. Door de biotoopvariabelen en de getelde aantallen vogels te combineren in een regressiemodel weten we nu welke biotoopvariabelen de aantallen vogels van een soort bepalen. Met deze uitkomsten kunnen we voorspellen hoeveel vogels ongeveer voorkomen in wijken van steden waar nooit geteld is, gegeven de biotoopinformatie die de wijken kenmerkt. Met andere woorden: voor iedere wijk in iedere stad in Nederland kan nu de gemiddelde vogelsamenstelling voorspeld worden. Een vergelijking van de voorspelde waarden met de concrete vogeltellingen levert lokale afwijkingen op. In stadsdelen met zulk afwijkingen komen dus meer of juist minder vogels voor dan op basis van de aanwezige biotopen verwacht zou mogen worden. Dit geeft dan aanknopingspunten voor het nemen van kansrijke maatregelen om de situatie te verbeteren. Door de tellingen voort te zetten kan het succes van de genomen maatregelen worden gevolgd.

Vogelsoorten en vogelgilden

Om vanuit de telgegevens van MUS en PTT te komen tot vogelverwachtingen voor heel Nederland zijn enkele rekenstappen noodzakelijk. Met de methode moeten we uiteindelijk aan kunnen geven of er in een wijk, vanuit de optiek van vogelvriendelijke inrichting en/of beheer, een probleem speelt en zo ja, welke maatregelen zinvol zijn. Daarom wordt in het model gerekend met zowel individuele vogelsoorten als groepen van soorten, gilden genaamd. In een gilde zijn stadsvogelsoorten gegroepeerd met vergelijkbare eisen aan (onderdelen van) hun leefgebied; die kunnen dus op dezelfde manier profiteren van vogelvriendelijke maatregelen. De broedvogels zijn ingedeeld op basis van nestplaats en broedbiotoop, zoals huizenbroeders, struikvogels, boomvogels, pioniersoorten. De wintervogels zijn ingedeeld op basis van voedsel en foerageerbiotoop, bijvoorbeeld besseneters, zaadeters en watervogels. Voor bebouwd gebied is geen gedetailleerde biotoopindeling voorhanden. Voor enkele afzonderlijke steden zijn wel indelingen bedacht, maar die zijn niet zonder meer toepasbaar op andere steden en ook niet afleesbaar op de bestaande topografische kaarten. In ons project wordt daarom gewerkt met afzonderlijke, objectief meetbare variabelen om vogeltelpunten te karakteriseren: bouwjaar, dichtheid en type van de bebouwing, afstand tot de stadsrand, hoeveelheid groen, ligging binnen Nederland en dergelijke. Dezelfde gegevens zijn ook berekend voor alle stadswijken in heel Nederland. Een lastige biotoopcategorie in de stad zijn de tuinen. Om-

20/02 VOGELNIEUWS


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.